Terug
Gepubliceerd op 08/03/2021

2021_CBS_01719 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020145872. Wilmarsstraat 402, Zandvoort 346K en Nieuwelandenweg 6. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 05/03/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Verontschuldigd

Jinnih Beels, schepen; Claude Marinower, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_01719 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020145872. Wilmarsstraat 402, Zandvoort 346K en Nieuwelandenweg 6. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_01719 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020145872. Wilmarsstraat 402, Zandvoort 346K en Nieuwelandenweg 6. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020145872

Gegevens van de aanvrager:

BV Warmtenetwerk Antwerpen Noord met als adres Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

BV Warmtenetwerk Antwerpen Noord (0739948464) met als adres Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Wilmarsstraat 402 te 2030 Antwerpen, Zandvoort 346K te 2030 Antwerpen en Nieuwelandenweg 6 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

sectie C nrs. 537B, 538, 539, 540D, 540C, 541E, 541D, 541C, 547C, 547/2 , 552C, 552/2 , sectie K nrs. 352, 355, 356, 362F, 369A, 370B, 370A, 371A, 372A, 373A, afdeling 15 sectie A nrs. 1Y, 1R, 1N, 1M, 1H, 1S, 1G, 1K, 1P, 1L, 1X, 1W, 1V, 1T, 2D, 2E, 2A, 3E2, 3F2, 3G2, 3H2, 3K2, 3C2, 3D2, 3B2, 3Z, 3Y, 3X, 3L, 3M, 3A2, 3L2, 5B, 8C, 12B, 16B, 20D, 20C, 23B, 46C, 56C, 56F, 56G, 56K, 56L, 67C, 67L, 153C, 223T2, 223W5, 223S5, 223T5, 223X5, 223P5, 223K5, 223H5, 223R5, 223A4, 223S2, 223P4, 223N4, 223P3, 223V3, 223R3, 223R, 223F3, 223C3, 223P2, 223T3, 223H, 223B5, 223D5, 223W3, 223S, 223K2, 223X3, 223Y3, 223M2, 223L, 223F5, 223G5, 223M4, 223V4, 223X2, 223C4, 223E4, 223Y4, 223L2, 223E5, 261T, 261K3, 261M2, 261M3, 261H3, 261R2, 261G3, 261Z2, 261A3, 261Y2, 263P, 263N, 263R, 263S, 263T, 265D, 400B, 425D, 426G, 426H, 427F, 430C, 430F, 430D, 430G, 435C, 493D, 498/3 , 498E, 502E, 504E, 504D, 507L, 507P, 507N, 508V, 508W, 508T, 508L, 508P, 508R, 508N, 509F, 514K, 514H, 514L, 514G, 515A, 518A, 519A, 521A, 536B, 539A, 540B, 550A, 554C, 556A, 557E, 558D, 562C, 570E, 574C, 575A, 577B, 577C, 577A, sectie B nrs. 3P, 6R, 6P, 6S, 21T, 21W, 21X, 349A, sectie C nrs. 258M2, 258L2, sectie D nrs. 258S, 258N, 258W, 258Y, 258X, 258T, 258H, 258Z, 261B, 261C, 265E, 271/7 N, 271/7 M, 271/2 D2, 271/7 L, 271/6 D, 271/2 B2, 271/8 A, 271/8 B, 271/2 S, 271/2 R, 271/2 P, 271/2 K, 271/2 H, 271/2 G, 271/6 E, 271/3 , 271/7 P, 271/2 L2, 271/7 R, 271/2 K2, 271/2 M2, 271/4 A, 271/7 H, 271/7 K, 272L2, 272R2, 272Y2, 272A3, 272B3, 272M2, 272N2, 272K2, 272H2, 272F2, 272Z, 272Y, 272G2, 272Z2, afdeling 16 sectie B nrs. 81S, 81L, 81T, 86E, 87D, 91A, 91/2 , 124C, 138K, 138L, 138C, 138D, 169B, 170C, 171D, 171F, 172C, 173B, 174C, 174D, 175D, 176A, 177B, 178A, 179A, 181A, 185L, 185F, 185E, 186S, 186C, 186R, 186N, 186P, 187H, 187G, 187M, 187N, 187L, 187R, 187P, 187K, 187S, 189B, 192F, 192T, 192Z, 192H, 192G, 192D, 192C, 192E, 192W, 195B, 196B, 204B, 205B, 207B, 224T, 224S, 224R, 243F, 243H, 243G, 243K, sectie C nrs. 1K, 2B, 4B, 5F, 5/2 , 32B, 42/3 , 42/2 , 42C, 45B, 60B, 65B, 67B, 69A, 70B, 73B, 76B, 81L, 82F, 83V, 83T, 87B, 88B, 89E, 89F, 89K, 89H, 93B, 94A, 96K, 96L, 96R, 96S, 96P, 96M, 96N, 96H, 101D, 101E, 109B, 110C, 110D, 112C, 113A, 119B, 130C, 131C, 133C, 134B, 147B, 188L2, 188A5, 340T, 340Z, 340R, 340P, 340G, 340E, 340W, 340Y, 356M3, 356B3, 356A2, 356V2, 356C2, 356Z, 356G3, 356W2, 356N3, 356F3, 356K3, 356L3, 356Z2, 356D3, 356K2, 356C3, 356F2, 369A, 371P, 371S, 371R, 372A, 377E, afdeling 17 sectie F nrs. 641G, 875A, 878C, 885B, 897C, 902E, 902F, 902G, 906M, 906N, 906L, 906K, 907C, 911C, 915C, 916E, sectie G nrs. 190A, 193B, 194B, 196E, 222A, 223B, 224B, 225B, 227K, 227N, 227D, 227E, 227G, 227L, 227S, 227F, 227H, 227R, 228B, 229B, 230B, 230C, 238E, 238D, 238H, 298F, 317C, 322C, 322B, 322N, 322L, 322P, 322M, 322K, 323G, 323B, 323H, 323D, 323F, 323E, 323C, 327H, 327E, 327D, 327F, 327G, sectie H nrs. 147B, 148B, 150E, 150/2 , 151F, 152G, 153/2 E, 153/2 C, 153/2 D, 153/2 B, 154B, 174C, afdeling 18 sectie C nrs. 47D, 48E, 50A2, sectie D nrs. 28C, 79B, 80B en 191F

Inrichtingsnummer:

20201207-0022 (Warmtenetwerk Antwerpen-Noord)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, Vegetatiewijzigingen

Voorwerp van de aanvraag:

Aanleg van een restwarmteleiding met omgevingsaanleg in het Antwerpse havengebied

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

De werken wordt uitgevoerd over een traject van 9,4 kilometer in de Antwerpse haven. Er is geen relevante voorgeschiedenis.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft het aanleggen van een restwarmteleiding tussen de afvalenergiecentrale Indaver en industriële en residentiële afnemers, door middel van: 

-     het aanleggen van leidingen (ondergronds en bovengronds); 

-     het bouwen van twee leidingbruggen; 

-     het aanleggen van een paddenpoel; 

-     het slopen van spoorwegen; 

-     het tijdelijk slopen en nadien heraanleggen van verhardingen; 

-     het kappen van bomen met ontbossing; 

-     het plaatsen van tijdelijke werfzones.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een bronbemaling in het kader van de aanleg van een restwarmteleiding met omgevingsaanleg in het Antwerpse havengebied.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

98 m³/uur

39.7.2°

industriële installaties voor het transport van stoom of warm water (uitgezonderd de transportleidingen) met een totaal vermogen van meer dan 200 kW;

945 kW

53.2.1°c)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 2000 m³ per dag;

2.001 m³/dag

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

495.367 m³/jaar

53.11.2°

onttrekken van grondwater met een debiet van 1000 m3 per dag of meer als de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied, zoals aangeduid ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen, of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.

