Het college keurde op 26 augustus 2016 (jaarnummer 7526) goed om het BPA ‘Pelikaanstraat’ te vervangen door het RUP ‘Pelikaanstraat’.
Immers, het plangebied wordt gekenmerkt door een sterk verouderd patrimonium en een groot braakliggend terrein. In het BPA Pelikaanstraat, het s-RSA en de ontwikkelingsvisie voor de stationsomgeving Antwerpen-Centraal ‘een briljant in ontwikkeling’ wordt de Diamantwijk-Kievitwijk aangeduid als strategisch project waarin stedelijke vernieuwing en ontwikkeling gewenst is en de plek gestimuleerd moet worden als levendige locatie voor grootstedelijke functies.
Het vigerende BPA Pelikaanstraat is daarin een beperkende factor. Het voorziet in een mix van enerzijds kantoren als hoofdbestemming en anderzijds wonen of andere functies als nevenbestemming. Vandaag is de vraag naar kantoren eerder laag, waardoor mogelijks de vernieuwing van bestaande gebouwen en/of het bebouwen van braakliggende percelen niet op gang komt.
Op 19 mei 2017 (jaarnummer 4683) keurde het college de proces- en richtnota voor het RUP goed.
Op 31 oktober 2018 (jaarnummer 9750) werd een eerste voorontwerp voorgelegd aan het college. Onder andere omwille van het ontbreken van een (ontwerp) plan-MER en een HoogBouwRapport, werd door verschillende adviesinstanties niet of negatief geadviseerd. Daarom werd een aangepast voorontwerp opgemaakt. Daartoe werd eerst een plan-MER en HoogBouwRapport opgemaakt.
In dat aangepast voorontwerp werden de relevante milderende maatregelen en aanbevelingen van het plan-MER verwerkt. De conclusies uit de hoogbouwstudie worden in de toelichtingsnota van het RUP beschreven.
Op 25 januari 2019 (jaarnummer 724) nam het college kennis van de ontwerptekst voor het plan-MER.
Op 14 juni 2019 (jaarnummer 4589) keurde het college het tweede voorontwerp-RUP goed en nam kennis van het definitief plan-MER.
Op 28 juni 2021 (jaarnummer 441) stelde de gemeenteraad het RUP ‘Pelikaanstraat’ voorlopig vast.
Op 25 februari 2022 (jaarnummer 1634) legde het college de verlenging met 60 dagen van de termijn tot definitieve vaststelling van het RUP voor aan de gemeenteraad.
De doelstelling van het RUP is om de bestemmingen te verruimen en om bepaalde aspecten van het BPA bij te sturen ten behoeve van het creëren van nieuwe kansen voor duurzame ontwikkeling, zoals de densiteit, het aandeel open ruimte, de relatie tot de omgeving, de verbindingen met de omgeving, de woonkwaliteit, de duurzaamheid en maatregelen inzake klimaatadaptatie, leefbaarheid en levendigheid.
De afbakening van het plangebied voor RUP Pelikaanstraat is identiek aan dat van het BPA. Het plangebied maakt deel uit van de diamantwijk, en wordt begrensd door de Rijfstraat in het noorden, de Vestingstraat en de Pelikaanstraat in het oosten, de Lange Kievitstraat in het zuiden en de Lange Herentalsestraat, Schupstraat en Hoveniersstraat in het westen.
Er worden 4 bestemmingen gedefinieerd:
Zone voor Centrumfuncties (Ce);
Zone voor gemengde Functies - privaat hof (Ge);
Zone voor Groen - publiek toegankelijk hof (Gr);
Zone voor Publiek Domein (Pu).
Daarbovenop wordt het braakliggend perceel ook nog specifiek aangeduid en gelden voor dit perceel nog bijkomende specifieke voorschriften. Het grafisch plan definieert daarnaast ook nog enkele aanduidingen en een indicatieve verbinding voor langzaam verkeer.
Om de vernieuwing van het plangebied te stimuleren, wordt de nodige flexibiliteit ingebouwd zowel naar bestemming als naar bouwmogelijkheden. De ruimtelijke kwaliteit, duurzame ontwikkeling, levendigheid en leefbaarheid worden bewaakt door duidelijke spelregels enerzijds, en door een nabije opvolging van de architecturale uitwerking anderzijds.
Vanuit ruimtelijk perspectief is het wenselijk om, in de mate van het mogelijke, het verlies aan bestaande parkeerplaatsen op openbaar domein bij de heraanleg van de omgeving te compenseren in een ondergrondse buurtparking in het projectgebied.
Plan-MER
In het kader van de wettelijke verplichting werd voor het RUP Pelikaanstraat een plan-MER opgesteld waarin de milieueffecten van het plan werden onderzocht.
