Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021069850 |
Gegevens van de aanvrager: | NV Medrepair met als contactadres Sint-Antoniusweg zn te 9130 Beveren |
Gegevens van de exploitant: | NV Medrepair (0451584389) met als contactadres Sint-Antoniusweg zn te 9130 Beveren |
Ligging van het project: | Noorderlaan 524 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 18 sectie E nr. 196/4 A |
waarvan: |
|
- 20211028-0053 | afdeling 18 sectie E nr. 196/4 A (Medrepair Milieu) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | aanleggen van een wasplaats, aanpassen van de riolering |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 22 januari 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1988/B/18/74876-88/600 – 1990264) voor het uitbreiden van een stapelplaats;
- Op 16 juli 1984 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/64071-17054/B/) voor het uitbreiden van een stapelplaats;
- Op 27 december 1974 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/56599/B/ - 1974180764) voor een opslagplaats.
Huidige toestand
Een terrein ingericht als containerterminal met aanhorigheden.
Gewenste toestand
Het regulariseren van twee containerunits en het aanleggen van een wasplaats.
Inhoud van de aanvraag
- Het inrichten van een wasplaats met bijhorende riolering;
- Het plaatsen van twee containerunits (regularisatie).
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 4 december 2015 werd door het college een vergunning verleend om een ingedeelde inrichting of activiteit gespecialiseerd in het herstellen, onderhouden, ombouwen en verbouwen van containers te exploiteren, met een termijn verstrijkend op 4 december 2035.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat in hoofdzaak een uitbreiding met een wasplaats voor het inwendig reinigen van containers.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
2.2.6.a) | opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de inerte afvalstoffen zijn gerangschikt; | 150 containers/dag |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | -1.000,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +3 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | -15,83 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | +1.317,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +0,38 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 3,01 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +0,47 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +8,67 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 4,42 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 1,55 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +3.053,60 kg |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | +16,70 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | +144,40 kW |
CLP-tabel
Zie bijlage
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte
1. | Bij te stellen voorwaarde: Het bedrijfsafvalwater, afkomstig van het afstomen van de containers, dient te worden afgevoerd naar een externe verwerker.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: schrapping van de eerste bijzondere voorwaarde. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: De afvoerleidingen van de opvangput voor het bedrijfsafvalwater dienen dichtgemaakt te worden zodat er geen lozing in oppervlaktewater gebeurt.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: schrapping van de tweede bijzondere voorwaarde. |
3. | Bij te stellen voorwaarde: Conform subafdeling 6.2.2.4 van Vlarem II moet de lozing van huishoudelijk afvalwater in het individueel te optimaliseren buitengebied gezuiverd worden door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Aan deze verplichting kan eveneens worden voldaan door het huishoudelijk afvalwater op te vangen en af te voeren naar een erkend afvalverwerker.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: schrapping van de vierde bijzondere voorwaarde. |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2.§2: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of in dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Geen plaatsing van een geijkte weegbrug. De inhoud van de containers (die verpakte ongevaarlijke producten heeft bevat) wordt gecleand. Het afvalwater met de inerte afvalstoffen wordt afgevoerd naar externe verwerkers. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2.§3: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer niet vóór 7 uur en na 19 uur plaatsvinden.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er wordt gewerkt in 2 shiften van 6u tot 14u en van 13u – 21u30. Vrijdag wordt gewerkt van 6u tot 18u. In het weekend: enkel sporadisch en dan enkel tijdens de vroege shift uren zijnde van 6u tot 14u indien noodzakelijk. De inrichting is gesloten op zon- en feestdagen. |
3. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2.§5: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd , wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Geen groenscherm plaatsen. Het terrein is volledig afgesloten en ontoegankelijk voor onbevoegden. |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen | 7 januari 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen | 7 januari 2022 | 14 januari 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen/ terreinen | 7 januari 2022 | 28 februari 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 7 januari 2022 | 7 februari 2022 | Gunstig |
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij | 7 januari 2022 | 18 februari 2022 | Ongunstig |
Water-link | 7 januari 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (GRUP) (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen.
Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing met als bestemming Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B1 en het Duwvaart Schuildok in het westen - Gebied voor waterweginfrastructuur. De Noorderlaan in het oosten is bestemd als Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel aan de Noorderlaan en dwars over het terrein waarop de aanvraag is gesitueerd loopt een overdruk met als aanduiding Leidingenstraat.
