Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020086297 |
Gegevens van de aanvrager: | NV PSA Antwerp met als adres Napelsstraat 79 te 2000 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV PSA Antwerp (0442652075) met als adres Napelsstraat 79 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: | Scheldelaan 495 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 18 sectie A nrs. 96A, 371/2 C, afdeling 19 9E2, 9B2, 9T, 9X, 19F, 19G, 45R2, 45Z, 45K2, 45P2, 101B en 219D |
Inrichtingsnummer: | 20200807-0039 (PSA Antwerp nv) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | bouwen gebouw voor dokwerkers en verandering van de exploitatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
Op 11 september 1996 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1996/5-96/B/0558 – 19953793) voor bevloeringswerken.
Inhoud van de aanvraag
Bouwen van een polyvalent gebouw
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 1 december 2011 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend aan PSA Antwerp nv voor het verder exploiteren en veranderen van een containerterminal, voor een termijn verstrijkend op 1 december 2031. Nadien werd er nog een vergunning verleend voor een verandering.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft hoofdzakelijk bijkomende toestellen zoals UPS-batterijen, een dieselgroep en acculaders.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | uitbreiding tankpiste |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | uitbreiding met 1 IBA |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | +82,50 kVA |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | +47.520 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +110 kW |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +28,69 kW |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton. | +1,69 ton |
CLP-tabel
Product | Hoeveelheid | Opslagwijze | 6.4.2 (liter) | 17.1.2.1.2 (liter) | 17.3.2.1.1.2 (kg) | 17.3.2.2.2°a (kg) | 17.3.4.1°a (kg) | 17.3.6.1°a (kg) | 17.3.7.1°a (kg) | 17.3.8.1 (kg) | 17.4 (liter) |
P4-producten | 12.700 liter | verplaatsbare recipiënten | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
afvalolie | 20.000 liter | ondergrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
koelolie | 4.950 liter | ondergrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
transmissieolie | 3.500 liter | ondergrondse opslagtanks | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
motorolie | 3.000 liter | bovengrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
motorolie | 3.000 liter | bovengrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
hydrauliekolie | 3.000 liter | bovengrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
hydrauliekolie | 3.000 liter | bovengrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
motorolie | 2.400 liter | bovengrondse opslagtank | x |
|
|
|
|
|
|
|
|
diesel | 1.014 kg | bovengrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
diesel | 1.183 kg | bovengrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
diesel | 32.110 kg | bovengrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
diesel | 42.250 kg | bovengrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
diesel | 4.183 kg | ondergrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
diesel | 1.690 kg | bovengrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
mazout | 10.140 kg | ondergrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
mazout | 16.900 kg | ondergrondse opslagtank |
|
| x |
|
|
|
|
|
|
benzine | 3.564 kg | ondergrondse opslagtank |
|
|
| x |
|
|
|
|
|
corrosieve producten | 5.000 kg | IBC’s |
|
|
|
| x |
|
|
|
|
schadelijke producten | 5.000 kg | IBC’s |
|
|
|
|
| x |
|
|
|
milieugevaarlijke producten | 1.200 | verplaatsbare recipiënten |
|
|
|
|
|
| x |
|
|
milieugevaarlijke producten | 770 kg | verplaatsbare recipiënten |
|
|
|
|
|
|
| x |
|
producten in kleine verpakkingen | 650 liter | verplaatsbare recipiënten |
|
|
|
|
|
|
|
| x |
zuurstof | 1.200 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
acetyleen | 1.200 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
propaan | 880 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
argon | 1.200 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
stikstof | 250 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
CO2 / argon | 1.200 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
CO2 | 1.200 liter | verplaatsbare recipiënten |
| x |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
| 55.550 | 7.130 | 109.470 | 3.564 | 5.000 | 5.000 | 1.200 | 770 | 650 |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 23 november 2020 | 21 december 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen | 23 november 2020 | 21 december 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen | 28 december 2020 | 4 januari 2021 | Gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 24 november 2020 | 18 december 2020 | Gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht | 23 november 2020 | 10 december 2020 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen.
Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing met als bestemming Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B2, de Berendrecht- en Zandvlietsluis en de invoergeul naar deze sluizen - Gebied voor waterweginfrastructuur. De Oudedijkweg en de Scheldelaan ten westen hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel daaraan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
De verordening hemelwater is van toepassing op de aanvraag. Er wordt echter een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. De afwijking betreft een grotere hemelwaterput en het niet aanleggen van een infiltratievoorziening. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
Om te voldoen aan het aspect hergebruik, wordt er een hemelwaterput met een inhoud van 20.000 liter voorzien, wat dubbel zo groot als vereist door de verordening. Het hemelwater wordt hergebruikt als spoelwater in het sanitair. In de aanvraag wordt gemotiveerd aangetoond dat een groter hergebruik nuttig is én dat er nauwelijks hemelwater zal overblijven om te infiltreren. De aanvrager wenst dan ook af te wijken op het aspect infiltratie en de overloop van de hemelwaterput aan te sluiten op de bestaande riolering.
Dit is een gemotiveerde en aanneembare oplossing om tegemoet te komen aan de uitgangsprincipes van de gewestelijke hemelwaterverordening. De gevraagde afwijkingen kunnen worden toegestaan.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
De regelgeving betreffende de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met een verminderde beweeglijkheid is niet van toepassing op de aanvraag, daar het gebouw, door de ligging binnen de beveiligde zone van het bedrijf, niet publiek toegankelijk is.
Sectorale regelgeving
Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project veroorzaakt geen toename aan verharde oppervlakte en slechts een beperkte toename van de bebouwde oppervlakte. De nieuwe bebouwde oppervlakte wordt gecompenseerd door de opvang van het hemelwater (zie deel gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen). Bijgevolg is er geen schadelijk effect.
Milieu-effectenrapportage:
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Een containerterminal in het noordwesten van het havengebied bereidt werken voor voor de verdieping van de kade. Om deze werken te kunnen uitvoeren dient het bestaande gebouw “Marine Operations” afgebroken te worden. Voornoemde werken zullen het voorwerp uitmaken van een aparte vergunningsaanvraag. De huidige aanvraag betreft de bouw van een nieuw Marine Operations-gebouw zodat het bestaande gebouw ontruimd kan worden. Dit nieuwe prefab gebouw zal plaats bieden aan de operationele diensten van PSA, waaronder de havenarbeiders.
De werken vinden plaats op een reeds verhard terrein ten zuiden van de Berendrechtsluis. Het nieuwe gebouw, met een oppervlakte van circa 400 m², telt twee verdiepingen waarin voornamelijk omkleed- en eetfaciliteiten voor havenarbeiders voorzien worden. Daarnaast zullen er ook technische ruimten, een lokaal voor bewaking, een lokaal voor EHBO en beperkte vergaderruimtes ingericht worden.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Daar de aanvraag gericht is op het aanbieden van faciliteiten voor havenarbeiders, is de aanvraag in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke en functionele context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel-vormelijke elementen
Het gebouw wordt opgetrokken uit een stalen constructie en bekleed met geïsoleerde sandwichpanelen in een lichtgrijze kleur. De lichte kleur heeft door de reflectiegraad een duurzaam klimaatseffect.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Door de aard van de aanvraag werd het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarin onder andere wordt opgemerkt dat er, op basis van het aantal lockers, 240 personen aanwezig kunnen zijn. Echter rekening houdend met de voorziene deur- en trapbreedte (=vluchtwegen) mogen er maximaal 90 personen gelijktijdig aanwezig zijn.
De aanvrager heeft daarop via het omgevingsloket een bericht verstuurd met daarin een verduidelijking waaruit blijkt het aantal havenarbeiders verdeeld zijn over twee ploegen (49 arbeiders per ploeg) en dat elke werknemer 2 à 3 lockers ter beschikking heeft. De ploegen werken in een vroege en late shift waardoor er maximaal 49 arbeiders in het gebouw aanwezig zullen zijn. De capaciteit van de refter is eveneens voorzien op die 49 werknemers. De personencapaciteit en de voorziene deur-en trapbreedtes zijn dus afgestemd op elkaar.
Een andere opmerking in het advies van de brandweer betreft de buitendeur van het technisch lokaal. Deze buitendeur moet niet brandwerend worden uitgevoerd tenzij het minder dan 6 meter van een tegenoverstaand gebouw of structuur staat.
Op het terrein nabij de buitendeur van het technisch lokaal voorziet men nog een noodgroep (zie situeringsplan milieugedeelte). De afstand tussen de noodgroep en de buitendeur van het technisch lokaal is echter niet op plan aangeduid. De aanvrager dient de opmerking van de brandweer te respecteren.
