Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020109315 |
Gegevens van de aanvrager: | NV CWT COMMODITIES (ANTWERP) met als adres Kruisweg 650 te 2040 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV CWT COMMODITIES (ANTWERP) (0455827546) met als adres Kruisweg 650 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: | Kruisweg zn te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 18 sectie B nr. 162W |
Inrichtingsnummer: | 20200824-0037 (CWT Commodities NV) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Bouwen van twee magazijnen, aanleggen van verhardingen en verplaatsen van de in- en uitrit en veranderen van de exploitatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 26/01/2018: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20172790) voor nieuwe magazijnen;
- 20/07/2007: weigering (HV/2003/B/0111) voor het bouwen van drie opslagmagazijnen;
- 03/06/1999: stedenbouwkundige vergunning (HV/1998/AN5/1998/B/0572) voor het bouwen van een magazijn;
- 27/05/1999: stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0007) voor het bouwen van een magazijn en laadstation;
- 23/03/1995: stedenbouwkundige vergunning (HV/1994/5-94/B/1810) voor het wijzigen van de aanvraag voor magazijnen + burelen.
Inhoud van de aanvraag
- het bouwen van twee magazijnen met luifel;
- het slopen van verhardingen;
- het aanleggen van verhardingen;
- het verplaatsen van de in- en uitrit.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 18 juli 2014 verleende het college van burgemeester en schepenen een milieuvergunning klasse 2 aan CWT Commodities NV voor de hernieuwing van een inrichting voor de op- en overslag van niet IMDG-goederen. Deze vergunning is geldig tot 18 juli 2034.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft een uitbreiding van de opslag gevaarlijke stoffen en bijkomende toestellen zoals airco’s en acculaders.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,99 m³/uur |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +75 kW |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +4,09 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt. | +1,67 ton |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap Wegen en Verkeer | 23 oktober 2020 | 20 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 23 oktober 2020 | 23 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Departement Mobiliteit en Openbare Werken | 23 oktober 2020 | 19 november 2020 | Geen bezwaar |
FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie | 23 oktober 2020 | 10 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen - watertoets | 23 oktober 2020 | 27 november 2020 | Gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen | 23 oktober 2020 | 27 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 26 oktober 2020 | 27 november 2020 | Gunstig |
INFRABEL | 23 oktober 2020 | 17 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE) | 23 oktober 2020 | 3 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij | 23 oktober 2020 | 6 november 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Water-link (AWW) | 23 oktober 2020 | / | Dit advies werd niet tijdig uitgebracht |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 23 oktober 2020 | 17 november 2020 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie | 23 oktober 2020 | 30 oktober 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voornamelijk bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
In het oosten is het goed volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gedeeltelijk bestemd als Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.
In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van ecologische infrastructuur toegelaten. Een deel van het gebied voor verkeers en vervoersinfrastructuur aan de R2 wordt ingericht met ecologische infrastructuur. Deze ecologische infrastructuur moet eveneens voldoen aan de voorwaarden van landschappelijke inpassing.
Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor de Kruisweg en de R2 – Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Het Kanaaldok B2 heeft als bestemming Gebied voor waterweginfrastructuur. Op circa 30 meter en 340 meter ten zuiden van de aanvraag lopen twee overdrukken met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel aan de Kruisweg en het Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers. Op circa 280 meter en 440 meter ten zuiden van de aanvraag lopen twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.
Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Liefkenshoek spoortunnel van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Volgens dit GRUP bevindt er zich ten zuiden van de aanvraag een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur. Op circa 410 meter ten oosten van de aanvraag gaat deze overdruk over in het bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur.
Binnen de straal van 500 meter is verder nog het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP loopt een overdruk ten zuiden van de R2, op circa 390 meter van de aanvraag, met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
De verordening hemelwater is niet van toepassing op het hemelwater dat op de tankpiste valt daar het hemelwater door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild wordt dat het als afvalwater beschouwd wordt.
De verordening hemelwater is wel van toepassing op het hemelwater dat op de nieuwe magazijnen en de interne wegenis valt. Er worden afwijkingen op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
De aanvrager vraagt een afwijking op de aspecten hergebruik en infiltratie. Aangezien er geen mogelijkheden tot recuperatie zijn, wordt er geen hemelwaterput voorzien. Volgens de aanvrager is het moeilijk om infiltratie aan te leggen in de nabijheid van een sporenbundel. Het hemelwater dat op de nieuwe magazijnen valt, zal afgevoerd worden via de bestaande riolering naar de dokken. Volgens de studie “Onderzoek over de toepassing van het hemelwaterbesluit in het Antwerps havengebied op de rechteroever, in het bijzonder de mogelijke rol van infiltratie in het tegengaan van de verzilting van het grondwater (K2205)” is de projectzone in een niet-infiltratiegevoelig gebied. Het advies van de beheerder van de ontvangende waterloop is tevens gunstig.