De spoorwegen in het oosten en zuidoosten van de straal van 500 meter, hebben als bestemming Gebied voor spoorweginfrastructuur. Nabij deze spoorwegen ligt de bestemming Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
De verordening hemelwater is deels van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat afkomstig is van de zone waar de containers gereinigd worden, wordt beschouwd als vervuild water en hierop is de verordening hemelwater niet van toepassing.
Het hemelwater dat valt op het deel van de verharding waarop de containers gepositioneerd worden, wordt beschouwd als proper hemelwater. Volgens de verordening zou het hemelwater moeten infiltreren in de ondergrond maar de aanvrager wenst af te wijken van dit aspect met als motivatie de directe nabijheid van de dokken waardoor het geïnfiltreerd hemelwater de grondwaterreserve niet aanvult maar rechtstreeks afstroomt naar deze dokken.
De afwijking op het aspect infiltratie wordt gunstig beoordeeld.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
De regelgeving inzake toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale regelgeving
Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project veroorzaakt geen toename aan verharde oppervlakte ten opzichte van de vergunde situatie. De verharding wordt louter vervangen door een ander type verharding. De bebouwde oppervlakte wordt boven reeds verharde oppervlakte voorzien. In alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Milieu-effectenrapportage: Het komt toe aan de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag om te beslissen of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van en als onderdeel van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid – visueel-vormelijke elementen
Op een reeds verhard terrein, ingericht als containerterminal, wordt in het noorden van het terrein een wasplaats aangelegd. De bestaande asfaltlaag wordt weggebroken en vervangen door een nieuwe verharding in beton die als wasplaats zal fungeren. De oppervlakte bedraagt circa 1000 m². Tevens wordt de riolering aangepast aan de nieuwe situatie.
Ten noordoosten en oosten van de locatie waar de nieuwe wasplaats wordt ingericht, zijn reeds twee prefab containerunits geplaatst. Hiervoor werd nog geen vergunning verleend en de aanvrager wenst deze met voorliggende aanvraag te regulariseren.
- De unit ten noordoosten heeft een grondoppervlakte van circa 40 m² en bestaat uit twee lagen. Op de gelijkvloerse verdieping is een refter ingericht en op de eerste verdieping bevindt zich bureauruimte. De verdieping is bereikbaar via een buitentrap.
- De unit ten oosten heeft een grondoppervlakte van circa 18 m² en doet dienst als kleedruimte;
- De containerunits bestaan uit witte sandwichpanelen.
De gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is. De gevelmaterialen en kleuren zijn aanvaardbaar binnen dit ontwikkeld industrieterrein.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Door de aard van de aanvraag werd het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit. De voorwaarden en opmerkingen, met het oog op de brandveiligheid, kunnen integraal worden gehecht aan de vergunning.
Het Havenbedrijf Antwerpen werd om advies gevraagd als gebiedsbeheerder. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarin volgende aspecten zijn opgenomen die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beoordeling van de vergunningsaanvraag en de goede ruimtelijke ordening:
- De vergunning voor het plaatsen van kantoorcontainers is maximaal 8 jaar geldig. Kantoorcontainers zijn ontworpen voor een tijdelijke invulling en voldoen doorgaans niet aan de wettelijke brandweervoorschriften waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. Ze hebben daarenboven geen aangenaam binnenklimaat (qua akoestisch en thermisch comfort) en voldoen vaak niet aan energieprestatievereisten waaraan gebouwen moeten voldoen. Het Havenbedrijf is bijgevolg van oordeel dat kantoorcontainers niet als een duurzame ontwikkeling beschouwd kunnen worden en wenst de vergunningstermijn hiervoor tot 8 jaar beperkt te zien. Deze voorwaarde wordt bijgetreden.
