Terug
Gepubliceerd op 29/06/2020

2020_CBS_05510 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019136045. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 26/06/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_05510 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019136045. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_05510 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019136045. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019136045

Gegevens van de aanvrager:

NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie A nrs. 0, 2H en sectie D nrs. 0

Inrichtingsnummer:

20191029-0060 (BASF Antwerpen: Polyetherolen)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Chemisch bedrijf- productie-eenheid voor polyetherolen: verandering door wijziging en uitbreiding en het bouwen van de constructies.

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend voor de afdeling Polyetherolen op het blokveld F300 op de site van BASF Antwerpen, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (18/59025/B/1978802390) verleend door het college op 15 september 1978 voor een polyether-pololen fabriek F300.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft de uitbreiding van de Polyhetherolen installatie door middel van volgende stedenbouwkundige handelingen:

-          het slopen en aanleggen van verhardingen;

-          het vellen van vier niet-hoogstammige bomen;

-          het bouwen van een schakelkamer;

-          het bouwen van een laadstation;

-          het plaatsen van een prefabcontainer als aanmeldlokaal;

-          het bouwen van een polyetherolen productie-installatie;

-          het bouwen van een tankpark;

-          het bouwen van leidingenbruggen;

-          het bouwen van een reactor.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 30 maart 2017 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor de verdere exploitatie en verandering van een polyetheroleninstallatie horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van de productiecapaciteit.

 

Aangevraagde rubrieken

  

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+1.597.200 liter

7.11.1°b)

de fabricage van organisch-chemische producten zoals: 
zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen;

+45.000 ton

7.12.1°a)

chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer;

+45.000 ton/jaar

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+115 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+600 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting);

+129,40 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton;

+79,10 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+235,10 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+79,10 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+85 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+1.457,10 ton

20.4.1.2°

chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer;

+45.000 ton/jaar

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter.

+8.265 liter


Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

12 mei 2020

10 juni 2020

Gunstig

 







Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen

11 mei 2020

28 mei 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 4 – Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de productie-installatie, het tankpark en het laadstation daar het hemelwater dat op deze constructies valt door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild kan worden dat het beschouwd moet worden als afvalwater. Dit hemelwater wordt afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie.

 

De gewestelijke hemelwaterverordening is wel van toepassing op de overige constructies en verhardingen.

Er werd een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.

De aanvrager vraagt een afwijking op de aspecten hergebruik en infiltratie. Aangezien er geen mogelijkheden tot recuperatie zijn, wordt er geen hemelwaterput voorzien. Daarnaast heeft infiltratie volgens de aanvraag weinig meerwaarde vermits er op deze locatie weinig invloed is op de grondwaterkwaliteit en grondwaterreserves (bron: “Onderzoek over de toepassing van het hemelwaterbesluit in het Antwerps havengebied op de rechteroever, in het bijzonder de mogelijke rol van infiltratie in het tegengaan van de verzilting van het grondwater, IMDC 2012”). Het hemelwater wordt echter wel via het brakwatercircuit afgevoerd en hergebruikt als koelwater. Het hemelwater wordt dus in zekere mate wel hergebruikt, al gebeurt dit niet via opvang in een hemelwaterput. 

De aanvraag voorziet een aanneembare oplossing om tegemoet te komen aan de uitgangsprincipes van de gewestelijke hemelwaterverordening. De afwijkingen op vlak van realisatie van een hemelwaterput en van een infiltratievoorziening kunnen gunstig geadviseerd worden.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid - visueel – vormelijke elementen

Vrij centraal gelegen op een grootschalige industriële bedrijfssite in het noorden van de Antwerpse haven wordt, op een grotendeels ontwikkeld blokveld (F300), de polyetherolen-installatie uitgebreid.