1.425 m³/dag

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II (zie Bijlage R53). Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de meetmethodes voor lozing van afvalwater voorzien volgens artikel 4.2.5.1.1.

Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan.

 

Omschrijving vegetatiewijzigingen

 

Het grootste deel van het leidingentracé wordt in een industriële context ter hoogte van wegbermen langs wegenis aangelegd. Grote delen van deze wegbermen bestaan uit biologisch (zeer) waardevolle ruigtes (ku+) en ruigte- of pioniersvegetaties (sz) (bijvoorbeeld ter hoogte van de Poldervlietweg en de Noorderlaan). Veel van deze wegbermen maken ook deel uit van het Ecologisch Infrastructuurnetwerk (EIN) van de Antwerpse haven.

Het tracé doorsnijdt de beschermde plantensoorten volgens het Soortenbeschermingsbesluit: Bijenorchis, Duizendguldenkruid, Egelantier en Hondsroos. Men vraagt een afwijking op het verhinderen of verwijderen van beschermde soorten volgens het Soortenbesluit aan. Voor Bijenorchis en het Duizendguldenkruid worden extra maatregelen genomen:

-     Bijenorchis: bevindt zich ter hoogte van het fietspad langs de Noorderlaan te beginnen juist ten zuiden van Tabaksnatie en verder zuidwaarts tot aan de Nieuwenlandenweg. Afgraving in zijn geheel en direct permanent te verplaatsen naar zuiden van de Ekersedijk, ten noorden van de paddenpoel waar dezelfde standplaats kenmerken van toepassing zijn.

-     Duizendguldenkruid: toplaag wordt afgegraven ter bescherming van de zaadbanken. Na de werken worden deze opnieuw terug gelegd op hun oorspronkelijke locatie.

 

Op verschillende plaatsen duiken er ook rietvegetaties (mr) en waterpartijen (ae) op, elk verboden te wijzigen vegetatietypes (bijvoorbeeld ter hoogte van de Amoras afwateringsgracht aan de Poldervlietweg en de oversteek Rode Weel). Het waterriet zal na de werken worden hersteld. Daarnaast dienen er ook enkele struikpartijen en bomen lokaal gekapt te worden. Hiervoor is een vraag tot afwijking op het verbod tot wijzigen van de vegetatie of kleine landschapselementen toegevoegd aan de aanvraag.

 

De aanvraag houdt allerlei reliëfwijzigingen in een groen- of natuurgebied in:

-     de aanleg van de paddenpoel tussen de Noorderlaan en de spoorweg ter hoogte van het Churchilldok;

-     graven van tijdelijke open sleuven en het daarnaast voorzien van werfstroken. Afhankelijk van de diepte en afmetingen van de leiding zullen de werfstroken 16,5 meter tot 19 meter breed zijn. In die werfzones zal de vegetatie ook tijdelijk vernield worden;

-     afgraven van de toplaag (bovenste 20 centimeter) in het EIN-gebied, gelegen tussen de bocht van de Noorderlaan en de Nieuwelandenweg, als zaadbank. Na de werken zal deze toplaag terug geplaatst worden. 

 

De aanvraag bevat een vraag tot ontheffing voor verboden activiteiten in het VEN en een aanvraag van een individuele ontheffing voor verboden activiteiten in een natuurreservaat.

 

De vegetatie- en natuurmaatregelen komen aan bod in de toegevoegde passende beoordeling en natuur- en soortentoets. 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

AIR LIQUIDE INDUSTRIES BELGIUM

21 januari 2021

1 februari 2021

Voorwaardelijk gunstig

AQUAFIN NV

21 januari 2021

8 februari 2021

Voorwaardelijk gunstig

Fluxys Belgium NV

21 januari 2021

24 februari 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

25 januari 2021

18 februari 2021

Gunstig

Inovyn - dienst pipeline

21 januari 2021

29 januari 2021

Voorwaardelijk gunstig

Nationale Maatschappij der Pijpleidingen

21 januari 2021

2 februari 2021

Geen advies

Petrochemical Pipeline Services

21 januari 2021

2 februari 2021

Voorwaardelijk gunstig

Rotterdam Antwerpen Pijpleiding (België)

21 januari 2021

22 januari 2021

Geen bezwaar

Water-link (AWW)

21 januari 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

ExxonMobil22 januari 20214 februari 2021Voorwaardelijk gunstig
Beheerder slibleiding Amoras22 januari 2021Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag
Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

































Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

21 januari 2021

11 februari 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het tracé van het warmtenetwerk is voornamelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan volgende bestemmingen: 

-     Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage;

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur; 

-     Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Schijns;

-     Gebied voor spoorinfrastructuur;

-     Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.


Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan eveneens volgende overdrukken: bouwvrije strook en leidingstraat.

 

Het tracé van het warmtenetwerk is tevens gedeeltelijk - ter hoogte van Amoras - gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Zeehaven Antwerpen rechteroever “Bietenveld” (Besluit van de Vlaamse regering van 9 maart 2007).

Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de bestemming Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

 

Het gewestplan Antwerpen wordt voor het tracé van het warmtenetwerk voornamelijk overschreven door bovenvermelde gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Enkel voor wat betreft het tracé ten zuiden van de Bospolder waar het gewestplan Antwerpen nog van toepassing is. Op deze locatie van het tracé is het gebied volgens het gewestplan bestemd als Natuurgebied.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van bovenstaande ruimtelijke uitvoeringsplannen en het gewestplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, op de zone voor permanente ecologische infrastructuur volgens het GRUP Afbakening zeehavengebied na.

De aanvraag is ook niet in overeenstemming met de bestemming Natuurgebied volgens het gewestplan Antwerpen. Voor beide bestemmingen wordt een afwijking aangevraagd op basis van artikel 4.4.7., §2 VCRO en artikel 3 §2  van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende handelingen in de zin van (...), artikel 4.4.7, § 2 (...) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 5 mei 2000 zoals meermaals gewijzigd (zie deel ‘Beoordeling afwijkingen van de voorschriften’).

