Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van vergunningsvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020025956 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV Agfa-Gevaert (0404021727) met als contactadres Septestraat 27 te 2640 Mortsel |
Ligging van het project: | Lode Vissenaekenstraat en Oogststraat zonder nummer (zn) te 2600 Berchem (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | Antwerpen afdeling 21 sectie A nrs. 347V3, 361A7, 361N6 en 361Z6, Mortsel afdeling 1 sectie A nrs. 34T en 34B2 |
waarvan: |
|
- 20181004-0097 | Antwerpen afdeling 21 sectie A nrs. 347V3, 361A7, 361N6 en 361Z6, Mortsel afdeling 1 sectie A nrs. 34T en 34B2 (Agfa Gevaert NV-Gev5) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van het verzoek: | een bijstelling van de milieuvoorwaarden met betrekking tot luchtemissiewaarden en lozingsnormen bedrijfsafvalwater |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 22 december 2016 verleende de deputatie een nieuwe milieuvergunning aan Agfa-Gevaert nv voor het vervaardigen van fotografische producten (referentie: MLAV1/16-138). De vergunning en de eraan gekoppelde bijzondere milieuvoorwaarden ondergingen intussen meerdere aanpassingen. Op 4 april 2019 werden onder andere de bijzondere lozingsvoorwaarden aangepast (referentie: OMV_2018148241). De vergunning loopt tot 22 december 2036.
Inhoud van de aanvraag
De exploitant vraag een bijstelling van een bijzondere milieuvoorwaarde en een afwijking op de algemene milieuvoorwaarden van Vlarem II.
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Luik A: afwijking algemene milieuvoorwaarden Vlarem II
De gevraagde afwijking heeft betrekking op artikel 4.4.3.3.§3 en §4 van de algemene milieuvoorwaarden van Vlarem II §3 Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, geldt voor de geloosde afgassen een referentiezuurstofgehalte van 18% als naverbranding gebruikt wordt als afgasreinigingstechniek. §4 Voor de berekening van de emissiewaarden bij het referentiezuurstofgehalte wordt de volgende omrekeningsformule gebruikt: ER= EM * ((21-OR)/ (21-OM)), waarbij: 1° EM: gemeten emissie; 2° ER: emissie betrokken op referentiewaarde; 3° OR: referentiezuurstofgehalte; 4° OM: gemeten zuurstofgehalte.
Luik B: afwijking bijzondere milieuvoorwaarden
Met betrekking tot de lozing van bedrijfsafvalwater, via het lozingspunt dat zich bevindt op de site Gev5 te Mortsel, in de openbare riool. 1. De volgende parameters waarvoor een in tijd beperkte vergunning werd verleend: - 0,003 mg/liter lozingsnorm tot 31/12/2022 voor nonylfenol - 0,2 mg/liter lozingsnorm tot 31/12/2022 voor zilver - 0,05 mg/liter jaargemiddelde lozingsnorm tot 31/12/2022 voor zilver - 1 mg/liter lozingsnorm tot 31/12/2022 voor AOX 2. De volgende parameter - 0,0005 mg/l lozingsnorm voor octylfenol.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Luik A: afwijking algemene milieuvoorwaarden Vlarem II
Het verzoek houdt in om af te wijken van de verplichting om de omrekeningsformule toe te passen met inachtname van de omrekening naar 18% zuurstof.
Men stelt voor om de toetsing aan de Vlarem II-luchtemissiegrenswaarden uit te voeren op basis van de gemeten luchtemissie en niet op basis van de emissie berekend via de opgelegde omrekeningsformule.
In geval van een gunstig advies, verzoekt men de vergunningverlenende overheid om de afwijking op te nemen in de omgevingsvergunning van de site Gev5, meer bepaald op de beoordeling van de luchtemissie prestaties van de RTO nabehandelingsinstallatie.
Luik B: afwijking bijzondere milieuvoorwaarden
Met betrekking tot de lozing van bedrijfsafvalwater, via het lozingspunt dat zich bevindt op de site Gev5 te Mortsel, in de openbare riool:
1. De schrapping van de lozingsnorm voor nonylfenol. 2. De schrapping van de lozingsnorm voor octylfenol. 3. Een behoud van de lozingsnorm voor zilver (0,2 mg/l) voor een duurtijd tot en met 31 december 2023. 4. Een verlaging van de gemiddelde jaarconcentratie voor zilver van 0,05 naar 0,02 mg/liter voor een duurtijd tot en met 31 december 2023. 5. Een verlaging van de lozingsnorm voor AOX van 1 naar 0,5 mg/liter voor een duurtijd tot en met 31 december 2023. |
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
Het verzoek ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag bevat geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De exploitant vraag een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarde met betrekking tot de lozing van bedrijfsafvalwater en een afwijking op artikel 4.4.3.3§3 en §4 van Vlarem II.