Stap | Datum |
Volledigverklaring kennisgeving | 20 april 2017 |
Terinzagelegging kennisgeving | 4 mei 2017 – 2 juni 2017 |
Richtlijnenvergadering | 8 juni 2017 |
Bespreking ontwerprapport | 28 maart 2019 |
Beslissing dienst MER goedkeuring plan-MER | 4 juli 2019 |
Op 4 juli 2019 werd het plan-MER goedgekeurd door het Team MER van het Departement Omgeving (Afdeling GOP).
De milderende maatregelen op niveau van het RUP werden doorvertaald in het tweede voorontwerp-RUP.
Uit de ruimtelijke veiligheidsscreening blijkt dat het plangebied voor een klein deel binnen de consultatiezone van één bekende Seveso-inrichting gelegen is. Het Team Externe Veiligheid besluit dat deze inrichting te verzoenen is met het plan. Er worden dus geen aanzienlijke effecten op het vlak van externe veiligheid verwacht waardoor er geen ruimtelijk veiligheidsrapport opgesteld dient te worden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat Seveso-inrichtingen in het plangebied niet toegestaan zijn. Dit verbod is verankerd in de voorschriften.
Watertoets
Voor dit plan werd de watertoets onderzocht in het plan-MER. Het plangebied zelf betreft geen effectief overstromingsgevoelig gebied (cf. Watertoetskaart 2017). Vanuit de milieubeoordeling van het plan kan gesteld worden dat de impact ten aanzien van de discipline water over het algemeen verwaarloosbaar tot beperkt is. Enkel secundaire effecten via bemaling kunnen potentieel aanleiding geven tot een negatief (tijdelijke daling waterstand stadsvijver) of een aanzienlijk negatief effect (verspreiding van verontreinigingen). Als dwingende milderende maatregel worden op projectniveau een bemalingsstudie en desgevallend aangepaste maatregelen opgenomen. Zo kan dit effect op projectniveau evenwel teniet gedaan worden.
Een duurzame benadering van het plan veronderstelt wel dat het aspect water en de haalbaarheid van infiltratiemogelijkheden integraal deel uitmaken van het ontwerp. Dit wordt als aanbevolen milderende maatregel opgenomen op niveau van het RUP, het vergunningsniveau en binnen het flankerend beleid. Binnen het RUP wordt dit doorvertaald aan de hand van de bepalingen rond groendaken, inzaaiing en aanplanting, hoeveelheid gronddekking, waterbuffervoorzieningen en het verbod op aanzienlijke negatieve effecten op waterhuishouding door wijziging van het maaiveld en aanleg van ondergrondse constructies.
Planbaten
In de toelichtingsnota is opgenomen dat in het RUP geen bestemmingswijzigingen voorkomen die planbaten kunnen doen ontstaan voor percelen eigendom van de stad Antwerpen en/of dochters.
Art. 2.2.13 en volgende VCRO die de procedure vastleggen voor de opmaak van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP).
Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met - mogelijk - aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen.
Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 8, §1 en 2, gewijzigd op 19 juli 2013.
Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, artikel 2 en 4.
Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets in bijlage IX tot XV opgenomen kaarten.
Art.2.2.14.§6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt dat de gemeenteraad het RUP definitief vaststelt.
Stap | Datum |
collegebeslissing: richtnota | 19 mei 2017 (jaarnummer 4683) |
districtsraad: advies richtnota | 19 juni 2017 (jaarnummer 114) |
collegebeslissing: goedkeuring voorontwerp 1-RUP | 31 oktober 2018 (jaarnummer 9750) |
GECORO advies | 5 december 2018 |
plenaire vergadering + adviezen | 17 december 2018 |
collegebeslissing: goedkeuring voorontwerp 2-RUP | 14 juni 2019 (jaarnummer 4589) |
GECORO advies | 3 juli 2019 |
plenaire vergadering + adviezen | 9 september 2019 |
districtsraad: advies voorontwerp | 16 september 2019 (jaarnummer 163) |
collegebeslissing: voorstel aan gemeenteraad om ontwerp-RUP voorlopig vast te stellen | 11 juni 2021 (jaarnummer 4550) |
gemeenteraad: voorlopige vaststelling ontwerp-RUP | 28 juni 2021 (jaarnummer 441) |
openbaar onderzoek | 23 augustus 2021 tot en met 21 oktober 2021 |
GECORO advies | 11 januari 2022 |
collegebeslissing: voorstel aan gemeenteraad om de termijn tot definitieve vaststelling te verlengen | 25 februari 2022 (jaarnummer 1634) |
collegebeslissing: voorstel aan gemeenteraad om ontwerp-RUP definitief vast te stellen | 25 maart 2022 |
gemeenteraad: goedkeuring verlenging van de vaststellingstermijn met 60 dagen | 28 maart 2022 |
gemeenteraad: definitieve vaststelling/goedkeuring | 25 april 2022 |
Data in vet en cursief zijn ramingen.
