Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020051200 |
Gegevens van de aanvrager: | NV DEPANNAGE 2000 met als contactadres Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken (Antwerpen) |
Gegevens van de exploitant: | NV DEPANNAGE 2000 (0403992429) met als contactadres Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken (Antwerpen) |
Ligging van het project: | Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: | afdeling 37 sectie A nrs. 11E, 14V, 15K4, 15E4, 15H4, 15S3 en 35H |
Inrichtingsnummer: | 20191216-0078 (DEP 2000) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | het bouwen en exploiteren van een nieuwe stalplaats voor voertuigen en een forensisch labo en de actualisatie van enkele Vlaremrubrieken |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 04/06/2004: vergunning (1006#4413) voor het bijbouwen van een auto-opslagplaats;
- 14/11/2003: vergunning (1006#4543) voor het uitbreiden van de autostaanplaatsen;
- 08/01/2003: vergunning (1006#4620) voor het plaatsen van een poort in de scheimuur (regularisatie);
- 24/10/2001: vergunning (1006#4214) voor het verharden van het terrein en oprichten van scheidingsmuren;
- 07/10/199: vergunning (1006#12551) voor het plaatsen van een ondergrondse dieseltank met pompinstallatie;
- 22/12/1998: vergunning (1006#19579) voor het bijbouwen van een scheidingsmuur;
- 17/02/1994: vergunning 1006#19726) voor het plaatsen van een zendmast en een reclame op paal;
Vergunde/vergund geachte toestand
- een bedrijfspand met kantoren en een buitenaanleg voor het tijdelijk stallen van voertuigen;
Huidige toestand
- een bedrijfspand met kantoren en een buitenaanleg voor het tijdelijk stallen van voertuigen;
- verhard terrein/openluchtparking binnen groter projectgebied.
Gewenste toestand
- privaat parkeergebouw behorende tot een depannagefirma (dienstverlening);
- pand in open bebouwing met vier bouwlagen onder plat dak;
- kroonlijsthoogte van ca. 15,00 meter;
- voetafdruk van ca. 7590,00 m² (135,50 op 56,00 meter);
- gevelafwerking:
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van een privaat parkeergebouw voor het stallen van 1.170 auto’s en 260 camionettes;
- inrichten van een zone voorzien voor forensisch onderzoek;
- plaatsen van een waterdichte container voor onderdompeling van een brandend voertuig,
- het heraanleggen van de buitenaanleg van het terrein rondom het nieuwe parkeergebouw.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 10 juli 2008 verleende de deputatie een vergunning voor het exploiteren van een takel- en bergingsbedrijf (kenmerk MLAV1/07-583). De vergunning werd verleend voor een termijn van 20 jaar.
Inhoud van de aanvraag
De exploitant wenst op haar site een nieuwe stalplaats voor voertuigen en een forensisch labo onder te brengen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | -200,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | -1 verdeelslang |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +2 voertuigen |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 8 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +4,30 kW |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
24.4. | laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; | 1 labo |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
POVC Antwerpen | 14 augustus 2020 | 27 oktober 2020 | Geen advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 14 augustus 2020 | 18 september 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen | 14 augustus 2020 | 14 augustus 2020 |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie | 14 augustus 2020 | 2 september 2020 |
stadsbeheer/ vastgoed/ ontwikkeling/ bouwprojecten | 14 augustus 2020 | 18 augustus 2020 |
stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen | 4 november 2020 | 19 november 2020 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 14 augustus 2020 | 14 augustus 2020 |
stadsontwikkeling/ publieke ruimte | 14 augustus 2020 | 20 november 2020 |
stadsontwikkeling/ ruimtelijke planning (inzake SOK) | 14 augustus 2020 | 13 oktober 2020 |
stadsontwikkeling/ ruimtelijke planning (NIET inzake SOK of grond- en pandendecreet) | 18 september 2020 | 23 november 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgende punten:
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening toegankelijkheid.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving, zijn de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. De nota wordt aanvaard.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft geen beperkte oppervlakte en ligt grotendeels in een effectief overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat mogelijk schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er werd daarom advies gevraagd aan de grondwaterbeheerder (De Vlaamse Waterweg - Afdeling Zeeschelde-Zeekanaal).
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen
Van de archeologienota werd akte genomen door het agentschap Onroerend Erfgoed op 9 april 2020.
De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
De nieuw te plaatsen parkeerconstructie wordt niet voorzien van een groendak, en is hierdoor strijdig met artikel 38 van de bouwcode. Het voorzien van een groendak zou bijgevolg opgelegd worden als voorwaarde bij het afleveren van een vergunning.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag heeft betrekking op het bouwen van een nieuwe open parkeergarage. De parkeergarage zal gebruikt worden voor het tijdelijk stallen van voertuigen die getakeld werden na een ongeval of na inbeslagname.
Gelet op het onderwerp van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Business en Innovatie, zij concluderen als volgt:
"… De projectzone maakt deel uit van de industriezone Lageweg zoals opgenomen in de vigerende beleidsnota industrie & logistiek. Op basis daarvan kan vanuit economisch standpunt voor het dossier een voorwaardelijk gunstig advies gegeven worden.”
Het gegeven advies van business en innovatie wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd.
Het project werd daarnaast ook voorwaardelijk gunstig geadviseerd door de stedelijke dienst Ruimtelijke Planning:
“Voorwaardelijk gunstig mits verenigbaarheid met wettelijke en ruimtelijke context, het voorstel de afstandsregels respecteert, de beeldkwaliteit van het voorstel afgestemd wordt met de ambities van het stadsontwikkelingsproject de Lageweg.
De aanvraag betreft de bouw van een open parkeergebouw door Depannage 2000 gesitueerd in de Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken. Het gebouw zal worden ingericht in een zone die momenteel reeds in gebruik is als gelijkgrondse open stallingzone.
Huidig kader
• Het gewestplan is van kracht, het is grotendeels gelegen in industriegebied en deels in woongebied.
• Het gewestelijk RUP ‘grootstedelijk gebied Antwerpen’ is van kracht.
• Het is gelegen in watergevoelig gebied.
• Voor het gebied is een stadsontwikkelingsproject de Lageweg aan de gang, waarvoor het RUP de Lageweg in opmaak is.
Het RUP de Lageweg beoogt een grootstedelijk park met daarrond een gemengd gebied (wonen, bedrijvigheid en voorzieningen) in het zuiden en in het noorden, waar aanvraag gelegen is, twee mogelijkheden:
1. uitbreiding bestaande bedrijven in het noorden.
2. tramstelplaats met programma op het dak.
Het voorstel voor deze aanvraag is conform mogelijkheid 1 en hypothekeert mogelijkheid 2.
Het RUP de Lageweg is gebaseerd op het voortraject van het stadsontwikkelingsproject.
• Het voortraject in coalitie is doorlopen, er is samen een ruimtelijke visie ontwikkeld. Depannage 2000 maakte ook deel uit van de coalitie.
• De intentie van de coalitiesamenwerking is om de verschillende partners in het gebied te betrekken in de visievorming van het terug in omloop brengen van de leegstaande bedrijven (en terreinen) en de bestaande bedrijven en gebruikers te blijven faciliteren.
• Leegstaande percelen opnieuw in omloop brengen, voor de bestaande percelen intensiever ruimtegebruik nastreven, de voorzieningen in de buurt omhoog brengen, een park op wijkniveau voorzien, het gebied verdichten en vernieuwen, zijn doelstellingen van de samenwerking. Dit met het oog op het bekomen van een gemengde wijk met ruimte voor bedrijvigheid, wonen, voorzieningen rond een grootstedelijk park.
• Voor het gebied waar de percelen van Depannage gelegen zijn geeft de gewenste ruimtelijke structuur twee mogelijkheden: behoud van depannage 2000 maar met een herstructurering van al gebouwen zodat de parkstructuur (met waterbuffering) mogelijk wordt en de percelen omvormen (herlocatie van Depannage) zodat de gehele noordelijke zone (waaronder de percelen van Depannage) één zone wordt voor de bouw van een nieuwe tramstelplaats (Jan van de Wouwerstraat) met dakprogramma te voorzien.
Het masterplan geeft de gewenste ruimtelijke structuur weer en is in samenwerking uitgewerkt. Voor het gebied waarover deze aanvraag gaat zijn verschillende onderzoeken verricht.
Het voorstel van deze aanvraag:
• volgt de principes van het intensiever ruimtegebruik door het stapelen van wagens;
• is conform met het masterplan waar de noordelijke zone voorzien wordt voor (bestaande) bedrijvigheid;
• is niet helemaal conform met het masterplan (het ontwerpend onderzoek voor de zone van Depannage) waar er in de noordelijke zone verschillende kleinere bouwvelden voor bestaande bedrijvigheid is, want het voorstel voor de bouw van een parkeergarage heeft een grotere bouwdiepte, waardoor de afstand van dit voorstel tot zeer nabij de bestaande woningen komt;
• is niet conform het ontwerpend onderzoek waar de zone in het noorden voorzien wordt voor één groot bouwveld voor de tramstelplaats met dakprogramma, de bouw van de garage hypothekeert de komst van een tramstelplaats, elders is niet voldoende ruimte;
• de parkstructuur voor het ontwikkelingsproject de Lageweg heeft in de noordelijke zone twee groene zones, waarvan één op de terreinen van Depannage 2000. De groenzone is in het masterplan gelegen aan de grens van de percelen Depannage 2000 en de woningen. In de groene zone is ruimte om het buffer- en infiltratievolume bovengronds te realiseren en is ingebed in een groenstructuur. Deze aanvraag doet geen uitspraken over het herstructureren van gebouwen op de terreinen van Depannage, maar het herstructureren is wel nodig om de groenstructuur met waterbuffering te kunnen voorzien;
• de beeldkwaliteit is onder meer door de hoogte van 15 meter beeldbepalend, het is gelegen aan de overzijde van Blue Gate Antwerp, waar ook een beeldkwaliteitsplan van kracht is. Ambitie van het stadsontwikkelingsproject is om de ambities van BGA minstens na te streven. Het voorstel van de parkeergarage dient in een voortraject op beeldkwaliteit besproken te worden.”
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt er aangesloten bij het gegeven advies.
Integratie gewestplan
De nieuwe bebouwing is gelegen in zowel woon- als industriegebied. Deze scheidingslijn dient door de aanvrager aangeduid te worden. Dit gebeurde niet.
In het Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen wordt er verder verduidelijking verleent omtrent de bestemming en gebruik van de grond.
De toegelaten bestemmingen in woongebied: “De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.”- (art.5.1.0)
De toegelaten bestemmingen in industriegebied: “Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven… - Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.” - (art.7.2.0)
De kerntaken van Depannage 2000 betreffen het tijdelijk stallen van voertuigen die getakeld worden na een ongeval of na inbeslagname. Deze kerntaak valt enerzijds onder dienstverlening en ambacht die thuis kan horen in woongebied. Daarnaast valt deze activiteit ook onder de complementaire dienstverlening van het industriegebied. Er kan bijgevolg gesteld worden dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Met zijn specifieke ligging valt het project op de grens tussen het woongebied en industriegebied. Bij het beoordelen van stedenbouwkundige aanvragen dient er altijd rekening gehouden te worden met de omliggende omgeving. De functionele inpasbaarheid kan gelet op bovenstaande motivatie gunstig worden beoordeeld. Er stelt zich echter een probleem met de nabijheid van het woongebied.
Aan de hand van de plannen is het niet geheel duidelijk of de nieuwe constructie zich volledig of gedeeltelijk op industriegebied bevindt. Wel kan worden vastgesteld dat de aanvraag een grote impact zal hebben op de omgeving, voornamelijk omwille van de aanzienlijke afmetingen (148,45 meter lang, 55,96 meter breed en met een hoogte van 15,12 meter) van het hoofdgebouw, maar ook omwille van de inplanting van de waterdichte container.
We stellen daarbij vast dat de parkeergarage op circa 14 meter van de woningen en op slechts 10 meter van de tuinzone van die woningen ingepland wordt en dat de waterdichte container nog dichter ingetekend staat.
Het ontwerp voorziet dus geen bufferzone tot de woonwijk, we zien enkel een overrijdbare brandweg met beperkte breedte.
De hier bedoelde bufferzone, zoals beschreven in artikel 7 van de omzendbrief van departement Ruimte Vlaanderen betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief van 25/1/2002 en 25/10/2002, is onafhankelijk van de bufferzone die op het ontwerpgewestplan is aangeduid in toepassing van artikel 14.4.5. In het huidig geval gaat het niet om een zelfstandig bestemmingsgebied maar betreft het een strook binnen het industriegebied met een hoofdzakelijk esthetische en stedenbouwkundige functie. Om die reden moet ze aangebracht worden op het industriegebied zelf. De breedte en de aanleg van de bufferzone is afhankelijk van de oppervlakte en de vorm van het industriegebied zelf, van de aard van de industrieën, van de eigenlijke hinderlijkheid ervan en van de bestemming van de aanpalende gebieden.
De bufferzones dienen te worden bepaald in de bouwvergunning, verleend voor de randpercelen van het gebied, of in het indelingsplan dat opgesteld wordt naar aanleiding van een onteigeningsplan, of in een bijzonder plan van aanleg van het gebied. Bouwvergunningen voor de oprichting van een industrieel of ambachtelijk bedrijf zijn onwettig indien zij niet voorzien in de aanleg van een bufferzone, of indien de bufferzone waarin zij voorzien ontoereikend is. Rondom de industriezones en ambachtelijke zones dient (op de aldus aangeduide zone) een bufferstrook aangelegd te worden waarvoor als breedte volgende cijfers als richtinggevend kunnen worden vooropgesteld: 15 meter voor ambachtelijke bedrijven; 25 meter voor milieubelastende bedrijven; 50 meter voor vervuilende industrie. Wanneer zij palen aan woongebieden moeten deze breedten vergroot en zelfs verdubbeld worden.”
De aanvraag voorziet hier niet in, waardoor gesteld kan worden dat de aanvraag een te grote overlast genereert naar de aanpalende woonwijk. Er wordt bijgevolg aan het college voorgesteld de aanvraag te weigeren.
Bodemreliëf
Gelet op het onderwerp en locatie van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke diensten Energie en Milieu en Publieke Ruimte:
“De omgevingsvergunning betreft de bouw van een open parkeergebouw bovenop een bestaande verharding. De bestaande verharding heeft een oppervlakte van 27.125 m², hiervan wordt volgens de aanvraag 8.336 m² overdekt. De totale verhardingsoppervlakte blijft daarbij ongewijzigd. Het hemelwater op de bestaande oppervlakte wordt beschouwd als bedrijfsafvalwater (omwille van parkeren) en kan niet worden hergebruikt, het hemelwater op de nieuwe dakoppervlakte is geen afvalwater en kan wel worden hergebruikt.
De aanvrager voorziet 3 regenputten van 20 m³, dus 60 m³ in totaal. 10 m³ hiervan wordt voorzien voor het sanitair en 50 m³ voor het wassen van de takelwagens. Daarnaast is er een bluswateropvang van 96 m³. Hoeveel water gebruikt wordt voor het wassen van de takelwagens is niet duidelijk. In het addendum B25 is er sprake van 85 m³/jaar wat zou overeenstemmen met circa 40 liter per wasbeurt, in de IG waterverbruik is er sprake van 700 m³/jaar wat op het eerste zicht realistischer lijkt. De grootte van de hergebruiksputten lijkt afgestemd op de watervraag (grootteorde 1/12 van het jaarlijks verbruik) eerder dan op de mogelijke wateroogst (50 l/m² of grootteorde 400 m³).
De regenputten lopen over naar een ondergronds infiltratiesysteem van een buffervolume van 175 m³. Daarnaast is er een polderdak voorzien met iets meer dan 10 m³. Met beide samen voldoet de aanvrager aan de gewestelijke hemelwaterverordening. Het ondergrondse infiltratiesysteem bestaat uit bufferblokken waarin 80 l/m² kan worden geborgen. Deze beperkte hoogte is gekozen omwille van de hoge grondwaterstand. Er zijn geen details beschikbaar over de bufferblokken en hun infiltrerende werking. Er zijn ook geen infiltratieproeven gekend die het infiltrerende karakter van de ondergrond aantonen.
De overloop van de infiltratiebuffer is naar de overstromingsgevoelige Lageweg die afloopt naar de ingebuisde Hollebeek.
Het parkeergebouw is blauw ingekleurd op de ROG kaart. Dit betekent dat de vloer van de garage niet mag worden opgehoogd tenzij compensatiebuffering wordt voorzien. Er is geen compensatiebuffering voorzien. Er wordt dus van uitgegaan dat de vloer niet wordt opgehoogd.
Al het bovenstaande in acht nemend, voldoet de aanvraag aan de gewestelijke hemelwaterverordening en, als de vloer niet wordt opgehoogd, neemt ze ook geen overstromingsvolume weg. Tegenover de huidige toestand, waarvoor dezelfde verharde oppervlakte geen hergebruik en infiltratiebuffering is voorzien, betekent dit ook een (lichte) verbetering. Het advies is dus gunstig, maar wel onder voorwaarde. Deze voorwaarde is dat meer informatie ter beschikking moet worden gesteld m.b.t. het hergebruik en de infiltratie met name de juiste hoeveelheid hergebruik voor het wassen van de takelwagens, resultaten van infiltratieproeven (met het aantal en de spreiding bepaald volgens de aanbevelingen horende bij de hemelwaterverordening), technische gegevens over de bufferblokken. Daarnaast dient te worden bevestigd dat de vloer inderdaad niet wordt opgehoogd.”
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt er aangesloten bij het gegeven advies. De gegeven opmerkingen dienen verder te worden onderzocht bij een mogelijke nieuwe vergunningsaanvraag.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De voorwaarden gekoppeld aan de voorwaardelijk gunstige adviezen van de Vlaamse Waterweg en van de Brandweer moeten integraal worden opgenomen indien een vergunning afgeleverd zou worden.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
Vanuit de stedelijke dienst Mobiliteit werd er opgemerkt dat de voorliggende aanvraag geen bijkomende parkeerbehoefte genereert:
“Het bouwen van een open stalling ten behoeve van de uitvoering van de kerntaken van Depannage 2000 (= slepen en stockeren van wagens) heeft zelf geen parkeerbehoefte. Parkeerparagraaf niet van toepassing.”
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Depannage 2000 nv baat aan de Emiel Vloorsstraat een takel- en bergingsbedrijf uit, gespecialiseerd in pechverhelping, het wegslepen en het bergen van voertuigen. De voertuigen die in beslag genomen of weggesleept werden door de takelwagens, worden tijdelijk op de site gestockeerd. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 2,5 ha.
Volgende aanpassingen aan de bestaande vergunning worden gevraagd:
- toename van aantal stalplaatsen voor takelwagens;
- bijkomende warmtepomp;
- nieuwe wasplaats voor voertuigen;
- nieuw forensisch labo;
- herindeling van opslag koelvloeistoffen;
- vermindering van het aantal brandstofverdeelslangen;
- stopzetten van de opslag van verven en solventen;
- stopzetten van de verfspuitinstallatie.
Voor het uitvoeren van de takelwerkzaamheden beschikt het bedrijf over een 40-tal takelwagens. Dit is een toename met twee voertuigen ten opzichte van de vergunde situatie. In theorie is hiervoor op de site stallingsruimte voorzien. In de praktijk zullen slechts een 15-tal takelwagens effectief op de site gestald worden na de werkuren, omdat de werknemers de voertuigen mee naar huis nemen.
Het terrein is opgedeeld in een aantal zones voor de opslag van de wagens. De in opdracht van de overheid weggesleepte voertuigen die rijklaar zijn (veelal foutparkeerders), worden opgeslagen in de zone vooraan de inrichting. Het zal hier veelal gaan om korte verblijfstijden.
Voor de wijze van stallen van niet-rijklare voertuigen wordt een onderverdeling gemaakt in drie voertuigtypes. Voertuigen type 1 werden door de overheid aangeslagen, veelal in het kader van delicten. De verblijfstijd is vaak onbekend maar eerder langdurig. De opslag van dit type zal plaatsvinden in het nieuwe garagegebouw. Voor dit type voertuigen wordt eveneens een forensisch labo voorzien. Voertuigen type 2 zijn geaccidenteerde voertuigen die nog door de eigenaar getakeld zullen worden of waarvoor de eigenaar aangeeft dat ze als wrak mogen worden afgevoerd. Deze voertuigen worden vooraan het terrein, hetzij onder de luifel (lekkende voertuigen), hetzij in openlucht (niet-lekkende voertuigen) gestald. Voertuigen type 3 zijn waardevolle wagens en worden ondergebracht in een aparte loods. De niet-rijklare voertuigen worden gestapeld in stapelrekken, tot maximaal drie etages. De werking en faciliteiten voor voertuigtype 2 en 3 wijzigen niet ten opzichte van de vergunde situatie
Het nieuwe parkeergebouw is ingepland in een zone waar momenteel reeds in openlucht voertuigen gestald worden (geaccidenteerde en aangeslagen wagens). Het open parkeergebouw zal vier bouwlagen hebben en in totaal 1.170 personenwagens (verdieping 1 tot 3) en 260 camionettes (op gelijkvloers) kunnen stallen. Een klein deel van de gelijkvloerse verdieping wordt ingericht als forensisch labo voor sporenonderzoek door politionele diensten.
Het stallen van de potentieel vervuilde en geaccidenteerde voertuigen in het aangevraagde parkeergebouw zal de hoeveelheid potentieel verontreinigd hemelwater verminderen en grotere garanties geven dat bodemverontreiniging vermeden wordt. Daarnaast ontstaat de mogelijkheid het hemelwater dat op het dakoppervlak valt nuttiger toe te passen. De rubriek voor het stallen van geaccidenteerde voertuigen (rubriek 15.6) wordt niet opgenomen in de aanvraag, maar is wel van toepassing. Als voorwaarde wordt opgelegd dit binnen zes maanden te regulariseren.
Een nieuwe wasplaats voor het reinigen van de takelwagens wordt gevraagd. De exploitant geeft aan hiervoor jaarlijks 700 m³ hemelwater te gebruiken. Het hemelwater is afkomstig van het nieuwe parkeergebouw dat opgevangen wordt in drie ondergrondse tanks van 20.000 liter. De wasplaats is vloeistofdicht uitgevoerd. Het afvalwater wordt voorbehandeld in een slibvanger en een koolwaterstofafscheider. Het effluent wordt nog naar een nazichtsput geleid, waarna het geloosd wordt in de openbare riolering via één van de twee lozingspunten in de riolering van de Lageweg. Per dag worden maximaal acht voertuigen gereinigd.
Het maximaal te lozen uurdebiet van 1 m³/uur wijzigt niet ten opzichte van de vergunde situatie. Op jaarbasis zal tot 1.600 m³/jaar bedrijfsafvalwater geloosd worden in de openbare riolering, bestaande uit potentieel verontreinigd hemelwater en afvalwater afkomstig van de wasactiviteiten.
In de basisvergunning van 1 augustus 2008 werd in de overwegingen van de Provinciale Vergunningscommissie al opgenomen dat het aangevraagde debiet van 1 m³ per uur en 1.600 m³ per jaar onmogelijk overeenkomt met het werkelijk geloosde bedrijfsafvalwater. Al het potentieel verontreinigd hemelwater dient aanzien te worden als bedrijfsafvalwater. De exploitant neemt ook deze aanvraag niet te baat om een regularisatie te vragen van het lozingsdebiet. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd binnen een periode van zes maanden een nieuwe aanvraag te doen waarin een nota moet aantonen wat het werkelijke maximale lozingsdebiet zal zijn in de toekomstige situatie.
De takelactiviteiten worden dagelijks en de klok rond aangeboden. Het terug ophalen van voertuigen is slechts in de daguren mogelijk, tussen 8.00 uur en 17.30 uur. Per dag worden circa 30 wagens opgehaald. Er gebeuren tot 50 vrachtbewegingen per dag. De 24-uur service en de zondagdienst worden gegarandeerd door één chauffeur, zodat potentiële hinder als gevolg van het aan- en afrijden van takelwagens na de normale werkuren sterk beperkt blijft. Ten opzichte van de huidige situatie wordt geen wijziging van de verkeersgeneratie verwacht en dus ook geen toename van het risico op hinder.
De ondergrondse dieseltank van 20 m³ die wordt gebruikt voor het bevoorraden van het eigen rollend materieel, is slechts uitgerust met één verdeelslang. In de lopende vergunning werden twee verdeelslangen opgenomen.