 

Voor de bouw van de uitbreiding van de polyetherolen-installatie dienen eerst bestaande verhardingen gesloopt en vier niet-hoogstammige bomen gerooid te worden. De te slopen verhardingen hebben een totale oppervlakte van circa 1.650 m². Volgens artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is het vellen van bomen die op een hoogte van één meter boven het maaiveld een stamomtrek van één meter hebben (hoogstammige bomen) vergunningsplichtig. Omdat voorliggende aanvraag het vellen van vier niet-hoogstammige bomen betreft die bovendien op de plaats van de nieuwe industriële installatie staan, is het compenseren of verplanten van deze bomen in de omgeving niet noodzakelijk.

 

De nieuwe productie-installatie (F307) bestaat uit verschillende apparaten en leidingen waarin chemische processen en transport van producten plaatsvinden. Deze nieuwe installatie wordt gefundeerd op funderingspalen met daarop een funderingsplaat in gewapend beton. De installatie wordt opgetrokken in een betonnen open structuur tot en met de vloerplaat van de eerste verdieping met daarboven een open structuur in constructiestaal. De constructie heeft een grondoppervlakte van circa 742 m² en een maximale hoogte van circa 24,7 meter. De constructie betreft vijf niveaus die afgewerkt worden met bordessen en platformen in een roostervloer. Elke verdieping is bereikbaar via zowel de trappentoren als een tweede trap en/of kooiladder.

 

Ten zuidoosten van de nieuwe productie-installatie wordt een schakelkamer (F303) gebouwd. De schakelkamer wordt gefundeerd op funderingspalen en opgetrokken in beton. De gevels worden afgewerkt met grijze metalen gevelbeplating. De schakelkamer heeft een oppervlakte van circa 73,5 m² (7,5 meter x 9,8 meter) en een maximale hoogte van circa 10 meter. Het gebouw betreft twee verdiepingen die bereikbaar zijn via een externe stalen trap met bijhorende bordessen en via een kooiladder. Bovenop het dak wordt tevens een HVAC-unit geïnstalleerd.

 

Aan de zuidwestzijde van de nieuwe productie-installatie wordt een tankpark (F308) voorzien voor de opslag van chemische producten die op dit blokveld geproduceerd worden. Het tankpark bestaat uit een betonnen inkuiping die gefundeerd wordt op funderingspalen. De inkuiping heeft een oppervlakte van circa 510 m² (17 meter x 30 meter) waarin vijf stalen tanks geplaatst worden. Eén tank heeft een diameter van 11,5 meter, één tank heeft een diameter van 5,1 meter en drie tanks hebben een diameter van 3,6 meter. Alle tanks hebben een hoogte van 12,4 meter.

Tussen en boven de tanks wordt een leidingbrug gebouwd bestaande uit een open staalstructuur met bordessen in roostervloer waardoor de tanks bovenaan bereikbaar zijn. Tevens zorgt de leidingbrug voor ondersteuning van de productleidingen die van en naar de tanks lopen.

 

Ten zuiden van het tankpark wordt een laadstation (F304) voorzien dat zal dienen voor de verlading van geproduceerde chemische producten in vrachtwagens. Het laadstation wordt gefundeerd op een betonplaat met een oppervlakte van circa 100 m² waarop een stalen laadconstructie geplaatst wordt. De buitenzijde en het dak van deze staalconstructie worden afgewerkt met metalen gevelbeplating vanaf 7,45 meter hoogte. Deze constructie heeft een grondoppervlakte van circa 40 m² en een maximale hoogte van 12,4 meter.

Tevens wordt ten zuiden van het laadstation een prefabcontainer geplaatst dat ingericht wordt met een ruimte voor de registratie van de vrachtwagens en een wachtruimte voor vrachtwagenchauffeurs. Deze container wordt op een nieuwe asfaltverharding geplaatst. De container heeft een oppervlakte van circa 28 m² (8 meter x 3,5 meter) en een hoogte van 2,7 meter. De gevels van de container zijn afgewerkt met grijze metalen platen.

 

Ten westen van de nieuwe productie-installatie wordt een reactor (F309) voorzien waarin chemische reacties plaatsvinden die deel uitmaken van het productieproces. De reactor wordt geplaatst op een betonnen funderingsplaat en opgetrokken in een staalstructuur. De structuur wordt aan de buitenzijde bekleed met metalen sandwichpanelen. De reactor heeft een oppervlakte van circa 45 m² (9 meter x 5 meter) en een maximale hoogte van 14 meter. 

