Terug
Gepubliceerd op 24/04/2023

2023_CBS_02460 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022139814. Luithagen-Haven zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 21/04/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_02460 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022139814. Luithagen-Haven zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring 2023_CBS_02460 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2022139814. Luithagen-Haven zonder nummer. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2022139814

Gegevens van de aanvrager:

NV VLAAMSE ECOLOGIE - ENERGIE - EN MILIEUONDERNEMING met als adres Hoge Weg 157 te 2940 Stabroek

Gegevens van de exploitant:

NV VLAAMSE ECOLOGIE - ENERGIE - EN MILIEUONDERNEMING (0466687982) met als adres Hoge Weg 157 te 2940 Stabroek

Ligging van het project:

Luithagen-Haven zonder nummer te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 15 sectie A nrs. 223X5, 425D, 539A, sectie D nrs. 271/8A, 271/7S, 271/7V, 271/4A, 272Z2, afdeling 17 sectie F nrs. 906L en 906K

waarvan:

 

-          20221223-0060

afdeling 15 sectie A nrs. 539A, afdeling 17 sectie F nrs. 906K, afdeling 15 sectie A nrs. 425D, sectie D nrs. 271/7S, afdeling 17 sectie F nrs. 906L, afdeling 15 sectie D nrs. 271/8A, sectie A nrs. 223X5, sectie D nrs. 271/7V, 271/4A en 272Z2 (LH)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Bouw en exploitatie van 2 bijkomende windturbines Luithagen

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

- 19/12/2018: omgevingsvergunning (2018089212) voor het bouwen en exploiteren van twee windturbines. Op 28/04/2020 vernietigde de Raad voor Vergunningsbetwistingen de beslissing van de vergunningverlener en werd deze laatste gevraagd een nieuwe beslissing te nemen. De aanvrager heeft vervolgens het dossier ingetrokken;

- 13/03/2015: stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/836.10) voor windturbine Romeynsweel (LH-F1-03);  

- 12/02/2015: stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/836.9) voor windturbine Romeynsweel (LH-F1-01);

- 12/02/2015: stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/836.11) voor windturbine Schomhoeveweg (LH-F1-04).

 

Bestaande toestand

De zone Luithagen is gekenmerkt door opslagmagazijnen en opslag in open lucht. In deze zone zijn reeds twee windturbines gebouwd.

 

Inhoud van de aanvraag

Het bouwen van twee windturbines;

Plaatsen van aanhorigheden zoals een tijdelijk en permanent werkvlak, kabels en inkoopstation.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de exploitatie van twee windturbines.

 

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 5.000 kVA

20.1.6.1°c)

inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een elektrisch vermogen van meer dan 1.500 kW.

8.400 kW

 

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

24 maart 2023

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

1 maart 2023

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag.

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, gezien hierin beschreven wordt dat windturbines of installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling in grote delen van het plangebied worden toegelaten, waaronder de gebieden voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

 

Voor een straal van 500 meter rond de windturbine LH-03 (de meest zuidelijke) is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Noorderlaan ten zuiden van de windturbine heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Noorderlaan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

 

Voor een straal van 500 meter rond de windturbine LH-05 (de meest noordelijke) is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Ten zuiden (op circa 50 meter) en ten oosten (op circa 200 meter) van de windturbine loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Ten oosten van de windturbine loopt eveneens nog een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding.

De grens tussen het afgebakende zeehavengebied en het grootstedelijk gebied Antwerpen bevindt zich op ca. 220 meter van de windturbine.

Ten noorden en oosten van de windturbine is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bestaande autosnelweg voor de A12 en - voor de Bospolder - Natuurgebied en Natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten. Het woongebied van Ekeren is gelegen op circa 600 meter.

 

Het leidingtraject doorkruist de bestemmingen Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur, Gebied voor spoorinfrastructuur en overdrukken Leidingstraat en Hoogspanningsleiding.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag. De installaties worden gebouwd op bestaande verharding, zonder wijziging aan de afwatering. De technische cabines hebben een beperkte dakoppervlakte en vallen daardoor niet onder de hemelwaterverordening.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag betreft het bouwen van twee windturbines (LH-03 en LH-05) op het bedrijventerrein zone Luithagen. In de zone Luithagen zijn reeds twee windturbines vergund en gebouwd (LH-01 en LH-04), wat het totaal aantal turbines in deze zone op vier brengt.

 

De windturbine LH-03 wordt voorzien in het zuiden van het bedrijventerrein op circa 7 meter ten zuiden van de Romeynsweel. De wieken van deze windturbine draaien deels over deze weg. Deze windturbine heeft een maximale tiphoogte van 193 meter en een rotordiameter van maximaal 116 meter.

 

De windturbine LH-05 wordt voorzien in het noorden van het bedrijventerrein op circa 40 meter ten noorden van de Transcontinentaalweg en op circa 265 meter ten zuiden van de Bospolder en de Ekerse Putten. Deze windturbine heeft een maximale tiphoogte van 200 meter en een maximale rotordiameter van 138 meter. De wieken draaien deels over de Transcontinentaalweg.

 

Per windturbine wordt een permanent werkvlak aangelegd met een oppervlakte van 450 m². Deze zone is reeds verhard en zal dienst doen als kraanplatform, voor zowel tijdens de opbouw als voor het onderhoud van de turbine. Een tijdelijke werkstrook zal afgebakend worden waar voormontage gebeurd en voor de stockage van onderdelen.