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Churchilldok en het 6de Havendok – Gebied voor waterweginfrastructuur. Het gebied tussen de R2 en het Verlegde Schijns heeft als bestemming Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage. Voor de gebieden ten noorden van het vormingsstation Antwerpen-Noord geldt het bestemmingsvoorschrift Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek – Logistiek park Schijns. De Noorderlaan, de R2 en de Kruisweg hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Het vormingsstation Antwerpen-Noord, de spoorwegen rond de Grote Kreek en De Kuifeend en de spoorwegen ten westen van de Bospolder hebben als bestemming Gebied voor spoorweginfrastructuur. Voor het Verlegde Schijns, de Hoofdgracht, De Grote Kreek en de zone tussen de Noorderlaan en het vormingsstation Antwerpen-Noord geldt het bestemmingsvoorschrift Zone voor permanente ecologische infrastructuur. Voor de gebieden tussen de Noorderlaan en de Bospolder en tussen de Noorderlaan en de Grote Kreek geldt het bestemmingsvoorschrift Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’. Tevens lopen er nog overdrukken binnen de straal van 500 meter rond de aanvraag met als aanduidingen Leidingstraat, Hoogspanningsleiding en Bouwvrije strook.

Buiten de afbakeningslijn zeehavengebied voor een gebied ten noordoosten van de aanvraag geldt het bestemmingsvoorschrift Natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur (GEN). Ten westen van dit gebied geldt het bestemmingsvoorschrift Bouwvrij agrarisch gebied waarvan een deel een overdruk heeft met als aanduiding Erfgoedlandschap. Over deze gebieden lopen tevens twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat en Hoogspanningsleiding. Voor De Kuifeend geldt eveneens het bestemmingsvoorschrift Natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur (GEN). Tevens geldt voor het gebied ter hoogte van de Ekersedijk het bestemmingsvoorschrift Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen. Over dit gebied loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding. 

 

Binnen de straal van 500 meter is het GRUP Zeehaven Antwerpen rechteroever “Bietenveld” van toepassing. Volgens dit GRUP geldt – voor het gebied van Amoras – het bestemmingsvoorschrift Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. In het noorden van deze zone geldt voor een strook de overdruk Bouwvrije zone en dwars over het gebied loopt een overdruk met als aanduiding Bestaande hoogspanningsleiding.

 

Binnen de straal van 500 meter is het GRUP Liefkenshoek spoortunnel van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Volgens dit GRUP geldt op circa 330 meter ten noorden van de aanvraag voor de spoorwegen het bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur. Over deze spoorwegen loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP loopt een overdruk ten noorden van de R2, op circa 430 meter van de aanvraag, met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Tot slot is ter hoogte van de Bospolder, in het zuidoosten van de aanvraag, het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Parkgebieden (P), Natuurgebieden (N), Groengebieden, Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, Bestaande autosnelwegen en overdrukken met als aanduiding Bestaande hoogspanningsleidingen en Bestaande afzonderlijke leidingen.

Het gewestplan Antwerpen is eveneens nog van toepassing in het noordwesten van de aanvraag. Hier gelden de bestemmingen Bufferzone, Bestaande hoofdverkeerswegen en Bestaande autosnelwegen.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag daar waar de bestaande verharding wordt uitgebroken, vervolgens de verharding na de leidingaanleg terug wordt aangelegd en het hemelwater niet op natuurlijke wijze naast of door de verharding kan infiltreren in de bodem. Het betreft het deel van het tracé ter hoogte van Indaver, westwaarts vanaf Treurenborg en langs de Wilmarsstraat richting de industriële afnemer. Het gaat om een oppervlakte verharding van 5.242 m². De aanvrager vraagt een afwijking aan om hiervoor geen infiltratievoorziening te plaatsen. De afwijking wordt gunstig geadviseerd omdat de heraanleg van de verharding geen doel op zich is maar louter een noodzakelijk middel om de leiding te kunnen aanleggen. In vele situaties heeft de bestaande verharding ook een functie (opritten, interne bedrijfswegenis,…) voor de individuele bedrijven. Na de leidingaanleg dient de verharding dezelfde functie te kunnen opnemen en dient de oorspronkelijke toestand ter plekke ook snel hersteld te worden.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving

Milieueffectenrapportage:

De aanvraag heeft betrekking op een project als vermeld in bijlage II van het project-MER-besluit, namelijk rubriek 10 ‘Onttrekken van grondwater als het debiet 1.000 m³ per dag of meer bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken’.

 

De exploitant heeft een project-MER aan de vergunningsaanvraag toegevoegd. Over dit project-MER heeft het college een apart advies geformuleerd. Dat MER-advies is gunstig.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag bevindt het projectgebied zich buiten een archeologisch vastgestelde zone, betreft het projectgebied een gezamenlijke oppervlakte boven 3.000 m² en bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 1.000 m², waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 2 december 2020 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 16675. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen vervolgonderzoek.

 

Passende beoordeling en natuurtoets: bij elke vergunningsplichtige activiteit dient er te worden onderzocht of er wezenlijke effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen die vooropgesteld werden voor de Speciale Beschermingszone(s) en of er effecten zijn op de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk.

 

De aanvraag doorkruist een speciale beschermingszone van de Europese Vogelrichtlijn (SBZ-V), namelijk ‘De Kuifeend en de Blokkersdijk’ (BE2300222). Volgens het Agentschap voor Natuur en Bos dient de Kuifeend eveneens opgevat te worden als een complex van ornithologisch waardevolle gebieden dat ruimer gaat dan het afgebakende Vogelrichtlijngebied en wordt het gezien als een samenhangend vogelrichtlijnensemble ‘Complex de Kuifeend’. Dit vogelrichtlijnensemble overlapt voor een groot deel met een gebied dat behoort tot het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), zijnde ‘De Kuifeend’, een grote eenheid natuur (GEN-303). Tevens situeert zich aan de overzijde van de terreinen van Indaver het Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ (BE2301336). Daarnaast hebben de werken een invloed die eveneens reikt tot in het VEN-gebied ‘De Oude Landen en Bospolder’ (GEN-306). Tot slot bevindt de Schelde zich ten zuidwesten van het traject, op minimaal 2,2 kilometer. De Schelde is erkend als een Europees Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ (BE2300006). Wegens de ligging van de aanvraag door en naast deze beschermde gebieden werd een passende beoordeling, inclusief een verscherpte natuurtoets opgemaakt.

