Terug
Gepubliceerd op 14/06/2021

2021_CBS_04590 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019067439. Kielsbroek 5. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 11/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04590 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019067439. Kielsbroek 5. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04590 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019067439. Kielsbroek 5. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019067439

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV AQUAFIN (0440691388) met als contactadres Dijkstraat 8 te 2630 Aartselaar

Ligging van het project:

Kielsbroek 5 te 2020 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 9 sectie I nr. 2652C

Inrichtingsnummer:

20190523-0047 (0050 RWZI Antwerpen-Zuid)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

een verandering van een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) met tevens de exploitatie van een biomethaaninstallatie

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 26 januari 2012 verleende de deputatie een milieuvergunning voor het verder uitbaten van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) (kenmerk MLAV1/11-411). De vergunning is geldig tot 26 januari 2032.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant vraagt een vergunning voor het uitbaten van een biomethaaninstallatie op de site.

 

Aangevraagde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.2.3.e.2 (voorheen 2.2.3.e)

Opslag en biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen in een vergistingsinstallatie met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³; 

herrubricering

2.3.2.a.2 (voorheen 2.3.2.a)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke slibs met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

herrubricering

2.3.2.e.2 (voorheen 2.3.2.e)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

herrubricering

2.3.3.a.2

andere opslag en biologische behandeling dan de opslag en biologische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³;

30,00 m³

2.4.3.a.1

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: biologische behandeling;

850 ton/dag

2.4.3.a.2 (voorheen 2.3.9.c)

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: fysisch-chemische behandeling;

herrubricering

6.4.1 (voorheen 17.3.7.1)

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

herrubricering

12.1.1.2.b

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

398 kVA

16.1.b.3

de productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd, overige, met een productiecapaciteit van: meer dan 100 Nm³/uur;

+164 Nm³/uur

16.2.3

Inrichtingen voor het niet-huishoudelijk scheiden, langs fysische weg, cokesgas uitgezonderd, van gassen op basis van de etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 (ontvlambaar) of GHS06 (giftig);

170 Nm³/uur

16.3.2.b

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+1.850,78 kW

17.3.2.2.1

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

240 kg

17.3.4.2.b (voorheen 17.3.3.3)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

herrubricering

17.3.6.2.b (voorheen 17.3.3.3)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

herrubricering

24.2 (voorheen 24.4)

geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

herrubricering

31.1.2.b

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

+60 kW

43.1.2.b

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

herrubricering

 

Argumentatie

Adviezen

Er werden geen adviezen gevraagd.