 

Om de windturbines te kunnen aansluiten op het net, wordt de opgewekte stroom ter hoogte van de windturbines getransformeerd naar middenspanning. De windturbines worden hiertoe uitgerust met een transformator, die gewoonlijk geïntegreerd is onderaan in de mast van de turbines. Vervolgens worden er kabels aangelegd, die voornamelijk het tracé van de openbare weg volgen, om aan te sluiten op een nieuw te plaatsen inkoopstation (IKS). Dit inkoopstation (LH IKS) wordt geplaatst op de onverharde zone in de lus van de Noorderlaan met Treurenborg, ten westen van de zone Luithagen.

 

Het huidige energiesysteem dient te worden omgevormd naar een energievoorziening die maximaal steunt op hernieuwbare, koolstofarme energiebronnen, zoals zonne- en windenergie. Windenergie draagt daardoor bij tot het halen van de klimaatdoelstellingen. De Vlaamse overheid geeft zelf de voorkeur aan windturbines in de zeehavens en industriegebied (zie rapport Windkracht 2020). De exploitant baat in de regio Luithagen ook reeds twee windturbines uit.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De werken worden uitgevoerd op een grootschalig industrieterrein temidden van allerhande industriële installaties en gebouwen en staan in functie van de bestaande bedrijvigheid.

 

Het havengebied wordt reeds gekenmerkt door een industrieel landschap met verschillende opgaande elementen zoals hoogspanningsmasten, lichtmasten, silo’s, schoorstenen, reeds eerder opgetrokken windturbines en enkele relatief hoge gebouwen aan de rand van het havengebied. Het project sluit aan bij deze bestaande grootschalige infrastructuren van de Antwerpse Haven.

 

Visueel – vormelijke elementen

De mast van elke turbine wordt uitgevoerd in een grijze of lichte kleur. De mast wordt geplaatst op een fundering uit gewapend beton. De rotor is gemaakt van glasvezelversterkt polyester.

 

Zoals ook uit visualisaties in de lokalisatienota bij de aanvraag blijkt wijzigt het huidige industrieel landschap niet significant door de aangevraagde windturbines. Opgemerkt wordt wel dat turbine LH-05 zich dichter dan de reeds bestaande windturbines bevindt ten opzichte van de dorpskern van Ekeren, waardoor deze daar visueel meer aanwezig is.

 

Ecologische aspecten

Volgens de natuurstudie, bijgevoegd bij de omgevingsvergunningsaanvraag, blijkt dat er door het project geen onvermijdelijke en onherstelbare schade en geen betekenisvolle verstoring zal optreden. De studie is echter een theoretische oefening, waarbij het steeds om het vermoeden gaat dat de bestaande vogelsoorten in de omringende natuur geen significante verstoring zullen kennen. Het plaatsen van windturbines in de haven is niet onverantwoord, maar het steeds dichter worden van het net van windturbines is vanuit ecologisch oogpunt volgens het advies van Stadsbeheer/Groen en begraafplaatsen uit de vorige omgevingsvergunningsaanvraag (OMV_2018089212) wel een zorgelijke evolutie.

 

Opgemerkt wordt dat het leidingentracé een ecoaandachtszone voor de Bijenorchis, Bosorchis, Grote keverorchis, Moeraswespenorchis en Wit bosvogeltje, gelegen in de permanente ecologische infrastructuur EIN080, doorkruist.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Gezien de aard van de aanvraag, werd het subadvies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Dit advies is bij opmaak van dit verslag nog niet uitgebracht. In het subadvies van Brandweerzone Antwerpen uit de vorige omgevingsvergunningsaanvraag (OMV_2018089212) werd opgemerkt dat indien in de windturbines een transformator aanwezig is, deze afgeschermd dient te zijn, zodat brand hiervan geen impact heeft op de stabiliteit van de constructie.

Het advies van de Brandweerzone Antwerpen is gericht op de operationele veiligheid en het faciliteren van interventies door hulpdiensten. Het college hecht belang aan dit advies.

 

Voor wat betreft een beoordeling van de slagschaduwhinder, de externe veiligheidsaspecten, de impact op het naastgelegen natuurgebied en de geluidshinder wordt verder verwezen naar het hoofdstuk Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu.

 

Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag heeft geen mobiliteitsimpact. Er is enkel een effect op de mobiliteit gedurende de werken. De bouwheer dient de nodige (organisatorische) acties te ondernemen opdat het werfverkeer geen hinder op de openbare weg veroorzaakt.

 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

VLEEMO nv ontwikkelt, bouwt en exploiteert windturbines in het Antwerpse havengebied. De onderneming exploiteert reeds 38 windturbines op de rechterscheldeoever in de haven van Antwerpen. Daarnaast participeert VLEEMO nv ook in Wind aan de Stroom nv dat windprojecten ontwikkelt in het havengebied op de linkerscheldeoever. Wind aan de Stroom nv exploiteert momenteel 29 windturbines.

 

Voorliggende aanvraag beoogt de realisatie van 2 windturbines (LH-03 en LH-05) in de regio Luithagen van de haven van Antwerpen, waar reeds 2 windturbines vergund en operationeel zijn (LH-01 en LH-04).

