Terug
Gepubliceerd op 04/06/2020

2020_CBS_04696 - (Woon)erven in 16de-eeuwse binnenstad - Kaderplan - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
di 02/06/2020 - 16:00 Extra digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_04696 - (Woon)erven in 16de-eeuwse binnenstad - Kaderplan - Goedkeuring 2020_CBS_04696 - (Woon)erven in 16de-eeuwse binnenstad - Kaderplan - Goedkeuring

Motivering

Gekoppelde besluiten

Aanleiding en context

Het stadsbestuur heeft in haar bestuursakkoord 2019-2024 de ambitie geuit om van Antwerpen een wandelstad te maken waarbij je zonder onderbreking van het Centraal Station naar het Steen kan wandelen en waarbij de hele 16de-eeuwse binnenstad een autoluw en wandelvriendelijk gebied wordt (resoluties 9 en 24). Het stads- en districtsbestuur wenst daartoe onder meer negentig procent van de binnenstad om te vormen tot woonerf zodat de bereikbaarheid van de bewoners gegarandeerd blijft (resoluties 9 en 145).

Het kaderplan heeft tot doel vorm te geven aan voornoemde resoluties en een kader te scheppen voor toekomstige heraanlegprojecten van het publiek domein in de 16de-eeuwse binnenstad.

Argumentatie

(Woon)erf als instrument binnen het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid

Door de implementatie van de wegenhiërarchisering uit het mobiliteitsplan en bijhorende logische zones 30 in de vorige legislatuur, wil de stad Antwerpen streven naar een robuust, leesbaar en efficiënter gebruik van het wegennet. Een wegennet waar de autobestuurder (en bij uitbreiding alle verkeersdeelnemers) door een logische en heldere structuur en door de weginrichting vanzelfsprekend aanvoelt via welke wegen hij of zij een vlotte doorgang kan verwachten en waar hij of zij eerder te gast is.

De stad Antwerpen wil nu de invoering, uitbreiding en inrichting van (woon)erven in de 16de-eeuwse binnenstad ook inzetten als belangrijk instrument voor het structureel verbeteren van de objectieve en subjectieve verkeersveiligheid, het verhogen van de (be)leefbaarheid en om ruimte en lucht terug te geven aan de voetgangers, fietsers en bewoners.

De filosofie van woonerven en erven

(Woon)erven zijn bijzondere openbare plaatsen die het samengaan van voetgangers en gemotoriseerd verkeer toelaten en waar zowel de ene als de andere categorie alle beschikbare ruimte mag gebruiken. Het erf functioneert op basis van een gemengd gebruik van de openbare weg, in een context met traag gemotoriseerd verkeer. Bestuurders zijn er ‘te gast’ en moeten zich houden aan een snelheidsbeperking tot 20 km/u, anderzijds mogen voetgangers het verkeer niet nodeloos belemmeren. Hoewel beide zones, het erf en het woonerf, gelijkaardig zijn, verschillen ze wat betreft hun gebruik. In het 'woonerf' overweegt de woonfunctie. Het 'erf' is een zone waarvan de kenmerken overeenstemmen met die van het woonerf, maar waar de activiteiten verruimd kunnen zijn tot ambacht, handel, toerisme, onderwijs en recreatie.

Huidige toestand

De 16de-eeuwse binnenstad telt circa 73,5km aan straten. Daarvan is momenteel 13% geclassificeerd als ‘(woon)erf’ en 28% als autovrije of autoluwe zone. Laatstgenoemde zijn straten en pleinen met meestal een gelijkgrondse aanleg en die het statuut van ‘voetgangerszone’ hebben gekregen of waar een toegangsverbod geldt voor gemotoriseerd verkeer (al of niet met een uitzondering voor plaatselijk verkeer en/of laad- en losverkeer).