Het advies van de VMM is ongunstig over de afwijking van de infiltratie. Gelet op de afwezigheid van recuperatiemogelijkheden, de directe nabijheid van de dokken, de nabijheid van de spoorwegen en dat infiltratie in deze omgeving weinig invloed heeft op het tegengaan van verzilting van het grondwater (zie studie), kunnen de aangevraagde afwijkingen toch toegestaan worden.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale regelgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het advies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig daar de aanvraag geen (significante) schade aan of geen negatieve impact heeft op de waterweg.
Het voorliggende project ligt tevens niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen
In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m² (15.600 m²), is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 22 juni 2020 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 15249. De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Op een industrieterrein van een op- en overslagbedrijf van koffie, cacao, tabak, suiker en blokken ruw metaal worden twee nieuwe magazijnen (O en P) gebouwd. Op de site bevindt zich reeds een magazijnencomplex met veertien magazijnen (A tot N). De bijkomende magazijnen worden opgetrokken in het westen van de site, tegen het bestaand magazijn A. Voor de start van de werken dienen eerst twee lichtmasten en asfaltverhardingen verwijderd te worden.
De totale grondoppervlakte van de nieuwe magazijnen bedraagt circa 10.850 m², respectievelijk 4.300 m² (magazijn O) en 6.550 m² (magazijn P). Ten zuiden van magazijn P wordt tevens een berging voorzien met een oppervlakte van circa 180 m². De nieuwe magazijnen hebben een hoogte van circa 13 meter, gelijk aan de bestaande magazijnen. De vrije hoogte in beide magazijnen betreft 10 meter.
Tegen het bestaande magazijn A en het nieuwe magazijn O wordt een luifel voorzien met een oppervlakte van circa 1.000 m² en een maximale hoogte van circa 9,2 meter. De luifel heeft een vrije hoogte van circa 7 meter.
Rondom de nieuwe magazijnen wordt een nieuwe asfaltverharding aangelegd met een totale oppervlakte van circa 4.285 m².
In het westen op de site wordt tevens een nieuwe asfaltverharding aangelegd met een oppervlakte van circa 9.760 m². Hiervan zal een oppervlakte van circa 2.583 m² gebruikt worden als fumigatiezone. De overige verharding staat in functie van de verkeerscirculatie en zal tevens gebruikt worden als aanschuifzone voor vrachtwagens. In functie van het inrichten van de fumigatiezone wordt de bestaande inrit ter hoogte van de Kruisweg circa 50 meter verplaatst naar het oosten (zie hoofdstuk mobiliteitsimpact).
De nieuwe magazijnen maken de verdere exploitatie van het bestaand industrieel bedrijf mogelijk. Bijgevolg past de aanvraag zich functioneel in binnen het industrieveld.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag staat in functie van de bedrijfsactiviteiten en betreft een uitbreiding van een reeds bestaand grootschalig magazijnencomplex. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel-vormelijke elementen
De magazijnen worden opgetrokken in een staalstructuur. De zichtbare elementen zullen uitgevoerd worden in geïsoleerde metalen gevelplaten in een donker grijze kleur. De plint en de wanden van de berging zullen uitgevoerd worden in gewapend beton. De sectionaalpoorten en metalen vluchtdeuren worden voorzien in een rode kleur. Doordat het nieuwe magazijn in een hoek van het terrein ingeplant is, zijn de gevels afgeschuind. De nieuwe magazijnen sluiten qua materiaal- en kleurgebruik aan op de bestaande magazijnen. Deze gevelmaterialen zijn aanvaardbaar in deze havenomgeving.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gezien de grondoppervlakte van de twee magazijnen dient er in beide loodsen ASTRID-indoorradiodekking aanwezig te zijn, zoals blijkt uit het advies van de ASTRID-veiligheidscommissie.
Er werd advies ingewonnen bij het Havenbedrijf Antwerpen als gebiedsbeheerder. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden uit dit advies, gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht.