 

Op 19 december 2018 werd een vergunning onder voorwaarden verleend door de Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor de aanleg en exploitatie van 2 bijkomende windturbines (LH-03 en LH-05) te Luithagen. Het college formuleerde op de zitting van 9 november 2018 vanuit milieutechnisch oogpunt positief advies.

De Raad van Vergunningsbetwistingen heeft de ministeriële beslissing in het arrest van 28 april 2020 vernietigd. De motivering voor deze vernietiging betreft het feit dat het windturbinepark uit meer dan 20 windturbines bestaat. Bijgevolg valt het project volgens de “handleiding windturbines” onder Bijlage II van het project-m.e.r.-besluit en volstaat een project-m.e.r.-screeningsnota niet.

Voorliggende aanvraag is voorzien van een project-MER, waarbij de realisatie van 7 windturbines onderzocht wordt. Naast de 2 windturbines te Luithagen, worden 5 bijkomende windturbines voorzien op het Churchilldok Zuid aansluitend bij het windpark “6HD”, bestaande uit 5 windturbines. De windturbines op het Churchilldok Zuid worden niet besproken in voorliggend advies. Er werd door het college beslist om niet te reageren op het scopingsadvies.

 

Windturbine LH-03 heeft een maximaal elektrisch vermogen van 4,2 MW, een rotordiameter van 116 meter en een maximale tiphoogte van 193 meter. Windturbine LH-05 heeft een maximaal elektrisch vermogen van 4,26 MW, een rotordiameter van 139 meter en een maximale tiphoogte van 200 meter. In de mast van elke winturbine is een transformator voorzien met een vermogen van 5 MW.

 

Slagschaduw

Het dossier bevat een slagschaduwstudie die de mogelijke slagschaduw in kaart brengt ter hoogte van alle relevante slagschaduwgevoelige objecten binnen de 0-uur contour. Dit is strenger dan de VLAREM-norm (4-uur contour). Er werd rekening gehouden met de reeds operationele, vergunde (25 windturbines) en geplande windturbines (op het Churchilldok zuid) rond de projectzone waarvan de slagschaduwimpact kan interfereren en cumuleren met de slagschaduwimpact afkomstig van de 2 windturbines (LH-03 en LH-05) die het voorwerp van onderhavige aanvraag vormen. Het hinderaspect slagschaduw is tevens besproken in het project-MER.

 

Met betrekking tot slagschaduw geldt er voor relevante slagschaduwgevoelige objecten in industriegebied, met uitzondering van woningen, een maximum van 30 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Voor relevante slagschaduwgevoelige objecten in alle andere gebieden, waaronder woningen in woon- of industriegebied, geldt een maximum van 8 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag.

 

De te verwachten slagschaduwimpact ter hoogte van 600 woningen rond de projectzone, allemaal binnen woonzones op grondgebied Ekeren, werd gemodelleerd. In worst-case scenario kan voor 587 woningen de VLAREM jaar- en daglimiet overschreden worden door de nieuwe windturbines, al dan niet cumulatief met de bestaande windturbines. Er zijn geen overschrijdingen van bestaande windturbines. Rond de projectzone bevinden zich tevens bedrijven. De activiteiten van deze bedrijven zijn uiteenlopend: loodsen en opslagplaatsen, werkplaatsen en kantoorruimtes. Voor 178 bedrijfsgebouwen (167 kantoren en 11 magazijnen) werd de slagschaduwimpact in kaart gebracht en werden detailberekeningen uitgevoerd. Bij 11 van deze gebouwen is geen overschrijding van de VLAREM jaar- en daglimiet, bij de overige bedrijven kan de VLAREM jaar- en daglimiet overschreden worden door de bestaande en/of nieuwe windturbines, al dan niet cumulatief.

Het effect van mogelijke slagschaduw werd in kaart gebracht conform de sectorale voorwaarden van VLAREM. De effecten van slagschaduw op natuurgebieden zijn niet gekend. In VLAREM II subafdeling 5.20.6.2 Slagschaduw zijn hiervoor geen normen vastgelegd.

 

Er is met voorliggend project een algemene toename van de slagschaduwduur. In het project-MER wordt door de deskundige gesteld dat de exploitant steeds de slagschaduwnormen kan respecteren door het gecontroleerd stilleggen van de turbines op momenten waarop slagschaduwhinder ter hoogte van slagschaduwgevoelige objecten optreedt. Hiertoe voorziet de exploitant de turbines van een slagschaduwdetectie met automatische stilstand, dit systeem zet de turbine bij zonnig weer automatisch stil van zodra de VLAREM-normen bij een bepaalde receptor overschreden dreigen te worden. Door het gegeven dat eenzelfde exploitant alle windturbines in de nabije omgeving beheert, worden de cumulatieve effecten van de windturbines in rekening gebracht in het door de exploitant beheerde software-model en kunnen slagschaduwnormen steeds gerespecteerd worden.

 

Na constructie en een evaluatieperiode (postmonitoring) zullen mitigerende maatregelen voorgesteld en uitgevoerd worden zoals bijvoorbeeld het installeren van zonneweringen op kritische schaduwgevoelige objecten, het aanbrengen van extra beplanting zodat het rechtstreeks zicht op de windturbines beperkt wordt, enzovoort.