Het openbaar onderzoek liep van 23 augustus 2021 tot en met 21 oktober 2021. Tijdens deze periode werden 211 bezwaarschriften ingediend en brachten Departement Omgeving, Provincie Antwerpen en Elia advies uit. De behandeling van de bezwaren en het advies zijn verwerkt in het advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO).
De Gecoro behandelt de adviezen van het Departement Omgeving, Provincie Antwerpen en Elia en de bezwaarschriften. Er werden 211 bezwaarschriften ingediend. Deze werden gerangschikt per thema. Het advies van de Gecoro is opgebouwd aan de hand van deze thema’s en behandelt dus niet alle bezwaarschriften afzonderlijk. Er worden 18 thema’s onderscheiden:
Heel wat bezorgdheden en opmerkingen uit de adviezen en bezwaren werden weerlegd door de Gecoro. Toch adviseert de Gecoro enkele aanpassingen aan het grafisch plan, stedenbouwkundige voorschriften en toelichtingsnota.
Aanpassingen aan het grafisch plan
Het college volgt het advies. Zie ook verder voor meer detail.
Het college volgt het advies, maar stelt vast dat het aanpassen van enkel de oostelijke vaste uiterste bouwlijn van het meest noordelijk hof naar een flexibele uiterste bouwlijn slechts gedeeltelijk tegemoet komt aan het bezwaar. De bezwaarindiener toont aan dat er betere en kwalitatievere invullingen mogelijk zijn. Het college stelt voor om dit principe op verschillende plaatsen in het RUP mogelijk te maken, meer bepaald waar het private hof grenst aan een bouwstrook met bouwhoogte maximaal 19m of 19m + 1 bouwlaag in teruggetrokken bouwlaag, zoals aangeduid op het grafisch plan. Daarnaast stelt het college voor om de beperking van 4m voor de afwijking van de bouwlijn uit het RUP te schrappen. De oppervlakte van het aangrenzend hof moet nog steeds minstens even groot blijven. In- en uitsprongen zijn enkel toegestaan indien ze een meerwaarde inhouden voor zowel de bebouwing als het hof. Ze mogen geen negatieve impact hebben op de gebruikswaarde of belevingswaarde van het betreffend hof. Het hof moet steeds als één ruimtelijke entiteit worden ervaren en de gevels van de gebouwen moeten samen als geheel een kwalitatieve wand vormen.
Het grafisch plan en de voorschriften werden zoals hierboven beschreven aangepast.
Het college volgt het advies.
Een schaalbalk werd toegevoegd aan het grafisch plan en het plan feitelijke en juridische toestand.
Aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften
Algemene voorschriften 1.2 Overgangsmaatregelen
Het college volgt het advies.
Algemeen voorschrift 1.2 Overgangsmaatregelen werd aangevuld zodanig dat bestaande vergunde of vergund geachte parkeervoorzieningen die niet in overeenstemming zijn met de stedenbouwkundige voorschriften kunnen behouden blijven.
Het college volgt het advies deels.
Onder Artikel 1.2 Overgangsmaatregelen werd ‘functiewijzigingen’ geschrapt als ingreep waarbij de voorschriften van het RUP van toepassing zijn. Ook Artikel 3. Zone voor groen – publiek toegankelijk hof (Gr) werd gewijzigd onder 3.3 Overgangsmaatregelen waardoor functiewijzigingen niet langer de aanleiding vormen voor de delen van de publiek toegankelijke hoven die buiten het projectgebied vallen om onder de voorschriften van het artikel te vallen i.p.v. onder de voorschriften van Artikel 2. Zone voor gemengde functies – privaat hof (Ge). Vernieuwbouw werd bijkomend gedefinieerd in de terminologie: “Vervanging van een bestaand gebouw, na afbraak, door een nieuwbouw.”
Algemene voorschriften 1.6 Parkeervoorzieningen en stalplaatsen
Het college volgt het advies in deze slechts gedeeltelijk. In de voorschriften is de maximale norm van 0,5 parkeerplaats per 100 m² reeds opgenomen. Het college is verder van mening dat in de voorschriften voldoende beperkingen zijn ingebouwd om te voorkomen dat een bijkomend parkeeraanbod voor bijkomende verkeersgeneratie zorgt. Het is wel aangewezen om de expliciete mogelijkheid om in het projectgebied tot 1.115 parkeerplaatsen te voorzien te schrappen. Zodoende kan op projectniveau bekeken worden hoeveel parkeerplaatsen bijkomend op de parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per 100m2 in het projectgebied voorzien kunnen worden zonder bijkomende verkeersgeneratie.