Bijstelling bijzondere voorwaarde afvalwater
Voor het lozen van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering via het lozingspunt (LP) op de site Gev5 te Mortsel gelden onder andere volgende lozingsvoorwaarden, die onderwerp uitmaken van deze aanvraag:
parameter | geldende voorwaarde | toegestaan tot |
nonylfenol (PGS) | 3 µg/liter (= 10x IC) | 31 december 2022 |
zilver | 0,2 mg/liter | 31 december 2022 |
zilver (jaargemiddelde) | 0,05 mg/liter | 31 december 2022 |
AOX | 1 mg/liter | 31 december 2022 |
octylfenol (GS) | 0,5 µg/liter (= 5x IC) |
|
Nonylfenol en octylfenol
De aanvraag omvat een studie die aantoont dat het bedrijf er in slaagde enerzijds een aantal mogelijke bronnen te detecteren en anderzijds de aanwezigheid van nonylfenol en octyfenol in het geloosde bedrijfsafvalwater te reduceren door een aantal maatregelen te nemen en investeringen te doen. De meetwaarden voor nonylfenol bevinden zich vanaf 2019 onder de rapportagegrens van 1 µg/liter. De concentratie van octylfenol werd teruggebracht tot minder dan 0,1 µg/liter.
Het bedrijf stelt voor om de bijzondere lozingsvoorwaarden te schrappen uit de vergunning en ook de verplichting jaarlijks te rapporteren over de stand van zaken van het onderzoek naar en de reductie van de parameter nonylfenol op te heffen.
Na schrapping van de bijzondere lozingsvoorwaarden zal voldaan moeten worden aan het geldende indelingscriterium. Er is geen bezwaar de lozingsvoorwaarden te schrappen.
Zilver
Voor de parameter zilver wordt een verlenging gevraagd van de eindtermijn. Het gebruik van zilver is functioneel en inherent verbonden met de fotografische producten die gemaakt worden. Door een dalende vraag naar klassieke producten is de inzet van zilver structureel dalend. Echter heeft deze daling geen invloed op de concentraties in het afvalwater. De vrijstelling in het afvalwater is onafhankelijk van de grootte van de productiecampagnes, maar wordt gelinkt aan filterwissels, productie-onderbrekingen en het reinigen van de installaties. Verder wordt aangehaald dat sinds de ingebruikname van de biologische waterzuivering (WZI) tussen 2010 en 2012, het geloosde zilver in het afvalwater werd teruggebracht met 230 kg tot 7 kg per jaar. Het verwijderingsrendement van de WZI voor zilver bedraagt 99,98%. Vanuit BBT-standpunt voldoet de installatie ruimschoots. De waarde van het geloosde zilver wordt geschat op 4.000 euro.
Onderzoek toonde aan dat zilver af en toe aanwezig is in het niet-procesriool, terwijl in principe alle installaties die zilverhoudende producten verwerken aangesloten moeten zijn op de ‘zilverriool’. Een gerichte meetcampagne in augustus 2020 toonde aan dat de zilverconcentratie ter hoogte van het LP hoger is dan die in het effluent van de WZI en dat het verschil groter is tijdens productie dan tijdens een (gedeeltelijke) productiestilstand. Dit ondersteunde de hypothese dat een zilverhoudende afvalwaterstroom ongewild wordt afgeleid naar de niet-procesriolering. Verder onderzoek bracht een waarschijnlijke bron aan het licht ter hoogte van gebouw G512. De aansluiting op de WZI van een belangrijk deel van de niet-procesriolering gesitueerd naast de productiegebouwen G531 en G532 werd onderzocht. De investering werd vervolgens gerealiseerd in het najaar van 2021.