Gezien in het project milderende maatregelen en postmonitoring geïntegreerd is, waardoor steeds voldaan kan worden aan de geldende normen voor slagschaduw, zijn volgens de MER-deskundige geen bijkomende milderende maatregelen of postmonitoring nodig.

 

Veiligheid

Het dossier bevat een veiligheidsstudie voor de twee windturbines, opgesteld door een erkend VR-deskundige.

Op 07/04/2023 werd een gewijzigde projectinhoud overgemaakt met een nieuwe versie van de veiligheidsstudie. De conclusie wijkt niet af van de eerdere versie.

 

Voor de directe risico’s wordt in de veiligheidsstudie gesteld dat de 10-6-isorisicocontouren en 10-7-isorisicocontouren nergens tot aan respectievelijk een woongebied of een gebied met kwetsbare locatie reiken. De 10-5-isorisicocontour is gelegen om maximum 23 meter van LH-03 en 27 meter van LH-05. Binnen deze afstand mogen maximaal 5 permanente individuele externe werkplaatsen voorkomen. De 10-5-isorisicocontour reikt nergens tot externe werkplaatsen in het geval van LH-05. Voor windturbine LH-03 valt een gedeelte van een magazijn van XPO echter wel binnen de 10- 5-isorisicocontour.

 

De veiligheidsstudie, aangeleverd met de gewijzigde projectinhoud op 07/04/2023, stelt dat een bespreking plaatsvond met de concessionaris van het terrein. Binnen de 10- 5-isorisicocontour zullen niet meer dan 5 permanente individuele werkplaatsen kunnen voorkomen.

 

De berekende groepsrisico’s voldoen aan de vooropgestelde criteria.

 

Voor de indirecte risico’s werden in de veiligheidsstudies de effecten op bovengrondse installaties/leidingen en ondergrondse leidingen met Seveso-producten bestudeerd. De maximale schadeafstand is ongeveer 399 meter. Binnen deze afstand kan bijgevolg schade berokkend worden aan omliggende installaties. Ten westen van LH-05 is de hogedrempel Seveso-inrichting Mexico Natie gelegen, ten zuidwesten van de inplantingslocatie van deze windturbine is de lagedrempel Seveso-inrichting Schomhoeve Logistic Center gesitueerd. Ten noordwesten van LH-03 is de lage drempel Seveso-inrichting Vanguard Logistic Services Belgium gelegen. Ten oosten van LH-03, op de terreinen van Shell en Schenk komen respectievelijk LNG-activiteiten en ADR-tankwagens voor. Er zijn geen relevante bovengrondse leidingen gelegen binnen de maximale effectafstand van de windturbines LH-03 en LH-05. In nabijheid van LH-03 en LH-05 zijn wel enkele ondergrondse leidingen met Seveso-producten gelegen. De bijdrage van het falen van de windturbines aan de faalfrequentie van deze nabijgelegen bovengrondse installaties bedraagt steeds minder dan 10 % (maximum 0,38 %), zodat het risico op domino-effecten ten gevolge van de inplanting van de windturbine aanvaardbaar geacht wordt. De risicoberekeningen voor het indirecte groepsrisico van de ondergrondse leidingen ten gevolge van het falen van de geplande windturbines liggen volledig onder de grenswaardelijn van het groepsrisico waardoor het groepsrisico aanvaardbaar geacht wordt.

 

Algemeen kan besloten worden dat de externe risico’s ten gevolge van de geplande windturbines aanvaardbaar geacht kunnen worden.

 

Geluid en trillingen

In het project-MER wordt de discipline geluid en trillingen onderzocht. De geluidsimpact van de geplande windmolens werd berekend ter hoogte van 12 beoordelingspunten, 8 beoordelingspunten zijn gelegen in woongebied gelegen op minder dan 500 meter van een industriegebied, 1 beoordelingspunt is gelegen in woongebied en 3 in industriegebied. In het project-MER wordt ook het cumulatief effect onderzocht van het totale windpark. Uit de resultaten blijkt dat bij zowel de voorspelde immissie van de nieuwe windmolens als de voorspelde cumulatieve immissie steeds voldaan wordt aan de richtwaarden voor specifiek geluid van windturbines en dit voor alle perioden van de dag.

 

In het MER wordt aanbevolen om na de realisatie van het project geluidsmetingen uit te voeren op de meest kritische punten om na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarden van VLAREM II.

Het is aangewezen de geluidscontrolemetingen op te leggen als bijzondere voorwaarde.

 

Biodiversiteit

In de discipline biodiversiteit wordt het project gesitueerd ten opzichte van de diverse beschermingszones. De turbines liggen op ruime afstand (> 2 km) van Speciale Beschermingszones volgens de Vogelrichtlijn (SBZ-V). De dichtstbij gelegen SBZ-V zijn “De Kuifeend en de Blokkersdijk” ten noorden van de turbines en “Schorren en polders van de Beneden-Schelde” met deelgebieden ten noorden en ten westen van de turbines. Ook de Speciale Beschermingszones van de Habitatrichtlijn (SBZ-H) liggen op ruime afstand. Het dichtstbij gelegen gebied is “Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent”. Ook zijn er verschillende gebieden van het VEN aanwezig in de (ruime) omgeving van de turbines. Ten oosten en ten noorden van de turbines liggen verschillende delen van het VEN-gebied “Kuifeend”. Het deelgebied Bospolder en Ekers moeras ligt op relatief korte afstand (< 300 meter) van de turbine LH-05. Ten oosten van de turbines, grotendeels overlappend met de SBZ-H en SBZ-V liggen ook nog verschillende delen van het VEN-gebied “Slikken en schorren langsheen de Schelde”. Deze gebieden liggen allemaal op ruime afstand van de turbines.