 

Tevens worden er verschillende leidingbruggen (F373i en F382i) voorzien om de verschillende delen van de installatie met elkaar en met de bestaande installaties en voorzieningen op de site te verbinden en om transport van chemische stoffen en andere nutsvoorzieningen mogelijk te maken. Deze bestaan uit een dragende staalstructuur waarop de leidingen gemonteerd worden. De bestaande leidingenbrug F373i wordt uitgebreid zodat hier nieuwe leidingen op gemonteerd kunnen worden ter hoogte van de nieuwe delen van de installatie. F382i betreft een nieuwe leidingenbrug tussen de nieuwe productie-installatie F307 en de reactor F309. Deze leidingenbrug heeft een lengte van 7 meter.

 

Tussen de verschillende delen van de uitbreiding van de polyetherolen-installatie worden verhardingen aangelegd om de verschillende constructies bereikbaar te maken en circulatie van voertuigen mogelijk te maken. De nieuwe verharding wordt aangelegd in asfalt en heeft een oppervlakte van circa 1.049 m².

 

Zowel de nieuwe constructies als de nieuwe verhardingen maken de verdere exploitatie van het bestaand industrieel bedrijf mogelijk. Rondom de aanvraag bevinden er zich reeds vele andere industriële constructies. De zichtbare elementen zullen neutraal uitgevoerd worden en zullen niet storend zijn in deze industriële omgeving. Bijgevolg past de aanvraag zich functioneel in binnen het industrieveld.

 

Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De werken worden uitgevoerd op een grootschalig industrieterrein temidden van allerhande industriële installaties en gebouwen met verschillende bouwhoogtes en- oppervlaktes. De aangevraagde constructies passen zich harmonisch in binnen het gabarit van de bestaande gebouwen. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Het advies van de brandweer is voorwaardelijk gunstig. Ook de lokale overheid hecht belang aan het brandweeradvies.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu 

In de polyetheroleninstallatie van BASF worden polyetherolen geproduceerd die onder meer gebruikt worden voor de aanmaak van polyurethaanschuimen. BASF wenst de productiecapaciteit van deze inrichting te verhogen met 45.000 ton/jaar tot 310.000 ton/jaar. Hierbij zullen methyldi-, tri- en tetraglycolethers geproduceerd worden op basis van ethyleenoxide en methanol. De uitbreiding met aanhorigheden voor onder meer de opslag voor de eindproducten zal geïntegreerd worden binnen de bestaande installatie op blokveld F300.

 

De polyetherolproductie wordt batch-gewijs uitgevoerd in drie productiestraten. Het gevolgde recept bepaalt de eigenschappen van het geproduceerde polyetherol. In de geplande installatie zullen polyetherolen geproduceerd worden via een katalytische reactie van methanol met ethyleenoxide. De reactie verloopt continu in een buizenreactor onder verhoogde druk en temperatuur. De eindproducten, gekenmerkt door één alcoholfunctie en meerdere etherfuncties (‘polyetherol C’), worden onderling gescheiden door vacuümdestillatie en opgeslagen in afzonderlijke tanks.

 

In functie van de uitbreiding worden vijf nieuwe opslagtanks voorzien voor de opslag van katalysatoren, eind- en nevenproducten (3 x 100 m³, 1 x 200 m³, 1 x 1.000 m³). Het betreft dubbelwandige houders die worden voorzien van een permanente lekdetectie. Verder geeft men in het dossier aan dat de vergunde houder B522 niet langer wordt ingezet voor de opslag van brandbare vloeistoffen, maar wel voor de opslag van PE kat base. Men wenst tevens diverse opslaghouders die reeds eerder zijn vergund voor de opslag van irriterende alcoholen ook te vergunnen voor de opslag van brandbare vloeistoffen.