Gezien de aard van de aanvraag werd advies gevraagd aan de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden uit dit advies, gericht op de operationele veiligheid en het faciliteren van interventies door hulpdiensten, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht.
Door de nabijheid van spoorwegen, werd advies gevraagd aan de beheerder van deze sporen. Het advies van Infrabel is voorwaardelijk gunstig. Het verwijst naar de veiligheidsafstanden en algemene voorwaarden met betrekking tot bouwaanvragen en naar het bekomen van een aparte Infrabel-toelating in functie van het opleggen van bepaalde veiligheidsvoorwaarden/maatregelen. Tevens worden volgende voorwaarden opgelegd:
- De bestaande draadafsluiting blijft ongewijzigd;
- De nieuw te plaatsen draadafsluiting (oostzijde) wordt geplaatst op een afstand ten opzicht van het spoor die niet kleiner is dan de bestaande afsluiting;
- Er gebeurt geen afwatering richting spoor;
- Er mogen geen stationaire hinders zijn/komen in de aangeduide zone non-aedificandi (zie groene arcering in "Bijlage zone non-aedificandi.pdf") om een voldoende zichtbaarheid ter hoogte van de overweg te garanderen.
Deze voorwaarden kunnen integraal aan de vergunning worden gehecht.
Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van een hoofdwaterleiding werd tevens het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Water-Link heeft zijn advies niet uitgebracht binnen de gestelde termijn van dertig dagen, zodat aan de adviesvereiste kan worden voorbijgegaan.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Aan de omgevingsvergunningsaanvraag werd een mobiliteitseffectenrapport (verder MOBER genoemd) toegevoegd daar de bruto vloeroppervlakte van 70.802 m² naar 81.652 m² gaat waardoor er een veelvoud van 15.000 m² bruto vloeroppervlakte voor industrie (een wettelijk vastgestelde ondergrens) overschreden wordt.
Wegens de aanwezigheid van een MOBER werd advies gevraagd aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Zij hebben geen opmerkingen op voorliggende aanvraag.
Volgens de MOBER heeft de uitbreiding van de magazijnen geen invloed op de hoeveelheid personen aanwezig op de site. Er zijn 15 bedienden in het bureel werkzaam en 35 arbeiders die in shiften werken waardoor er maximaal 45 personeelsleden tegelijk op de site aanwezig zijn. Er wordt geen bijkomend personeel voorzien. Op de site zijn reeds 50 parkeerplaatsen voor personenwagens aanwezig.
Tevens is er volgens de MOBER geen toename van de hoeveelheid vrachtverkeer. De realisatie van de nieuwe magazijnen zullen geen impact hebben op het aandeel toekomende en vertrekkende vrachtwagens. Het aantal laad- en losbewegingen per dag bedraagt 70 tot 90 vrachtbewegingen en er zullen nooit meer dan negen vrachtwagens tegelijkertijd op de site aanwezig zijn.
De aanvraag genereert dus geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.
Opgemerkt wordt dat ter hoogte van de parking voor personenwagens wel nog een oversteekplaats aangebracht moet worden op het terrein die de bestuurders van de parkeerplaatsen aan zuidkant (14 parkeerplaatsen) veilig naar het kantoorgebouw kan leiden. Dit heeft tevens een belangrijke signaalfunctie voor de vrachtwagenchauffeurs.
Er wordt een wachtzone gecreëerd op de eigen site om acht vrachtwagens achter elkaar te kunnen parkeren. Deze zone moet zorgen voor bufferruimte zodat er geen file ontstaat op de openbare weg. Echter wordt bij de nieuwe inrit, op zeer korte afstand achter de Kruisweg, ook een nieuwe poort ingetekend op het inplantingsplan. Het is onduidelijk of deze poort standaard gesloten zal zijn en daardoor aanrijdende vrachtwagens op de openbare weg moeten wachten en stationeren. Dat dient men alvast te vermijden. De aanvrager dient organisatorische maatregelen te nemen om aanrijdende en wachtende vrachtwagens op eigen terrein te kunnen laten stationeren. Dit kan door bijvoorbeeld de poort naar achter te verplaatsen of ze gedurende de periode dat vrachtwagens aankomen (volgens de MOBER is dit 24 uur, met een piek rond 8 uur) open te laten staan.