In het MER werden ook de belangrijkste voortplantings-, rust- en foerageergebieden in kaart gebracht en werd een inschatting gemaakt van de vliegbewegingen en het luchtruimgebruik van vogels en vleermuizen. Ook bufferafstanden voor verstoring rond de voortplantings-, rust- en foerageergebieden werden afgebakend.

Ten opzichte van eerdere aanvraag (zie voorgeschiedenis), is de exacte inplantingslocatie van LH-05 gewijzigd waardoor deze zich net buiten de verstoringsafstand van 250 meter rond het gebied Bospolder bevindt.

 

De biodiversiteit-deskundige oordeelt dat de projectlocatie gunstig ingepland is ten opzichte van ‘natuurkerngebieden’ in de omgeving. De locatie van windturbines LH-03 en LH-05 houdt voldoende afstand van de slaap- en voedseltrekroute voor overwinterende en pleisterende vogels, broedkolonies van gierzwaluw, broedplaatsen van slechtvalk en foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen. Er wordt geoordeeld dat de inplanting van de turbines geen aanleiding zal geven tot betekenisvolle effecten voor de roerdomp die hier soms foerageert.

Er wordt geconcludeerd in het project-MER dat de passende beoordeling, verscherpte natuurtoets of VEN-toets, de natuurtoets en de toets aan het soortenbesluit wordt doorstaan. Het nemen van milderende maatregelen is niet nodig.

 

Opgemerkt wordt dat met betrekking tot vleermuisactiviteit nog maar weinig studies voorhanden zijn die de impact van windturbines hierop in kaart brengen. Het preventief toevoegen van een ‘vleermuisactiviteitmodule’, zoals ook aangehaald tijdens de informatievergadering, die de windturbine kan stilleggen bij detectie van vleermuisactiviteit in de buurt kan daarom nuttig geacht worden.

 

ANB adviseerde eerder gunstig op het project-MER bij de vraag tot scopingsadvies. ANB stelt vast dat het project geen betekenisvolle aantasting impliceert voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszones en geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur veroorzaakt in het VEN-gebied. Waarbij ANB gunstig adviseert op de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets. Voor verdere beoordeling van het aspect biodiversiteit wordt verwezen naar het advies van ANB in kader van de vergunningsaanvraag. 

 

In het MER werd tevens onderzocht wat de impact zou zijn van bemalingen die nodig zouden zijn in het geval voor een turbinetype met ondergrondse fundering gekozen wordt. De exploitant kiest er echter voor om bovengrondse funderingen te gebruiken. Bemaling maakt dan ook geen voorwerp uit van onderhavige aanvraag.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden en voor zover het advies van de Brandweerzone Antwerpen gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 5.000 kVA

20.1.6.1°c)

inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een elektrisch vermogen van meer dan 1.500 kW.

8.400 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Na realisatie van het geplande project dient een geluidscontrolemeting uitgevoerd te worden door een erkende geluidsdeskundige. Het college wenst op de hoogte gehouden te worden en vraagt het rapport van de deskundige te bezorgen aan dienst vergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_2022139814.

2. De windturbine LH05 dient preventief voorzien te worden van een ‘vleermuisactiviteitmodule’, die de windturbine kan stilleggen bij detectie van vleermuisactiviteit in de buurt.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

2 maart 2023

Start openbaar onderzoek

10 maart 2023

Einde openbaar onderzoek

9 april 2023

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

21 april 2023

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

10 maart 2023

9 april 2023

0

0

0

47

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering georganiseerd op 20 maart 2023. Het verslag werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.


Bespreking van de bezwaren

Er werden 47 bezwaarschriften ingediend. De bezwaren zijn afkomstig van 29 burgers, Natuurpunt Antwerpen Noord vzw en Burgerinitiatief Leefbare Noordrand. Tevens is één digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS.

 

De bezwaren hebben betrekking op:

-          Slagschaduwhinder

-          Geluidshinder en trillingen

-          Ontbreken van cumulatieve analyse met andere toekomstige ontwikkelingen

-          Schadelijk voor gezondheid

-          Impact op natuurgebieden en biodiversiteit

-          Visuele hinder

-          Flitsende verlichting

-          Inplanting dicht bij woonwijk en alternatieve locaties

-          Waardedaling eigendommen

-          Rendement en investering in hernieuwbare energie

Eén bezwaar werd ingediend zonder inhoudelijk standpunt. Dit wordt niet verder besproken. Enkele andere bezwaarschriften waren zeer beknopt (soms tot slechts één of enkele woorden). Deze werden samengenomen met de meer uitgebreid geargumenteerde bezwaarschriften in de bespreking hieronder.

 

Bespreking bezwaar NMBS

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS. Met dit bezwaarschrift reageert NMBS op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. NMBS geeft een gunstig advies op het project.