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen).Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening.(Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Specifiek en duurzaam bedrijventerrein Groothandelsmarkt, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 29 augustus 2003. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone d voor openbare wegenis.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De RWZI is gebouwd in 1957 voor een verwerkingscapaciteit van 90.000 inwonersequivalenten (IE). Na een renovatie werd de capaciteit opgedreven tot 171.000 IE voor het behalen van nutriëntenverwijdering (stikstof- en  fosforverwijdering).
De processen die betrekking hebben op de verwerking van het afvalwater wijzigen niet. De exploitant wenst een installatie toe te voegen om het tijdens het gistingsproces geproduceerde biogas te valoriseren. Nadat de verschillende zuiveringsstappen doorlopen werden en na de beluchting wordt het water verdeeld over negen nabezinkingstanks. Het effluent stroomt na de nabezinkingstanks gravitair of via vijzels naar de Schelde. Het grootste deel van het bezonken slib wordt rechtstreeks gespuid naar drie indiktafels. Na indikking wordt het slib opgeslagen in een buffertank, vanwaar het wordt gepompt naar de gistingstank. Door de vergisting wordt het slib gestabiliseerd waarbij de geuremissies beperkt en ziekteverwekkende kiemen gedood worden. De ontwaterbaarheid van het slib verbetert en de hoeveelheid organische droge stof wordt gereduceerd met 30 tot 50%. Hierdoor neemt het aantal slibtransporten af. Een anaerobe stabilisatie door mesofiele gisting (tussen 32 – en 42°C) zal aangewend worden, wat een robuuster maar trager proces is dan thermofiele gisting (circa 48°C).
Het geproduceerde biogas tijdens het gistingsproces is een methaan-koolstofdioxide-mengsel dat deels gebruikt wordt om het slib te verwarmen en deels zal opgewaardeerd worden tot kwalitatief biomethaan, dat kan geïnjecteerd worden in het aardgasnet. 
De slibgistingsinstallatie omvat een gistingstank, een schuimverzamelaar, een gashouder, een demisterput, twee gasboosters, een noodkoeler, een actief koolfilter, een membraansysteem, een injectie-unit en een gasfakkel.
De gistingstanks worden gevoed met ingedikt slib afkomstig van de indiktafels of van de slibbuffer voor gisting. Er is een continue circulatie van gistend slib uit de tank over een warmtewisselaar. Het verse slib wordt via de slibinjector in deze recirculatieleiding gepompt. Twee compressoren zorgen met een verticale gasstroom voor de menging in de slibgisting.
Het uitgegiste slib wordt via een telescopische overlaat bovenaan de gistingstank naar een tussenbuffer afgevoerd in afwachting van ontwatering. Het biogas wordt opgeslagen in een gaszak die is opgehangen in een bolvormige gashouder. Via een ventilator die lucht tussen de houder en de gaszak blaast, wordt een lichte overdruk gecreëerd. Twee gasboosters pompen het biogas van de gashouder naar de gasbrander, die zorgt voor de opwarming van het slib via de warmtewisselaar. Een noodkoeler is voorzien om overtollige warmte weg te koelen. Het overige biogas wordt over een actief koolfilter geleid om de onzuiverheden (VOC, H2S) te verwijderen. Na compressie, afkoeling en ontwatering wordt het biogas over een membraansysteem geleid om de zuiverheidsgraad te verhogen. De goede werking van de opwaardeerunit vereist dat het ruwe biogas onder andere maximaal 1.000 mg/Nm³ zwavelverbindingen (708 ppm) en 50 mg/Nm³ ammoniak bevat. Het ammoniakgehalte van het biogas op de slibvergistingen van Aquafin blijft bijna steeds onder 4 mg NH3/Nm³. Het H2S-gehalte van het biogas van de RWZI bedroeg de laatste drie jaar gemiddeld 80 ppm. Het lage zwavelgehalte is een gevolg van de dosering van ijzertrichloride in de biologische zuivering om fosfor te verwijderen. Het gas wordt ter hoogte van de injectie-unit van Fluvius op kwaliteit gecontroleerd. Maandelijks wordt een staal van het biogas geanalyseerd op CO2, H2S, Oen N2.Vóór injectie in het aardgasnet van het biomethaan wordt geurstof toegevoegd (tetrahydrothiofeen). Hiervan wordt 240 kg opgeslagen op de site.
Een gasfakkel zonder waakvlam zorgt in noodgevallen dat de volledige biogasproductie kan afgefakkeld worden. 
Om lekken van biogas uit de procesinstallaties te voorkomen en om er voor te zorgen dat de behandeling van het biogas veilig kan verlopen, neemt de exploitant de nodige preventieve maatregelen. Jaarlijks gebeurt er een nazicht op gasdichtheid van de slibgisting: de flenzen worden afgezeept en de bouten en moeren worden gecontroleerd. Enkel wanneer nodig, wordt de gisting leeggelaten om het bezonken materiaal te ruimen en een inwendige controle uit te voeren. De methaan- en H2S-meetapparatuur wordt jaarlijks geïnspecteerd door een externe gespecialiseerde firma. Bovenaan elke gistingstank en aan de gasopslagtank is een overdrukventiel aanwezig, dat halfjaarlijks gekuist en getest wordt om de goede werking te garanderen. De gasmotor krijgt enkele keren per jaar na een vastgelegd aantal draaiuren een grondig onderhoud en ondergaat elke vijf jaar een controlemeting van de rookgassen door een erkend deskundige. Onderhoud van deze actief koolfilter alsook van de membraanfilterinstallatie zal door de netbeheerder uitgevoerd worden.
De mogelijke risico’s van gistingsinstallaties zijn het ontstaan van een explosief methaangas/lucht-mengsel en brandgevaar. De nieuwe installatie is aangepast aan de nieuwste richtlijnen en inzichten in de sector. Een meerlagig beveiligingssysteem zorgt ervoor dat incidenten zo goed als mogelijk worden uitgesloten. Doordat de gasstraat en –opslag vrij van zuurstof en op lichte overdruk worden gehouden, kan zich hierbinnen geen explosief mengsel vormen. Dit kan in principe enkel op de voorziene en gecontroleerde locaties (motor, brander en fakkel). Een automatische processturing kan een aantal acties ondernemen om bij problemen meteen in te grijpen. Gasdetectie en andere alarmen zorgen zowel voor automatische acties als alarmering van het bevoegde personeel. De grondfakkel kan steeds onafhankelijk werken zodat ook procesproblemen maximaal worden ondervangen.
De locaties waar toch onvoorzien gas zou kunnen vrijkomen zijn in kaart gebracht en gezoneerd volgens de ATEX-richtlijn, waar aangepast materiaal het risico op een ontsteking wegneemt. Deze zijn ook zoveel mogelijk in de buitenlucht gebracht zodat eventuele ontbranding niet voor veel schade kan zorgen. De zones waar het explosierisico geldt, zijn goed aangeduid en worden ook slechts sporadisch betreden voor korte onderhoudstaken. Voor de nieuwe installatie zal er een aangepast zoneringsplan en werkplan worden opgemaakt.
Onvoorziene situaties werden daarenboven ook bijkomend onderzocht middels een HAZOP-studie (hazard and operability analysis). Er wordt gewerkt volgens vaste procedures en een vergunningensysteem om het risico op fouten, schade en letsel maximaal uit te sluiten. De exploitant voorziet voor het personeel en derden die in contact komen met de installatie dat ze worden ingelicht en opgeleid.