Het college volgt het advies niet. Het college is immers van mening dat het voorzien van een fietsenstalling op het gelijkvloers in het projectgebied, een negatieve invloed heeft op de levendigheid van de plint en een negatief effect zal hebben op de beeldwaarde en beleving van de publiek toegankelijke hoven. Het college verwijst naar artikel 29 van de bouwcode waarin bepalingen rond minimale aantallen fietsstalplaatsen en –parkeerplaatsen worden opgenomen. Dat artikel garandeert volgens het college voldoende dat inwoners en werknemers gestimuleerd worden voor het nemen van zachte verkeersmodi.
Algemene voorschriften 1.10 Globale inrichtingsvisie
Zoals reeds aangegeven volgt het college het advies hier niet. Het is echter wel aangewezen om het voorschrift m.b.t. de inrichtingsvisie aan te vullen met de verplichting om aan te tonen dat bijkomend parkeeraanbod niet voor bijkomende verkeersgeneratie zorgt.
Algemeen voorschrift 1.10 Globale inrichtingsvisie werd aangevuld zodat in geval een aanvraag de realisatie van parkeerplaatsen betreft waarbij de vooropgestelde norm van maximum 0,5 parkeerplaatsen per 100 m² theoretisch realiseerbare bovengrondse bvo wordt overschreden (enkel mogelijk in het projectgebied zoals in overdruk aangeduid op het grafisch plan), dient aangetoond te worden dat dit geen bijkomende verhoging van de verkeersgeneratie tot gevolg heeft.
Artikel 1 Zone voor centrumfuncties
Het college volgt de aanpassing zoals voorgesteld door de Gecoro.
Het grafisch plan wordt aangepast in die zin dat de bouwhoogte rondom de publiek toegankelijke hoven (met uitzondering van de bebouwing langs de Pelikaanstraat), daar waar het nog niet het geval was, wordt teruggebracht tot max. 19m en max. 5 bouwlagen. De 2 torens (max. 100m) blijven hierop een uitzondering. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat bovenop de max. bouwhoogte van 19m overal rondom de publiek toegankelijke hoven (enkel waar de bouwhoogte nog niet max. 19m bedroeg) max. gemiddeld 1 teruggetrokken bouwlaag gerealiseerd mag worden. Het college wenst geen minimale afstanden vanaf de gevels van het onderliggende bouwvolume voor deze teruggetrokken bouwlagen noch voor de toren op te nemen. Dit om voldoende flexibiliteit voor de architecturale uitwerking op projectniveau te garanderen. Zodoende kan gezocht worden naar een configuratie (met bijhorende afstanden van de teruggetrokken bouwlagen en de torens t.o.v. de gevel van het onderliggende bouwvolume) i.f.v. wind, licht en lucht. Dit moet aangetoond worden in het Hoogbouwrapport fase architecturale geschiktheid. In de terminologie wordt volgend definitie van onderbouw toegevoegd:
“De onderbouw betreft alle bovengrondse gebouwen uitgezonderd de delen van eventuele torens, die hoger zijn dan de kroonlijst van het bouwvolume waar de toren uit verrijst. In geval de toren een vrijstaand volume betreft, wordt eveneens het deel van de toren dat overeenkomt met de maximaal toegelaten bouwhoogte conform de aanduiding op het grafisch plan en weergegeven in de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften, als onderbouw beschouwd.“
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de Gecoro.
Artikel 1. Zone voor centrumfuncties (Ce) wordt aangepast zodanig dat het max. aantal verdiepingen in de torens 28 bedraagt.
Artikel 3 Zone voor groengebied – publiek toegankelijk hof
Het college volgt het advies.
Artikel 3. Zone voor groengebied – publiek toegankelijk hof (Gr) wordt onder art. 3.2. Inrichting aangepast zodanig dat er minstens 1 hoogstammige boom per 150m² i.p.v. per 500m² aangeplant dient te worden of een groenaanleg rondom de hoven met een gelijkwaardig resultaat qua ecologische waarde en belevingswaarde, zoals begroeide gevels en beplante terrassen.
Artikel 5 Projectgebied (overdruk)
Het college volgt het advies.
Onder artikel 5 Projectgebied (overdruk) wordt opgenomen dat in de onderbouw minstens 10% van de bbvo ingericht en gebruikt moet worden als woning.
Het college volgt het advies.
Artikel 5 Projectgebied (overdruk) wordt aangepast zodanig dat kantoren of praktijkruimten voor diensten groter dan 500m² bvo in de eerste bouwlaag van de onderbouw verboden zijn, in plaats van groter dan 200m³.