De exploitant stelt voor:
- de lozingsnorm van 200 µg/liter voor zilver te behouden tot en met 31 december 2023 in afwachting van de evaluatie van de investering in de aansluiting op de WZI;
- de gemiddelde concentratienorm op jaarbasis voor zilver te verlagen naar 20 µg/liter;
- VMM en AGOP/milieu jaarlijks over de stand van zaken te informeren;
Gelet op het reeds hoge verwijderingsrendement van de WZI lijkt een investering in een verdere optimalisatie ervan niet zinvol. De resultaten van de recente aankoppeling van een afvalwaterstroom aan de WZI zijn nog niet gekend, maar kunnen zeker bijdragen tot een verlaging van de geloosde concentratie. De norm wordt slechts tijdelijk toegestaan en het bedrijf rapporteert jaarlijks de stand van zaken. Er wordt gunstig advies gegeven op de voorgestelde bijzondere voorwaarden.
AOX
Het bedrijf onderzocht mogelijke bronnen van AOX in het afvalwater. Zwerfstromen afkomstig van nabijgelegen trein- en tramspoorlijnen die actieve chloorionen doen ontstaan, alsook interferentie als gevolg van de aanwezigheid van anorganisch zout werden uitgesloten. Daarnaast werden verschillende en soms met elkaar gerelateerde oorzaken van AOX beschreven. In de week van 6 november 2020 werd tijdens een gehele productiestop getest op de aanwezigheid van AOX ter hoogte van het LP. Ondanks dat vrijwel alle productieactiviteiten gestopt waren, werd toch een gemiddelde AOX-concentratie van 0,167 mg/liter en een AOX vracht van 55 g/dag vastgesteld. Er werd nog geen verklaring gevonden. Een hypothese is dat het afkomstig is van het uitspoelen van AOX uit de 3.500 m³ grote WZI als gevolg van “bio-stress”. Dit fenomeen is nog niet helemaal verklaard. Het lozen van AOX verloopt wel voornamelijk via de procesriool. Van de gebruikte grondstoffen werden, op basis van het jaarverbruik en de concentratie halogenide, twee producten weerhouden die in het kader van de bestrijding van AOX in het afvalwater verdere aandacht vergen. Het zijn gechloreerde polymeren die aangewend worden in de bereiding van de hechtlaagsoluties. Deze worden gecoat op de PET-onderlaag met de onderlaagmachines M53 en M54. Schuim dat in deze processen ontstaat zou AOX-gehaltes bevatten die tot 3% bijdragen in het bereiken van de lozingsnorm. Een voorziening is getroffen om de met water verdunde schuimafvoer afkomstig van M53 op te vangen. De mogelijkheid van een nabehandeling is in onderzoek met het oog op de verwerking. Een studieproject werd opgestart om na te gaan hoe de restanten van hechtlagen, aanwezig in de aanvoerketels en doseringssystemen naar de SM1 gietopdrachten, selectief kunnen opgevangen worden, waardoor lozingen in het procesriool worden voorkomen. De opvangsystemen werden vervolgens geïmplementeerd in de PET-onderlaagmachines M53 en M54.
Andere bronnen van AOX zijn het gebruik van natriumhypochloriet als desinfectant, kuis- en ontkleuringsmiddel. In de koeltorens wordt javel gebruikt, voor het reinigen van installatieonderdelen wordt een verdunde natriumhypochlorietoplossing (NaClO) gebruikt en dergelijke. Het verbruik in het reinigingsproces van de WZI werd al geoptimaliseerd door onder andere een procesafhankelijke reiniging en maximalisatie van het gebruik van citroenzuur in plaats van javel. Het gebruik van javel in de koeltorens blijft evenwel noodzakelijk in het kader van de bestrijding van Legionella. De productie van AOX is er echter beperkt door het ontbreken van organisch materiaal om te reageren met het actief chloor.
Het is voornamelijk in de productieafdelingen ‘Bereidingen en Gietzalen’ dat het gebruik van NaClO aanleiding zal geven tot de vorming van AOX door de aanwezigheid van organisch materiaal. Het verbruik in die afdelingen blijft de laatste jaren stabiel en daalt niet om de kwaliteit van de productie niet in gevaar te brengen. Na onderzoek van de reinigingsprocessen in die afdelingen bleek wel dat in het spoelwater restanten NaClO waargenomen werden, wat er op wijst dat er te veel natriumhypochloriet gebruikt werd. Het bedrijf voert nu een pilootproject uit om na te gaan of reinigen met peroxiden als alternatief voor hypochloriet kan. Het gebruik van NaClO wordt maximaal geweerd. Preventieve reinigingen vóór een productiestop (weekend) worden geweerd aangezien bij de opstart al gereinigd wordt.
