Terug
Gepubliceerd op 08/03/2021

2021_CBS_01711 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020045611. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 05/03/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Verontschuldigd

Jinnih Beels, schepen; Claude Marinower, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_01711 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020045611. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_01711 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020045611. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020045611

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV OILTANKING STOLTHAVEN ANTWERP (0406119697) met als contactadres Scheldelaan 450 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 450 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie A nrs. 162R en sectie F nrs. 112M

Inrichtingsnummer:

20200609-0016 (OTSA)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Op- en overslagbedrijf: hernieuwing na verandering door wijziging, uitbreiding en verzoek bijstelling voorwaarden.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend voor de inrichting die gekenmerkt is als tankterminal, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (18/52655/B/ - 1969831041) verleend door het college op 5 december 1969 voor de bouw van een aanlegsteiger en de stedenbouwkundige vergunning (18/52962/B/ - 1970828045) verleend door het college op 10 juli 1970 voor de bouw van een tankinstallatie.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 10 januari 2002 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een gedeeltelijke milieuvergunning verleend aan Oiltanking Antwerp nv voor het verder exploiteren en veranderen van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn verstrijkend op 10 januari 2022.

Op 5 juli 2002 werd door de Minister in beroep uitspraak gedaan over voorgaand besluit waarbij de vergunning werd verleend mits het naleven van een aantal bijkomende bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden, voor een termijn verstrijkend op 10 januari 2022.

Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

Inmiddels werd een naamswijziging doorgevoerd naar Oiltanking Stolthaven Antwerp nv.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft hoofdzakelijk een hernieuwing van de bestaande vergunning.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-90.969 ton

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

+1.300 m³/jaar

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur;

100 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

-90.995.000 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

7.1.3°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton;

500.000 ton

12.1.1.2°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 800 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

+1.328 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1.400 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+5.000 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

120 voertuigen

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-127 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

7.500 liter

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

+34.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

 

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

-90.969 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-90.995 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

-90.995 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

-90.995 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-90.995 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

-24.712 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

-90.995 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

-90.995 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

902.450 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 labo’s

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

100.000 ton

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

100.000 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

60 kW

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

250 liter

31.1.3°

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+3.907 kW

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

50.000 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+56.225 kW

43.3.2°

het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer;

81,39 MW

43.4.

installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval;

81,39 MW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

-95.995 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton.

-95.995 ton

 Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.17.4.1.3.§4
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, is de opslag van de volgende stoffen verboden:

1° methylbromide;

2° dicyaan, cyaanwaterstof (blauwzuur) en zijn zouten (cyaniden);

3° organische cyaanverbindingen (nitrillen).

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel 5.17.4.1.3. §4 is het opslaan van organische cyaanverbindingen (nitrillen) toegelaten in overeenstemming met de aangevraagde hoeveelheden in rubrieken 17.2 en 17.3 en de overeenstemmende locaties opgenomen in bijlage R17.2/R17.3

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

18 januari 2021

18 februari 2021

Gunstig

 




Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B2 en Insteekdok 1 – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan ten westen heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel ten westen daarvan is het gebied deels bestemd als Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.

Op circa 65 meter ten westen van de aanvraag bevindt zich de grens van het afgebakende zeehavengebied. Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing, met bestemmingen Bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten) met overdruk bestaande afzonderlijke leidingen en bestaande hoogspanningsleidingen, Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, Parkgebieden, Gebieden voor dagrecreatie en Woongebieden met cultureel, historische en/of esthetische waarde.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag betreft een hervergunning van een tankterminal. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt. 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Oiltanking Stolthaven Antwerp (OTSA) is een tankterminal die gespecialiseerd is in de op- en overslag van gevaarlijke vloeistoffen in bulk en tot vloeistof verdichte gassen. Producten worden aan de terminal geleverd per pijpleiding, per spoor, per schip of per tankwagen/- container. De producten verlaten de opslagterminal via dezelfde kanalen of in eenheidsverpakkingen. 

De huidige milieuvergunning werd verleend op 10 januari 2002 en loopt nog tot 10 januari 2022. In het kader van eerder geplande uitbreidingen werd in 2018 een omgevingsveiligheidsrapport (OVR) en een milieueffectenrapport (MER) opgesteld en goedgekeurd. Beide rapporten werden opgesteld in het kader van een potentieel toekomstige realisatie van een commercieel contract. De geplande uitbreiding zal evenwel niet gerealiseerd worden, wat betekent dat de geplande situatie die werd opgenomen in beide rapporten niet meer geheel relevant is. Beide rapporten werden wel toegevoegd aan de vergunningsaanvraag.

Onderhavige aanvraag betreft in de eerste plaats een hernieuwing van de vergunning. Er worden ook enkele aanpassingen ten opzichte van de vergunde situatie aangevraagd.

