Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020167838 |
Gegevens van de aanvrager: | de heer Alfons Van Dijck met als contactadres Nooitrust 4 te 2390 Malle en VZW KATHOLIEK ONDERWIJS BISDOM ANTWERPEN METROPOOL met als contactadres Nooitrust 4 te 2390 Malle |
Ligging van het project: | Abdijstraat 128, Wittestraat 116-118 te 2020 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 9 sectie I nrs. 2431E en 2431L |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | renoveren en uitbreiden van bestaand schoolgebouw |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 20/11/2020: integrale kwaliteitskamer;
- 14/12/2012: milieuvergunning klasse 2 (2012414) voor onderwijsinstelling;
- 03/05/1963: toelating (18#80621) voor het uitbreiden;
- 07/03/1928: toelating (1928#29307) voor het bouwen van een school;
Vergunde/vergund geachte toestand
- functie:
- bouwvolume:
- voorgevelafwerking:
- inrichting:
Huidige toestand
- vaststelling (ID: 7757) van Prelaathof, heden klooster van de zusters annonciaden als bouwkundig erfgoed;
- bouwvolume:
- voorgevelafwerking:
Gewenste toestand
- bouwvolume:
- voorgevelafwerking:
- inrichting:
Inhoud van de aanvraag
Het renoveren en uitbreiden van een schoolgebouw:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
AQUAFIN NV | 20 januari 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 20 januari 2021 | 22 februari 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen | 20 januari 2021 | 29 januari 2021 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 20 januari 2021 | 28 januari 2021 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg | 20 januari 2021 | 19 februari 2021 |
talentontwikkeling en vrijetijdsbeleving/ onderwijsbeleid/ capaciteit | 20 januari 2021 | 29 januari 2021 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:
niveauverschillen van meer dan 18 cm moeten overbrugd worden, ofwel met een trap in combinatie met een helling, ofwel met een trap in combinatie met een lift, ofwel met een helling in combinatie met een lift. Dit is niet het geval voor de 3 leslokalen op het gelijkvloers.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
Gezien het historische karakter en de opbouw van het hoofdgebouw is toegankelijkheid niet vanzelfsprekend in dit project. Daarom werd er, voorafgaandelijk aan de omgevingsaanvraag, aan Inter een afwijking aangevraagd voor de drie klassen op de gelijkvloerse verdieping. De afwijking werd goedgekeurd en de motivering luidt als volgt:
- artikel 18:
- Artikel 29: er moeten minstens 2 buitenzitplaatsen voor rolstoelgebruikers zijn. Gezien het sporadisch gebruik van de tribune als effectieve zitplaats bij voorstellingen en de grote vrije ruimte op de speelplaats staan wij toe dat rolstoelgebruikers zich op het laagste deel van de speelplaats opstellen bij eventuele voorstellingen. Het zicht is hier gelijkwaardig aan dat van de zittende op de onderste zitbanken.
Voor het overige dient de aanvraag te voldoen aan bovenstaande verordening.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft de uitbreiding van een bestaand schoolgebouw Pius X. De functionele inpasbaarheid blijft aldus gerespecteerd.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag beoogt de renovatie en uitbreiding van een bestaand schoolgebouw Pius X en de herinrichting van de speelplaats. Het bestaande hoofdgebouw Wittestraat 116 wordt intern heringericht. Het aangrenzend pand Wittestraat 118 werd reeds in het verleden (plan met Inventarisnummer 18#80621) aan de school toegevoegd. Dit pand wordt gesloopt en vervangen door een nieuwbouwvolume. In het hoofdvolume van Wittestraat 118 zullen hoofdzakelijk de ondersteunende functies van de school (vergaderruimte, berging, directie, ...) worden ingericht, achteraan voorziet men nog een klasuitbreiding. Het bestaande hoofdgebouw nummer 116 wordt intern heringericht en samen met nummer 118 centraal uitgebreid met een 3de bouwlaag. De nieuwe bouwlaag wordt opgevat als een dakpaviljoen. Hierin zullen 5 extra klassen onder worden gebracht. Het dakpaviljoen wordt opgebouwd als een flexibele CLT-structuur die de combinatie van verschillende klassen toelaat. Het dak loopt door tot aan de gevellijn en vormt een overdekte buitengang die ook de ontsluiting van de klassen voorziet. Ter hoogte van de scheidingswanden worden er intensieve groendaken ingericht. Aan de voorgevel wordt de balustrade vormgegeven als een bloembak. Langs de achtergevel wordt de balustrade bekomen door middel van een stalen net (met leuning) om de transparantie en lichtheid van de optopping te behouden. Langs de gang bevinden zich twee glazen trappenkokers (‘lantaarns’) die vormelijk loskomen van het dak van het paviljoen en toegang geven tot de overdekte buitengang. Ook het liftvolume wordt aan deze gang geplaatst om een overdekte toegang te bieden.