Bijkomend transport

De exploitant geeft aan dat volgende bijkomende transporten mogelijk kunnen zijn: 

-          tot 10 vrachten per dag en maximaal 200 vrachten per jaar voor het aanvoeren van septisch materiaal, enkel als reserve wanneer andere installaties omwille van procesproblemen niet kunnen ontvangen;

-          tot 1 vracht per dag en 50 vrachten per jaar voor het aanvoeren van afvalstoffen afkomstig van het reinigen van pompstations en collectoren;

-          tot 14 vrachten per dag en 140 vrachten per jaar voor de aanvoer van afvalwaters van evenementen.

Dit bijkomend transport verloopt tijdens de gebruikelijke diensturen, tussen 7.00 uur en 19.00 uur. Het station wordt ontsloten via de N148 naar de A12 of de Ring rond Antwerpen. Transporten hoeven zich niet in woongebied te begeven. Het betreft veelal sporadische transporten bij procesproblemen in andere RWZI’s van de exploitant en dus geen structurele verhoging van de transporten. Met uitzondering van een mogelijke tijdelijke toename van het zwaar verkeer, wordt geen disproportionele bijkomende hinder verwacht.


Verscheidene reeds vergunde activiteiten of inrichtingen worden heringedeeld als gevolg van een wijzigingen in de indelingslijst. De activiteiten op zich blijven echter ongewijzigd.


Conclusie

Gelet op de beschreven bedrijfsvoering en de genomen preventieve maatregelen lijkt het dat de uitbreiding van de vergunning geen significant bijkomend risico voor mens en milieu mee zal brengen. Er wordt gunstig advies gegeven de vergunning uit te breiden.

 

Advies van het college

Het college adviseert gunstig om de vergunning te verlenen. 


Geadviseerde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.2.3.e.2 (voorheen 2.2.3.e)

Opslag en biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen in een vergistingsinstallatie met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³; 

herrubricering

2.3.2.a.2 (voorheen 2.3.2.a)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke slibs met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

herrubricering

2.3.2.e.2 (voorheen 2.3.2.e)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

herrubricering

2.3.3.a.2

andere opslag en biologische behandeling dan de opslag en biologische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³;

30 m³

2.4.3.a.1

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: biologische behandeling;

850 ton/dag

2.4.3.a.2 (voorheen 2.3.9.c)

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: fysisch-chemische behandeling;

herrubricering

6.4.1 (voorheen 17.3.7.1)

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

herrubricering

12.1.1.2.b

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

398 kVA

16.1.b.3

de productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd, overige, met een productiecapaciteit van: meer dan 100 Nm³/uur;

+164 Nm³/h

16.2.3

Inrichtingen voor het niet-huishoudelijk scheiden, langs fysische weg, cokesgas uitgezonderd, van gassen op basis van de etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 (ontvlambaar) of GHS06 (giftig);

170 Nm³/h

16.3.2.b

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+1.850,78 kW

17.3.2.2.1

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

240 kg

17.3.4.2.b (voorheen 17.3.3.3)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

herrubricering

17.3.6.2.b (voorheen 17.3.3.3)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

herrubricering

24.2 (voorheen 24.4)

geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

herrubricering

31.1.2.b

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

+60 kW

43.1.2.b

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c).

herrubricering

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 april 2021

Start openbaar onderzoek

30 april 2021

Einde openbaar onderzoek

29 mei 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

9 juni 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

30 april 2021

29 mei 2021

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.


Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V

Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.