 

In de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets worden de effecten op respectievelijk de habitats en de soorten als op het VEN-gebied onderzocht. De effecten die aan bod komen zijn onder andere ecotoop- en habitatverlies, verstoring en verdroging. Uit de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets blijkt dat, mits de nodige milderende maatregelen, er geen significante impact zal optreden naar de soorten of habitats van de speciale beschermingszones of VEN-gebieden toe:

-     tijdens de aanlegfase zal er tijdelijk ecotoopverlies zijn door bijkomend ruimtebeslag ter hoogte van de werfzones. Op veel locaties maken de werfzones voor het aanleggen van de leiding in open sleuf (de wegbermen) deel uit van het EIN (Ecologisch Infrastructuur Netwerk). Er worden hierbij geen habitatwaardige vegetaties aangesneden. De wegbermen zullen na de aanleg van de leidingen opnieuw hersteld worden naar de originele toestand en zullen opnieuw ingezaaid worden. Tevens wordt in het gedeelte tussen de bocht van de Noorderlaan en de splitsing tussen Boortmalt en Fluvius de bovenste 20 centimeter als zaadbank afzonderlijk afgegraven en na de werken op dezelfde plaats teruggelegd. 

Plaatselijk komen er rietvegetaties in het gedrang, een verboden te wijzigen vegetatietype. Het landriet aan de Amoras afwateringsgracht wordt beschadigd, maar dit kan na de werken opnieuw vlot koloniseren. Om het Verlegde Schijns over te steken en ter hoogte van de Grote Kreek worden zowel land- als waterriet beschadigd. Het waterriet zal met volledig wortelgestel uitgegraven worden en in bakken vochtig gehouden worden gedurende de werkzaamheden. Na de graafwerken dient het riet op dezelfde plaats en diepte teruggeplaatst te worden. Op deze manier is de impact op rietvegetaties zo gering mogelijk. 

Voor het schaden van Bijenorchis, Fraai duizendguldenkruid en wilde rozelaars wordt een afwijking op het Soortenbeschermingsbesluit aangevraagd bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Het bijenorchis wordt permanent verplaatst naar de zone aan de nieuwe paddenpoel;

-     Tijdens de exploitatiefase kan er ecotoop- en habitatverlies optreden omwille van randvoorwaarden door de voorbehouden zone. Langs het leidingtracé dient echter een voorbehouden zone van 5 meter vanaf de dagkant van de leiding gegarandeerd te worden en dit aan elke zijde. Binnen deze zone moet gemaaid of minstens frequent gekapt worden en diepwortelende bomen zijn niet toegelaten. Om stabiliteitsredenen is het eveneens niet toegelaten om het reliëf te wijzigen binnen 1,5 meter van de dagkant;

-     De werkzaamheden kunnen geluidshinder veroorzaken tot een afstand van 200 meter van de werken. Gezien enkele belangrijke broed- en pleistergebieden gesitueerd zijn in of nabij het projectgebied, wordt aandacht besteed aan het uitvoeringstijdstip van de werken. Ter hoogte van de meest gevoelige locaties worden de werken buiten het broedseizoen georganiseerd (midden maart tot eind juli);

-     Daar waar gevoelige locaties voor vleermuizen zijn, mag er enkel tijdens de normale werkuren overdag verlichting voorzien worden en moeten de armaturen neerwaarts voorzien zijn zodat er een minimale verstoringsradius is; 

-     Aangezien de grondwaterstand op bepaalde plaatsen relatief hoog is, dient er plaatselijk tijdelijk bemaald te worden. De bemaling wordt opgesplitst in verschillende zones en zorgt voor een tijdelijke verdroging van de zones en de directe omgeving. Er wordt geopteerd om lokaal infiltratie toe te passen door te lozen op nabij gelegen grachten. 

 

Soortenbeschermingsbesluit: Het besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer van 15 mei 2009 en latere wijzigingen.

Wegens aanwezigheid van een aantal beschermde soorten dienen afwijkingen op het Soortenbesluit aangevraagd te worden. Het Agentschap Natuur en Bos is bevoegd om deze afwijkingen toe te staan.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag is deels in strijd met de geldende voorschriften. Een deel van het leidingentraject – op de grens tussen de Bospolder en de Nieuwelandenweg – ligt in Natuurgebied volgens het gewestplan Antwerpen. Een ander deel van het traject – onder de Voor- en Hoofdgracht en onder de Noorderlaan – ligt in een Zone voor permanente ecologische infrastructuur van het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen. De aanvrager verzoekt om een afwijking van de voorschriften.

 

Met toepassing van artikel 4.4.7 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het “Besluit van de Vlaamse Regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1 5°, artikel 4.4.7 §2 en artikel 4.7.1 §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening” kan in een vergunning voor handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, worden afgeweken van de stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt verwezen naar Hoofdstuk III artikel 3 §1, 8°/1 en §2, 8°/1 van het BVR tot aanwijzing van handelingen van algemeen belang:

 

-     §1, 8° /1 de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse warmte- en koudenetleidingen die bedoeld zijn voor het openbaar distributienet, en de bijbehorende kleinschalige infrastructuur, zoals toezichtsputten, pompputten, ontluchters en voedings- en schakelkasten;

 

-     §2, 8° /1 de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse of bovengrondse warmte- en koudenetleidingen die bedoeld zijn voor het openbaar distributienet, en de aanhorigheden met het oog op de exploitatie, zoals warmteoverdrachtstations, pompgebouwen en aftakstations;

 

De aanvrager voegt in de verantwoordingsnota een beoordeling toe waarin de effecten op de natuur worden onderzocht. De leiding met ondersteunende aanhorigheden hebben geen significante impact noch op het natuurgebied, noch op de zone voor permanente ecologische infrastructuur, omdat:

-     de visuele impact miniem is en beperkt blijft tot enkele indicatiepaaltjes. De leiding is er volledig ondergronds en open sleuven worden terug opgevuld mét mogelijkheid tot vegetatieherstel;

-     het terrein in en nabij de zone voor permanente ecologische infrastructuur reeds aangesneden is met leidingen en andere haveninfrastructuur zoals spoorwegen en windturbines die mee sterk het landschapsbeeld bepalen;

-     de ligging ter hoogte van de Nieuwelandenweg beperkt blijft tot de berm ten zuiden van de bufferdijk die het natuurreservaat van de Bospolder afschermt van het bedrijventerrein van de Luithagen. De bufferende werking van de dijk blijft bijgevolg gespaard en daarmee ook de impact op de Bospolder beperkt;

-     de (delen van) terreinen die bestemd zijn als natuurgebied weinig ecologische waarde hebben;

-     de leiding aan de rand van de beide bestemmingszones wordt voorzien;

-     vanuit het MER milderende maatregelen ter bescherming van de biodiversiteit en het vermijden van hinder bij uitvoering van de werken zullen worden nageleefd (bijvoorbeeld enkel werken buiten het broedseizoen, het natte riet inclusief wortel herplanten, …).


Ook de werfzones en tijdelijke (grond)stockages met het oog op de uitvoering van de handelingen van 8°/1 komen in aanmerking voor een afwijking indien geen significante impact op het ruimtelijk kwetsbaar gebied. Aangezien de werkzones steeds het tracé volgen en dus in de nabijheid van de leidingen zelf liggen, kan gelet op bovenstaande argumentatie ook gesteld worden dat de ruimtelijk impact beperkt is. 