Momenteel zijn een aantal (woon)erven in uitvoering of gaan zeer binnenkort in uitvoering, met name de Lange Koepoortstraat, Terninckgang en Koningsstraat. Voor een aantal straten werd het woonerfconcept reeds goedgekeurd en is het definitief ontwerp in opmaak, met name voor de Generaal Belliardstraat, Lange Sint-Annastraat en Tabakvest (tussen Leopoldplaats en Blauwtorenplein). In het ontwerp van de Sint-Jacobsmarkt, Kipdorp, Lange Nieuwstraat (stadslus) zal de zone vanaf de Sint-Katelijnevest (Wolstraat, Korte Nieuwstrat, Korte Koepoortstraat) aansluiten op het voetgangersgebied en ingericht worden als erf.

(Regelgevend) kader

Een ‘woonerf’ is een speciaal statuut van de publieke ruimte dat onderworpen is aan een aantal wettelijke en reglementaire bepalingen. De voorwaarden voor toepassing en inrichting van woonerven zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 23 juni 1978 (dat het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wijzigt) en het Ministerieel rondschrijven van 23 juni 1978 betreffende de woonerven.

“In een woonerf is het verkeer altijd toegelaten, zij het onderworpen aan bepaalde eigen regels, onder meer voor wat betreft de relaties tussen de weggebruikers, de snelheid en het parkeren. Anderzijds dient het woonerf op het stuk van wegverkeer bijzonder ingericht te worden in functie van het gelijktijdig aanwezig zijn van voetgangers en bestuurders, die beiden gans de beschikbare ruimte van het woonerf mogen gebruiken. Het gaat er inderdaad om dit gelijktijdig aanwezig zijn zo harmonieus mogelijk te maken en de veiligheid van alle weggebruikers, in het bijzonder die van de kinderen, die overal in het woonerf mogen spelen, te verzekeren. Om deze dubbele doelstelling zo goed mogelijk te realiseren dient men zich vooreerst een correct oordeel te vormen over de opportuniteit van de aanleg van een woonerf, gelet op de vooraf bestaande toestand, en vervolgens dit woonerf tot stand te brengen in de beste voorwaarden.” (Ministeriële omzendbrief  23 juni 1978).

Sinds 2004 werd de toepassing verruimd door de opname van het begrip 'erf' in het koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer (en van het gebruik van de openbare weg). "Het 'erf' is een zone waarvan de kenmerken overeenstemmen met die van het woonerf, maar waar de activiteiten verruimd kunnen zijn tot ambacht, handel, toerisme, onderwijs en recreatie" (KB 2003-04-04/66). In een strikte benadering geldt de omzendbrief van 1978 hier niet aangezien er toen van het begrip 'erf' nog geen sprake was. Aangezien de bepalingen en signalisatie in de Wegcode voor erf en woonerf gelijklopend zijn en hetzelfde gedrag van de weggebruikers vragen, willen we op langere termijn de 'erven' inrichten volgens dezelfde principes als 'woonerven'. Dit neemt niet weg dat er op korte termijn al wel straten kunnen aangeduid worden als 'erf', waar een erfstatuut wenselijk is.

Voorafgaande voorwaarden:

De inrichting van een openbare weg als (woon)erf kan, van het standpunt wegverkeer uit, slechts overwogen worden indien:

