Terug
Gepubliceerd op 02/11/2022

2022_CBS_08650 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022096427. Scheldelaan 410 - Haven 503. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 28/10/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_08650 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022096427. Scheldelaan 410 - Haven 503. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_08650 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022096427. Scheldelaan 410 - Haven 503. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022096427

Gegevens van de aanvrager:

NV VOPAK CHEMICAL TERMINALS  BELGIUM met als contactadres Scheldelaan 410 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV VOPAK CHEMICAL TERMINALS  BELGIUM (0406883227) met als contactadres Scheldelaan 410 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 410 - Haven 503 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 16 sectie D nrs. 79H en 86H

waarvan:

 

-          20170510-0003

afdeling 16 sectie D nrs. 79H en 86H (Vopak Chemical Terminals Belgium)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Slopen van een tank;

Op- en overslagbedrijf: hernieuwing na verandering door wijziging en uitbreiding

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

Er werd geen relevante voorgeschiedenis teruggevonden.

 

Geacht vergunde toestand

De drie S-tanks worden vergund geacht daar deze reeds aanwezig zijn op de luchtfoto van 1971 (bron: Geopunt.be) en dus van voor de inwerkingtreding van het gewestplan.

 

Bestaande/Nieuwe toestand

De S-tank 3 is reeds gesloopt. De vergunningsaanvraag betreft een regularisatie.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft:

-     slopen van een opslagtank. 

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 14 augustus 2003 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor de hernieuwing van een op- en overslagbedrijf, met als eindtermijn 14 augustus 2023. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de hernieuwing van de vergunning.

 

Aangevraagde rubriek(en)

  

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-17.630 ton

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

20 m³/uur
(hernieuwing)

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+370.000 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang (hernieuwing)

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

10.000 ton/jaar 
(hernieuwing)

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

- 2x 630 kVA
+ 1x 400 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

32 voertuigen 
(hernieuwing)

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats
(hernieuwing)

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+31,14 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+5.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

hernieuwing
(geen hoeveelheid vermeld)

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

+83.319,19 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+33.310 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

+43.310 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+269,90 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+370 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

-17.625,60 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+11.124,40 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+83.336,90 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

3.000 liter
(hernieuwing)

24.2.

geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 labo
(hernieuwing)

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

12,60 kW
(hernieuwing)

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

496,10 kW
(hernieuwing)

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter;

6.900 liter
(hernieuwing)

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

15.575 liter

(hernieuwing)

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW.

-117 kW

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte


1.

Bij te stellen voorwaarde:

Er worden diverse bijzondere milieuvoorwaarden gewijzigd of geschrapt.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Er worden ook twee nieuwe bijzondere milieuvoorwaarden gevraagd, meer bepaald:

  • De exploitant vraagt de toestemming om volgende producten op te slaan met volgende maximale opslaghoeveelheid:
    • 20.000 ton chloroform;
    • 220.000 ton tetrachloorkoolstof.
  • Men vraagt de toestemming om niet-verontreinigd hemelwater uit de tankenparken te mogen lozen na interne controle per tankcompartiment onder volgende lozingsvoorwaarden:
    • pH tussen 6,5 en 9;
    • conductiviteit maximum 780 µs/cm;
    • CZV maximaal 50 mg/l;
    • afwezigheid van geur;
    • afwezigheid van troebelheid, schuim, kleur of drijflaag;
    • AOX maximum 0,04 mg/l (AOX dient enkel geanalyseerd - met oog op rechtstreekse lozing van hemelwater - in de uitlaat van die tankcompartimenten waar er op dat moment opslag aanwezig is van gehalogeneerde producten).

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden


1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.17.4.1.3§4: Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, is de opslag van de volgende stoffen verboden:

1° methylbromide;
2° dicyaan, cyaanwaterstof (blauwzuur) en zijn zouten (cyaniden);
3° organische cyaanverbindingen (nitrillen). 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De exploitant vraagt toestemming voor de opslag van organische cyaanverbindingen (nitrillen) met de maximaal toegestane hoeveelheden vermeld onder de indelingsrubrieken 17.2.2 en 17.3.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

12 september 2022

11 oktober 2022

Gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B1, het Hansadok en de Boudewijnsluis – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan en de Kruisschansweg hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Scheldelaan en de Kruisschansweg en ten noorden van de aanvraag lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing aangezien de aanvraag enkel afbraak betreft.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Op de site van een opslagbedrijf voor chemicaliën, ten noorden van de Boudewijnsluis, is reeds een opslagtank voor zwavel (S-tank 3) gesloopt. De tank had een volume van 10.000 m³ en een vloeroppervlakte van circa 1.257 m². De tank werd afgebroken om plaats te maken voor een eventueel nieuw tankpark (geen voorwerp van voorliggende aanvraag).