De exploitant stelt voor:
- De lozingsnorm voor AOX te verlagen van 1 mg/liter naar 0,5 mg/liter voor een evaluatieperiode tot en met 31 december 2023. De evaluatie omvat de realisatie en daaropvolgend een haalbaarheidsstudie van een pilootinstallatie in de productie afdeling BG1 waarbij men als alternatief voor Sumazon Dez (NaOCl) de werking van peroxides onderzoekt als reinigingsmedium.
- Jaarlijks AGOP-Milieu en VMM te informeren over de stand van zaken van het onderzoek naar de verdere reductie van de parameter AOX. Het verder reduceren van het gebruik van suma des in de productie-installaties is een actie die parallel loopt met het onderzoek naar peroxiden als reinigingsmedium.
In afwachting van de resultaten van het pilootproject is er geen bezwaar de voorgestelde bijzondere voorwaarden op te nemen in de lopende vergunning. Gelet op de jaarlijkse voortgangsrapportage is er voldoende garantie dat het probleem opgevolgd wordt.
Artikel 4.4.3.3§3 en §4
De gevraagde afwijking heeft betrekking op artikel 4.4.3.3.§3 en §4 van de algemene milieuvoorwaarden van Vlarem II:
§3 Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, geldt voor de geloosde afgassen een referentiezuurstofgehalte van 18% als naverbranding gebruikt wordt als afgasreinigingstechniek.
§4 Voor de berekening van de emissiewaarden bij het referentiezuurstofgehalte wordt de volgende omrekeningsformule gebruikt:
ER= EM * ((21-OR)/ (21-OM)), waarbij:
1° EM: gemeten emissie;
2° ER: emissie betrokken op referentiewaarde;
3° OR: referentiezuurstofgehalte;
4° OM: gemeten zuurstofgehalte.
Het met MEK (methylethylketon) beladen afgas, afkomstig uit de coatinginstallatie Z36, wordt behandeld in een RTO-installatie (Regeneratieve Thermische Oxidatie). Tijdens het productieregime werkt de RTO-installatie in principe autotherm. Enkel bij opstart of aan lagere productiesnelheid wordt aardgas bijgestookt om de procesparameters die vereist zijn voor een goede RTO-werking te kunnen garanderen.
Bij de beoordeling van de luchtemissie wordt gebruik gemaakt van een omrekeningsformule waarbij een referentiezuurstofgehalte van 18% in rekening wordt gebracht. Gelet op enerzijds de werkelijk gemeten zuurstofconcentratie (circa 20,7%) en anderzijds de door het VITO toegelaten nauwkeurigheid van de zuurstofbepaling (0,3%) kan dit als resultaat geven dat de berekende luchtemissie ruim de toegelaten emissiegrenswaarden overschrijdt.
In de aanvraag wordt de situatie concreet verduidelijkt aan de hand van een toelichting van de erkend MER-deskundige, discipline lucht. Hij concludeert dat er een grote onzekerheid ontstaat waardoor het niet evident is om de omgerekende concentraties bij 18% O2 met de emissiegrenswaarden te vergelijken om te beoordelen of ze overschreden worden. De onzekerheid ligt vele malen hoger dan de toegelaten meetonzekerheid van 30%.
Het bedrijf stelt voor om de toetsing aan de Vlarem II-luchtemissiegrenswaarden voor de RTO nabehandelingsinstallatie uit te voeren op basis van de gemeten luchtemissie en niet op basis van de emissie berekend via de opgelegde omrekeningsformule.
Indien de conclusies van de MER-deskundige bijgetreden worden door de VMM, afdeling lucht is er geen bezwaar de afwijkingen op de artikels op te nemen in de vergunning.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Er wordt gunstig advies gegeven op de gevraagde bijstelling van de bijzondere voorwaarden en de afwijking op de algemene voorwaarden van Vlarem II.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 11 februari 2022 |
Start openbaar onderzoek | 21 februari 2022 |
Einde openbaar onderzoek | 22 maart 2022 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 2 april 2022 |
Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
21 februari 2022 | 22 maart 2022 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werd 1 bezwaarschrift ingediend.
Dit bezwaarschrift laat zich als volgt samenvatten: De NMBS verklaart geen gevolg te kunnen geven aan de aanvraag omwille van onbetrokkenheid.
Beoordeling
Het betreft geen inhoudelijk bezwaar tegen de aanvraag.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/Vergunningen | het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |