Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022006211 |
Gegevens van de aanvrager: | Philippe en Anouk Faes - Driessens met als adres Bosstraat_AN 86 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: | Bosstraat 86 te 2040 Berendrecht-Zandvliet-Lillo (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 19 sectie C nr. 119K3 |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | oprichten van een bijgebouw en een overdekt terras met tuinberging |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 19/01/1995: vergunning (804#630) voor het oprichten van een tuinhuis;
- 09/09/1993: vergunning (804#631) voor het oprichten van een alleenstaande woning.
Vergunde/vergund geachte toestand
- functie: eengezinswoning;
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
Huidige toestand
- functie: eengezinswoning;
- bouwvolume:
- gevelafwerking: overdekt terras uitgevoerd in hout, deels wit geschilderd;
- inrichting: voortuin volledig verhard.
Gewenste toestand
- functie: eengezinswoning;
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
- inrichting: verhardingen in de voortuin.
Inhoud van de aanvraag
- slopen van het bestaande tuinhuis;
- bouwen van een bijgebouw in de tuin;
- bouwen van een overdekt terras en aansluitende tuinberging;
- voorzien van verhardingen in de voortuin.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in agrarisch gebied. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
(Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan voor het gedeelte gelegen in woongebied.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse codex Wonen 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex Wonen van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Voorliggende aanvraag betreft het slopen van een bestaand tuinhuis, het aanleggen van een overdekt terras en oprichten van een aansluitende tuinberging. Verder omvat deze aanvraag nog het oprichten van een bijgebouw (op de plannen aangeduid als garage/werkplaats) in de tuin en tenslotte de regularisatie van de bestaande verharding in de voortuin.
De woning situeert zich grotendeels in woongebied volgens het gewestplan. Het achterste deel van het perceel, net achter het nieuwe bijgebouw in de tuin, valt binnen de bestemmingszone agrarisch gebied volgens het gewestplan.
De voorgestelde constructies in functie van de woning situeren zich allemaal binnen de bestemming woongebied en zijn daarmee functioneel inpasbaar.
Het bijgebouw in de tuin wordt op de plannen bestemd als garage/werkplaats. De garage in het bijgebouw wordt bediend via een sectionaalpoort in de achtergevel van dit gebouw. De functie van garage kan hier, op deze voorgestelde afstand vanaf de rooilijn, echter niet toegelaten worden. Bovendien zou men deze garage enkel kunnen bereiken via de zijtuinstrook aan de linkerzijde van de woning, dan via de tuinzone en tenslotte via het agrarisch gebied aangezien de achtergevel van het bijgebouw zich op de bestemmingsgrens woongebied/agrarisch gebied situeert. Enkel de functie werkplaats kan voor dit bijgebouw overwogen worden.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
Achter de bestaande garage aan de rechterzijde van het perceel wordt een afdak voorzien om op die manier een overdekt terras te creëren. Dit terras heeft een breedte identiek aan deze van de garage, zijnde 4,24 m en een bouwdiepte van 10 m. Achter dit terras wordt nog een gesloten tuinberging voorzien met een diepte van 2,34 m. Het geheel, dit is het dak boven het overdekt terras en de kroonlijst van de tuinberging, heeft een hoogte van 2,8 m en beslaat een totale oppervlakte van 50,7 m².
Vanaf dit overdekt terras vertrekt een grindpad naar het bijgebouw voor de garage/werkplaats. Zoals reeds aangehaald kan dit gebouw enkel de functie van werkplaats hebben. Deze werkplaats heeft een breedte van 7,61 m en een bouwdiepte van 10 m. De kroonlijsthoogte van dit bijgebouw bedraagt 3,4 m. Gelet op de omvang van de tuin en rekening houdend met het gegeven dat ook op de aanpalende percelen in de tuinzones ruime bijgebouwen aanwezig zijn, kunnen het oprichten van de voorgestelde constructies hier ruimtelijk voorzien worden, zij het mits rekening te houden met de gestelde voorwaarden.