- In de directe nabijheid van het terrein bevindt zich een windturbine. De slagschaduwstudie opgesteld voor deze turbine toont aan dat de kantoorcontainers die onderwerp uitmaken van deze aanvraag zijn opgericht in een slagschaduwgevoelige zone. De kantoorcontainers moeten dusdanig uitgerust worden dat bijkomende hinderlijke effecten van slagschaduw ten aanzien van de referentiesituatie uit de slagschaduwstudie worden vermeden. Het is aangewezen dat de aanvrager van de vergunning de voorwaarde in het advies van het Havenbedrijf verder afstemt met de exploitant van de windturbine. Dit kan als aandachtspunt in de vergunning worden opgenomen.
De overige voorwaarden betreffen uitvoeringsmodaliteiten die onder andere te maken hebben met de uitrusting van de kaaimuren en de veiligheid op en rond de kaairand. Deze voorwaarden kunnen integraal aan de vergunning gekoppeld worden.
Door de nabijheid van een waterleiding, werd advies gevraagd aan Waterlink. Zij brachten geen advies uit. De aanvrager is verplicht een klip/klimmelding uit te voeren voor aanvang van de werken.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen parkeerbehoefte en geen bijkomende mobiliteit.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
MedRepair is gespecialiseerd in het reinigen en herstellen van containers voor maritiem transport. Na het herstellen worden, indien nodig, de containers inwendig afgestoomd. Er worden geen afvalstoffen aangevoerd en/of verwerkt en de te reinigen containers zijn leeg.
MedRepair heeft twee vestigingen, één in Beveren en één aan de Muisbroeklaan te Antwerpen. De huidige aanvraag heeft betrekking op de locatie op de terreinen van Euroports Belgium aan de Muisbroeklaan.
Met voorliggende aanvraag wenst het bedrijf een nieuwe wasplaats voor containers te exploiteren. Men beoogt maximaal 150 containers per dag te wassen. Het verontreinigde waswater wordt niet geloosd, maar opgevangen in 2 ondergrondse waterputten van 20.000 liter per stuk en afgevoerd naar een erkende verwerker. De wasplaats zal bestaan uit 2 rijen containers die schuin worden geplaatst met de deuren naar dezelfde kant. Er is een beperkte zone waar het waswater via roosters wegloopt en wordt afgevoerd naar de 2 waterputten.
De containers hebben enkel verpakte goederen bevat en kunnen in principe niet verontreinigd zijn door de erin vervoerde lading, maar bevatten eventueel inerte afvalstoffen zoals stof, zand, afkomstig van bijvoorbeeld het laden en lossen en atmosferische depositie. In beperkte mate kunnen de containers ook vervuild zijn met restanten van verpakkingen (bv. papier, karton en A-hout). De exploitant vraagt voor het wassen van de containers rubriek 2.2.6.a aan (opslag en inwendige reiniging van lege (op hun ladingsresten na) recipiënten waarin stoffen zijn opgeslagen, die getransporteerd worden over de weg, het spoor of het water, en die als afvalstoffen zijn gerangschikt bij de inerte afvalstoffen).
De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) verleende op 18 februari 2022 een ongunstig advies voor deze activiteit met volgende argumentatie:
Aangezien er deeltjes karton, plastics en hout achterblijven in de containers kan men hier niet spreken over inerte afvalstoffen en is de rubriek 2.2.6.c) van toepassing en niet de aangevraagde rubriek 2.2.6.a). Dit betekent ook dat dit een aanvraag wordt voor een klasse 1 inrichting en dat deze bij de provincie dient aangevraagd te worden en niet bij de gemeente.
Op 12 mei 2016 nam het departement Omgeving het standpunt in dat rubriek 2.2.6 niet van toepassing is voor het wassen van containers indien deze alleen verpakte goederen hebben bevat, wat in dit geval van toepassing is. In het standpunt wordt aangegeven dat de containers de stoffen niet hebben bevat, aangezien deze stoffen verpakt waren zodat ze ook niet in contact kwamen met de wand van de container. Het standpunt werd destijds ruim verspreid binnen de havengemeenschap waarna sommige bedrijven de rubriek 2.2.6 uit hun vergunning lieten schrappen en nieuwe bedrijven met gelijkaardige activiteiten deze rubriek bewust niet opnamen in hun vergunningsaanvraag. Uit navraag blijkt dat dit standpunt nog steeds geldt. Op 28 maart 2022 liet OVAM weten, via een bericht in het Omgevingsloket, dat men zich aansluit bij deze zienswijze.