 

Bespreking bezwaren burgers

Slagschaduwhinder

De wetgeving (VLAREM II subafdeling 5.20.6.2 Slagschaduw) verplicht de exploitant tot het in kaart brengen van alle slagschaduwgevoelige objecten binnen de contour van vier uur verwachte slagschaduw per jaar. Het aanvraagdossier bevat een uitgebreidere slagschaduwstudie die de mogelijke slagschaduw in kaart brengt voor alle relevante slagschaduwgevoelige objecten, ook voor objecten die gecumuleerd minder dan 4 uur slagschaduw per jaar kunnen verwachten. In de berekening van de te verwachten slagschaduw werd de impact van de andere reeds vergunde windturbines in de omgeving meegenomen.

Voor de woningen gelegen in woongebied geldt een wettelijke beperking van de slagschaduw tot maximaal 8 uur per jaar en 30 minuten per dag volgens artikel 5.20.6.2.3 van titel II van VLAREM. Voor andere relevante slagschaduwgevoelige objecten in industriegebied, met uitzondering van woningen, geldt een beperking van de slagschaduw tot een maximum van 30 uur per jaar en 30 minuten per dag volgens hetzelfde artikel. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat er aan deze normen voldaan zal worden door bijvoorbeeld de windturbines stil te leggen op de momenten van slagschaduw. De exploitant zal de nieuwe turbines toevoegen aan haar geïntegreerd systeem waarbij alle turbines samen aangestuurd worden, zodat de slagschaduwnorm op elk individueel slagschaduwgevoelig object steeds gerespecteerd kan worden.

Artikel 5.20.6.2.2 van titel II van het VLAREM verplicht de exploitant ertoe om een logboek bij te houden en minstens de eerste twee exploitatiejaren een controlerapport bij te houden waarin de effectieve slagschaduw per relevant slagschaduwgevoelig object en de genomen remediërende maatregelen worden bijgehouden. Op basis daarvan en door opvolging met de betrokken partijen zullen per schaduwgevoelig object en per windturbine passende maatregelen getroffen worden. De passende maatregelen worden slechts in specifieke omstandigheden in overleg met de potentieel gehinderden toegepast. Door toepassing van bovenstaande maatregelen (inclusief windturbines stil leggen op momenten van slagschaduw) kan er steeds aan de norm voor slagschaduw voldaan worden en zal geen aanzienlijk effect optreden. De exploitant beschikt ook over een meldpunt voor vragen en hinder van slagschaduw (tel: 03/206.02.24).

Opgemerkt wordt dat de slagschaduwstudie is opgemaakt met hogere windturbines (170 meter rotordiameter, ashoogte 165 meter en tiphoogte 250 meter) dan de in deze aanvraag voorziene windturbines (respectievelijk 138 meter, 131 meter en 200 meter voor LH-05 en 116 meter, 135 meter en 193 meter voor LH-03). De effectieve slagschaduwhinder zal minder zijn door de kleinere hoogte en het feit dat er geen obstakels (zoals gebouwen, bomen, struiken, gestapelde containers, …) in rekening gebracht werden in deze studie, alsook de specifieke modellering als ‘green house’ van elk slagschaduwgevoelig object.

 

Geluidshinder

De geluidsimpact werd onderzocht in het project-MER. Uit de resultaten blijkt dat zowel de voorspelde immissie van de nieuwe windmolens als de voorspelde cumulatieve immissie steeds voldaan wordt aan de richtwaarden voor specifiek geluid van windturbines zoals opgelegd in de VLAREM-wetgeving en dit voor alle periodes van de dag.

De exploitant gaf aan tijdens de informatievergadering dat er geluidsmetingen zijn uitgevoerd in de buurt van de reeds bestaande windturbines om de geluidsberekeningen te verifiëren. Hieruit blijkt dat, ook rekening houdend met het reeds aanwezige achtergrondgeluid, de nieuwe windturbines niet of nauwelijks hoorbaar zullen zijn bij de dichtstbijzijnde woningen.

Het is aangeraden dat de exploitant zich engageert tot het uitvoeren van metingen tijdens de exploitatiefase op de meest kritische punten om na te gaan of effectief voldaan wordt aan de VLAREM-wetgeving.

 

Ontbreken van cumulatieve analyse met andere toekomstige ontwikkelingen

Enkele bezwaren halen mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals een geluidsbuffer of overkapping/tunneling van de A12 ter hoogte van Ekeren aan die ontbreken in het project-MER. Hierdoor kan de geluidsbelasting in de woonzones van Ekeren en in het natuurgebied Bospolder significant afnemen, waardoor de geluidshinder van de windturbines niet meer verwaarloosbaar is.

Volgens de wetgeving dienen de windturbines te voldoen aan de richtwaarden voor geluid uit

bijlage 5.20.6.1 van titel II van het VLAREM. Er dient hierbij geen rekening gehouden te

worden met andere projecten, uitgezonderd windturbineprojecten.

 

Hinder van trillingen

Windturbines produceren trillingen die onder de turbine meetbaar maar zeer laag zijn. De afstand tussen de windturbines en de dichtstbijzijnde woningen is minstens 600 meter. Op dergelijke afstand worden de trillingen sterk gedempt en zijn deze niet meer detecteerbaar door mensen. Dit is te zwak om in de praktijk nog hinder van trillingen te kunnen veroorzaken.

 

Schadelijk voor gezondheid

Bij windturbines wordt er laagfrequent en infrasoon geluid opgewekt door de interactie tussen de wieken en de lucht. De geluidsniveaus in het infrasoon geluid (< 20 Hz) bij windturbines liggen echter ver onder de gehoordrempel, zeker bij de afstanden die gebruikelijk zijn tussen windparken en bewoning (> 600 meter). Algemeen wordt aangenomen dat dit daarom geen aanleiding geeft tot directe gezondheidsproblemen.

 

Impact op natuurgebieden en biodiversiteit

De biodiversiteit-deskundige oordeelt dat de projectlocatie gunstig ingepland is ten opzichte van ‘natuurkerngebieden’ in de omgeving. De locatie van windturbines LH-03 & LH-05 houdt voldoende afstand van de slaap- en voedseltrekroute voor overwinterende en pleisterende vogels, broedkolonies van gierzwaluw, broedplaatsen van slechtvalk en foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen. De turbines bevinden zich buiten de verstoringsafstand van 250 meter rond het gebied Bospolder. Er wordt geoordeeld dat de inplanting van de turbines geen aanleiding zal geven tot betekenisvolle effecten voor de roerdomp die hier soms foerageert. Op gebied van mortaliteit van avifauna verwacht men evenmin significante effecten omwille van de industriële omgeving waarin de windturbines opgericht worden.

Er wordt geconcludeerd in het project-MER dat de passende beoordeling, verscherpte natuurtoets of VEN-toets, de natuurtoets en de toets aan het soortenbesluit wordt doorstaan.

 

Met betrekking tot avifauna wordt in een bezwaarschrift gesteld dat het MER geen rekening houdt met een belangrijke seizoenstrek van duizenden zangvogels ter hoogte van de Ekerse Put en de Bospolder, die zich in zuidwestelijke richting verplaatsen. Verder is ten zuiden van Luithagen (nabij windturbine LH-03) een broedplaats van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuwen niet besproken in het MER. De broedplaats is gelegen op 1 km van de projectsite. In het MER wordt de verstoringsafstand voor de groep ‘meeuwen’ vastgelegd als gemiddeld 120 meter en worst-case 328 meter. Waarbij gesteld kan worden dat geen belangrijke verstoringseffecten verwacht worden.

Algemeen stelt de bezwaarindiener dat de vogelbewegingen onvoldoende in kaart zijn gebracht om conclusies te trekken over het aantal aanvaringsslachtoffers van het windturbinepark in de Luithagen zone. Door VLEEMO en het INBO is een onderzoeksprogramma opgezet voor de periode 2021 tot 2025 om via radaronderzoek de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen nauwer te onderzoeken.

In het MER gebeurt het inschatten van kans op mortaliteit van vleermuizen op kwalitatieve wijze. Er wordt rekening gehouden met het verschil in gedrag en vlieghoogte van de verschillende vleermuissoorten. Om meer informatie in te winnen over mogelijke vliegroutes werd in kader van het MER een onderzoek gedaan ten zuiden van het Churchilldok. In een bezwaarschrift wordt aangehaald dat soortgelijk onderzoek niet gebeurde in de Luithagen zone, nabij windturbine LH-05. Waarbij, volgens de bezwaarindiener, het risico op mortaliteit onderschat wordt. Vervolgens wordt gesteld dat de vergunningaanvrager vanaf het begin van de productie milderende maatregelen zoals waarschuwingssignalen en stilstand moet nemen om de mortaliteit van vleermuizen met een hoog aanvaringsrisico binnen aanvaardbare grenzen te houden.

Tijdens de informatievergadering werd nog aangehaald dat, indien er toch vleermuizenactiviteit geïmpacteerd wordt door de windturbines, een speciale ‘vleermuismodule’ toegevoegd kan worden die bij detectie van vleermuisactiviteit de windturbine tijdelijk stillegt. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt de plaatsing van een ‘vleermuisactiviteitmodule’ op windturbine LH-05 geadviseerd als bijzondere voorwaarde.

Het is finaal aan het Agentschap voor Natuur en Bos om te oordelen over het verstorings- en mortaliteitsrisico van de windturbines.

 

Visuele hinder

In enkele identieke bezwaarschriften wordt gesteld dat de windturbines afbreuk doen aan het landschap en ze gezien hun enorme hoogte (230 meter tiphoogte) het uitzicht verstoren voor heel wat dorpsbewoners van Ekeren. Er dient gesteld te worden dat de maximale tiphoogte in de huidige aanvraag 200 meter bedraagt, waardoor de visuele effecten sowieso gemilderd worden ten opzichte van de vorige vergunningsaanvraag (OMV_2018089212) die initieel wel een windturbine met tiphoogte 230 meter voorzag.

Volgens de omzendbrief RO/2014/02 moet worden gestreefd naar een ruimtelijke concentratie van windturbines in het zeehavengebied. Bij opstelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de afbakening van het zeehavengebied werden windturbineparken op zowel Linker- als Rechteroever voorzien. In de toelichtingsnota bij dit RUP wordt uitgelegd dat de samenhang in het maritiem-industriële landschap wordt bevorderd door de uitbouw van een samenhangend windturbinepark in de haven, bestaande uit meerdere clusters, dat de gewenste landschappelijke structuur ondersteunt en ook van op verre afstand accentueert. Het beeld van de haven, ook op verre afstand, wordt sterk bepaald door fakkels, schouwen en industrie ’kathedralen’ met hun verlichting en door het nieuwe samenhangende windturbinepark.

De nieuwe windturbines LH-03 en LH-05 geven mee vorm aan de cluster Luithagen, en vormen een nieuw visueel baken van verduurzaming van het industriële landschap dat de grens van het havengebied markeert. Ze zijn zichtbaar vanop afstand door hun grote tiphoogte (respectievelijk 193 meter en 200 meter), net zoals de andere reeds vergunde windturbines. Vooral LH-05 zal ook vanuit de nabijgelegen dorpskern zichtbaar zijn. Deze visibiliteit is echter geen ongewenst neveneffect, maar een keuze van de bevoegde overheid. Ook vanuit het nabijgelegen natuurgebied Bospolder zullen de nieuwe windturbines, tesamen met de reeds bestaande, zichtbaar zijn. Dit doet echter geen afbreuk aan het natuurlandschap, gezien vooral de dichtsbijgelegen windturbines zich zowel feitelijk als visueel op een ander niveau bevinden.

Het aspect visuele hinder tot slot betreft een subjectief element, dat niet door iedereen hetzelfde ervaren wordt.

 

Flitsende verlichting

In functie van de veiligheid van de luchtvaart, zullen er bebakeningslichten op de windturbines geplaatst worden. De bebakeningslichten hebben een lage tot medium intensiteit, de frequentie van flitsen is beperkt. Ter hoogte van de woningen in woongebied wordt er geen lichthinder van deze bebakening verwacht.

 

Inplanting dicht bij woonwijk en alternatieve locaties

De impact van voorliggend project werd uitvoerig onderzocht in het project-MER. Uit het project-MER blijkt dat er wordt voldaan aan de geldende regelgeving. Alternatieve locaties binnen of buiten de zone Luithagen worden niet besproken, aangezien de voorziene locaties reeds het resultaat zijn van een zorgvuldige keuze, rekening houdend met alle randvoorwaarden waaronder ook veiligheidsaspecten, aanwezige fauna en flora en clustering met bestaande windturbines. De vergunningverlener beoordeelt bovendien enkel de aanvraag zoals deze nu voorligt.

De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen, gelegen op zo’n 600 meter van LH-05, is vergelijkbaar met de afstand tussen windturbines ADO-05 en ADO-04 die zich zuidelijker in het havengebied bevinden en de woningen van de wijk Luchtbal. Bij windturbines langs snelwegen liggen er ook vaak woningen binnen dezelfde of kleinere afstand van windturbines.

 

Waardedaling eigendommen en verdeling lasten versus lusten

Economische argumenten (zoals een mogelijke waardedaling van woningen of vraag tot compensatie van hinder via de energiefactuur etc.) worden niet meegenomen in de procedure van de omgevingsvergunning.

Enkele bezwaren halen ook aan dat zij enkel de last, maar niet de lusten van deze windturbines zullen krijgen. Er wordt hierbij ook soms verwezen naar het windturbineproject van Wienerberger te Beerse, waarbij buurtbewoners deels ‘gecompenseerd’ worden voor de hinder. Opgemerkt wordt dat de kortste afstand tussen één van beide windturbines en de naastliggende woningen daar minder dan 200 meter bedraagt en de situatie dus niet vergelijkbaar is.

Algemeen geldt dat, gezien hernieuwbare energie zal helpen om de klimaatopwarming tegen te gaan, het algemeen belang gediend wordt bij deze investering in windturbines. Tijdens de informatievergadering is ook meegedeeld dat geïnteresseerde particulieren kunnen investeren in windturbines in het Antwerpse havengebied via de coöperatie Wind voor ‘A’.

 

Rendement en investering in hernieuwbare energie

Eén indiener van een bezwaarschrift betwijfelt het nut van een investering in windturbines, gezien het niet altijd waait, het rendement on-shore lager kan zijn, de investeringskosten hoog kunnen zijn en de opslagmogelijkheden van energie beperkt zijn.

Het rendement van deze investering is eerst en vooral een afweging voor de exploitant. De vergunningverlener hoeft hiermee geen rekening te houden bij de beslissing over de omgevingsvergunning. Daarnaast tonen de reeds aanwezige windturbines in dit gebied en elders aan dat dit wel wenselijke en interessante investeringen zijn in hernieuwbare energie om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en de klimaatdoelstellingen te behalen. Indien de vergunningverlener dit nodig acht om de afweging tussen opbrengst en hinder te kunnen maken, kan deze de exploitant verzoeken de inschatting van de opbrengst (tussen 46 en 61 GWh per jaar voor de 7 nieuwe windturbines samen) en vollasturen (2200 uren) zoals opgenomen in het project-MER verder te duiden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies onder voorwaarden, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag en voor zover het advies van de Brandweerzone Antwerpen gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5x 10.000 kVA

20.1.6.1°c)

inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een elektrisch vermogen van meer dan 1.500 kW.

8.400 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Na realisatie van het geplande project dient een geluidscontrolemeting uitgevoerd te worden door een erkende geluidsdeskundige. Het college wenst op de hoogte gehouden te worden en vraagt het rapport van de deskundige te bezorgen aan dienst vergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_2022139814.

2. De windturbine LH05 dient preventief voorzien te worden van een ‘vleermuisactiviteitmodule’, die de windturbine kan stilleggen bij detectie van vleermuisactiviteit in de buurt.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.