 

De aanvrager deelt nog mee dat er met Natuurpunt, de beheerder van het natuurreservaat De Kuifeend en de Grote Kreek en de Bospolder aandachtspunten en randvoorwaarden voor de uitvoeringswerken zijn vastgesteld om de verstoring van de aanwezig fauna en flora zeer beperkt te houden. Deze maatregelen en randvoorwaarden zullen verwerkt worden in de aanbestedingsdocumenten en men zal ook de uitvoeringswijze en uitvoerder van de werken selecteren aan de hand van de voorgestelde uitvoeringsmethodes en toe te passen materieel.

De afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften wordt gunstig geadviseerd.

 

Functionele inpasbaarheid – Visueel-vormelijke elementen

Het Warmtenetwerk Antwerpen-Noord (WAN) voorziet in de haven van Antwerpen de aanleg, de exploitatie en het onderhoud van een warmteleiding tussen de afvalenergiecentrale Indaver en twee types afnemers, namelijk (minstens reeds één) industriële afnemer en residentiële afnemers via een uitkoppelpunt met de stad Antwerpen.

 

Het warmtenetwerk behelst een tracé van 9,4 kilometer lang en start in het noorden op de terreinen van Indaver, ten westen van de A12. Vervolgens gaat de warmteleiding in zuidelijke richting doorheen de omgeving van vormingsstation Antwerpen Noord, langs het natuurreservaat ‘de Kuifeend’ en ‘De Grote Kreek’ naar het industrieterrein langs de Noorderlaan. Het tracé gaat vervolgens in de zuidberm van de Noorderlaan tot aan het NextGen District (voormalige GM-site). Het tracé gaat verder richting het zuiden langs de grens van het NextGen District en vervolgens in oostelijke richting via de zuidgrens van Katoennatie en Bpost tot het weer aan de Noorderlaan reikt. Vervolgens gaat het tracé verder zuidwaarts langs de oostzijde van de Noorderlaan. Ten zuiden van het Churchilldok splitst het tracé in twee richtingen, namelijk richting het westen naar de industrieterreinen tot aan een eerst gekende industriële afnemer (Boortmalt) en richting het oosten langs industrieterreinen en in de berm van de Nieuwelandenweg tot aan het uitkoppelknooppunt voor het latere warmtenetwerk van Fluvius.

 

Voor het aanleggen van de restwarmteleiding worden volgende stedenbouwkundige handelingen aangevraagd: 

-     het aanleggen van leidingen (ondergronds en bovengronds); 

-     het bouwen van twee leidingbruggen; 

-     het aanleggen van een paddenpoel; 

-     het slopen van spoorwegen; 

-     het tijdelijk slopen en nadien heraanleggen van verhardingen; 

-     het kappen van bomen; 

-     het plaatsen van een werfzone.

 

Aanleggen van leidingen

Deze handeling betreft het aanleggen van zowel ondergrondse als bovengrondse leidingen. Op het tracé worden telkens twee parallelle leidingen aangelegd: een leiding voor warm water van Indaver naar de afnemers en een leiding voor afgekoeld water terug naar Indaver. De bovengrondse leidingen worden op een leidingbrug geplaatst (zie stedenbouwkundige handeling ‘bouwen van leidingenbruggen’). De ondergrondse leidingen worden aangelegd door middel van een open sleuf, een gestuurde boring of een GFT-boring.

 

De leidingen die in open sleuf aangelegd worden, worden afhankelijk van de locatie voorzien op een diepte van 1 tot 2 meter onder het maaiveld. De diepte van de sleuf zal variëren van 1,65 tot 2,90 meter ten opzichte van het maaiveld. Na de aanleg van de leidingen zal het terrein worden hersteld in zijn oorspronkelijke staat.

De breedte van de werkstrook voor de aanleg van de leidingen in open sleuf varieert afhankelijk van de gebruikte diameter van de restwarmteleidingen, de diepte van de sleuf en de mogelijkheden ter hoogte van de locatie. Er wordt over het algemeen 10 meter werkstrook naast de open sleuf voorzien, maar dit kan plaatselijk aangepast of geoptimaliseerd worden in functie van de kwetsbaarheid van de omgeving, om ongewenste effecten maximaal te vermijden. Binnen de werkstrook wordt opgaande vegetatie verwijderd.

 

Op drie locaties van het traject wordt de warmteleiding aangelegd via een gestuurde boring. Bij een gestuurde boring wordt er geboord vanaf het maaiveld en wordt er van het intredepunt naar het uittredepunt geboord. In de laatste fase van de booroperatie wordt ter plaatse van het uittredepunt de leiding aan de boorstreng gekoppeld en vervolgens in de boorgang getrokken. De beide warmteleidingen (warm en koud) worden via een aparte boring ingebracht waardoor er dus telkens twee boringen vereist zijn.

 

Tevens worden op twee locaties van het traject de ondergrondse leidingen geplaatst door middel van een GFT-boring. Hiervoor worden een pers- en ontvangstput gegraven. Vervolgens wordt er vanuit de persput horizontaal tot in de ontvangstput geboord. De ontvangstputten hebben een oppervlakte van circa 25-30 m² en een diepte van circa 5 meter. De persputten hebben een oppervlakte van circa 50-80 m². Rond de putten is tevens een werkzone vereist. Er wordt algemeen gesteld dat de werkzones lokaal worden aangepast en geoptimaliseerd in functie van de kwetsbaarheid van de omgeving om de ongewenste effecten maximaal te vermijden.

 

Bouwen van leidingbruggen

Voor de bovengrondse leidingen worden twee leidingbruggen voorzien, namelijk leidingbrug 1 op het terrein van Indaver en leidingbrug 2 op de terreinen van het Havenbedrijf Antwerpen in concessie verleend aan Boortmalt. De leidingbruggen worden opgetrokken in gegalvaniseerd staal en gefundeerd op palen.

 

Leidingbrug 1 wordt voorzien tegen het bestaande gebouw van de verbrandingsoven en heeft een totale lengte van circa 79 meter (55 meter en 24 meter). De leidingbrug heeft een breedte van 2,5 meter en een maximale hoogte van 7,45 meter. De vrije hoogte onder de brug bedraagt 5,9 meter.

Leidingbrug 2 wordt deels voorzien in een bestaande loods waar de ondergrondse leiding zal stijgen tot op deze nieuwe brug. Deze leidingbrug heeft een breedte van 1,5 meter en een totale lengte van circa 72,5 meter (60,5 meter en 12 meter). Het deel van de brug dat naast de watertanks loopt heeft een hoogte van 5,8 meter en het deel van de brug dat over de weg loopt heeft een hoogte van 8,5 meter. Ter hoogte van deze weg is de vrije hoogte 7,7 meter.