De site heeft twee inritten, namelijk één langs de Antwerpsebaan en één langs de Kruisweg. In de bestaande situatie wordt de inrit aan de Antwerpsebaan gebruikt als hoofdtoegang voor de site en komt er slechts een beperkt gedeelte van het verkeer via de inrit aan de Kruisweg. De aanvrager wenst in de nieuwe situatie de inrit aan de Kruisweg als hoofdtoegang te gebruiken en de inrit aan de Antwerpsebaan enkel te behouden als noodtoegang en eventueel voor het personenverkeer. Zes jaar geleden zou de hoofdtoegang reeds aan de Kruisweg gelegen hebben, maar is toen door werken van Infrabel uit gebruik genomen.
Wel wenst men de inrit aan de Kruisweg circa 50 meter te verplaatsen richting het oosten en in te richten met het rechts-in-rechts-uit-principe aangezien de bestaande linksafslagstrook op de Kruisweg niet meer bruikbaar is.
Deze verplaatsing van de in- en uitrit 50 meter meer naar het oosten is echter niet veilig omwille van:
- te veel keerbewegingen op de Kruisweg die met een snelheidsregime van 70 km/u daar niet geschikt voor is. Het aankomend vrachtverkeer uit zuidelijke richting moet verderop de Kruisweg in de vorm van een U-bocht keren. Volgens de MOBER zal 100% van het aankomend verkeer via de op- en afrit van Stabroek komen, maar dit wordt, vooral voor het verkeer komende uit het westen, als niet geloofwaardig beschouwd. Ook wordt in de MOBER aangehaald dat er geen tellingen (COVID) hebben kunnen plaatsvinden. Er is dus onvoldoende referentie voor de verkeerssituatie.
- het uitrijdend verkeer richting het noorden, zou volgens de MOBER 10% bedragen en afgewikkeld worden via de Antwerpsebaan. Echter blijft de kortste weg hiervoor nog steeds via een keerbeweging op de Kruisweg. De MOBER geeft daarbij zelfs aan dat een keerbeweging in theorie en praktijk nog mogelijk is en dit op circa 250 meter na het rechts uitrijden van de nieuwe in/uitrit. Er is zelfs al een keerbeweging mogelijk op circa 50 meter, namelijk aan de afslagstrook ter hoogte van de huidige inrit. Hier zou men verkeer op de Kruisweg én de fietsers hinderen.
- een goede toepassing van het rechts in-rechts uit principe is volgens de MOBER pas mogelijk na goede communicatie met de werknemers en leveranciers. Dit biedt onvoldoende garantie dat dit principe in de praktijk correct uitgevoerd gaat worden en er geen keerbewegingen op de Kruisweg zullen plaatsvinden.
Het behoud van de huidige in-en uitrit langs de Kruisweg impliceert geen keerbeweging, geen bijkomende conflicten en dus minder hinder op de Kruisweg. Het inrijdend verkeer kan de bestaande linksafslagstrook gebruiken om links de site op te rijden. Bij het uitrijden van de site staat de vrachtwagen volledig en veilig opgesteld op de site tot het, via de bestaande doorsteek, kan invoegen op de Kruisweg richting de oprit van Stabroek. Het verplaatsen van de in- en uitrit ter hoogte van de Kruisweg wordt dus uitgesloten van de vergunning.
Door het uitsluiten van de verplaatsing van de in- en uitrit wordt eveneens tegemoet gekomen aan het advies van de lokale politie/verkeerspolitie. Zij merken in hun advies op dat het verplaatsen van de in- en uitrit veel terugkeerbewegingen van vrachtwagens komende uit de richting van de Antwerpsebaan zal genereren. Dit dient volgens hen ook vermeden te worden.
Op de site bevindt zich ten oosten van het bureel een bestaande fietsenstalling voor 25 fietsparkeerplaatsen. Echter bevindt de fietsenstalling zich achter de tankplaats voor vrachtwagens. Dit is geen geschikte locatie voor een fietsenstalling daar de fietsers over een aanrijgevoelige zone moeten rijden waar frequent vrachtwagenmanoeuvres gebeuren. De fietsenstalling dient verplaatst te worden naar de zuidzijde van het bureel en overdekt te worden. Hierdoor zullen er twee parkeerplaatsen opgeheven moeten worden. Dit heeft echter geen impact op de parkeerdruk tijdens piekmomenten. De route van de toegang van de site naar de fietsenstalling dient eveneens aangeduid te worden op het wegdek zodat het duidelijk is voor vrachtwagenchauffeurs dat er fietsers kunnen rijden en ze hun rijgedrag moeten aanpassen.