Voor de commerciële tankopslag zullen een aantal vergunde tanks wegvallen aangezien men voor deze installaties nog niet in het bezit is van de nodige bouwvergunningen en de eerder verleende milieuvergunningen ondertussen van rechtswege vervallen zijn. Door het niet realiseren van een aantal opslagtanks vermindert de totale opslagcapaciteit van 1.387.950 m³ naar 1.298.200 m³ (vloeistoffen). Voor de hervergunning van de commerciële gasopslag is er geen wijziging ten opzichte van de huidige vergunde toestand.

Voor de hervergunning van de technische opslag wordt er een uitbreiding van de opslag van vloeistoffen (22m³ naar 26 m³) en gassen (122 m³ naar 156 m³) voorzien. Voor de opslag van slops en drains is er een sterke afname van opslagcapaciteit (2.456 m³ naar 1.232 m³).

Het bedrijf is een hogedrempel Seveso-inrichting. Er wordt een afname van de aanwezigheid van Seveso-producten voorzien ten opzichte van de vergunde toestand. In het OVR, opgesteld voor een niet uitgevoerde uitbreiding, wordt geoordeeld dat het plaatsgebonden mensrisico voldoet aan de criteria voor gebieden met woonfunctie en gebieden met kwetsbare locaties. Het criterium dat gehanteerd wordt voor het plaatsgebonden mensrisico ter hoogte van de bedrijfsgrens wordt overschreden in de vergunde situatie. Als maatregel voor deze overschrijding worden veiligheidsinformatieplannen geactualiseerd of uitgewerkt samen met de betrokken buurbedrijven (Evonik Antwerpen en Monsanto Europe). Het groepsrisico verbonden aan de activiteiten van de inrichting is aanvaardbaar zodat zondermeer voldaan is aan het criterium dat voor het groepsrisico van toepassing is.

Specifiek voor onderhavige hervergunning en vermindering van Seveso-producten verleende het team Externe veiligheid van het departement Omgeving een goedkeuring om het project te klasseren als ‘Kleiner project met gevaarlijke stoffen’ waardoor er geen veiligheidsnota, noch een aanpassing aan het OVR vereist is.

De opslag van de vloeibare producten gebeurt zowel in enkelwandige tanks binnen een al dan niet vloeistofdichte inkuiping en in ringmanteltanks. De opslagtanks zijn allemaal voorzien van overvulbeveiliging. Bij de ringmanteltanks doet de metalen ringmantel dienst als individuele opvangvoorziening. De tankenparken 1-10 zijn niet vloeistofdicht uitgevoerd. Het betreft bestaande tankenparken die voorzien zijn van waarnemingsbuizen. In het MER wordt gesteld dat er op het terrein voldoende voorzorgsmaatregelen aanwezig zijn teneinde ontstaan van bodemverontreiniging tegen te gaan. Bij de evaluatie van de milieurisico’s in geval van een zwaar ongeval concludeert de VR deskundige dat de risico’s beheerst worden door de aanwezigheid van opvangvoorzieningen, een afsluitbaar rioleringssysteem met bufferbekkens en de mogelijkheid tot waterzuivering via buurbedrijf Bayer of afvoer naar externe verwerkers.

Er zal een nieuwe incinerator geplaatst worden met een vermogen van 61 MW ter vervanging van de vergunde grondfakkel voor de nabehandeling van luchtemissies en er zal een nieuwe thermal oxidizer geplaatst worden met een vermogen van 5 MW voor de nabehandeling van luchtemissies. Het vermogen van de bestaande incinerator aan steiger 627B wordt geactualiseerd van 8,5 MW naar 8,2 MW. Verder worden de verwarmingsinstallaties uitgebreid van 500 kW naar 600 kW.

In het aanvraagdossier wordt gesteld dat er ruimschoots kan voldaan worden aan de wettelijk opgelegde verplichtingen inzake emissiereductie. Uit de resultaten van het MER wordt er afgeleid dat de voorziene preventieve maatregelen die op de site worden ingezet, resulteren in een meer dan afdoende emissiereductie. Inzake benzeen wordt voor het woongebied Lillo de grens van belangrijke impact net overschreden en dit zowel ten aanzien van de jaargemiddelde bijdrage als ten opzichte van de hogere percentielwaarde (P98 waarde). Er wordt echter niet verwacht dat de bijdrage van het bedrijf aanleiding zal geven tot het overschrijden van grenswaarden. De impact van het project wordt als dermate beperkt aanzien dat er geen milderende maatregelen dienen onderzocht te worden. Voor de bijkomende incinerator (Thermal oxidiser) stelt de deskundige dat de impact van NOx-emissie verwaarloosbaar is. In het MER wordt gesteld dat er voldoende maatregelen voorzien worden om luchtverontreiniging maximaal te voorkomen. Bijkomende milderende maatregelen worden dan ook niet voorgesteld.

Met betrekking tot de benzeenemissies is het, gelet op de potentiële effecten op de gezondheid, van belang dat het in kaart brengen en reduceren van de emissies een blijvend aandachtspunt vormt.

Verder vraagt men nog enkele kleinere aanpassingen voor ondersteunende installaties zoals noodgroepen, transformatoren, compressoren/koelinstallaties en dieselmotoren/dieselpompen. Rubriek 2.1.1 (250.000 ton) mag geschrapt worden uit de vergunning aangezien het bedrijf geen opslag doet van afvalstoffen van derden.

Hemelwater dat terecht komt op de vloeistofdichte inkuipingen kan potentieel verontreinigd zijn waardoor het steeds aanschouwd wordt als bedrijfsafvalwater. Het water wordt verpompt naar de waterzuiveringsinstallatie van het buurbedrijf Bayer. Ook hemelwater dat terecht komt op de steigers en laadplaatsen kan potentieel verontreinigd zijn door contact met installaties en wordt daarom beschouwd als bedrijfsafvalwater. Het hemelwater dat terecht komt op de tankenparken die niet vloeistofdicht zijn uitgerust infiltreert in de bodem. Hemelwater afkomstig van daken, wegen en verharde oppervlakten die zeker niet potentieel verontreinigd kunnen zijn, worden afgeleid naar het kanaaldok B2 of infiltreert in de bodem.

Men is vergund voor de lozing van bedrijfsafvalwater, in de eerste plaats bedoeld voor een bodemsaneringsproject, waarbij eventueel ook een gedeelte van het bedrijfsafvalwater mee gezuiverd zou kunnen worden. Voor de lozing van huishoudelijk afvalwater wordt een uitbreiding voorzien waarbij het totale debiet op 3.800 m³ komt te liggen.

Het aanvraagdossier bevat een energieplan en -audit waarin een overzicht wordt gegeven van het energieverbruik en mogelijke energiebesparende maatregelen.

Uit de resultaten van het MER van 2011 is gebleken dat het specifieke geluid voldoet aan alle VLAREM II voorwaarden ter hoogte van de woonzones en natuurgebieden. Gezien er geen aanzienlijke effecten zullen optreden door vermesting en verzuring of biotoopinname in Natura 2000- en/of VEN gebieden is de opmaak van een passende beoordeling of uitgebreide natuurtoets niet nodig. Ook milderende maatregelen worden niet noodzakelijke geacht.

In de bestaande situatie wordt de draagkracht van de beschouwde wegen nergens overschreden. De tonnages van OTSA vertegenwoordigen voor de bestaande situatie ongeveer 15% van de totale tonnenmaat van alle scheepstransport in de Antwerpse haven. Ongeveer 3% van het transport (voornamelijk afvoer) gebeurt via het spoor. Op de totale goederentrafiek in de Antwerpse haven bedraagt het aandeel van OTSA momenteel ongeveer 19%.

Men vraagt een bijstelling van artikel 5.17.4.1.3.§ 4 van VLAREM II dat stelt dat de opslag van organische cyaanverbindingen (nitrillen) verboden is. De exploitant argumenteert dat dit type van producten reeds jarenlang wordt opgeslagen bij OTSA. Enkel voor acrylonitril werd de maximale opslaghoeveelheid beperkt tot 56.500 m³. Deze hoeveelheid werd vastgelegd in een studie die in het verleden werd opgesteld door een MER deskundige lucht waarin een impactanalyse werd uitgevoerd van de emissie – en immissietoestand van acrylonitril.

Ook in het OVR en MER van deze aanvraag werd rekening gehouden met deze maximale hoeveelheid voor (zeer) toxische stoffen zoals acrylonitril en methacrylonitril. De gevraagde bijstelling kan verleend worden.

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

 

Geadviseerde rubrieken

  

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-90.969 ton

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

+1.300 m³/jaar

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur;

100 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

-90.995.000 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

7.1.3°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton;

500.000 ton

12.1.1.2°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 800 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

+1.328 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1.400 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+5.000 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

120 voertuigen

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-127 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

7.500 liter

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

+34.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

 

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

-90.969 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-90.995 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

-90.995 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

-90.995 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-90.995 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

-24.712 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

-90.995 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

-90.995 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

902.450 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 labo’s

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

100.000 ton

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

100.000 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

60 kW

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

250 liter

31.1.3°

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+3.907 kW

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

50.000 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+56.225 kW

43.3.2°

het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer;

81,39 MW

43.4.

installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval;

81,39 MW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

-95.995 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton.

-95.995 ton


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

15 januari 2021

Start openbaar onderzoek

24 januari 2021

Einde openbaar onderzoek

22 februari 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

6 maart 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

24 januari 2021

22 februari 2021

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 28 januari 2021. Het verslag werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V

Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.