  1. het wonen er de overwegende functie is, maar waar de activiteiten verruimd kunnen zijn tot ambacht, handel, toerisme, onderwijs en recreatie;
  2. de dichtheid van het autoverkeer er op de piekuren niet zeer hoog is;
  3. de afstand tussen een willekeurig punt van een woonerf en een gewone verkeersweg niet meer dan ongeveer 500 meter bedraagt;
  4. er geen enkele regelmatige openbare dienst voor gemeenschappelijk vervoer door komt.
De Ministeriële omzendbrief geeft volgende duiding bij de voorwaarden:
  • De eerste voorwaarde is essentieel. Bovenlokale functies die een intens verkeer doen ontstaan, zoals grote kantoren, handelscentra, rotatieparkings, enzovoort, zijn moeilijk verzoenbaar met de doelstellingen van een woonerf.
  • Om de veiligheid van de weggebruikers te verzekeren en het waarachtige karakter van het woonerf te bewaren, zou na uitvoering, de verkeersdichtheid op de grootste piekuren over het algemeen de 100 tot 120 auto's per uur niet mogen overschrijden. Indien het niet mogelijk is, zich aan deze orde van grootte te houden, moet de inrichting van een woonerf worden afgezien. Impliciet betekent dit dat enkel straten, die binnen de wegenhiërarchie van het stedelijk mobiliteitsplan de laagste categorie hebben gekregen, met name de ‘woonstraten’, in aanmerking kunnen komen om te transformeren naar een (woon)erf.
  • Het doel van de derde vereiste is dubbel: de voetgangers moeten niet verplicht worden, een buitensporig lange weg af te leggen om een parkeerplaats of een lijn van gemeenschappelijk vervoer (die noodzakelijk buiten het woonerf) te bereiken, en de bestuurders moeten niet in de verleiding gebracht worden van tegen hoge snelheid te rijden om spoedig in een normale straat te zijn.
  • De eisen van vlugheid en regelmaat waaraan het gemeenschappelijk vervoer onderworpen is enerzijds, en de veiligheidsimperatieven (onder andere verschil in massa) voor de weggebruikers anderzijds, zijn niet verenigbaar met de aanwezigheid van een lijn van gemeenschappelijk vervoer binnen het woonerf. Daarenboven is ook de aanwezigheid van tramrails niet verenigbaar met de inrichtingsvoorwaarde van een (woon)erf, die stelt dat een weggedeelte in rechte lijn, in functie van snelheidsbeheersing, niet langer mag zijn dan ongeveer 50 meter.
Andere criteria dan deze die in de ministeriële omzendbrief van 23 juni 1978 expliciet zijn vermeld, maar die er wel impliciet uit volgen zijn:
  • De straat mag geen deel uitmaken van een parkeerroute. Straten die deel uitmaken van een parkeerlus en dus bestemd zijn om het gemotoriseerd verkeer van en naar verschillende (rotatie)parkings te leiden, hebben daardoor (op piekmomenten) sowieso een (te) hoge verkeersdichtheid.
  • De straat mag geen deel uitmaken van een aan- en/of afrijroute voor (zwaar) logistiek verkeer of route voor uitzonderlijk vervoer. Vanuit verkeersveiligheidsoogpunt is het niet aangewezen om verkeersdeelnemers/voertuigen met grote massaverschillen gebruik te laten maken van éénzelfde ruimte. Eventuele conflicten met kwetsbare weggebruikers hebben immers meestal een ernstige afloop. Bovendien hebben grote vrachtwagens extra bewegings- en manoeuvreerruimte nodig dewelke een zware hypotheek legt op en moeilijk verzoenbaar is met de inrichtingsvereisten voor (woon)erven. Zo verliest bijvoorbeeld een asverschuiving door haar noodzakelijke, ruimere maatvoering, onder meer haar snelheidsremmend effect voor het overige verkeer. Ook is het gebruikelijke, kleinschalig verhardingsmateriaal in (woon)erven doorgaans minder bestand tegen een frequente, zware belasting van vrachtverkeer.
  • De straat mag geen deel uitmaken van een urgentie- of aanrijroute van de brandweer. De brandweer legt voor haar hoofdassen, die gebuikt worden tijdens het aanrijden bij een interventie, enkele specifieke voorwaarden op in functie van een vlotte doorgang in het openbaar domein. Zo dient de rijweg te voldoen aan een aantal minimale vrije breedtes (afhankelijk van de situatie) en dienen hindernissen (zoals bloembakken, bomen, paaltjes, wegvernauwingen en asverschuivingen) die een vlotte doorgang voor brandweervoertuigen (en ziekenwagens) belemmeren, maximaal te worden vermeden. Deze vereisten staan in schril contrast met de vereisten van de inrichting van een (woon)erf, die er voornamelijk op gericht zijn om de snelheid van het gemotoriseerd verkeer in te perken en een aangename verblijfsruimte te creëren.

