Terug
Gepubliceerd op 19/07/2021

2021_CBS_05810 - Omgevingsvergunning - OMV_2021065860. Aalscholverlaan, Hugues C. Pernathlaan, Pluvierstraat, Meerkoetstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 16/07/2021 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Karim Bachar, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_05810 - Omgevingsvergunning - OMV_2021065860. Aalscholverlaan, Hugues C. Pernathlaan, Pluvierstraat, Meerkoetstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_05810 - Omgevingsvergunning - OMV_2021065860. Aalscholverlaan, Hugues C. Pernathlaan, Pluvierstraat, Meerkoetstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021065860

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV REGATTA-L.O. (0818494809) met als contactadres Leopold de Waelplaats 26 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Aalscholverlaan, Hugues C. Pernathlaan, Pluvierstraat, Meerkoetstraat zonder nummer (zn) te 2050 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 13 sectie N nr. 204E31 en openbaar domein

Inrichtingsnummer:

20200305-0008 (Aalscholverlaan Regatta-Azur Antwerpen L.O.)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het exploiteren van een bemaling voor een bouwproject (Azur)

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 11 september 2020 verleende het college een omgevingsvergunning voor de bouw van twee gebouwen met 38 appartementen met een  ondergrondse parking en het exploiteren van twee transformatoren (OMG_2020029782).

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft een tijdelijke grondwaterverlaging technisch noodzakelijk voor het bouwen van een ondergrondse parkeerverdieping bij een nieuwbouwproject.

 

Aangevraagde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

22,70 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

22,70 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

143.600,00 m³/jaar

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap voor Natuur en Bos

25 mei 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Vlaamse Milieumaatschappij

25 mei 2021

2 juli 2021

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij

25 mei 2021

8 juni 2021

Gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw

25 mei 2021

26 mei 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Galgenweel Oost, goedgekeurd op 9 augustus 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1 zone voor wonen - (wo).

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP FAB 181, goedgekeurd op 22 oktober 2018. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1: zone voor centrumfuncties (ce).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen).Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor stedelijke ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Galgenweel-Borgerweert, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 2 mei 2007. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor wonen w (bestemmingszone wijk), zone voor groen met bufferfunctie bu, zone voor park pa (bestemmingszone galgenweelpark), zone voor park pc (bestemmingszone park midden), zone voor openbare wegenis ow, zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok), zone voor wonen en groen  w/gra (bestemmingszone parkrand west), zone voor wonen en groen w/grb (bestemmingszone parkrand oost), zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok) en zone voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen w/gm (bestemmingszone parkrand midden).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) en bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aangevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten zijn verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening. Bijgevolg is er geen bezwaar tegen dit project.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Op de projectsite worden twee appartementsgebouwen met een ondergrondse parkeergarage gebouwd. Het project situeert zich in de nieuwe Regattawijk op Linkeroever en is gekend als ‘Azur’. Volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten worden gevraagd:

-          het lozen van afvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen met een debiet van 22,7 m³/uur;

-          het lozen van afvalwater via een waterzuiveringsinstallatie met een debiet van 22,7 m³/uur;

-          het oppompen van 143.600 m³ grondwater voor het uitvoeren van stedenbouwkundige werken.

Als bijzondere lozingsvoorwaarde wordt een norm voor arseen 50 µg/liter gevraagd of tienmaal het indelingscriterium.