Wegens de situering van de aanvraag aan een gewestweg werd tevens het advies ingewonnen van het Agentschap Wegen en Verkeer. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. In dit advies worden voorwaarden opgelegd die allen betrekking hebben op het verplaatsen van de bestaande inrit ter hoogte van de Kruisweg. Daar de nieuwe in- en uitrit uitgesloten wordt van vergunning, valt het advies van het Agentschap Wegen en verkeer zonder voorwerp.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
CWT Commodities NV is gespecialiseerd in de op- en overslag van niet IMDG-goederen in diverse magazijnen (bestaande en nieuw te bouwen). Het betreft voornamelijk koffie, cacao, tabak, suiker en blokken ruw metaal. Er vindt geen productie plaats op de site.
Men is reeds vergund als doorvoeropslagplaats voor niet IMDG-goederen (indelingsrubriek 48.1.2). De goederen zullen ook in de nieuwe magazijnen opgeslagen worden.
Een bovengrondse dieseltank van 3.000 liter, ter bevoorrading van de vorkheftrucks, werd vervangen door een nieuwe bovengrondse dubbelwandige tank van 5.000 liter (4,165 ton) waardoor de opslag uitbreidt met 1,67 ton. De tank is voorzien van een overvulbeveiliging en lekdetectie.
Het aanvraagdossier bevat een recent indienststellingsverslag van de nieuwe tank die voorzien werd van een groene merkplaat.
De tank is voorzien van één verdeelslang en is geplaatst op de bestaande tankplaats met een oppervlakte van 125 m² welke is uitgerust met een vloeistofdichte verharding. Het bedrijfsafvalwater betreft potentieel verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van deze tankpiste en heeft een debiet van 1,99 m³/uur (5,1 m³/dag – 106,25 m³/jaar). Het passeert een koolwaterstofafscheider (KWS-afscheider) met coalescentiefilter alvorens het via de riolering geloosd wordt in de dokken.
In het voorwaardelijk gunstig advies van de VMM wordt gesteld dat KWS-afscheiders moeten voorzien worden van een sedimentvang en coalescentiefilter en moeten voldoen aan EN 858 en DIN 1999. Dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Het hemelwater dat op de verharde oppervlakken valt, kan potentieel verontreinigd zijn. Het hemelwater van de verharde oppervlakken passeert daarom een KWS-afscheider alvorens het geloosd wordt in de riolering.
Het debiet van het huishoudelijk afvalwater is niet langer indelingsplichtig (< 600 m³/jaar), wel blijft het gebruik van de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater verplicht.
Rubriek 3.6.1 kan uit de vergunning geschrapt worden. In het subadvies milieu van het Havenbedrijf wordt gesteld dat het huishoudelijk afvalwater door middel van KWS-afscheiders gezuiverd zou worden. Dit is niet correct, men maakt gebruik van diverse kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (IBA – individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater).
Met onderhavige aanvraag wenst men verder de uitbreiding van volgende vergunde inrichtingen of activiteiten op te laten nemen in de vergunning:
- 75 kW aan bijkomende acculaders voor de vorkheftrucks tot een totaal vermogen van 105 kW;
- 4,09 kW aan bijkomende airconditioning en luchtcompressoren waardoor het totaal geïnstalleerd vermogen op 61 kW komt. De airconditioning maakt gebruik van de volgende koelmiddelen: R32, R407c, R410a en R470c.
Dit zijn toegelaten koelmiddelen.
De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.
Er worden dagelijks gemiddeld 70 en maximaal 90 vrachtwagens verwacht. Vrachtwagens blijven gemiddeld 2 uur op het terrein. Gemiddeld bevinden zich tot 9 vrachtwagens gelijktijdig op het terrein. Er zijn op het terrein parkeerplaatsen voor vrachtwagens voorzien.
De beperkte toename van de vervoersbewegingen en de laad- en losactiviteiten zullen geen geluidshinder met zich meebrengen.
De exploitant heeft de intentie om de fumigatiezone, die zich nu in het westen bevindt, te verhuizen naar het oostelijk deel van de site.
De exploitant dient een aanvraag tot erkende fumigatiezone in te dienen bij de Havenkapiteinsdienst van het Havenbedrijf Antwerpen. Het fumigeren is niet ingedeeld volgens de indelingslijst van titel II van VLAREM, de opslag van gassen wel. In de Gemeentelijke Havenpolitieverordening en de Havenonderrichtingen gelden de voorwaarden van hoofdstuk 4.10.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerk MV2014/235 werd onderstaande bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen:
Ter hoogte van de brandstofverdeelinstallatie dient een vloeistofdichte piste geplaatst te worden ter voorkoming van bodemverontreiniging. Bijkomend zal eerst de verontreinigingsvlek dienen verwijderd te worden en de onderliggende bodem onderzocht worden.
