Terug
Gepubliceerd op 20/04/2020

2020_CBS_03461 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020011731. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 17/04/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_03461 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020011731. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_03461 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020011731. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020011731

Gegevens van de aanvrager:

Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie A nr. 2M

Inrichtingsnummer:

20200129-0033 (BASF Antwerpen amines)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van het verzoek:

Chemisch bedrijf - productie-eenheid voor amines. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden door POVC nav GPBV-evaluatie

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend voor de afdeling voor de productie van amines op de site van BASF Antwerpen, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (18/57505/B/197583162) verleend door het college op 24 oktober 1975 voor de bouw van F400.

Voorgeschiedenis milieu

Op 10 augustus 2017 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een productie-eenheid voor amines horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur. 

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van de productie-eenheid voor amines naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

3 maart 2020

1 april 2020

Gunstig

 





 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 4 – Gebied voor waterweginfrastructuur.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Omgevingstoets 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening 

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden.
De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld.

Installaties voor de productie van 281.500 ton/jaar amines als volgt:

-          alkylamines (AA): 40.000 ton/jaar;
-          etheenamines (EEA): 80.000 ton/jaar;
-          ethanolamines (EOA): 140.000 ton/jaar;
-          tertiair-butylamines (tBA): 20.000 ton/jaar;
-          lupragen: 1.500 ton/jaar uitgedrukt als zuiver TEDA of 4.800 ton/jaar
-          uitgedrukt als TEDA in oplosmiddel. 

De BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) is van toepassing op de bovenstaande GPBV-installaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 7 december 2018 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 14 januari 2020 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd. 

De POVC stelt voor om volgende bijzondere voorwaarden op te leggen. 

1. ‘De opslagtank B705 voor de opslag van tBA wordt jaarlijks gecontroleerd met behulp van een IR-camera conform de bepalingen van subafdeling 5.17.4.5 van Vlarem II.’ 

BBT 5 van de BREF CWW betreft het periodiek monitoren van de diffuse VOS-emissies. In de Amine-installatie wordt een meet- en beheersprogramma zoals vermeld in afdeling 4.4.6 van Vlarem II toegepast voor de installaties tBA, EEA en AA. Tien opslagtanks met een inhoud groter dan 100 m³ die onder het toepassingsgebied van subafdeling 5.17.4.5 van Vlarem II vallen worden jaarlijks gemonitord met een IR-camera. Op het Aminebedrijf is ook nog opslagtank B705 voor tBA met een inhoud van 50 m³ aanwezig. Gelet op de gevarenpictogrammen (GHS06 en GHS08), de grootte van de tank (50 m³), de dampdruk van het product (72,8 kPa bij 35°C) en het feit dat toch een erkend laboratorium ter plaatse moet komen voor het meten van de andere opslagtanks (tank B705 bevindt zich in hetzelfde tankpark als de opslagtanks die al gemeten worden), acht de POVC het aangewezen om tank B705 ook jaarlijks te controleren met behulp van een IR-camera, teneinde mogelijke lekken op te sporen en te saneren, ook als is deze houder kleiner dan 100 m³ waardoor volgens artikel 5.17.4.5.2 geen jaarlijkse controle geldt. 

2. ‘Via een intensief onderzoeksprogramma, uitgevoerd in samenwerking met een extern consultant gespecialiseerd in de discipline afvalwater, wordt aangetoond in welke mate de CZV- en N-vuilvracht via de centrale waterzuivering van BASF wordt verwijderd. De testen worden zo vaak als nodig herhaald zodat er een duidelijk en representatief zicht is op het biodegredatie/bioeleminatieverloop onder alle productieomstandigheden. De proefopstellingen moeten gebruik maken van actief slib van BASF Antwerpen. Indien uit de testen blijkt dat de CZV- of N-vuilvracht onvoldoende verwijderd wordt in de centrale waterzuivering wordt, in samenwerking met voormelde consultant, op basis van een kosten/batenanalyse maatregelen geëvalueerd ter reductie van de vuilvrachten ter hoogte van Aminebedrijf door middel van procesgeïntegreerde technieken, terugwinning van verontreinigende stoffen bij de bron of voorbehandeling van individuele deelstromen. Het volledig rapport van dit onderzoek, inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen, wordt uiterlijk op 7 december 2021 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid die dit ter evaluatie overmaakt aan AGOP – Milieu Antwerpen en VMM.’ 

BBT 11 van de BREF CWW vermeldt specifiek dat het BBT is om afvalwater dat verontreinigende stoffen bevat die niet tijdens de eindbehandeling van het afvalwater afdoende kunnen worden aangepakt, voor te behandelen met geschikte technieken. Dit geldt specifiek voor verbindingen die onvoldoende verwijderd worden tijdens de eindbehandeling of verbindingen die in de lucht zouden terechtkomen. Indien bepaalde deelstromen effectief een lage tot matige bio-afbreekbaarheid vertonen, betekent dit dat deze afvalwaterstromen niet doelmatig gezuiverd worden ter hoogte van de centrale biologische waterzuivering, doch enkel verdund worden door mixen met andere afvalwaterstromen van een andere origine. Hierbij kunnen persistente en potentieel gevaarlijke stoffen verdund worden tot onder de detectielimiet en op die manier ontsnappen aan controle. In die gevallen kan het nodig zijn om de afvalwaterstromen voor te behandelen zodat een hogere verwijderingsefficiëntie wordt bekomen. 

Het restwater van het Aminebedrijf is afkomstig van vijf verschillende deelinstallaties, die op wisselende belasting draaien. Op basis van deze resultaten en informatie stelt de POVC dat het onvoldoende duidelijk in welke mate de CZV- en de N-vuilvracht, na menging met alle andere restwaterstromen in de centrale WZI, effectief verwijderd wordt binnen de hydraulische verblijftijd van de WZI en of dus wel volledig voldaan wordt aan BBT 11 van de BREF CWW. Specifieke gegevens m.b.t. de afbreekbaarheid van deze deelstroom zijn bij BASF niet voorhanden. Om conformiteit met de BREF CWW te garanderen, is het belangrijk dat verder onderzoek hier duidelijkheid in brengt. De POVC merkt op dat bedrijven die lozen op de waterzuivering van BASF eveneens deze voorwaarde opgelegd kregen.

Het is aangewezen dat het opgelegde rapport ook ter kennisname aan het college wordt bezorgd, naar analogie met andere dossiers.

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling van de milieuvoorwaarden onder voorwaarden. 

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde:

 

1.

Het rapport van het onderzoek naar de verwijdering van de CZV- en N-vuilvracht in de centrale waterzuivering wordt ter kennisname ook bezorgd aan het college van de stad Antwerpen.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

28 februari 2020

Start openbaar onderzoek

7 maart 2020

Einde openbaar onderzoek

5 april 2020

Uiterste adviesdatum

18 april 2020 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

7 maart 2020

5 april 2020*

0

0

0

0

* De Vlaamse regering heeft op 24 maart 2020 via het noodbesluit omgevingsvergunning beslist om de openbare onderzoeken voor omgevingsvergunningen op te schorten. Daarom kon het geplande openbaar onderzoek niet tijdig afgerond worden. Het hierbij geformuleerde advies is opgemaakt onder voorbehoud van relevante opmerkingen/bezwaren/standpunten tijdens het openbaar onderzoek.

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarde.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde

1.

Het rapport van het onderzoek naar de verwijdering van de CZV- en N-vuilvracht in de centrale waterzuivering wordt ter kennisname ook bezorgd aan het college van de stad Antwerpen.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.