Advies werd gevraagd aan het Havenbedrijf Antwerpen als beheerder van het havengebied. In een eerste advies gaf het Havenbedrijf een voorwaardelijk gunstig advies voor een termijn van 8 jaar. De aanvrager heeft daaropvolgend bijkomende informatie en motivering inzake het duurzaam karakter van het gebouw bezorgd aan het Havenbedrijf. Op basis daarvan heeft het Havenbedrijf alsnog een gunstig advies bezorgd voor een permanente vergunning.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De Europaterminal van PSA Antwerp nv is gevestigd aan de Scheldelaan 495 te Antwerpen. Voorliggende aanvraag betreft in hoofdzaak een noodstroominstallatie. Tevens worden de VLAREM-rubrieken conform de CLP-wetgeving omgezet.
Eerdere milieuvergunningen werden door de deputatie van de provincie Antwerpen verleend. Ten gevolge van een wijzing van de indelingslijst is het bedrijf nu een klasse 2 ingedeelde inrichting of activiteit en is het college van burgemeester en schepenen de vergunningverlenende overheid geworden.
Nabij het nieuwe gebouw voor havenarbeiders wordt er een noodstroominstallatie voorzien die moet instaan voor de stroomvoorziening van de aangesloten computersystemen in geval van een stroomuitval. Het vermogen van de dieselgenerator bedraagt 165 kVA. Rekening houdend met het vermogen van de reeds vergunde dieselgroepen (waarbij 50% van het elektrisch vermogen in rekening wordt gebracht) bedraagt het totaal 199,38 kVA. De nieuwe generator is voorzien van een bovengrondse dubbelwandige dieseltank van 2.000 liter (1,69 ton) met lekdetectie en overvulbeveiliging. De installatie wordt op een vloeistofdichte piste met een oppervlakte van 31 m² geplaatst.
De eerder vergunde rubriek 31.1.1.a is niet langer van toepassing en wordt geschrapt uit de vergunning.
De noodstroominstallatie omvat ook een noodbatterijen set (UPS) van 47.520 VAh. Het product van de capaciteit met de klemspanning van de batterijen zal in totaal 98.412 VAh bedragen. Bijkomend wordt een batterijlader van 110 kW aangevraagd, waardoor het totaal geïnstalleerd vermogen 232,50 kW bedraagt. Zowel de noodbatterijen als de batterijlader staan opgesteld in een technische container.
Het potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeistofdichte piste passeert een koolwaterstofafscheider (KWS) met coalescentiefilter voordat het geloosd wordt in oppervlaktewater. Het reeds vergunde bedrijfsafvalwater bestaat uit het mogelijk verontreinigd hemelwater afkomstig van twee tankpistes, de straddle carrier parking en het kuiswater van de hoofdwerkplaats. Het betreft een vergund debiet van 13 m³/uur en 7.780 m³/jaar.
Rekening houdend met de sinds april 2017 door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gehanteerde berekeningswijze voor potentieel verontreinigd hemelwater heeft de bijkomende oppervlakte aan vloeistofdichte piste geen invloed op het vergunde debiet van 13 m³/uur. Dit blijkt ruimschoots voldoende, de piekdebieten van het hemelwater indachtig. De VMM verleende op 10 december 2020 een gunstig advies.
Het huishoudelijke afvalwater van het nieuwe gebouw wordt via een nieuwe kleinschalige waterzuiveringsinstallatie (KWZI) geloosd in oppervlaktewater. Het vergunde debiet van 1.000 m³/jaar blijft ongewijzigd, het aantal KWZI’s wordt hiermee uitgebreid van vier naar vijf.
Het nieuwe gebouw zal verwarmd/gekoeld worden door een warmtepompinstallatie van 27,19 kW en er wordt een warmtepomp van 1,5 kW voor het sanitaire water geplaatst, waardoor het totaal geïnstalleerd vermogen van alle koelinstallaties, airco’s en warmtepompen in totaal 392,92 kW zal bedragen. Volgens het aanvraagdossier wordt de nodige aandacht besteed aan milieuvriendelijke koelmiddelen voor de warmtepompen. De vereiste keuringen op lekdichtheid zullen periodiek uitgevoerd worden door een gecertificeerde koeltechnicus.
Conform de CLP-wetgeving wordt de vergunde opslag van de verschillende gevaarlijke stoffen in andere indelingsrubrieken ingedeeld, op basis van hun gevaareigenschappen.
Door de CLP-wetgeving is de indelingsrubriek 17.3.9 gewijzigd naar rubriek 6.5. De 14 reeds vergunde verdeelslangen zullen voortaan onder rubriek 6.5.2 vermeld worden. Rubriek 17.3.5.1 is door de CLP-omzetting niet langer van toepassing en wordt geschrapt uit de vergunning.
De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden.
In het besluit met als kenmerk MLAV1/1100000350 van 1 december 2011 werd onderstaande bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen:
De exploitant dient ervoor te zorgen dat het sanitair afvalwater, afkomstig van de Bargeterminal en/of het Gate-out gebouw, ofwel behandeld wordt in de reeds aanwezige kleinschalige waterzuiveringsinstallaties op het terrein of opgevangen en afgevoerd wordt voor externe verwerking.
De exploitant meldt hierover dat de sanitaire installatie van het gate-out gebouw is aangesloten op een nieuw geplaatste kleinschalige waterzuiveringsinstallatie welke via telemetrie permanent wordt opgevolgd door de leverancier. De leverancier verzorgt tevens het jaarlijks onderhoud en een staalname en onderzoek van het effluent. Aan deze milieuvoorwaarde is bijgevolg voldaan en deze kan dus geschrapt worden uit de vergunning.
In het besluit met als kenmerk MLAV1-2012-0398/SAPI/kadc van 28 februari 2013 werd onderstaande bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen:
In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 en §2 van VLAREM II moet de exploitant geen debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur conform deze artikelen voorzien, maar dient op de bedrijfsafvalwaterstroom een controlemogelijkheid voorzien te worden, waar een representatief schepstaal kan genomen worden ter controle van de kwaliteit van het bedrijfsafvalwater.
Deze bijzondere voorwaarde kan behouden blijven.
Op 21december 2020 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/JM/2020/H.00017.A4.0013). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.
Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen.
Geadviseerde brandweervoorwaarden
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichtingen of activiteiten de omgevingsvergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | uitbreiding tankpiste |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | uitbreiding met 1 IBA |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | +82,50 kVA |
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | +47.520 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste in+richtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +110 kW |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +28,69 kW |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton. | +1,69 ton |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 13 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.000 m³/jaar |
6.4.2° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter; | 55.550 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 14 verdeelslangen |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 199,38 kVA |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 100 kVA 4x 160 kVA 2x 175 kVA 1x 250 kVA 1x 315 kVA 6x 630 kVA 1x 800 kVA
|
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 3x 1.600 kVA 5x 2.000 kVA 4x 2.500 kVA 2x 16.000 kVA
|
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | 98.412 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 232,50 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 292 aantal voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 5 stuks |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 392,92 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 7.130 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 109,47 ton |
17.3.2.2.2°a) | opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders; | 3,56 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,20 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,77 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 650 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 46,60 kW |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 500 liter |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 30 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 1.820 kW |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 50 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 en §2 van VLAREM II moet de exploitant geen debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur conform deze artikelen voorzien, maar dient op de bedrijfsafvalwaterstroom een controlemogelijkheid voorzien te worden, waar een representatief schepstaal kan genomen worden ter controle van de kwaliteit van het bedrijfsafvalwater. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 27 oktober 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 23 november 2020 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 22 januari 2021 |
Verslag GOA | 5 januari 2021 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Geadviseerde brandweervoorwaarden
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 en §2 van VLAREM II moet de exploitant geen debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur conform deze artikelen voorzien, maar dient op de bedrijfsafvalwaterstroom een controlemogelijkheid voorzien te worden, waar een representatief schepstaal kan genomen worden ter controle van de kwaliteit van het bedrijfsafvalwater. |
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 13 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.000 m³/jaar |
6.4.2° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter; | 55.550 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 14 verdeelslangen |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 199,38 kVA |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 100 kVA 4x 160 kVA 2x 175 kVA 1x 250 kVA 1x 315 kVA 6x 630 kVA 1x 800 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 3x 1.600 kVA 5x 2.000 kVA 4x 2.500 kVA 2x 16.000 kVA
|
12.3.1° | accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; | 98.412 VAh |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 232,50 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 292 aantal voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 5 stuks |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 392,92 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 7.130 liter |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | 109,47 ton |
17.3.2.2.2°a) | opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders; | 3,56 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,20 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,77 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 650 liter |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 46,60 kW |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 500 liter |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 30 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 1.820 kW |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 50 ton |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 en §2 van VLAREM II moet de exploitant geen debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur conform deze artikelen voorzien, maar dient op de bedrijfsafvalwaterstroom een controlemogelijkheid voorzien te worden, waar een representatief schepstaal kan genomen worden ter controle van de kwaliteit van het bedrijfsafvalwater. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor:
- onbepaalde duur wat betreft de stedenbouwkundige handelingen;
- een termijn verstrijkend op 1 december 2031 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.