 

Aanleggen van een paddenpoel

Ter hoogte van de Bospolder, ten zuiden van de kruising van de Noorderlaan met de Ekersedijk wordt een rugstreeppaddenpoel aangelegd waardoor het reliëf op deze locatie zal gewijzigd worden. De paddenpoel wordt aangelegd om de populatie van de rugstreeppad op de rechter Schelde-oever extra te stimuleren. De poel heeft een ovale vorm met een maximale lengte van 50 meter en een maximale breedte van 33,6 meter. De poel heeft een maximale diepte van 2 meter onder het maaiveld. Ten noorden van de poel wordt een talud voorzien met een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld. Het talud heeft een breedte van circa 37 meter.

 

Sloopwerken en heraanleg verhardingen

Voor de aanleg van de nieuwe warmteleidingen dient eerst een privaat spoor dat haaks op de Noorderlaan doodloopt opgebroken te worden. Tevens dienen voor het plaatsen van de ondergrondse leidingen in sleuf verhardingen en funderingen gesloopt te worden met een totale oppervlakte van circa 4.997 m². Na het uitvoeren van de werken worden de verhardingen heraangelegd zodat de bestaande situatie tot zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt. 

 

Kappen van bomen

Om leidingen te plaatsen in de zone tussen het Verlegde Schijns en de sporenbundel dienen bomen in bosverband gekapt te worden. De oppervlakte van het te ontbossen bos bedraagt circa 6.882 m². De 6.882 m² bos wordt in het boscompensatievoorstel als spontane bebossing van jonger dan 22 jaar aangeduid en dus als vrijgesteld van de compensatieplicht.

Na de werkzaamheden kan het terrein opnieuw spontaan verbossen. Ter hoogte van het warmtenetwerk geldt echter een voorbehouden zone van 12 meter waar geen diep wortelende vegetatie mag groeien waardoor dit gedeelte dus niet spontaan mag verbossen. 

 

Werfzones

Ten slotte zijn extra werfzones mogelijk nodig voor de stockage van materieel en materiaal of voor de tijdelijke stockage van restgronden. Hiervoor komen drie locaties in aanmerking: 

-     een hoofdwerfzone op het terrein van het NextGen District; 

-     een kleinere werfzone op het terrein van OCHA langsheen de westelijke splitsing van het tracé;

-     een kleinere werfzone op het terrein van Indaver.

 

De aanvraag is functioneel inpasbaar wegens de mogelijkheid tot verdere duurzame ontwikkeling van de haven en de bedrijvigheid en de impact op de ruimtelijk kwetsbare gebieden blijft beperkt (zie ook deel Beoordeling afwijkingen van de voorschriften).

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag betreft voornamelijk het aanleggen van ondergrondse leidingen waardoor het uitzicht van de omgeving niet wijzigt. De leidingbruggen worden voorzien op industrieterreinen temidden van allerhande industriële installaties en gebouwen. De ruimtelijke impact is eerder beperkt. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Het advies van de brandweer is voorwaardelijk gunstig. Ook de lokale overheid hecht belang aan het brandweeradvies.

 

Wegens de nabijheid van een hoofdwaterleiding is het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Water-Link heeft echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van pijpleidingen werd het advies ingewonnen van de beheerders van deze leidingen. Het betreft instanties ExxonMobil, Inovyn, Air Liquide, Aquafin, Petrochemical Pipeline Services, Rotterdam Antwerpen Pijpleiding en Fluxys. De voorwaarden uit al deze adviezen, die gericht zijn op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, met het oog op de beperking van de hinder van de geplande werkzaamheden en met het oog op de veiligheid, kunnen integraal aan dit advies worden gehecht en moeten in geval de werken worden vergund als voorwaarden in de vergunning worden opgenomen.

De aanvrager zou bovendien ook reeds het nodige overleg gepleegd hebben met de beheerders van de kabel- en leidinginfrastructuur bij het uittekenen van het leidingentracé.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert bij de exploitatiefase van het warmtenetwerk geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.

Wel wordt er tijdens de uitvoering van de werken tijdelijke en plaatselijke verkeershinder verwacht:

-     er wordt getracht de bedrijven die bereikbaar zijn via wegen (zoals Poldervlietweg) die tijdelijk (deels) onderbroken worden voor de aanleg van het leidingentracé steeds bereikbaar te houden. Een eventuele onderbreking van de bereikbaarheid zal steeds in overleg met het betrokken bedrijf gebeuren, meer concreet in kader van het tijdstip, de duur en grondinname van de werken en de werf; 

-     op de locaties waar het tracé spoorverbindingen dwarst, zullen de leidingen aangelegd worden door middel van onderboringen zodat de verbindingen tijdens de werken steeds gevrijwaard blijven;

-     op drie locaties van het tracé wordt de Noorderlaan gedwarst door middel van een onderboring. De verkeersverbinding over de Noorderlaan wordt door de werken dus niet onderbroken. De werken in de berm van de Noorderlaan zullen tevens geen grote hinder veroorzaken voor doorgaand verkeer. Hiervoor gaat de aanvrager in overleg met het Agentschap Wegen en Verkeer; 

-     waar het tracé in de oostelijke berm van de Noorderlaan ligt, loopt het min of meer parallel met het tweerichtingsfietspad dat gescheiden ligt van de Noorderlaan. De fietsverbinding zal hierbij gevrijwaard blijven. Hiervoor gaat de aanvrager in overleg met het Agentschap Wegen en Verkeer.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Warmtenetwerk Antwerpen-Noord (WAN) vraagt een omgevingsvergunning aan voor de aanleg en de exploitatie van een warmtenetwerk tussen de industriële afvalenergiecentrale Indaver in de Antwerpse haven (warmte producent) en 2 types afnemers, namelijk (minstens reeds 1) industriële afnemer (Boortmalt) en residentiële afnemers, via een uitkoppelpunt met de stad Antwerpen door middel van het Fluvius distributienetwerk. Het warmtenet betreft een open access leiding waarbij het tracé van het warmtenet zo gekozen is dat onder andere een extra afname en productie van restwarmte ter hoogte van het NextGen District (NGD, voormalige Opel-site) in de toekomst mogelijk is.

 

Het hele tracé bevindt zich op het grondgebied van de stad Antwerpen. Het tracé van de leidingen vertrekt vanuit Indaver ten zuiden van de A12 en gaat in zuidelijke richting doorheen de omgeving van vormingsstation Antwerpen Noord en de Kuifeend naar het industrieterrein langs de Noorderlaan. Het tracé gaat vervolgens in de zuidberm van de Noorderlaan langsheen het NextGen District. Vervolgens kent het tracé nog 2 varianten. In een eerste tracévariant (varianten A en B) volgt het tracé de Noorderlaan niet verder, maar snijdt het industrieterrein aan eerst richting zuiden langs grens van het NGD, en vervolgens in oostelijke richting via de zuidgrens van Katoennatie en Bpost tot het weer aan de Noorderlaan reikt. In een tweede tracévariant (variant C) blijft het tracé de zuidelijke (en verderop westelijke) berm van de Noorderlaan volgen. Vervolgens gaat het tracé verder zuidwaarts langs de oostzijde van de Noorderlaan. Ten zuiden van het Churchilldok splitst het tracé vervolgens in 2 richtingen: één tak dwarst opnieuw de Noorderlaan en gaat in westelijke richting doorheen het industrieterrein richting het bedrijf Boortmalt. De andere tak gaat in oostelijke richting langs industrieterrein en in de berm van de Nieuwelandenweg tot aan het uitkoppelpunt voor het latere warmtenetwerk van Fluvius ter hoogte van de noordoostelijke hoek van de Nieuwelandenweg.