Artikel 6 Verbindingen voor langzaam verkeer
Het college volgt het advies grotendeels. De gevraagde aanpassingen met betrekking tot de inrichting van deze verbindingen worden doorgevoerd voor de verbindingen naar Pelikaanstraat, Lange Herentalsestraat en Lange Kievitstraat. Wat de verbinding naar de Schupstraat betreft, wil het college rekening houden met het bezwaarschrift waarin verzet tegen deze nieuwe verbinding wordt aangetekend om redenen van veiligheid. De aanduiding van deze specifieke verbinding als verplicht te realiseren wordt dan ook geschrapt. De realisatie van deze verbinding blijft nog steeds mogelijk, in zoverre ze voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en in zoverre de openbare veiligheid kan worden gegarandeerd. Dit werd expliciet in de voorschriften opgenomen.
Terminologie
Het college volgt het advies.
Volgende definitie voor ‘eigen aan de inrichting van tuinen en binnenplaatsen’ wordt opgenomen in de terminologie: “Constructies in functie van het verhogen van de verblijfskwaliteit in de buitenruimte zoals vaste zitmeubelen, speeltoestellen, verlichtingsarmaturen, plantbakken, waterbassins en kunstwerken. Bergingen en afdaken worden niet beschouwd als constructies eigen aan de inrichting van tuinen en binnenplaatsen.”
Het college volgt het advies.
Volgende definitie werd opgenomen voor ‘rotatieparking’ in de terminologie:
“Een rotatieparking is het geheel van parkeerplaatsen dat niet voor bewoners of andere gebruikers noch voor bezoekers van bijhorend gebouw(encomplex)* dient en dat, eventueel tegen betaling, publiek toegankelijk is voor het tijdelijk stallen van wagens. [* in casu : het plangebied]”
Volgende definitie werd opgenomen voor buurtparken in de terminologie:
“Buurtparkeren kan worden georganiseerd op een buurtparking of op bepaalde als dusdanig aangeduide zones op het openbaar domein. Het betreft parkeerplaatsen waar enkel geregistreerde buurtbewoners mogen parkeren.”
Het college volgt het advies.
Volgende definitie voor ‘plint’ werd opgenomen in de voorschriften:
“De plint is de gelijkvloerse bouwlaag van een gebouw. Het betreft de bouwlaag die in rechtstreeks contact staat met het aangrenzend openbaar domein in zoverre betreffend gebouw grenst aan het openbaar domein.”
Volgende definitie voor ‘onderbouw’ werd opgenomen in de terminologie:
“De onderbouw betreft alle bovengrondse gebouwen uitgezonderd de delen van eventuele torens, die hoger zijn dan de kroonlijst van het bouwvolume waar de toren uit verrijst. In geval de toren een vrijstaand volume betreft, wordt eveneens het deel van de toren dat overeenkomt met de maximaal toegelaten bouwhoogte conform de aanduiding op het grafisch plan en weergegeven in de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften, als onderbouw beschouwd. “
Volgende definitie werd opgenomen voor ‘gaanderij’ in de terminologie:
“Relatief smalle en lange overdekte buitenruimte aansluitend op of geïntegreerd in een gebouw waarvan minstens één lange zijde open is en verbinding geeft op de aansluitende open ruimte.”
De opgenomen definitie voor ‘vernieuwbouw’ werd hierboven reeds beschreven.
Aanpassingen aan de toelichtingsnota
De Gecoro adviseert volgende aanvullingen.
Het college volgt het advies
Onder het ruimtelijk concept ‘Densiteit en hoogbouw’ werden figuren opgenomen die het ontwerpproces en een mogelijke doorvertaling van de voorschriften en het grafisch plan in het projectgebied weergeven.
Het college volgt het advies
Het concept van de ‘stedelijke fronten’ wordt uiteen gezet onder het ruimtelijk concept ‘Bouwhoogten – straatbreedtes – functies’. Deze beschrijving werd aangevuld met verwijzing naar de beleidsnota Atypische Stadsbouwmeester 2016-2020 en referentiebeelden.
Het college volgt het advies
Bovenstaande verduidelijking werd opgenomen in de toelichtingsnota onder de toelichting van artikel 5 Projectgebied (overdruk).
Het college volgt het advies.
Bovenstaande verduidelijking werd opgenomen in de toelichtingsnota onder de toelichting van artikel 5 Projectgebied (overdruk).
Het college volgt het advies.
Bijkomende informatie over het voorbereidend ontwerpend onderzoek werd toegevoegd onder concept ‘Densiteit en hoogbouw’.
Het college volgt het advies.
Een samenvatting van de opgestelde omgevingsanalyes werd toegevoegd aan de toelichtingsnota onder het hoofdstuk ‘Ontwikkelingsvisie’.