Uit het aanvraagdossier blijkt dat de tankplaats werd uitgerust met een vloeistofdichte verharding. De oude klinkerverharding met verontreinigingsvlek werd verwijderd. Aan deze milieuvoorwaarde is bijgevolg voldaan en deze kan dus geschrapt worden uit de vergunning.
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning gedeeltelijk te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- Ter hoogte van de parkeerplaatsen voor personenwagens moet een oversteekplaats voor voetgangers worden gemarkeerd zodat de burelen op een veilige manier bereikt kunnen worden;
- De bijgevoegde voorwaarde uit het advies van de ASTRID-veiligheidscommissie dient strikt nageleefd te worden; in beide nieuwe magazijnen is ASTRID-indoorradiodekking te voorzien;
- De voorwaarden uit het advies van Infrabel dienen strikt nageleefd te worden;
- De voorwaarden uit het advies van Havenbedrijf Antwerpen van 27 november 2020 (referentie: KR/ID/PA/2020-291) dienen strikt nageleefd te worden;
- De fietsenstalling dient verplaatst te worden naar de zuidzijde van het bureel en overdekt te worden;
- De route van de toegang van de site naar de fietsenstalling dient aangeduid te worden op het wegdek zodat het duidelijk is voor vrachtwagenchauffeurs dat er fietsers kunnen rijden en ze hun rijgedrag moeten aanpassen;
- De aanvrager dient blijvend de nodige (organisatorische) acties te ondernemen, opdat er voldoende bufferparking op het eigen terrein blijft zodat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.
Uitsluitingen
Er wordt geen vergunning verleend voor het verplaatsen van de in- en uitrit ter hoogte van de Kruisweg.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,99 m³/uur |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +75 kW |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +4,09 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt. | +1,67 ton |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,99 m³/uur |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 630 kVA en 1 x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 105 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 80 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 61 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,50 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 100 liter |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 3.000 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De KWS-afscheiders moeten voorzien zijn van een sedimentvang en coalescentiefilter en moeten voldoen aan EN 858 en DIN 1999. |
Geadviseerde brandweervoorwaarden
De voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 25 september 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 23 oktober 2020 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 22 december 2020 |
Verslag GOA | 3 december 2020 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
- Ter hoogte van de parkeerplaatsen voor personenwagens moet een oversteekplaats voor voetgangers worden gemarkeerd zodat de burelen op een veilige manier bereikt kunnen worden;
- De bijgevoegde voorwaarde uit het advies van de ASTRID-veiligheidscommissie dient strikt nageleefd te worden; in beide nieuwe magazijnen is ASTRID-indoorradiodekking te voorzien;
- De voorwaarden uit het advies van Infrabel dienen strikt nageleefd te worden;
- De voorwaarden uit het advies van Havenbedrijf Antwerpen van 27 november 2020 (referentie: KR/ID/PA/2020-291) dienen strikt nageleefd te worden;
- De fietsenstalling dient verplaatst te worden naar de zuidzijde van het bureel en overdekt te worden;
- De route van de toegang van de site naar de fietsenstalling dient aangeduid te worden op het wegdek zodat het duidelijk is voor vrachtwagenchauffeurs dat er fietsers kunnen rijden en ze hun rijgedrag moeten aanpassen;
- De aanvrager dient blijvend de nodige (organisatorische) acties te ondernemen, opdat er voldoende bufferparking op het eigen terrein blijft zodat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.
Uitsluitingen
Er wordt geen vergunning verleend voor het verplaatsen van de in- en uitrit ter hoogte van de Kruisweg.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De KWS-afscheiders moeten voorzien zijn van een sedimentvang en coalescentiefilter en moeten voldoen aan EN 858 en DIN 1999. |
Brandweervoorwaarden
De voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,99 m³/uur |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 630 kVA en 1 x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 105 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 80 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 61 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,50 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 100 liter |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 3.000 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
|
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | De KWS-afscheiders moeten voorzien zijn van een sedimentvang en coalescentiefilter en moeten voldoen aan EN 858 en DIN 1999. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur wat betreft de stedenbouwkundige handelingen en voor een termijn verstrijkend op 18 juli 2034 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.