 

Het tracé van de varianten A en B geniet de voorkeur van de initiatiefnemer, dit tracé wordt aangevraagd in de vergunning. Variant C wordt in het MER evenwel ook nog mee genomen bij de milieubeoordeling. Het verschil tussen varianten A en B situeert zich louter in de diameter van de leidingen.

De dienst Mer vroeg het college eerder om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. Het college verleende hiervoor een gunstig advies. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college nu eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen.

 

Tijdens de gebruiksfase zal water van bij Indaver volgens de huidige inzichten vertrekken met een nominale temperatuur van circa 103°C en een thermisch vermogen hebben van 40 MWth. Water dat naar Indaver teruggevoerd wordt, zal een temperatuur hebben van circa 63°C. Deze leidingen worden naast elkaar aangelegd. De afstand tussen de leidingen in de sleuf bedraagt circa 40 cm.

 

Om in den droge te kunnen werken, zal er bij de plaatsing van de leidingen langs het grootste deel van het tracé bemaald moeten worden. In functie van het project werd een bemalingsstudie opgemaakt. Het maximaal aan te vragen bemalingsdebiet bedraagt 2.335 m³/dag en het maximaal aan te vragen volume bedraagt 495.367 m³. Bij de bemaling wordt tot meer dan 1.000 m³/dag grondwater onttrokken uit een speciale beschermingszone (rubriek 53.11.2) en is er bemalingsinfrastructuur in natuurgebied gesitueerd met een debiet van meer dan 2.000 m³/dag (rubriek 53.2.1.c). De bemaling zal enkel tijdens de werffase plaatsvinden.

De pompen (3 x 315 kW) van het warmtenetwerk, gesitueerd op de site van Indaver, maken ook deel uit van huidige omgevingsvergunningsaanvraag (rubriek 39.7.2).

 

In de omgeving zijn er bodemverontreinigingen gekend. In het MER wordt, op basis van de grondwaterstudie, gesteld dat er nergens een significant verspreidingsrisico van een aanwezige grondwaterverontreiniging wordt verwacht als gevolg van de bemaling. Wel wordt in de grondwaterstudie aangehaald dat de verontreinigingscontouren bij Indaver via monitoring worden opgevolgd, in afwachting van actieve bodemsaneringswerken. Deze contouren mogen niet uitbreiden. In overeenstemming met de erkende bodemsaneringsdeskundige van het dossier werd besloten dat het aangewezen is om de contour voor en tijdens de bemaling via monitoring te controleren. Hiertoe werd in de grondwaterstudie een monitoringsplan voorgesteld.

 

Omdat op basis van het gevoerde grondwateronderzoek blijkt dat het opgepompte bemalingswater verhoogde waarden voor arseen en geleidbaarheid zal bevatten, zal ook rubriek 3.4.2 worden aangevraagd voor het lozen van bedrijfsafvalwater met waarden boven het indelingscriterium gevaarlijke stoffen. Waar mogelijk zal bemalingswater via infiltratie terug in de bodem gebracht worden, dit werd voor de volledige zone onderzocht in een bijgevoegd infiltratie- en lozingsplan. Vermoedelijk volstaat infiltratie evenwel niet en zal een deel van het bemalingswater rechtstreeks of onrechtstreeks geloosd worden in oppervlaktewater (natuurzones) en in het gemengde rioleringsstelsel dat afloopt naar de dokken.

 

Gezien de aard van de regionale verontreiniging met arseen (deels van nature/glauconiethoudende ondergrond, deels door opgespoten gronden havengebied), wordt in het MER geoordeeld dat er voor de parameter arseen geen belangrijke impact wordt verwacht als gevolg van het terug in de bodem brengen van het effluent van de bemaling. Er wordt een verhoogde lozingsnorm van 35 µg/liter arseen aangevraagd voor in het geval het bemalingswater geloosd wordt.

In het MER wordt er vanuit gegaan dat hierdoor de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm voor arseen (3 µg/liter) in de waterlopen niet zal overschreden worden. Dit door het tijdelijk karakter van de lozing en door de eerder beperkte lozingsdebieten. Bovendien bedraagt de gevraagde lozingsnorm slechts 7 maal het indelingscriterium.

 

De uitgevoerde grondwaterstudie geeft aan dat er een verhoogde geleidbaarheid wordt vastgesteld in het grondwater, te wijten aan de opgespoten gronden in het havengebied en aan de voormalige stortplaats. In het MER wordt geoordeeld dat door de korte bemalingsfilters, de beperkte verticale invloed, de beperkte bemalingstijd en het feit dat zowel grond- als oppervlaktewater in het studiegebied reeds licht brak zijn, er geen relevante impact verwacht wordt van de bemaling op het zoet-zoutwaterevenwicht ter hoogte van het projectgebied. Dat is zeker het geval wanneer ook nog eens infiltratie nagestreefd wordt, wat in eerste instantie ook de bedoeling is in het project. Vanuit de grondwaterstudie wordt voorgesteld om bij waarden > 2.100 µS/cm in het bemalingswater ook de geleidbaarheid van het ontvangende water te controleren alvorens te infiltreren. Bij afwijkende geleidbaarheidswaarden in het effluent van de bemaling ten opzichte van de waarden in het ontvangende water, wordt voorgesteld om het effluent in de havendokken te lozen.

 

Voor de parameters BTEX, CKW en minerale olie worden geen problemen verwacht. Voor alle zekerheid wordt voorgesteld om het effluent van de bemaling op te volgen gedurende de werken, door middel van een staalname van het effluent van de bemaling bij opstart van een nieuwe filterlijn (in kader van lozing op lokale waterlopen en bij infiltratie) en dit voor analyse op de parameters van het standaardanalysepakket en meting van de geleidbaarheid. Specifiek voor de lozing op oppervlaktewater wordt aanbevolen om ook het ijzergehalte in het bemalingswater te controleren en om bij verhoogde ijzerconcentraties een beluchting toe te passen vóór de lozing.

 

Ten zuiden van Indaver / voormalig stort worden mogelijk verhoogde waardes aan geleidbaarheid en chloriden opgepompt. In de grondwaterstudie wordt voorgesteld om het effluent van de bemaling in de buurt van deze zone bij opstart van de filterlijn niet alleen te analyseren op de parameters van het standaardanalysepakket, maar ook op de parameters geleidbaarheid en chloriden.