 

Verder zijn er enkele kleinere veranderingen ten opzichte van de vergunde toestand:

- een uitbreiding met enkele airco’s en andere toestellen voor het fysisch behandelen van gassen tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 160 kW,

- de uitbreiding van de opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten met 600 liter tot een totaal van 3.900 liter;

- de uitbreiding met vijf nieuwe warmtewisselaars en één stoomvat.

 

De belangrijkste restgassen vanuit de nieuwe installatieonderdelen worden afgeleid naar de thermische oxidator. Volgens het aanvraagdossier betreft het voornamelijk het laagcalorische afgas vanuit het productieproces zelf (continue stroom), met daarnaast ook enkele zeer beperkte, laagcalorische discontinue afgassen (zoals bv. vanuit de overdrukbewaking van de nieuwe opslagtank B570). Voor de verwerking van deze stromen in de thermische oxidator zal maximaal 5% extra stookgas moeten worden ingezet. Volgens de exploitant zijn de resulterende emissies vanuit deze thermische oxidator quasi volledig toe te schrijven aan het ingezette stookgas waardoor de emissies vanuit dit niet geleide emissiemeetpunt toenemen met maximaal 5%. Aangezien de bijdrage van de emissies vanuit deze thermische oxidator voor bv. de parameter NOx op dit moment ruim lager is dan 3% van de totale emissies van de BASF-site, is deze beperkte toename verwaarloosbaar. Verder worden een aantal kleine (discontinue) ethyleenoxide-houdende restgasstromen vanuit de nieuwe installatieonderdelen afgeleid naar de bestaande absorptiekolom K20 die het best geschikt is voor de zuivering van dergelijke afgasstromen. De organische fractie van deze stromen is zeer beperkt en verwaarloosbaar ten opzichte van de restgasstromen vanuit de bestaande polyetherolen-installatie, zodat ook hier de verwachte emissies niet significant zullen zijn volgens de exploitant.

 

De verschillende installatieonderdelen voor de capaciteitsuitbreiding zullen worden opgesteld op een vloeistofdichte ondergrond met opstaande rand, die afwatert naar het restwateropvangsysteem waarna het water verder behandeld wordt.

 

Voor de geplande uitbreiding zal BASF Antwerpen maatregelen nemen om de bijkomende geluidsemissie te beperken. Zo zal er gekozen worden voor emissiearme apparatuur of de toepassing van geluidsisolatie.

 

Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een ontwerp van omgevingsveiligheidsrapport (aanpassing OVR/17/28) aangezien de aanwezigheid van Seveso-stoffen toeneemt. In het OVR wordt geconcludeerd dat de externe risico’s van de Seveso-inrichting van een verwaarloosbaar niveau zijn en dat de inrichting geen relevante bijdrage levert op de externe risico’s van de site, noch op de milieurisico’s.

 

Het aanvraagdossier bevat een confidentiële energiestudie. Uit de studie blijkt dat het verwacht jaarlijks energieverbruik 175 TJ zal bedragen. Er worden verscheidene energie-efficiëntiemaatregelen uitgevoerd.

 

In het subadvies milieu van het Havenbedrijf Antwerpen wordt opgemerkt dat de uitbreiding voorzien wordt op braakliggend terrein waarop, op basis van het aanwezige habitattype, mogelijk beschermde soorten van het Soortenbesluit voorkomen. Indien dit het geval is, kan er een afwijking bekomen worden op de Vlaamse wetgeving inzake soortenbescherming bij het Agentschap voor Natuur en Bos.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+1.597.200 liter

7.11.1°b)

de fabricage van organisch-chemische producten zoals:
zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen;

+45.000 ton

7.12.1°a)

chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer;

+45.000 ton/jaar

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+115 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+600 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting);

+129,40 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton;

+79,10 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+235,10 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+79,10 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+85 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+1.457,10 ton

20.4.1.2°

chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer;

+45.000 ton/jaar

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter.

+8.265 liter

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

7 mei 2020

Start openbaar onderzoek

16 mei 2020

Einde openbaar onderzoek

14 juni 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

26 juni 2020

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

16 mei 2020

14 juni 2020

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een digitale informatievergadering gehouden op 26 mei 2020. Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Dienst
Taak
SW/VHet advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.