Toetsing van de randvoorwaarden

In functie van het inzichtelijk maken van straten en pleinen, die de potentie hebben om in de nabije toekomst te worden omgebouwd en gereglementeerd als (woon)erf, werd de bestaande (verkeers)situatie in de 16de-eeuwse binnenstad getoetst aan de reeds vernoemde en beschreven (wettelijke) randvoorwaarden of criteria. Daarbij werd in eerste instantie gekeken naar de verschillende straten en pleinen die de stad Antwerpen en het district Antwerpen naar aanleiding van de binnenstad als wandelstad hebben opgenomen in hun meerjarenplanning voor de huidige legislatuur. Uit de analyse blijkt dat volgende straten voldoen aan alle (wettelijke) voorwaarden om te worden ingericht en vervolgens gesignaleerd en gereglementeerd als (woon)erf:

  • Sint-Andriesplaats;
  • Korte Vlierstraat;
  • Lange Vlierstraat;
  • Pachtstraat;
  • Prinsstraat;
  • Kommekesstraat;
  • Raapstraat;
  • Lange Brilstraat;
  • Lange Doornikstraat;
  • Grote Koraalberg;
  • Kipdorpvest (tussen de Meir en Kipdorpbrug);
  • Schuttershofstraat
Klapdorp, Varkensmarkt, Hoornstraat, Lange Noordstraat en in zekere mate ook de Paardenmarkt, hebben de potentie tot omvorming als (woon)erf, maar voldoen momenteel niet aan alle voorwaarden. Enerzijds is de as Klapdorp - Paardenmarkt (momenteel nog) geselecteerd als hoofdaanrijroute voor de brandweerdiensten, anderzijds liggen de verkeersintensiteiten in voornoemde straten momenteel nog (veel) te hoog om een veilige en verantwoorde menging van alle verkeersdeelnemers te kunnen verzekeren. In functie van een mogelijke herinrichting van Klapdorp en Paardenmarkt als (woon)erf wordt een overleg met de brandweerdiensten vooropgesteld, alsook dient verder onderzocht op welke wijze de verkeersintensiteiten in de betreffende straten kunnen worden gereduceerd richting grootteorde van verkeersintensiteiten voor (woon)erven.
 
Volgende straten, die deel uitmaken van de toekomstige zuidelijke parkeerroute en tevens fungeren als hoofdaanrijroute voor de brandweerdiensten, voldoen niet aan de randvoorwaarden en vereisten voor omvorming naar een (woon)erf:
  • Huidevettersstraat;
  • Meirbrug;
  • Schoenmarkt;
  • Groenkerkhofstraat;
  • Kammenstraat (tussen de Groenkerkhofstraat en Nationalestraat).
Ook de Van Cuyckstraat en de Kipdorpvest (tussen de Van Cuyckstraat en de Meir) voldoen (momenteel) niet aan alle randvoorwaarden en vereisten voor omvorming naar een (woon)erf. Uit analyse blijkt immers dat beide straten ook deel uitmaken van een aanrijroute van zwaar logistiek verkeer in functie van de bevoorrading van de handelskern Meir en omgeving. 23% of bijna 1/4de van de totale verkeersstroom in de voormiddag op werkdagen bestaat uit vrachtwagens van méér dan 11 ton, waarbij ook verschillende combinaties van trekker + oplegger. Vanuit verkeersveiligheidsoogpunt is het niet aangewezen om verkeersdeelnemers/voertuigen met grote massaverschillen gebruik te laten maken van éénzelfde, ongedefinieerde ruimte. Bovendien hebben grote vrachtwagens (met in het bijzonder combinaties trekker + oplegger) extra bewegings- en manoeuvreerruimte nodig dewelke een zware hypotheek legt op en moeilijk verzoenbaar is met de inrichtingsvereisten voor (woon)erven. 