Aanvullend wenst het college bijkomend op het advies van de Gecoro te reageren op enkele opmerkingen uit de bezwaarschriften:
1. Een aantal bezwaren heeft betrekking op de kwaliteit van het onderzoek. Het betreft volgende:
Windhinder is een aspect dat op projectniveau onderzocht moet worden en niet wordt behandeld op planniveau. Dit is ook expliciet zo vermeld in het plan-MER. ‘…Echter, de intrinsieke ruimtelijke kwaliteit, maar ook de mogelijke hinder (schaduw, wind, visueel, privacy, ..) veroorzaakt naar de omgeving, zal uiteindelijk voornamelijk bepaald worden door de concrete invulling van het gebied en kan pas beoordeeld worden op projectniveau. Dit gebeurt best in zijn geheel binnen de op te maken inrichtingsstudie. Deze inrichtingsstudie wordt toegevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, waarbij minstens volgende elementen worden in opgenomen: … hoe er geanticipeerd wordt op de aspecten met betrekking tot visuele hinder en privacy ten aanzien van omliggende bebouwing, bezonning en schaduwwerking, windhinder (ifv hoogbouw) en architecturale geschiktheid’. In de stedenbouwkundige voorschriften is opgenomen dat de op te maken inrichtingsstudie aandacht moet schenken aan architecturale kwaliteit, gebruikswaarde, belevingswaarde, ecologische waarde, veiligheid en toegankelijkheid.
Windhinder zal bijgevolg worden onderzocht op projectniveau al dan niet in een project-MER. Niet tegenstaande werd het aspect hinder wel behandeld in het plan-MER. Daarnaast werd de discipline wind ook reeds bestudeerd in het Hoogbouwrapport fase 1 locatiegeschiktheid voor het projectgebied.
Geluid en trillingen zijn onderzocht in navolging van de richtlijnen. Het onderzoek werd door de bevoegde administraties als afdoende beoordeeld. Deze aspecten zullen indien relevant voor het voorwerp van de vergunningsaanvraag ook op projectniveau behandeld worden. Bijkomend is de discipline geluid ook bestudeerd in het Hoogbouwrapport fase 1 locatiegeschiktheid.
Schaduwhinder (en in uitbreiding licht) is een aspect dat op projectniveau onderzocht moet worden. Het aspect schaduwhinder is desondanks wel behandeld in het plan-MER binnen de discipline Mens-ruimtelijke aspecten. Een schaduwstudie werd toegevoegd. Het belang van voldoende aandacht voor schaduwhinder op projectniveau is ook expliciet zo vermeld in het plan-MER. ‘…Echter, de intrinsieke ruimtelijke kwaliteit, maar ook de mogelijke hinder (schaduw, wind, visueel, privacy, ..) veroorzaakt naar de omgeving, zal uiteindelijk voornamelijk bepaald worden door de concrete invulling van het gebied en kan pas beoordeeld worden op projectniveau. Dit gebeurt best in zijn geheel binnen de op te maken inrichtingsstudie. Deze inrichtingsstudie wordt toegevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, waarbij minstens volgende elementen worden in opgenomen: … hoe er geanticipeerd wordt op de aspecten met betrekking tot visuele hinder en privacy ten aanzien van omliggende bebouwing, bezonning en schaduwwerking, windhinder (ifv hoogbouw) en architecturale geschiktheid’. Dit is doorvertaald in de voorschriften van het RUP, zoals hierboven beschreven.
Schaduwhinder zal bijgevolg worden onderzocht op projectniveau al dan niet in een project-MER.
De mogelijke impact op het grondwater is volgens de richtlijnen onderzocht in de discipline Water en het onderzoek werd opgevolgd door de bevoegde administraties. Het plan-MER formuleert expliciet een milderende maatregel, zij het op projectniveau : ‘opmaak van een bemalingsstudie op projectniveau met berekening invloedsstraal bemaling en desgevallend passende maatregel om verspreiding verontreiniging en daling waterpeil vijver stadspark tegen te gaan’.
Milderende maatregelen op plan-niveau voor wat betreft Lucht zijn ‘vermijden van street canyons’ en ‘beperken van de verkeersgeneratie’. Beide maatregelen werden doorgevoerd in het RUP : de bouwhoogte aan de randen van het plangebied (grenzend aan het openbaar domein) werden in functie van het vermijden van canyon effect in hoogte beperkt met uitzondering van de bebouwing langs de Pelikaanstraat omdat daar vanuit andere (ruimtelijke) overwegingen net een hoger gevelfront gewenst is. Het beperken van de verkeersgeneratie gebeurt door een limiet op parkeerplaatsen. De locatie van het plangebied is daarenboven uitermate goed bereikbaar met openbaar vervoer en ook voor langzaam verkeer. De maatregel die in het RUP wordt opgelegd om verkeersgeneratie te beperken is complementair aan stimulans eigen aan de plek om andere verkeersmodi te verkiezen boven autoverplaatsingen.
De mogelijke impact op het grondwater is volgens de richtlijnen onderzocht in de discipline Water en het onderzoek werd opgevolgd door de bevoegde administraties. Het plan-MER formuleert expliciet een milderende maatregel, zij het op projectniveau : ‘opmaak van een bemalingsstudie op projectniveau met berekening invloedsstraal bemaling en desgevallend passende maatregel om verspreiding verontreiniging en daling waterpeil vijver stadspark tegen te gaan’.
2. het plan heeft geen overtuigende maatschappelijke meerwaarde voor buurt,. Er worden geen garanties geboden op beduidend meer open of publieke ruimte of meer duurzaam groen. Het plan is onvoldoende ambitieus op vlak van duurzaam bouwen en tegengaan van urban heating en er worden geen bepalingen opgelegd of maatregelen genomen om de straten waar het projectgebied aan grenst te verbeteren of te versterken.
Het college verwijst naar de algemene voorschriften en meer bepaald 1.5 Duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen waarin een aantal kwalitatieve eisen zijn opgenomen m.b.t. duurzame ontwikkeling. Onder meer de verplichting om de inrichting te richten op het optimaliseren van het stadsklimaat en het waarborgen van een goed verblijfscomfort van de open ruimte (windcomfort, beheersing van hitte-stress, luchtkwaliteit en geluidkwaliteit). In de bijzondere voorschriften zijn verplichtingen opgenomen aangaande de inrichting van de private hoven en van de publiek toegankelijke hoven, meer bepaald aangaande groenelementen. Ook verplicht het RUP de aanleg van groendaken. Wat betreft de verbetering van de inrichting van de omliggende straten heeft de stad wel degelijk de intentie om hier in te investeren. Het college besliste dan ook bij de voorlopige vaststelling tot de opmaak van een masterplan publieke ruimte waarbij bijzondere aandacht zal uitgaan naar de Lange Kievitstraat. Het RUP geeft het kader voor een kwalitatieve inrichting van het openbaar domein. Artikel 4 bepaalt letterlijk dat ‘Bij de inrichting van de zone voor publiek domein zowel rekening moet worden gehouden met de verkeersfunctie als met de gewenste verblijfskwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit.’ En ook dat ‘De inrichting van het openbaar domein moet voldoende representatief en kwalitatief zijn.’.
3. net zoals op Kievit wijk 1 en 2 alsook op het nieuwe Mediaplein en het Operaplein zullen groene hoven op een parkeerkelder weinig tot geen soelaas bieden voor duurzame ontwikkeling noch het inperken van hittestress en verdroging (ten gevolge van het ontbreken van een natuurlijke connectie met de grondwatertafel).
Het college verwijst naar de algemene voorschriften en meer bepaald 1.9 Maaiveld en ondergrondse constructies waarin wordt bepaald dat ‘Wijziging van het maaiveld en de aanleg van ondergrondse constructies geen aanzienlijke negatieve gevolgen mogen hebben op de waterhuishouding.’. Het college beaamt dat de realisatie van ondergrondse parkeerplaatsen wordt toegelaten evenals de ontwikkeling van de hoven bovenop ondergrondse constructies. In het kader van het duurzaam ruimtegebruik wordt gekozen voor verdichting op deze strategische en uitermate goed bereikbare centrale locatie in de stad.
4. Een aantal bezwaren hebben betrekking op de verkeersveiligheid. Het betreft volgende:
In het plan-MER is bijzondere aandacht geschonken aan onder meer de veiligheid van vooral de zwakke weggebruikers. Dit is ook zo aangegeven in het beoordelingskader. De effecten van het plan werden geanalyseerd vanuit de mogelijke toekomstige verkeersgeneratie en besproken op basis van onder meer de effectgroepen verkeersveiligheid (criterium: conflicten tussen verkeerstypes, met focus op conflicten met langzaam verkeer) en verkeersleefbaarheid (criteria: verkeersdruk en oversteekbaarheid). In het plan-MER zijn een aantal milderende maatregelen en aanbevelingen geformuleerd in functie van het (rechtstreekse en onrechtstreekse) verhogen van de verkeersveiligheid. In zoverre deze doorvertaalbaar zijn in een RUP, werden deze ook doorvertaald. Het betreft het beperken van de verkeersgeneratie, verbod op een rotatieparking en inpandig en geclusterd laden- en lossen. Een aantal van de milderende maatregelen (en aanbevelingen) zullen op projectniveau uitgevoerd worden of als flankerend beleid. Het betreft ‘Ruimte voor langzaam verkeer in de Lange Kievitstraat’, ‘Afstemmen verkeerslichten Lange Kievitstraat x Pelikaanstraat” en “Lange Kievitstraat x Quinten Matsijslei” op voetgangers en fietsers’, ‘Ruimte voor langzaam verkeer “Lange Kievitstraat x Pelikaanstraat” en “Lange Kievitstraat x Quinten Matsijslei’ en ‘Plantin & Moretuslei x Simonsstraat: Geen deelconflicten tussen gemotoriseerd verkeer en voetgangers en fietsers’.