Tot slot wordt de speelplaats heringericht en wenst men het sanitaire paviljoen op de overdekte speelplaats te regulariseren.
De straat kenmerkt zich door panden met voornamelijk drie bouwlagen en enkele panden met 4 bouwlagen. Na uitbreiding is het volume blijvend inpasbaar. Bovendien springt de nieuwe daklaag grotendeels terug ten opzichte van de ander panden in de straat waardoor de uitbreiding minder dens is. Schaal en ruimtegebruik worden aldus gerespecteerd.
Visueel-vormelijke elementen
Het project werd ter advies voorgelegd aan de Kwaliteitskamer. Het advies is gunstig:
“Het project betreft het uitbreiden van een bestaand schoolgebouw aan de Wittestraat. Het bestaande pand sluit ter hoogte van de buurpanden aan bij de rooilijn in de straat, centraal springt het gebouw enkele meters achteruit. Het bestaande gebouw wordt gereorganiseerd, beperkt uitgebreid en de speelplaats wordt heraangelegd. Ten slotte voorziet het ontwerp in een optopping van het bestaande gebouw door middel van een losstaand, alzijdig dak paviljoen. De facetvorm van de toegevoegde laag wordt gevat onder een overkragend plat dak op een lichte kolomstructuur in groen gelakt staal. De afwerking van de niet beglaasde geveldelen van het dakpaviljoen en van de borstwering aan de voorgevel wordt gedacht in lichtkleurige beton steenstrips/tegels, het schrijnwerk wordt voorzien in groen gelakt hout.
Op twee plaatsen worden verticale trapkernen doorgetrokken tot op dakniveau, deze lichte volumes worden vormgegeven als een soort ‘lantaarn’. De borstwering aan de straat wordt vormgegeven als één lange bloembak. De naastliggende rijwoning (links) die nu al bij de school hoort, wordt visueel geïntegreerd in de school en de voorgevel wordt afgewerkt in lichtbeige strips.
De kwaliteitskamer apprecieert het zorgvuldig uitgewerkt project en de wijze waarop met een minimum aan middelen gestreefd wordt naar een maximale belevingswaarde en architecturale kwaliteit. Als enige aandachtspunt geeft de kwaliteitskamer mee dat de bloembak in de borstwering (straatzijde) en de begroening van daken en scheimuren, deel uitmaken van het concept en vragen om engagement van het schoolbestuur, zowel naar investering als naar onderhoud op termijn. De beoogde vergroening draagt immers bij tot de kwaliteit en de belevingswaarde van de bovenste laag.”
Cultureel historische aspecten
In het binnengebied bevindt zich het Prelaathof, heden klooster van de zusters annonciaden en geïnventariseerd als bouwkundig erfgoed. Het schoolgebouw aan de straatzijde zelf heeft geen erfgoedstatus. Het project werd voorbesproken. De stedelijke dienst monumentenzorg adviseert gunstig.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De aanvraag is strijdig met artikel 26 van de bouwcode. Er is immers geen afvalberging aanwezig. Vanuit het oogpunt comfort en hygiëne is het noodzakelijk dat een afgescheiden en voldoende verluchte afvalberging wordt ingericht. Op het gelijkvloers en in de kelder zijn er verschillende ruime bergingen ingetekend. Er is dus voldoende ruimte om een afvalberging te voorzien. Bijgevolg wordt opgelegd als voorwaarde, een afvalberging in te richten, conform artikel 26 van de bouwcode.
De aanvraag is eveneens strijdig met artikel 38 dat stelt dat alle nieuwe daken maximaal als groendak dienen te worden aangelegd. Bovendien heeft de scheidingsmuur ter hoogte van het hoogst aangrenzende dakvlak geen opstand van 30 cm (artikel 34 bouwcode). Van dit voorschrift kan, met het oog op het voorkomen van brandoverslag, niet afgeweken worden. In voorwaarde bij deze vergunning wordt opgenomen om een groendak aan te leggen en een een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed te voorzien tussen het groendak en de scheidingswand.
Het bestaande gebouw wordt aangepast zodat zoveel mogelijk lokalen integraal toegankelijkheid worden. De voormalige rijwoning wordt vervangen door een nieuwbouw waarvan de vloerpassen afgestemd zijn op die van het bestaande hoofdgebouw. Een nieuwe lift ontsluit het bestaande gebouw, de nieuwbouw en de uitbreiding op de dakverdieping. De nieuwe speelplaats wordt integraal toegankelijk gemaakt. Het niveauverschil wordt overbrugd met een plateaulift.
Tenslotte wordt er door middel van een traplift in de schoolvleugel van de Abdijstraat de verbinding gemaakt tussen de speelplaats en het hoger gelegen straatniveau.
De speelplaats werd zoveel als mogelijk onthard door het voorzien van halfverharding. Het regenwater wordt in eerste instantie opgevangen door grote hemelwaterputinstallatie, grotendeels ter plaatste geïnfiltreerd, er wordt ook een infiltratiebekken voorzien.
Er werd advies gevraagd aan de Stedelijke dienst Stadsbeheer/groen en begraafplaatsen. Het advies is voorwaardelijk gunstig, deze voorwaarden worden opgenomen in de vergunning:
“de aanvraag omvat het herinrichten van de binnentuinen, er zullen 7 bomen worden gerooid en 14 bomen worden aangeplant.
De boom aan de straatzijde zal worden behouden, hiervoor zullen er de gepaste boom/wortelbescherming moeten worden toegepast. Op de plannen is het niet duidelijk in welke ondergrond de boom zal terecht komen, het beste is een open plant vak of desnoods ook waterdoorlatende half verharding.
Bomen in half verharding hebben geen lange levensduur doordat half verharding met de tijd dichtslibt, het kan hierdoor ook wenselijk zijn om de bomen in een open plant vak te steken en de wortels te geleiden onder de fundering van de half verharding. Dit kan samen met infiltratiekolken voor betere omstandigheden zorgen.”
Er werd advies gevraagd aan Talentontwikkeling en vrijetijdsbeleving/onderwijsbeleid/capaciteit:
“Op deze locatie voorziet het schoolbestuur voor de stad broodnodige capaciteitsgroei. Wij adviseren gunstig.”
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 3 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van het schoolgebouw. Er komen 5 klassen bij. Het gaat om een uitbreiding van 100 leerlingen. Voor secundair onderwijs wordt de parkeerbehoefte bepaald volgens de norm: 3,3ppl/100 leerlingen.
De werkelijke parkeerbehoefte is 3. |
De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.
In een aantal gevallen genereert een aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte maar kunnen de plaatsen om volgende stedenbouwkundige redenen niet (volledig) gerealiseerd worden: Het plan voorziet niet in het aantal te realiseren plaatsen. Het voorzien van parkeerplaatsen zou bijkomende poorten impliceren wat afbreuk zou doen aan het levendig karakter van de voorgevel en storend zou werken in de opbouw en de geleding van de gevel. |
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 3 – 0 = 3.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 3 – 0 = 3. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen. |
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 3 plaatsen.
|
Fietsvoorzieningen:
Er moeten 20 fietsstalplaatsen voorzien worden per 100m² klasruimte. Voor de 5 bijkomende klassen met een oppervlakte van 295m² moeten er dan 59 fietsen voorzien worden (voor personeel en leerlingen).
Er worden in de gang 17 fietsstalplaatsen voorzien en in de kleine voortuinstrook 25 fietsstalplaatsen. Dat zijn er 17 te weinig. De fietsstalplaatsen die buiten staan moeten overdekt en afsluitbaar zijn.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt dit advies van de dienst mobiliteit deels gevolgd.
Het is niet wenslijk om een overkapping van de fietsstalplaatsen in de voortuin te voorzien. Bovendien wordt de voortuin reeds met hekwerk van het openbaar domein afgesloten.
Wel zal in voorwaarden opgelegd worden om een systeem te voorzien waaraan de fietsen veilig vastgemaakt kunnen worden (zoals beugels).
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de nieuwe platte daken moeten maximaal als groendak conform artikel 38 van de bouwcode aangelegd worden;
3. het gedeelte van het dak, gelegen naast de scheidingsmu(u)r(en) die geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, is te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
4. een afgescheiden afvalberging is te voorzien conform artikel 26 van de bouwcode;
5. te voldoen aan de verordening toegankelijkheid, exclusief de goedgekeurde afwijkingen door Inter;
6. de voorwaarden uit het advies van de stedelijke groendienst strikt na te leven;
7. de 17 ontbrekende fietsstalplaatsen te voorzien in de zone aansluitend op de gang (zie plan gelijkvloers nieuwe toestand rode aanduiding);
8. de fietsstalplaatsen in de voortuin moeten voorzien worden van een systeem waar de fietsen veilig aan vastgemaakt kunnen worden;
9. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er best op gevestigd dat bemalingswerken noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).
Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten.
In de bemalingsstudie worden naast de zettingsberekeningen, debieten, fasen tenminste ook volgende aspecten beschreven en gemotiveerd:
- een beschrijving van de milderende ingrepen om het bemalingsdebiet zo laag mogelijk te houden (bv. berlinerwand, bentonietwand, secanspalen, …)
- grondwaterstanden voor en tijdens bemaling
- invloedstraal van de bemaling (op plan)
- een risico-inschatting van het oppompen van verontreinigd grondwater
- een beschrijving van de mogelijkheden van de retourbemaling (of alternatieven 1.lozen in oppervlakte water 2. Hemelwaterafvoer,…)
- indien geen retourbemaling mogelijk: grondige motivatie, een aanduiding van het lozingspunt, toelating van Aquafin bij lozing op riolering van > 10m³/u
Lastvoorwaarden
De aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd via het retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 18 december 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 20 januari 2021 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 17 maart 2021 |
Verslag GOA | 25 februari 2021 |
naam GOA | Gerd Cryns |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften | Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften | Petitielijsten | Digitale bezwaarschriften |
2 | 0 | 0 | 0 |
Bespreking van de bezwaren
Er werden 2 bezwaren ingediend die zich als volgt samenvatten:
Vermindering van licht en bezonning op het naastgelegen perceel nummer 114: Het bezwaar dat het smalle en diepe pand van bezwaarindiener in het verleden werd voorzien van een vide en dakkoepels om meer daglicht in de achterbouw te laten toetreden. Door de uitbreiding van het naastgelegen schoolgebouw vreest men dat er minder licht zal toetreden in de woning.
Beoordeling: De straat kenmerkt zich door panden met voornamelijk 3 bouwlagen. Meerdere panden hebben tevens een dens achterbouwvolume van 2 bouwlagen, enkele panden hebben 3 of 4 bouwlagen. De uitbreiding van de school met een extra daklaag is aldus niet vreemd in deze stedelijke context. Bovendien wordt de daklaag opgevat als een paviljoen constructie centraal ingeplant op het dak waardoor het geheel licht en luchtig is en er doorheen de overdekte wandelgangen nog voldoende licht en bezonning kan doorstralen naar de omgeving. Ter hoogte van de scheidingswanden worden tevens intensieve groendaken ingericht, enkel het beperkt trapvolume grenst aan de scheidingsmuur met huisnummer 114. Het bezwaar is ongegrond.
Onvoldoende rendement van de in de toekomst te plaatsen zonnepanelen: het bezwaar dat de zonnepanelen die bezwaarindiener in de toekomst op het plat dak van de achterbouw wenst te voorzien, onvoldoende rendement zullen opleveren door de uitbreiding van de school met een daklaag.
Beoordeling: De straat kenmerkt zich door panden met voornamelijk 3 bouwlagen. Meerdere panden hebben tevens een dens achterbouwvolume van 2 bouwlagen, enkele panden hebben 3 of 4 bouwlagen. De uitbreiding van de school met een extra daklaag is aldus niet vreemd in deze stedelijke context. Bovendien wordt de daklaag opgevat als een paviljoen constructie centraal ingeplant op het dak waardoor het geheel licht en luchtig is en er doorheen de overdekte wandelgangen nog voldoende licht en bezonning kan doorstralen naar de omgeving. Ter hoogte van de scheidingswanden worden tevens intensieve groendaken ingericht, enkel het beperkt trapvolume grenst aan de scheidingsmuur met huisnummer 114.
Bovendien is het bezwaar tegen eventueel onvoldoende rendement van de zonnepanelen louter hypothetisch en niet stedenbouwkundig van aard. Het bezwaar is ongegrond.
Mogelijke afbraak van een scheidingsmuur, tuinmuur, schouw: het bezwaar dat bezwaarindiener niet wil dat er een scheidingsmuur of tuinmuur wordt afgebroken.
Beoordeling: volgens de info op de plannen worden er geen scheidingsmuren, tuinmuren of schouw afgebroken. Uiteraard betekent het verkrijgen van een vergunning geen vrijgeleide voor de aanvrager/bouwheer zich te ontzien van burgerrechtelijke afspraken vóór en tijdens de uitvoer der werken. Het bezwaar is ongegrond.
Gezondheidsrisico bij afbraak hok grenzend aan de tuin van bezwaarindiener: het bezwaar dat het hok uit asbestplaten zou bestaan en er nergens melding wordt gemaakt of de afbraak ervan op een veilige manier zal gebeuren en door een gespecialiseerde firma.
Beoordeling: De verwachte milieueffecten voor een project van deze omvang zijn beperkt en worden voldoende beschreven in de omgevingsaanvraag. Uiteraard betekent het verkrijgen van een vergunning geen vrijgeleide voor de aanvrager/bouwheer zich te ontzien van de nodige wettelijke voorzorgsmaatregelen vóór en tijdens de uitvoer der werken. Het bezwaar is ongegrond.
Mogelijke barsten en scheuren: het bezwaar dat er mogelijks barsten of scheuren zullen ontstaan door de afbraak van het huis nummer 118.
Beoordeling: Het bezwaar tegen mogelijke barsten en scheuren van het aangrenzend eigendom betreft een uitvoeringstechnische aangelegenheid die losstaat van de stedenbouwkundige beoordeling van de aanvraag door de vergunningverlenende overheid. Uiteraard betekent het verkrijgen van een vergunning geen vrijgeleide voor de aanvrager/bouwheer zich te ontzien van burgerrechtelijke afspraken vóór en tijdens de uitvoer der werken. Het bezwaar is ongegrond.
Het college sluit zich integraal aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de nieuwe platte daken moeten maximaal als groendak conform artikel 38 van de bouwcode aangelegd worden;
3. het gedeelte van het dak, gelegen naast de scheidingsmu(u)r(en) die geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, is te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
4. een afgescheiden afvalberging is te voorzien conform artikel 26 van de bouwcode;
5. te voldoen aan de verordening toegankelijkheid, exclusief de goedgekeurde afwijkingen door Inter;
6. de voorwaarden uit het advies van de stedelijke groendienst strikt na te leven;
7. de 17 ontbrekende fietsstalplaatsen te voorzien in de zone aansluitend op de gang (zie plan gelijkvloers nieuwe toestand rode aanduiding);
8. de fietsstalplaatsen in de voortuin moeten voorzien worden van een systeem waar de fietsen veilig aan vastgemaakt kunnen worden;
9. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er best op gevestigd dat bemalingswerken noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).
Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten.
In de bemalingsstudie worden naast de zettingsberekeningen, debieten, fasen tenminste ook volgende aspecten beschreven en gemotiveerd:
- een beschrijving van de milderende ingrepen om het bemalingsdebiet zo laag mogelijk te houden (bv. berlinerwand, bentonietwand, secanspalen, …)
- grondwaterstanden voor en tijdens bemaling
- invloedstraal van de bemaling (op plan)
- een risico-inschatting van het oppompen van verontreinigd grondwater
- een beschrijving van de mogelijkheden van de retourbemaling (of alternatieven 1.lozen in oppervlakte water 2. Hemelwaterafvoer,…)
- indien geen retourbemaling mogelijk: grondige motivatie, een aanduiding van het lozingspunt, toelating van Aquafin bij lozing op riolering van > 10m³/u
Lastvoorwaarden
De aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd via het retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.