Voor de Lange Koepoortstraat (die momenteel wordt heringericht als (woon)erf), Wolstraat, Korte Koepoortstraat en Korte Nieuwstraat dient het issue van de hoofdaanrijroute voor de brandweerdiensten nog te worden uitgeklaard.

De Wolstraat, Korte Koepoortstraat en Korte Nieuwstraat, die een erfinrichting zullen krijgen bij de geplande heraanleg van de stadslus, kunnen volgens de verkeerswetgeving niet het statuut van (woon)erf krijgen wegens de aanwezigheid van openbaar vervoer (tram), maar zullen worden gereglementeerd met het verbodsbord C3, uitgezonderd plaatselijk verkeer, (brom)fietsen en speed pedelecs.

De concrete inrichting van de (woon)erven dient verder afgestemd te worden met politie in functie van infrastructurerle handhaving en verkeersveiligheid.

Eindbeeld

Op het einde van deze legislatuur en dus na realisatie van de reeds geplande (woon)erven en het meerjarenplan van de stad en het district Antwerpen, zal 45,4% van de totale straatlengte in de 16de-eeuwse binnenstad een doorgedreven voetgangersvriendelijke inrichting hebben, waarvan 16% (woon)erf en 29,4% voetgangerszone of autoluwe zone.
Uit een vooruitblik voor na 2024 blijkt dat voornoemd cijfer nog kan opgetrokken worden tot circa 83,4% voetgangersvriendelijke straten, waarvan maximaal 52,8% (woon)erf en minimaal 30,6% voetgangerszone of autoluwe zone.
 
Bewonersparkeren
 
In het woonerfgebied zal deze legislatuur ook enkel bewonersparkeren worden ingevoerd, conform resolutie 9 uit het bestuursakkoord 2018-2024: "De parkeerplaatsen in woonerven zijn enkel beschikbaar voor bewoners, frequente bezoekers van bewoners en vergunninghouders, zoals mantelzorgers, zorgverstrekkers en klusjesmannen. Bezoekers worden naar publieke parkings geleid via de parkeerlussen. In de lusstraten staan we zeer kort parkeren toe (stop & shop).”
 
Het kaderplan '(woon)erven in de 16de-eeuwse binnenstad' werd op 20 april 2020 besproken met het district Antwerpen. Er waren wel wat vragen over de plaats van de fiets in deze woonerven. Het districtscollege gaf mee dat het niet de bedoeling kan zijn dat de fiets principieel in alle woonerven wordt geweerd.

Beleidsdoelstellingen

2 - Leefbare en mobiele stad
2LMS01 - Mobiliteit
2LMS0102 - Flankerende maatregelen, modal shift en Slim naar Antwerpen
2 - Leefbare en mobiele stad
2LMS01 - Mobiliteit
2LMS0104 - Regulier
2LMS010401 - Stedelijke mobiliteit (beleid, advisering en reglementering)
2 - Leefbare en mobiele stad
2LMS01 - Mobiliteit
2LMS0104 - Regulier
2LMS010404 - Leefbaarheid woonbuurten en buurtleefbaarheidsaanpak

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college keurt het kaderplan van (woon)erven in de 16de-eeuwse binnenstad goed.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/MOB 

om een overleg te organiseren met de brandweerdiensten in functie van een mogelijke herziening van de hoofdaanrijroutes en de maximale uitrol van (woon)erven in de 16de-eeuwse binnenstad en rond de inrichtingsvoorwaarden van de (woon)erven en het vrijwaren van hydranten.

SW/MOB

om een verkeersstudie op te starten in de Campuswijk, met als doel het formuleren van ingrepen die kunnen resulteren in een (verdere) afname van de verkeersintensiteiten in functie van een maximale uitrol van (woon)erven.

SW/MPA

om in het woonerfgebied het parkeren enkel voor bewoners, frequente bezoekers van bewoners en vergunninghouders (zoals mantelzorgers, zorgverstrekkers en klusjesmannen) te onderzoeken en voor te bereiden.


Bijlagen

  • 20200529_KADERPLAN ‘(WOON)ERVEN’_def.pdf