Tot slot wenst het college nog te reageren op een algemeen advies van de Gecoro:
De bezwaarindieners dienen bezwaar in tegen Artikel 4. Zone voor publiek domein omdat de zone voor publiek domein in de Schupstraat en de Hoveniersstraat de private perceelsgrenzen overschrijdt. Dit is de facto een rooilijn, terwijl er nochtans geen rooilijnplan is opgemaakt conform het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen. De Stad kan het grafisch plan niet wettig verwezenlijken zolang er geen rooilijnplan bestaat dat grondslag biedt voor de zone voor publiek domein op het privaat domein.
De Gecoro acht het bezwaar over de intekening van het openbaar domein ongegrond. Het college sluit zich aan bij het advies van de Gecoro. De intentie van het plan is duidelijk en gaat uit van het algemeen belang. Ook de wijzigingen aan het wegennet dienen het algemeen belang. Zo werd er onder meer rekening gehouden met de ontsluiting van de aangrenzende percelen. De Schupstraat en Hovenierstraat zijn ter plaatse zeer smal waardoor een verbreding zich nader opdringt en noodzakelijk is om een kwalitatieve openbare weg te creëren voor alle weggebruikers. De voorgestelde grens van het openbaar domein sluit aan bij wat reeds in het BPA was voorzien en zal ongetwijfeld de gebruiksmogelijkheden, de toegankelijkheid en de verblijfskwaliteit verhogen, wat ook de veiligheid van de weg ten goede zal komen. De verbreding van het publiek domein zal er voor zorgen dat de bestaande functie van de weg behouden blijft en kwalitatiever kan worden ingevuld wat ook toekomstige generaties ten goede zal kunnen komen. Bezwaarindieners maken overigens geen aanspraak op het behoud van een bestaande toestand. Dat een rooilijnplan moet opgemaakt worden, is wel correct. De integratie van een rooilijnplan in het een ruimtelijk uitvoeringsplan is weliswaar optioneel cf. artikel 12 §1 van het decreet betreffende de gemeentewegen. Het is geen verplichting. De gemeenteraad kan cf. artikel 11 van het decreet betreffende de gemeentewegen ook een rooilijnplan via een afzonderlijke procedure goedkeuren. Bij voorkeur gebeurt dit zo snel mogelijk.
advies uitgebracht
Advies uitgebracht
advies uitgebracht
De gemeenteraad keurt bij hoofdelijke stemming, met 29 stemmen tegen 15, er zijn 5 onthoudingen en 2 raadsleden brachten geen stem uit, volgend besluit goed.
Stemden ja (29): Bart De Wever, Koen Kennis, Jinnih Beels, Annick De Ridder, Nabilla Ait Daoud, Peter Wouters, Elisabeth van Doesburg, Erica Caluwaerts, Tom Meeuws, Claude Marinower, André Gantman, Güler Turan, Johan Klaps, Danielle Meirsman, Martine Vrints, Koen Laenens, Franky Loveniers, Kevin Vereecken, Kristel Somers, Mark Tijsmans, Sevilay Altintas, Sanne Descamps, Manuëla Van Werde, Nathalie van Baren, Patrick Van den Abbeele, Hicham El Mzairh, Tatjana Scheck, Wim Jochems en Lotte Mintjens.
Stemden nee (15): Nahima Lanjri, Wouter Vanbesien, Peter Mertens, Mie Branders, Joris Giebens, Caroline Bastiaens, Ilse van Dienderen, Nordine Saidi Mazarou, Omar Fathi, Sam Voeten, Koenraad De Vylder, Mohammad Nawabi, Lise Vandecasteele, Niel Staes en Ilse De Schutter.
Hebben zich onthouden (5): Gerolf Annemans, Jan Penris, Anke Van dermeersch, Peggy Pooters en Sam Van Rooy.
Brachten geen stem uit (2): Filip Dewinter en Karen Maes.
De gemeenteraad stelt het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Pelikaanstraat, district Antwerpen, definitief vast.
Dit RUP, met Algplan_ID RUP_11002_214_10025_00001, bestaat uit een toelichtingsnota, de stedenbouwkundige voorschriften, een grafisch plan, en een plan van de bestaande toestand.