 

In de bemalingsstudie werden zettingsberekeningen uitgevoerd in functie van dit project. Op basis van de berekeningen werd geconcludeerd dat er voor dit project geen nadelige zettingen te verwachten zijn ten gevolge van de bemaling.

 

De exploitant vraagt verder nog een bijstelling van artikel 4.2.5.1.1. §1 van VLAREM II dat stelt dat bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via debietsmeting- en bemonsteringsapparatuur. In het kader van voorliggende bemaling en lozing van het bemalingswater is het echter niet relevant om bemonsteringsapparatuur voor de lozing van het bemalingswater te voorzien. De hoeveelheid grondwater die opgepompt en afgevoerd wordt, wordt bepaald door middel van een meetmethode conform hoofdstuk 5.53 van VLAREM II. Deze meetmethode is volgens de exploitant in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan.

De gevraagde bijstelling kan verleend worden aangezien dergelijke debietsmeting- en bemonsteringsapparatuur niet eenvoudig te installeren is voor de gevraagde toepassing, te meer gelet op het tijdelijk karakter van de bemaling.

 

Toetsing van het aangevraagde aan de beoordelingsgronden van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

 

Voor de toetsing wordt verwezen naar de bespreking van de passende beoordeling en de natuurtoets en de beoordeling van de afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften in kader van de ruimtelijk beperkte impact (zie boven). 

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-     De milderende maatregelen al dan niet omschreven als projectgeïntegreerd uit het project-MER zijn strikt na te leven;

-     De milderende maatregelen al dan niet omschreven als projectgeïntegreerd uit de passende beoordeling en de natuurtoets zijn strikt na te leven;

-     De voorwaarden uit het advies van ExxonMobil dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van Inovyn dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van Air Liquide dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van Aquafin dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van Petrochemical Pipeline Services dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van Rotterdam Antwerpen Pijpleiding dienen strikt nageleefd te worden;

-     De voorwaarden uit het advies van Fluxys dienen strikt nageleefd te worden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

98 m³/uur

39.7.2°

industriële installaties voor het transport van stoom of warm water (uitgezonderd de transportleidingen) met een totaal vermogen van meer dan 200 kW;

945 kW

53.2.1°c)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 2000 m³ per dag;

2.001 m³/dag

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

495.367 m³/jaar

53.11.2°

onttrekken van grondwater met een debiet van 1000 m3 per dag of meer als de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied, zoals aangeduid ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen, of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.

1.425 m³/dag

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 januari 2021

Start openbaar onderzoek

29 januari 2021

Einde openbaar onderzoek

27 februari 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

11 maart 2021

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

29 januari 2021

27 februari 2021

2

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitale opmerking ontvangen van NMBS via het Omgevingsloket. Met die opmerking reageert NMBS op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. De NMBS deelt mee geen gronden in bezit te hebben in de buurt van het project. Deze opmerking hoeft geen verder gevolg.

 

Er werd een e-mail ontvangen van een concessionaris. Met deze mail reageert de concessionaris op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. In deze mail stelt de concessionaris dat de werken ongetwijfeld hinder zullen meebrengen. Zij verzoeken dat er maatregelen opgelegd worden om deze hinder zoveel mogelijk te beperken en dat er in overleg gegaan moet worden met de betrokken concessionarissen. Tevens kunnen zij als concessionaris geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade berokkend door deze werken.

In de bijgevoegde project-MER werd onderzocht welke effecten het project vermoedelijk zal hebben en werden maatregelen en aanbevelingen opgesomd ter voorkoming of ter vermindering van negatieve effecten. In hoofdstuk 12.3 ‘Effectbespreking- en beoordeling’ wordt meermaals aangehaald dat de aanvrager steeds in overleg zal gaan met de betrokken bedrijven om de (tijdelijke) hinder beperkt te houden. Het aspect van de aansprakelijkheid voor eventuele schade betreft geen ruimtelijk aspect waardoor hierover geen beoordeling vereist is.

 

Er werd een e-mail ontvangen van het bestuur van de Polder van Ettenhoven en Muisbroek. Zij hebben volgende opmerkingen: 

-     Waar mogelijk en indien van toepassing dient het maaiveld na de werken zo goed mogelijk hersteld te worden; 

-     Tijdens de werken dient het grondwater, afkomstig van de droogzuiging bij de aanleg, terug gepompt te worden in de polderwaterlopen en/of poldergrachten; 

-     Het bestuur verzoekt uitgenodigd te worden op volgende afspraken/vergaderingen, indien nodig ook tijdens de werken (bijvoorbeeld bij werfvergaderingen). 

Na de aanleg van de leiding zal het oorspronkelijk reliëf maximaal hersteld worden. Op specifieke plaatsen voorziet men ook opnieuw in te zaaien of de bodemtoplaag (zaadbank) in zijn geheel terug te plaatsen. Op de plaats van de paddenpoel wordt het reliëf wel permanent aangepast. 

De aanvraag bevat een bemalings-en grondwateronderzoek. Waar mogelijk zal bemalingswater worden geloosd op nabij gelegen grachten om lokaal te infiltreren. Dit werd voor de volledige zone onderzocht in een bijgevoegd infiltratie- en lozingsplan. Vermoedelijk kan niet al het water geherinfiltreerd worden en zal een deel van het bemalingswater rechtstreeks of onrechtstreeks geloosd worden in oppervlaktewater (natuurzones) en in het gemengde rioleringsstelsel dat afloopt naar de dokken. Extra maatregelen in functie van lozen op oppervlaktewater worden aanbevolen (bijvoorbeeld voldoende staalnames, beluchten bij verhoogde ijzerconcentraties).

Het MER voorziet om in kader van hinder en bereikbaarheidsproblemen in overleg te gaan met de betrokken bedrijven en wegbeheerders. Het is aan de initiatiefnemer van het project om dit overleg - al dan niet - open te trekken naar partijen buiten de projectcontour, zoals bijvoorbeeld het Polderbestuur.

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 3 februari 2021. Het verslag werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.


Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- De milderende maatregelen al dan niet omschreven als projectgeïntegreerd uit het project-MER zijn strikt na te leven;
- De milderende maatregelen al dan niet omschreven als projectgeïntegreerd uit de passende beoordeling en de natuurtoets zijn strikt na te leven;
- De voorwaarden uit het advies van ExxonMobil dienen strikt nageleefd te worden;
- De voorwaarden uit het advies van Inovyn dienen strikt nageleefd te worden;
- De voorwaarden uit het advies van Air Liquide dienen strikt nageleefd te worden; 
- De voorwaarden uit het advies van Aquafin dienen strikt nageleefd te worden; 
- De voorwaarden uit het advies van Petrochemical Pipeline Services dienen strikt nageleefd te worden; 
- De voorwaarden uit het advies van Rotterdam Antwerpen Pijpleiding dienen strikt nageleefd te worden;
- De voorwaarden uit het advies van Fluxys dienen strikt nageleefd te worden.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:
DienstTaak
SW/VHet advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.