Bemaling

Voor de ondergrondse constructies dient een bouwput uitgegraven te worden tot op een maximale diepte van 1,97 mTAW of 4,15 m-mv. Voor de lift- en pompputten dient tot op een diepte van 0,77 mTAW gegraven te worden. Het grondwater wordt verlaagd tot respectievelijk 1,47 mTAW en 0,27 mTAW.
Verticaal van ondiep naar diep bevinden zich op de projectlocatie de grondwatersystemen ‘Centraal Kempisch systeem’, de ‘Boomse klei’ en het ‘Centraal Vlaams Systeem’. De Boomse klei zou zich op basis van sonderingen bevinden vanaf 17,8 m-mv of 11,7 m-mTAW. Op een diepte van circa 5,3 m-mv of 0,8 mTAW bevindt er zich een weinig doorlatende laag veenhoudende klei.
De gemiddelde grondwaterstand op basis van metingen in oktober 2019 bedraagt 4,66 mTAW. Rekening houdende met grondwaterfluctuatie (natte/droge periode) wordt 5,46 mTAW als uitgangspunt genomen in de bemalingsnota. Het grondwaterniveau moet derhalve met 4 meter verlaagd worden.
Als bemalingsconcept wordt een verticale filterbemaling voorgesteld met filters tot op de ondiepe kleilaag in de geroerde en zandige laag. Rondom de bouwput worden 62 filters geplaatst, circa 5 meter van elkaar. Extra filters op de bodem van de bouwput zullen geplaatst worden voor de aanleg van de vijf liftputten en drie pompputten. Om opbarstgevaar te beperken dient er waarschijnlijk grondwater uit de zandige laag onder de klei-veenlaag gepompt te worden. Hiertoe kunnen rondom de bouwput bijkomende filters worden geplaatst tot op een diepte van circa 3,88 m-mTAW of 10 m-mv. De VMM merkt op dat indien bemaling onder klei-veenlaag nodig is, het grondwaterpeil dient opgevolgd te worden in minstens één peilbuis met aparte filterstelling onder de klei-veenlaag. Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde.
In de nota is eveneens sprake van een alternatief bemalingsconcept wanneer de klei-veenlaag zich ondieper zou bevinden. In dat geval zal naast een verticale bijkomend een horizontale bemaling of diepdrainage nodig zijn. De bemalingsexpert raadt aan bijkomende boringen uit te voeren om de precieze diepte en dikte van de sliblaag te bepalen, zodat het bemalingsconcept kan bijgestuurd en geoptimaliseerd worden.
Enkel met een juist bemalingsconcept kan het opgepompte debiet tot het noodzakelijk minimum beperkt worden. Het nader onderzoek om de kleilaag in beeld te brengen is dan ook noodzakelijk en wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde. Indien nodig zal de vergunning aangepast moeten worden aan een gewijzigd bemalingsconcept.

Debieten

Het debiet om de noodzakelijke verlaging te bekomen is afhankelijk van de fase van het project en de uitgevoerde werken. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen de watervoerende laag waaruit het water gepompt wordt.

 

(incl. 20% marge)

opstartfase

stationair

freatische laag

m³/uur

m³/dag

m³/uur

m³/dag

-          bouwput

15

356

12

297

-          lift- en pompputten (1 maand)

16

372

13

310

onder kleilaag

 

 

10

233

totaal bouwput

530 m³/dag x 270 dagen = 143.100 m³

totaal lift- en pompputten

310 m³/dag x 30 dagen =  480 m³

 

De stationaire fase wordt al na enkele dagen bereikt. De bemaling zal in totaal negen maanden duren waarin 143.600 m³ grondwater opgepompt zal worden.
De contourlijn met een grondwaterstandsdaling van 10 cm bevindt zich tot 650 meter van de bouwsite. De resultaten voor de bouwputten tonen risico voor zettingen hoger dan 20 mm voor de omgeving van 40 tot 75 meter vanaf de rand van de bouwput, afhankelijk van de locatie van sondering. Om potentieel risico van zettingen nabij de Aalscholverlaan ten noorden van de bouwput te minimaliseren, wordt langs deze weg een berlinerwand geplaatst. Ten zuiden, oosten en westen bevinden er zich geen constructies zodat er geen risico’s zijn. De VMM merkt in haar advies op dat een berlinerwand niet waterremmend is en dus het risico op schade door zettingen die optreden ten gevolge van de grondwaterverlaging niet mildert. Om de risico’s op te grote zettingen te beperken, dienen zettingsbakens te worden voorzien en moet een terugvalscenario uitgewerkt worden.