De exploitant denkt de werken te kunnen uitvoeren zonder een verlaging van de grondwatertafel. Als zou blijken dat dit wel nodig is, kan hiervoor een bijkomende projectaanvraag gebeuren.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met een goede ruimtelijke ordening.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden wordt het risico op en de mate van hinder als gevolg van de exploitatie als aanvaardbaar beoordeeld. Echter, gezien het onlosmakelijk verband met de stedenbouwkundige handelingen, worden de ingedeelde inrichtingen en activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn met het nieuwe parkeergebouw en forensisch laboratorium ongunstig geadviseerd. De aanpassingen aan de vergunning die geen onlosmakelijk verband hebben met het nieuwe parkeergebouw en forensisch laboratorium, worden gunstig geadviseerd.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Ongunstig voor |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 8 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +4,30 kW |
24.4. | laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; | 1 labo |
Rubriek | Omschrijving | Gunstig voor |
6.4.1 | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | - 200 liter |
6.5.1 | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen | - 1 verdeelslang |
15.1.2. | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +2 voertuigen |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;
| 0,21 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;
| 0,21 ton |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 3.500,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 40 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 45,00 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18,70 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | 25,35 kW |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | 810,00 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | binnen zes maanden na dit vergunningsbesluit wordt een nieuwe aanvraag gedaan om het lozen van het bedrijfsafvalwater en de opslag van geaccidenteerde voertuigen te regulariseren;
|
2. | water afkomstig uit de container voor het onderdompelen van elektrische voertuigen, mag niet geloosd worden in de openbare riolering, maar moet afgevoerd worden naar een erkende verwerker. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 16 juli 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 14 augustus 2020 |
Start openbaar onderzoek | 24 augustus 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 22 september 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 12 december 2020 |
Verslag GOA | 24 november 2020 |
naam GOA | Gerd Cryns en Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
24 augustus 2020 | 22 september 2020 | 1 | 0 | 0 | 1 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werden 2 bezwaarschriften ingediend, die zich als volgt laten samenvatten:
Bezwaren stedenbouwkundige aard:
1. Strijdigheid met ontwikkelingsmogelijkheden. Het bezwaar dat de aanvraag strijdig zou zijn met het toekomstig plangebied van het RUP Stadsontwikkeling de “Lageweg”.
Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag is in overeenstemming met de geldende voorschriften van het perceel, daarnaast is de functionele bestemming van de aanvraag in overeenstemming met het RUP dat in opmaak is. Dit wordt uitgebreider besproken in het verslag GOA.
2. Onvoldoende buffer- en infiltratievoorziening. De buffer en infiltratievoorzieningen zijn niet voldoende gelet op de overstromingsproblematiek van deze omgeving.
Beoordeling: het bezwaar is ongegrond. De aanvraag voldoet aan de gewestelijke hemelwaterverordening. Uit de informatie omtrent het hergebruik en infiltratie, blijkt een lichte verbetering van de bestaande toestand.
3. Strijdig met bestemmingsvoorschriften: Het bezwaar dat het niet duidelijk is waar de scheiding tussen woongebied en industriegebied gelegen is. Daarnaast wordt in het bezwaar aangehaald dat de activiteiten van Depannage 2000 niet in overeenstemming zijn met de bestemmingsvoorschriften van dit woongebied en Industriegebied.
Beoordeling: Het bezwaar is deels gegrond. De aanvraag omvat inderdaad geen specifieke informatie omtrent de scheidingslijn van woon- en industriegebied op de site. Toch kan aan de hand van het gewestplan en uit de aangeleverde plannen worden vastgesteld dat de nieuwe constructie in beide bestemmingszones is gelegen. De kerntaken van Depannage 2000 vallen onder de toegelaten bestemmingen (artikels 5.1.0 en 7.2.0.) van het Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen.
4. Geen bufferzone met woongebied: Het bezwaar dat er geen bufferstrook voorzien wordt tussen de aanliggende woningen en het nieuw te plaatsen gebouw.
Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De nieuwe constructie bevindt zich op minder dan 10 meter afstand van de tuinzone van de aanpalende woningen. Er kan hierdoor gesteld worden dat de overlast naar de aanpalende woningen te groot is.
5. Doorkruising van een buurtweg: Het bezwaar dat er pas een vergunning voor het oprichten van gebouwen kan worden verleend nadat de buurtweg over het terrein wordt opgeheven.
Beoordeling: het bezwaar is ongegrond. De site van de aanvraag bevat gezien zijn grote omvang meerdere kadastrale percelen. Het parkeergebouw bevindt zich niet (zowel vroeger als nu) op een kadastraal perceel waar er een buurtweg is gelegen.
6. Strijdigheid artikel 38 van de bouwcode: Het bezwaar dat iedere nieuwe dakconstructie dient aangelegd te worden met een groendak;
Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De dakconstructie van het nieuwe parkeergebouw wordt niet voorzien van een groendak. Deze afwijking wordt ook niet gemotiveerd door de aanvraag. Bij het afleveren van een vergunning, zal in voorwaarden worden opgenomen om de dakconstructie aan te leggen met een groendak;
7. Tekort aan parkeerplaatsen: Het bezwaar dat de nieuwe constructie niet voldoet aan de opgelegde parkeernorm conform de bouwcode. Er wordt bijkomend aangehaald dat er naast de kerntaak ook andere functies op deze site gesitueerd worden.
Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag heeft betrekking op de plaatsing van een groot parkeergebouw voor het uitoefenen van de activiteiten. Het advies van de stedelijke dienst Mobiliteit stelt dat er voor de kerntaak, het slepen en stockeren van wagens, geen parkeerbehoefte bestaat.
8. Strijdig met de goede ruimtelijke ordening: Het bezwaar dat de aanvraag strijdig is met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Beoordeling. In dit bezwaar wordt verwezen naar de bestemmingsgrond van de bebouwing. Dit werd reeds besproken in bezwaar 3.
Bezwaren exploitatie:
Het bezwaar dat in het dossier M.E.R. screeningsnota ontbreekt: conform het MER-besluit van 10 december 2004 bijlage III, dient voor stadsontwikkelingsprojecten die niet onder de MER verplichtingen van bijlage II vallen, minstens een MER screening te worden opgemaakt. Er is geen (vormvrije) MER-screening toegevoegd aan het dossier. Hierdoor is het dossier niet beoordeelbaar en dus onvolledig en onontvankelijk.
Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Conform het MER-besluit van 10 december 2004 dient voor infrastructuurprojecten waaronder stadsontwikkeling een MER-screeningsnota te worden opgemaakt. Deze nota is echter geen verplicht dossierstuk, en heeft tot doel de relevantie van een eventuele MER-ontheffing te onderzoeken door de effecten in kaart te brengen. De begeleidende nota bevat voldoende informatie om op een redelijke manier de verwachte milieueffecten in te schatten en te beoordelen.
Rubriek voor de opslag van voertuigwrakken ontbreekt: de bewering dat geen voertuigwrakken zouden worden opgeslagen kan niet bijgetreden worden.
Beoordeling: Deels gegrond. De in beslag genomen en geaccidenteerde voertuigen vallen niet onder de definitie van afvalstof. Het is niet de opzet van de exploitant zich van de voertuigen te ontdoen. Hij is er bovendien geen eigenaar van en is dus niet in de positie dit te doen. Enkel wanneer de eigenaar aangeeft dat een voertuig als wrak mag worden afgevoerd, krijgt het het statuut afvalstof. Aangezien het dan een afvalstof betreft die ontstaan is ‘op de plaats van productie’, is deze tijdelijke opslag in het kader van een georganiseerde afvoer vrijgesteld van vergunningsplicht onder rubriek 2. De rubriek 15.6 is echter wel van toepassing en wordt evenmin aangevraagd door de exploitant.
De aanvraag voldoet niet aan de sectorale voorschriften: de exploitatie voldoet niet aan de sectorale voorwaarden voor het verwerken van afvalstoffen, zoals opgenomen in hoofdstuk 5.2 van Vlarem II.
Beoordeling: Ongegrond. Er is geen afvalstoffenrubriek van toepassing, zodat ook de sectorale voorwaarden niet gelden.
In eerdere vergunningen werd de conformiteit met het gewestplan nauwelijks onderzocht
Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar heeft kennelijk betrekking op het toekennen van een milieuvergunning in 2008, waarvan de beslissing definitief genomen werd. De voorliggende projectaanvraag kan niet gebruikt worden om terug te komen op eerdere beslissingen van de deputatie.
Het college sluit zich integraal aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren voor de stedenbouwkundige handelingen en de ingedeelde inrichtingen of activiteiten die hieraan onlosmakelijk verbonden zijn.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk goed te keuren voor de ingedeelde inrichtingen of activiteiten voor zover deze niet onlosmakelijk verbonden zijn met de geweigerde stedenbouwkundige handelingen. Deze goedkeuring is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | binnen zes maanden na dit vergunningsbesluit wordt een nieuwe aanvraag gedaan om het lozen van het bedrijfsafvalwater en de opslag van geaccidenteerde voertuigen te regulariseren;
|
2. | water afkomstig uit de container voor het onderdompelen van elektrische voertuigen, mag niet geloosd worden in de openbare riolering, maar moet afgevoerd worden naar een erkende verwerker. |
Brandweervoorwaarden
de brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/KVLO/2020/G.00756.HO.0007.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 3.500,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 40 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 45,00 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18,70 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,21 ton |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | 25,35 kW |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | 810,00 kW |
De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.
Het college beslist dat de omgevingsvergunning voor de ingedeelde inrichtingen of activiteiten geldig is tot 10 juli 2028, de einddatum van de lopende vergunning.