Rubriek 2.2.6 is hier dus niet van toepassing en wordt zonder voorwerp verklaard. De bijstellingen die de exploitant vraagt van sectorale voorwaarden gerelateerd aan rubriek 2.2.6 worden eveneens zonder voorwerp verklaard.
Het herstellen van de containers betreft het mechanisch herstellen van de metalen containers (o.a. slijpen, lassen, branden, boren,…) en de houten bevloering (houtbewerking). Met voorliggende aanvraag wenst de exploitant zowel de houtbewerking als de mechanische metaalbewerking uit te breiden met respectievelijk 16,7 kW en 144,4 kW. Het fysisch behandelen van metalen zal de exploitant niet meer uitvoeren. De vergunde drijfkracht van 92 kW wordt bijgevolg geschrapt uit de vergunning.
Het huishoudelijk afvalwater zal voortaan geloosd worden via een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) met een debiet van 1.200 m³/jaar. Hiervoor wordt rubriek 3.6.1 aangevraagd.
De verplichting tot plaatsing van een IBA werd reeds in de vorige vergunning (MV2015/331) opgelegd als bijzondere milieuvoorwaarde. Deze bijzondere voorwaarde zal aangepast worden naar het aanleveren van een offerte en bewijs van plaatsing van deze installatie.
De gasopslag wordt uitgebreid met 1.317 liter tot een totaal van 9.317 liter. Het gaat om zuurstof, acetyleen en argon. De opslagplaats wordt tevens verplaatst op de site.
Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van VLAREM II.
De bestaande opslagtank voor 977,5 kg stookolie wordt verwijderd. Er werd een dubbelwandige, bovengrondse opslagtank voor 1,36 ton stookolie geplaatst. Het meest recente keuringsattest van deze opslagtank werd aan het dossier toegevoegd. Deze opslagtank kreeg een groen label.
De opslagtank voor 977,5 kg stookolie is uit dienst gesteld, maar nog niet verwijderd. Als bijzondere milieuvoorwaarde zal worden opgelegd om het verwijderingsattest, zoals vermeld in artikel 5.17.4.3.21§3 van VLAREM II, te bezorgen.
De opslag van olie en afvalolie wordt verminderd met 1.000 liter tot een totaal van 2.500 liter (rubriek 6.4.1). Het betreft 20 recipiënten van 125 liter diverse oliën. Een eerder vergunde opslagtank voor 2.500 liter afvalolie werd nooit geplaatst. Tevens wordt er een opslag van 3,02 ton ontvlambare vloeistoffen aangevraagd (rubriek 17.3.2.1.2.1). Deze opslag situeert zich in een container nabij de garage. Een kleine hoeveelheid aërosolen wordt hier ook opgeslagen (31,6 liter, niet ingedeeld).
Verder wordt in deze aanvraag een actualisatie en uitbreiding gevraagd van de opslag van volgende gevaarlijke stoffen:
- de uitbreiding van corrosieve stoffen met 0,47 ton tot een totaal van 0,77 ton;
- de uitbreiding van irriterende stoffen met 8,67 ton tot een totaal van 12,67 ton;
- de opslag van 4,42 ton gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen;
- de opslag van 1,55 ton stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu;
- de uitbreiding met 3.053,6 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen tot een totaal van 3.328,6 kg;
In het dossier wordt gesteld dat de gevaarlijke producten binnen worden opgeslagen en op lekbakken.
Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:
- er wordt een uitbreiding gevraagd met de stalling van 3 heftrucks naar een totaal van 9 bedrijfsvoertuigen die op de site gestald worden;
- de geïnstalleerde totale drijfkracht van de koelinstallaties en compressoren wordt verminderd met 15,83 kW tot een totaal van 6,97 kW.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerk MV2015/331 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:
- Het bedrijfsafvalwater, afkomstig van het afstomen van de containers, dient, zoals aangegeven in het aanvraagdossier, te worden afgevoerd naar een extern verwerker; Met voorliggende aanvraag wordt voldaan aan deze voorwaarde. De attesten van ophaling dienen evenwel ter inzage gehouden te worden van de toezichthoudende overheid. De bijzondere voorwaarde zal in deze zin worden aangepast;
- De afvoerleidingen van de opvangput voor het bedrijfsafvalwater dienen dichtgemaakt te worden zodat er geen lozing in oppervlaktewater gebeurt; De aanvrager heeft tijdens de procedure gemeld dat dit opnieuw zal worden nagekeken en finaal gedicht wordt zodra de wasplaats aangelegd wordt. De bijzondere voorwaarde zal in deze zin worden aangepast;
- Recipiënten met olie, afvalolie en oliehoudend afval dienen op een lekbak geplaatst te worden; Zowel in het dossier als in een reactie van de exploitant wordt bevestigd dat dit inderdaad zo gebeurt. Deze voorwaarde kan geschrapt worden;
- Conform subafdeling 6.2.2.4 van Vlarem II moet de lozing van huishoudelijk afvalwater in het individueel te optimaliseren buitengebied gezuiverd worden door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Aan deze verplichting kan eveneens worden voldaan door het huishoudelijk afvalwater op te vangen en af te voeren naar een erkend afvalverwerker. Met voorliggende aanvraag wordt voldaan aan deze voorwaarde, er zal een IBA geïnstalleerd worden. Deze voorwaarde zal worden aangepast naar het bezorgen van een bewijs van offerte en van plaatsing van deze installatie.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen, met uitzondering van voorwaarde 2
2. de vergunning voor de prefab units wordt verleend voor een periode van 8 jaar.
Brandweeradvies
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.2.6.a) | opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de inerte afvalstoffen zijn gerangschikt; | zonder voorwerp |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | -1.000,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +3 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | -15,83 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | +1.317,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +0,38 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 3,01 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +0,47 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +8,67 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 4,42 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 1,55 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +3.053,60 kg |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | +16,70 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied. | +144,40 kW |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2.500,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 9 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 6,97 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 9.317,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1,36 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 3,01 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,76 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 12,66 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 4,42 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 1,55 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 3.328,60 kg |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 24,00 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied. | 161,70 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. | uiterlijk 36 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant het verwijderingsattest van de stookolietank van 977,5 kg aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850; |
3. | de attesten van de ophaling van het waswater worden ter beschikking gehouden van de toezichthouder; |
4. | wanneer de nieuwe wasplaats aangelegd is, bezorgt de exploitant het bewijs dat de afvoerleidingen van de opvangput voor het bedrijfsafvalwater dichtgemaakt werden (zodat er geen lozing in oppervlaktewater gebeurt) aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 8 november 2021 |
Volledig en ontvankelijk | 7 januari 2022 |
Start openbaar onderzoek | 14 januari 2022 |
Einde openbaar onderzoek | 12 februari 2022 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 22 april 2022 |
Verslag GOA | 1 april 2022 |
naam GOA | Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
14 januari 2022 | 12 februari 2022 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen, met uitzondering van voorwaarde 2
Brandweeradvies
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. | uiterlijk 36 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant het verwijderingsattest van de stookolietank van 977,5 kg aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850; |
3. | de attesten van de ophaling van het waswater worden ter beschikking gehouden van de toezichthouder; |
4. | wanneer de nieuwe wasplaats aangelegd is, bezorgt de exploitant het bewijs dat de afvoerleidingen van de opvangput voor het bedrijfsafvalwater dichtgemaakt werden (zodat er geen lozing in oppervlaktewater gebeurt) aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. |
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200,00 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2.500,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 9 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 6,97 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 9.317,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1,36 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 3,01 ton |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,76 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 12,66 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 4,42 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 1,55 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 3.328,60 kg |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 24,00 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 161,70 kW |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. | uiterlijk 36 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant het verwijderingsattest van de stookolietank van 977,5 kg aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850; |
3. | de attesten van de ophaling van het waswater worden ter beschikking gehouden van de toezichthouder; |
4. | wanneer de nieuwe wasplaats aangelegd is, bezorgt de exploitant het bewijs dat de afvoerleidingen van de opvangput voor het bedrijfsafvalwater dichtgemaakt werden (zodat er geen lozing in oppervlaktewater gebeurt) aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021069850. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor:
- een termijn verstrijkend op 8 april 2030 wat betreft de prefab units;
- onbepaalde duur wat betreft de overige stedenbouwkundige handelingen;
- een termijn verstrijkend op 4 december 2035 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.