Verontreiniging

Binnen de verwachte invloedstraal bevinden zich meerdere percelen die bij OVAM gekend zijn in het kader van een bodemdossier. Volgens de exploitant zijn er geen verontreinigingen vastgesteld die verdere maatregelen vereisen. Verhoogde concentraties aan arseen (tot enkele honderden µg/liter) kunnen evenwel niet uitgesloten worden. In het OBO uit 2009 (OVAM dossier 92) werden in vele peilbuizen verhoogde waarden voor arseen teruggevonden. Er werd geoordeeld dat het geen verontreiniging betrof omdat het een natuurlijk verhoogd gehalte is in het grondwater door de aanwezigheid van glauconiet. De bodemdossiers worden niet verder besproken, maar naast arseen kan het bemalingswater nog andere verontreinigingen bevatten. De VMM vraagt een monitoring van het bemalingswater op alle parameters van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 april 2020).

De projectsite ligt in de nabijheid van het bedrijf 3M waar recent PFAS-verontreiniging werd aangetroffen. Gelet op de onzekerheid over de aard en omvang van de verontreiniging is het aangewezen het bemalingswater eveneens te monitoren op de PFAS-parameters, zoals opgenomen in WAC_IV_A_025 (Compendium voor analyse van water, bepalen van perfluorverbindingen).

Cumulatieve effecten

Ongeveer gelijktijdig met de uitvoering van het project Azur start een bemaling in het kader van het project ‘Castor’. Door de grondwatermodellen van Castor en Azur samen te brengen werd de cumulatieve verlaging van de grondwatertafel berekend voor twee scenario’s: gedeeltelijke lozing op de wadi en geen lozing op de wadi.
Indien niet geloosd wordt op de wadi, wordt het onttrokken water via de RWA-leiding in de Middenvijver geloosd. In deze situatie reikt de invloedzone tot net in het habitatrichtlijngebied. Het cumulatieve, stationaire debiet blijft evenwel net onder 1.000 m³/dag, tenzij Castor en Azur gelijktijdig opstarten. Wanneer wel een deel van het bemalingswater geloosd wordt op de wadi, stijgt het stationair debiet tot boven de 1.000 m³/dag, maar reikt de invloedzone niet tot in het habitatrichtlijngebied.

In de opstartfase wordt een gevoelig hoger debiet opgepompt. Als beide werven gelijktijdig zouden opstarten bestaat het risico op overbelasting van de RWA naar de Middenvijver. Daarom moet volgens een code van goede praktijk in onderlinge afspraak tussen de aannemers een periode van enkele weken verschil worden ingebouwd bij de opstart van beide bemalingen, deze periode omvat ten minste de initiële bemalingsperiode (tot het stationaire debiet is bereikt) waarbij de hoogste debieten worden gehaald.

Bestemming van bemalingswater

Volgens de aanvrager zal op basis van de resultaten van de monitoring gekeken worden of het opgepompte grondwater behandeld moet worden in een waterzuiveringsinstallatie, zodat steeds voldaan kan worden aan de lozingsvoorwaarden. De samenstelling van het opgepompte grondwater is nog niet gekend. Een verhoogde lozingsnorm van 50 µg/liter wordt gevraagd voor arseen, zowel voor lozing met, als voor lozing zonder waterzuiveringsinstallatie. De lozing zou plaatsvinden via twee lozingspunten naar het gescheiden RWA-stelsel nabij de Blancefloerlaan. Deze RWA-leiding komt uit in de Middenvijver.

De bemalingsnota noch het aanvraagdossier bevatten analyses waaruit moet blijken hoeveel arseen zich in het grondwater bevindt. Over andere potentiële verontreinigingen wordt niet gesproken. Voor de start van de bemaling moet hier duidelijkheid over bestaan. De aanvrager doet zelf geen voorstel voor de monitoring. Het voorstel van de VMM wordt als bijzondere voorwaarde overgenomen.