Voorliggende aanvraag voldoet niet aan artikel 27 van de bouwcode. Voortuinen moeten vrij zijn van constructies met uitzondering van tuinafsluitingen, brievenbussen, …. Enkel de strikt noodzakelijke verhardingen zijn toegelaten zoals paden palend aan de bebouwing, toegangspaden met een maximumbreedte van 1,50 m en opritten naar een garage, carport of autostaanplaatsen met een maximumbreedte van 3 m per autostaanplaats. Zoals op de foto’s bij dit dossier te zien is, is de voortuin hier nagenoeg volledig verhard. Om te kunnen voldoen aan dit artikel zal de aanwezige verharding beperkt moeten worden tot de strikt noodzakelijke. De te verwijderen verharding in de voortuin zal in rood op de plannen aangeduid worden.
Gelet op de aanzienlijke toename van dakoppervlakte, ruim 50 m² voor het overdekt terras en +/- 75 m² voor de werkplaats, wordt er in de tuin een infiltratievoorziening met een capaciteit van 3.280 liter voorzien met een overloop aan te sluiten op de bestaande riolering. Het voorzien van deze installatie heeft geen wijzigingen van het bodemreliëf tot gevolg.
Visueel-vormelijke elementen
Het dak boven het overdekt terras en de tuinberging wordt volledig opgetrokken in hout. Bij de gesloten tuinberging worden de wanden afgewerkt met houten latten.
Het bijgebouw dieper op het perceel wordt opgetrokken in metselwerk, rood-geel genuanceerd. Deze materialen zijn inpasbaar in de omgeving.
Hinderaspecten – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Er wordt, zoals ook aangeduid in de legende, vastgesteld dat de scheidingsmuren opgetrokken worden in gevelmetselwerk. In toepassing van artikel 34 van de bouwcode moeten enkelvoudige scheidingsmuren uitgevoerd worden in massief, ongeperforeerd materiaal. Bovendien moeten de opstanden tegenover het hoogst aangrenzende dakvlak 0,30 m bedragen. Deze opstanden bedragen in voorliggende aanvraag slechts 0,15 m. Om alsnog te kunnen voldoen aan dit artikel zal het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, voorzien moeten worden van een dakbekleding die valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of voorkomt op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die gebruikt kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.).
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat elke omgevingsvergunningsaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeerparagraaf is niet van toepassing omdat de in deze aanvraag vervatte werken geen aanleiding geven tot de vermeerdering van het aantal woongelegenheden.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. Conform artikel 27 van de bouwcode de verharding in de voortuin te beperken tot de strikt noodzakelijke verharding. De te verwijderen verharding wordt in rood op de plannen aangeduid. Deze zones moeten aangelegd worden als tuin.
2. Conform artikel 34 van de bouwcode de enkelvoudige scheidingsmuren uit te voeren in massief, ongeperforeerd materiaal.
3. Het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van een dakbekleding die valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of voorkomt op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die gebruikt kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.).
4. Voor het bijgebouw in de tuin enkel de functie 'werkplaats' aan te houden;. De voorgestelde functie van 'garage' wordt uit de vergunning gesloten.
5. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 26 januari 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 14 maart 2022 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 13 mei 2022 |
Verslag GOA | 22 april 2022 |
naam GOA | Katrine Leemans |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften | Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften | Petitielijsten | Digitale bezwaarschriften |
0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. Conform artikel 27 van de bouwcode de verharding in de voortuin te beperken tot de strikt noodzakelijke verharding. De te verwijderen verharding wordt in rood op de plannen aangeduid. Deze zones moeten aangelegd worden als tuin.
2. Conform artikel 34 van de bouwcode de enkelvoudige scheidingsmuren uit te voeren in massief, ongeperforeerd materiaal.
3. Het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van een dakbekleding die valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of voorkomt op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die gebruikt kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.).
4. Voor het bijgebouw in de tuin enkel de functie 'werkplaats' aan te houden;. De voorgestelde functie van 'garage' wordt uit de vergunning gesloten.
5. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.