Om een vrij terrein te kunnen bekomen, dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd. De inkuiping van de resterende tanks dient verzekerd te blijven.

 

De aanvrager verduidelijkt niet hoe het terrein na de sloopwerkzaamheden is afgewerkt. Als voorwaarde wordt opgelegd om het terrein na de sloopwerkzaamheden vochtig te houden of in te zaaien met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.

 

De aanvraag betreft voorbereidende werken voor de herontwikkeling van het industrieterrein. De aangevraagde werken zijn aanvaardbaar binnen de gegeven context van een industriegebied.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag betreft de afbraak van een opslagtank ter voorbereiding van een nieuwe ontwikkeling. Het betreft geen sloop van historische of architecturaal waardevolle constructies. De gebouwen zijn noch opgenomen op de vastgestelde Inventaris bouwkundig erfgoed, noch beschermd als monument. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Vopak Terminal ACS (VTA), gelegen aan de Scheldelaan, is gespecialiseerd in de op- en overslag van chemische vloeistoffen voor derden. Deze vloeistoffen worden in bulk aangeleverd en opgeslagen in tanks verdeeld over de tankenparken. Een zeer beperkt deel van de opgeslagen vloeistoffen wordt ter plaatse afgevuld in eenheidsverpakkingen. Naast deze hoofdactiviteit treft men bij VTA ook de op- en overslag van vloeibare zwavel (zwavelafdeling) aan.

 

Momenteel is VTA vergund voor de opslag van 236.940 ton petrochemische of chemische producten, waarvan: een bulkopslag van 182.940 m³/ton van chemische (gevaarlijke) vloeistoffen voor derden, de opslag van 3 tanks van 10.000 m³ voor de opslag van zwavel (54.000 ton) en 4 opslagplaatsen voor eenheidsverpakkingen. Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de hervergunning en verder een uitbreiding met 370 ton/m³ chemische vloeistoffen (opslagtanks T48 en T66).

 

De provincie vraagt het college om een advies voor de omgevingsvergunningsaanvraag. Op 7 oktober 2022 verleende het college reeds een gunstig advies voor het opgestelde MER.

 

In het kader van de hervergunning wordt een actualisatie van de opslaglijst doorgevoerd, waarbij voor de maximale hoeveelheden rekening wordt gehouden met de ontvlambaarheidsindex en toxiciteitsindexen, om redenen van flexibiliteit. De totale hoeveelheid chemische vloeistoffen blijft uiteraard beperkt tot de totale opslagcapaciteit van de terminal.

 

Ter vervanging van 2 bestaande opslagtanks worden 2 nieuwe opslagtanks (T48 en T66) voorzien. Het betreft opslagtanks van Vopak VTE die nog in goede staat zijn. De totale opslagcapaciteit van de terminal stijgt hierdoor zeer beperkt met 370 m³/ton tot 183.310 m³/ton.

 

Van de 3 vergunde opslagtanks (10.000 m³ elk) voor zwavel zijn er nog maar 2 in gebruik. De derde houder werd inmiddels afgebroken. De opslag van 18.000 ton zwavel kan dus uit de vergunning geschrapt worden.

 

Er zijn ook verschuivingen voor wat de opslag van gevaarlijke producten voor intern verbruik betreft. Er worden bijvoorbeeld een aantal opslagtanks voor gasolie verwijderd en deels vervangen. De opslag van natriumhydroxide oplossing mag uit de vergunning geschrapt worden aangezien de houders eerder als procestanks dan als opslagtanks beschouwd moeten worden. De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten wordt uitgebreid met 5.000 liter tot een totaal van 10.000 liter.

 

Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR) opgesteld door een erkend deskundige. Het OVR is opgesteld rekening houdend met enkele gewenste veranderingen in de toekomst, onder meer een nieuw tankenpark TP112, die nog niet zijn opgenomen in onderhavige vergunningsaanvraag.

 

Voor het plaatsgebonden risico overschrijdt de 10-5 isorisicocontour de bedrijfsgrens. In noordelijke en noordwestelijke richting reikt de overschrijding tot op het terrein van Lanxess. In noordwestelijke richting wordt het terrein van Intertek Caleb Brett Belgium bereikt. In westelijke tot zuidwestelijke richting betreft het terreinen van de Haven van Antwerpen-Brugge. Het aanvraagdossier bevat ondertekende veiligheidsinformatieplannen die met deze bedrijven werden afgesloten. De overschrijding reikt eveneens tot het Kanaaldok B1 en de Scheldelaan. In het OVR wordt gesteld dat aldaar geen exploitatie is en er geen betekenisvolle aanwezigheid te verwachten valt. De andere isorisicocontouren reiken niet tot aan de gebieden voor woonfunctie of gebieden met een kwetsbare locatie.

 

Het groepsrisico wijzigt niet ten gevolge van de in het OVR meegenomen geplande veranderingen. Het maximum aantal slachtoffers bedraagt 3 personen en blijft daarbij ruim onder de geldende criteria.

 

Domino-effecten vanuit VTA kunnen Lanxess Antwerpen bereiken. Domino-effecten van omliggende externe gevarenbronnen op VTA zijn niet uit te sluiten, maar volgens het OVR wel gekoppeld aan ongevallen met lage waarschijnlijkheid waarvan geen relevante invloed op de risico’s verbonden aan VTA verwacht wordt.

 

Voor de beheersing van de milieurisico’s wordt in het OVR gewezen op de aanwezige milderende maatregelen zoals inkuipingen, bedrijfsriolering, interventiemiddelen, … .

 

De nieuwste tankenparken, vanaf 1993, zijn conform VLAREM vloeistofdicht uitgevoerd. De oudere tankenparken zijn vloeistofdicht uitgevoerd tussen de houders. Bij vervanging of liften van een tank wordt een vloeistofdichte ondergrond voorzien onder de betreffende tank. Alle laad- en loszones (schip, vrachtwagen, spoorwagon) zijn uitgerust met een vloeistofdichte verharding. De opslag van vaten voor restproducten (slopvaten) is voorzien in een open opslagplaats met een opstaande rand die als inkuiping fungeert. De wachtzones voor de tankwagens zijn voorzien van een betonverharding. Men verwijst in het dossier ook naar de aanwezige peilbuizen ter opvolging van de aanwezige grondwaterverontreiniging.

 

Men is vergund voor de lozing van 20 m³/uur bedrijfsafvalwater. Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van reinigingsactiviteiten (reinigen van interne transportmiddelen, spoelen opslagtanks), sanitaire installaties, de scrubber en verontreinigd hemelwater. Voor het reinigen van transportmiddelen en tanks wordt in het aanvraagdossier aangegeven dat de vergunde rubrieken 2.2.6.2 en 2.2.6.c hier niet langer op van toepassing zijn aangezien transportmiddelen en tanks van derden niet meer gereinigd worden. Het afvalwater komt terecht in buffertanks en wordt nadien naar de waterzuiveringsinstallatie gepompt voor een biologische zuivering. Hemelwater dat terechtkomt in de vloeistofdichte tankparken wordt voor verpomping gecontroleerd op verontreiniging. Indien geen verontreiniging wordt vastgesteld, wordt dit regenwater geloosd.

 

Men wenst de diverse geldende bijzondere lozingsnormen te behouden. Volgens het MER werden in 2020 en 2021 geen lozingsnormen overschreden. Uit analyses van 2022 blijkt dat er voor 5 perfluorverbindingen concentraties hoger dan 20 ng/l aanwezig zijn in het effluent. Een lozingsnorm van 100 ng/l (rapportagegrens) wordt voorgesteld. Het aantreffen van verschillende perfluorverbindingen in het effluent van de WZI is volgens de exploitant te wijten aan het gebruik van oppervlaktewater (bevat PFAS) en eventueel historische gebruiken in kader van de opslag van blusschuim met PFAS. Er vonden immers nooit productieprocessen met gebruik van perfluorverbindingen plaats, noch werd er in het verleden geblust of testen uitgevoerd met PFAS houdend blusschuim.

De gevraagde lozingsnormen voor PFAS komen overeen met de geldende rapportagegrens en kunnen verleend worden.

 

Verder omvat de aanvraag enkele aanpassingen aan technische installaties ten opzichte van de vergunde toestand:

- vermindering van het vermogen van de transfo’s (-860 kVA);

- actualisatie van de koelinstallaties/compressoren met een toename in geïnstalleerde

drijfkracht van 31,14 kW;

- verwijdering van 2 kleine stookinstallaties (-117 kW).

 

Een uitgebreide bespreking van de effecten, op basis van het uitgevoerde MER, is weergegeven in het advies van het college over het MER. Algemeen gesteld is het aangewezen dat de milderende maatregelen die in het MER voorzien worden (‘projectgeïntegreerde maatregelen’) moeten uitgevoerd worden en dus best als bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

 

Naast de gevraagde bijzondere lozingsnormen omvat de aanvraag nog een verzoek tot bijstellingen van de bijzondere voorwaarden. Men stelt enkele nieuwe bijzondere voorwaarden voor met betrekking tot opslagbeperkingen voor chloroform en tetrachloorkoolstof, tot de lozing van niet-verontreinigd hemelwater en tot de opslag van nitrillen.

 

Uit het MER blijkt dat het bijkomend kankerrisico voor de parameters chloroform en tetrachloorkoolstof ter hoogte van de woning met de grootste impact respectievelijk 1,12.10-5 en 1,13.10-6 bedraagt. In het MER wordt aanbevolen om een opslag- en/of een overslagbeperking te voorzien om de impact te doen dalen. Indien rekening wordt gehouden met een opslagvermindering van tetrachloorkoolstof met 10% (tot circa 220.000 ton) en chloroform met 92% (tot 20.000 ton) dan wordt het kankerrisico teruggedrongen tot minder dan 10-6. De exploitant stelt voor om de in het MER voorgestelde opslagbeperking op te leggen als bijzondere voorwaarde.

 

Men stelt verder voor om voor het lozen van niet-verontreinigd hemelwater enkele criteria in acht te nemen, bijvoorbeeld conductiviteit, afwezigheid geur, .. . De voorgestelde voorwaarden werden in het MER meegenomen in een impactberekening. De lozing heeft een verwaarloosbare impact op het halen van de goede chemische en/of ecologische toestand / ecologisch potentieel en op de achteruitgang van de toestand in het Kanaaldok B1.

 

De exploitant wenst nitrillen op te slaan. Conform VLAREM II is hiervoor een expliciete toelating nodig in de omgevingsvergunning. De beoogde opslag van nitrillen werd meegenomen in het OVR.

 

Enkele bijzondere voorwaarden aangaande geurhinder en dampbehandelingen wenst men te schrappen. Men verwijst naar de emissiereducerende maatregelen die in het MER worden besproken en, specifiek voor geurhinder, naar de impactbepaling uit het MER voor een maximaal geurscenario (geen waarneembare geur). De eerder opgelegde voorwaarde rond het gebruik van een centrale laadpost en het beperken van verladingen langs de kuipmuur van tankpark 7 wenst men eveneens te schrappen aangezien de centrale laadpost werd voorzien en verladingen langs de kuipmuur van tankpark 7 enkel plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen.

 

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Alle ondergrondse constructies dienen afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd. De inkuiping van de resterende tanks dient verzekerd te blijven.

2. Het terrein dient na de sloopwerkzaamheden vochtig gehouden of ingezaaid te worden met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-17.630 ton

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

20 m³/uur
(hernieuwing)

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+370.000 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang
(hernieuwing)

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

10.000 ton/jaar

(hernieuwing)

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

- 2x 630 kVA

+ 1x 400 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

32 voertuigen 
(hernieuwing)

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats
(hernieuwing)

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+31,14 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+5.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

hernieuwing (geen hoeveelheid vermeld)

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

+83.319,19 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+33.310 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

+43.310 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+269,90 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+370 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

-17.625,60 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+11.124,40 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+83.336,90 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

3.000 liter 
(hernieuwing)

24.2.

geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 labo
(hernieuwing)

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

12,60 kW
(hernieuwing)

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

496,10 kW
(hernieuwing)

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter;

6.900 liter
(hernieuwing)

39.4.1°

warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter;

15.575 liter

(hernieuwing)

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW.

-117 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De milderende maatregelen die in het MER voorzien worden (‘projectgeïntegreerde maatregelen’) moeten uitgevoerd worden.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

9 september 2022

Start openbaar onderzoek

19 september 2022

Einde openbaar onderzoek

18 oktober 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

29 oktober 2022

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

19 september 2022

18 oktober 2022

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering georganiseerd op 27 september 2022. Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Alle ondergrondse constructies dienen afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd. De inkuiping van de resterende tanks dient verzekerd te blijven.

2. Het terrein dient na de sloopwerkzaamheden vochtig gehouden of ingezaaid te worden met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De milderende maatregelen die in het MER voorzien worden (‘projectgeïntegreerde maatregelen’) moeten uitgevoerd worden.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.