De exploitant geeft niet aan hoe het arseen uit het grondwater verwijderd zal worden en vraagt een lozingsnorm van 50 µg/liter. In addendum R3 wordt gesteld dat steeds zal voldaan worden aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater (20 µg/l). Het is niet duidelijk waarom nog een lozingsnorm van 50 µg/liter gevraagd wordt, temeer omdat van milieukwaliteitsnormen niet afgeweken kan worden via een lozingsnorm. De lozingsnorm wordt niet toegekend en de gevraagde rubrieken voor lozing zijn zonder voorwerp. Het bemalingswater dat terug in de grond gebracht wordt, moet voldoen aan alle milieukwaliteitsnormen voor grondwater, bedoeld in artikel 2.4.1.1 van Vlarem II.
De VMM gaat akkoord dat, zoals voorzien in artikel 5.53.6.1.1§3, in de vergunning wordt opgenomen dat het bemalingswater behandeld mag worden voordat het terug in de grond wordt gebracht. Hieraan wordt als voorwaarde gekoppeld dat de exploitant de informatie over aanwezige verontreiniging in het grondwater en de waterzuivering die geplaatst wordt overmaakt aan het college.

Indien niet aan de MKN voor grondwater kan voldaan worden, moet geloosd worden op oppervlaktewater of een RWA-leiding die in verbinding staat met het hydrografisch net. Aangezien deze lozing niet voorzien is in de aanvraag, zal deze met bijhorende lozingsnormen aangevraagd moeten worden.

Uit addendum R53 blijkt dat er geloosd wordt in het RWA stelsel nabij de Blancefloerlaan en dus niet in de wadi’s. Dit zou impliceren dat de cumulatieve invloedzone van de bemalingen voor de projecten Azur en Castor tot net in het Habitatrichtlijngebied reiken. Uit het aanvraagdossier van de bemaling van Castor blijkt echter dat daar wel een deel van het bemalingswater afgevoerd zal worden via de wadi’s, waardoor de cumulatieve invloed in zekere mate beperkt wordt.

 

Advies VMM

De VMM bevoegd voor grondwateradvisering geeft voorwaardelijk gunstig advies voor de aangevraagde bemaling voor een termijn van één jaar en een debiet van maximum 546 m³/dag en 143.600 m³/jaar uit filters in de Quartaire Aquifersystemen (HCOV 0100) en het grondwaterlichaam CKS_0200_GWL_1 en een verlaging tot maximum 5,9m-mv. De VMM bevoegd voor afvalwater sluit zich aan bij dit advies.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits het naleven van de algemene, sectorale en de bijzondere milieuvoorwaarden worden de risico’s en de nadelige gevolgen voor mens en milieu tot een aanvaardbaar niveau beperkt. De vergunning wordt voorwaardelijk verleend voor een periode van één jaar vanaf de start van de bemaling.

 

Geadviseerde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

Zonder voorwerp

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

Zonder voorwerp

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

143.600,00 m³/jaar

 

Gecoördineerde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 630,00 kVA

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

143.600,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

Voorafgaand aan de bemaling worden bijkomende boringen uitgevoerd om de precieze diepte en dikte van de klei-veenlaag te bepalen. Het bemalingsconcept wordt op basis van de resultaten bijgestuurd en geoptimaliseerd. Indien nodig wordt de vergunning aangepast.

2.

De start- en stopdatum van de bemaling en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke worden gemeld aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de VMM (grondwater.ant@VMM.be) met vermelding van het projectnummer OMV_2021065860. De kwaliteit van het bemalingswater (of het effluent van de waterzuivering indien van toepassing) moet worden opgevolgd. Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater. Na de eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyses bekend zijn. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 april 2020) en de PFAS-parameters opgenomen in WAC_IV_A_025. Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (bijlage 2.4.1 van Vlarem II) of bij gebrek daaraan aan de rapportagegrens (zie WAC compendia) wordt indien nodig een waterzuiveringsinstallatie voorzien die alle garanties biedt dat de MKN steeds gehaald zullen worden. De analyse wordt na de opstart van de bemaling herhaald na één week en daarna maandelijks. De meetresultaten en de informatie over de waterzuivering wanneer deze nodig zou zijn, worden overgemaakt aan milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van het projectnummer OMV_2021065860.

3.

Conform artikel 5.53.6.1.1§3 van Vlarem II wordt toegestaan het bemalingswater te behandelen alvorens te infiltreren in de Middenvijver.

4.

Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-          voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-          week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-          vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

5.

De eigenlijke ontgraving tot een niveau dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, kan pas opgestart worden zodra blijkt dat er een aanvaardbaar risico is op schade door zettingen.

6.

Het grondwaterpeil dient opgevolgd te worden in minstens één peilbuis ter hoogte van de bouwput met minstens één filter in elke laag waaruit gepompt wordt. Het grondwaterpeil wordt opgemeten en genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

-          voor de opstart van de bemaling: éénmaal;

-          in de eerste week van elke bemalingsfase (nieuw bemalingspeil): vijfmaal;

-          voor de overige periode: maandelijks.

7.

De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

-          in de eerste week van elke bemalingsfase (nieuw bemalingspeil): vijfmaal;

-          voor de overige periode: wekelijks.

8.

Onderlinge afspraken tussen de aannemers worden gemaakt over de opstart van de werven Castor en Azur. Een periode van enkele weken verschil wordt ingebouwd tussen de opstart van beide bemalingen, deze periode omvat ten minste de initiële bemalingsperiode (tot het stationaire debiet is bereikt) waarbij de hoogste debieten worden gehaald.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

5 mei 2021

Volledig en ontvankelijk

25 mei 2021

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

24 juli 2021

Verslag GOA

8 juli 2021

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Voorafgaand aan de bemaling worden bijkomende boringen uitgevoerd om de precieze diepte en dikte van de klei-veenlaag te bepalen. Het bemalingsconcept wordt op basis van de resultaten bijgestuurd en geoptimaliseerd. Indien nodig wordt de vergunning aangepast.

2.

De start- en stopdatum van de bemaling en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke worden gemeld aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de VMM (grondwater.ant@VMM.be) met vermelding van het projectnummer OMV_2021065860. De kwaliteit van het bemalingswater (of het effluent van de waterzuivering indien van toepassing) moet worden opgevolgd. Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater. Na de eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyses bekend zijn. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 april 2020) en de PFAS-parameters opgenomen in WAC_IV_A_025. Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (bijlage 2.4.1 van Vlarem II) of bij gebrek daaraan aan de rapportagegrens (zie WAC compendia) wordt indien nodig een waterzuiveringsinstallatie voorzien die alle garanties biedt dat de MKN steeds gehaald zullen worden. De analyse wordt na de opstart van de bemaling herhaald na één week en daarna maandelijks. De meetresultaten en de informatie over de waterzuivering wanneer deze nodig zou zijn, worden overgemaakt aan milieuvergunningen@antwerpen.be, met vermelding van het projectnummer OMV_2021065860.

3.

Conform artikel 5.53.6.1.1§3 van Vlarem II wordt toegestaan het bemalingswater te behandelen alvorens te infiltreren in de Middenvijver.

4.

Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-          voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-          week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-          vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

5.

De eigenlijke ontgraving tot een niveau dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, kan pas opgestart worden zodra blijkt dat er een aanvaardbaar risico is op schade door zettingen.

6.

Het grondwaterpeil dient opgevolgd te worden in minstens één peilbuis ter hoogte van de bouwput met minstens één filter in elke laag waaruit gepompt wordt. Het grondwaterpeil wordt opgemeten en genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

-          voor de opstart van de bemaling: éénmaal;

-          in de eerste week van elke bemalingsfase (nieuw bemalingspeil): vijfmaal;

-          voor de overige periode: maandelijks.

7.

De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

-          in de eerste week van elke bemalingsfase (nieuw bemalingspeil): vijfmaal;

-          voor de overige periode: wekelijks.

8.

Onderlinge afspraken tussen de aannemers worden gemaakt over de opstart van de werven Castor en Azur. Een periode van enkele weken verschil wordt ingebouwd tussen de opstart van beide bemalingen, deze periode omvat ten minste de initiële bemalingsperiode (tot het stationaire debiet is bereikt) waarbij de hoogste debieten worden gehaald.

 

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 630,00 kVA

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

143.600,00 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning voor de grondwaterwinning (rubriek 53.2.2°b)2) geldig is voor een periode van 12 maanden vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.