Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2022098145 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | Stad Antwerpen (0207500123) met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: | Doornstraat 3B te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 42 sectie C nr. 6H2 |
waarvan: |
|
- 20180406-0051 | afdeling 42 sectie C nr. 6H2 (Doornstraat 3b zwembad Ieperman) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | het actualiseren van de omgevingsvergunning voor zwembad Ieperman |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 18 maart 1975 werd een vergunning verleend aan de gemeente Wilrijk voor een zweminrichting (WI-1838). Op 31 mei 2000 verleende de deputatie een vergunning aan stad Antwerpen voor het uitbaten van een publiek zwembad tot 31 mei 2020 (MLAV1/99/076). Een omgevingsvergunning werd verleend op 1 maart 2019 (OMV_2018041581).
Inhoud van de aanvraag
Naar aanleiding van de aanpassing van de waterbehandelingsinstallatie wordt de vergunning geactualiseerd.
Aangevraagde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater. | - 8 m³/uur |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap Zorg en Gezondheid | 17 maart 2023 | 12 april 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen). In gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud, (Artikel 6 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 1-2 Sint-Bavostraat-Dr Donnyplein en omgeving, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 februari 1993. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone c voor woningen, zone voor gemeenschapsuitrusting, zone voor privaat groen en openbare weg.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het voorwerp van de aanvraag betreft de renovatie van de waterbehandelingsinstallatie van een zweminrichting. De inrichting is gelegen in woongebied en stedenbouwkundig verenigbaar. Vanuit stedenbouwkundig standpunt is er geen bezwaar.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het zwembadcomplex wordt gerenoveerd waarbij onder andere volgende werken gepland worden:
- betegeling en waterdicht maken van de baden;
- herstellen van betonnen kuipen;
- herinrichten van het onthaal;
- omgevingsaanleg;
- aanpassing van de waterbehandelingsinstallatie.
Met name de optimalisering van de waterbehandelingsinstallatie (WBI) heeft een invloed op de vergunde ingedeelde inrichtingen of activiteiten. Aan de WBI worden enerzijds volgende onderhouds- en vernieuwingswerken uitgevoerd:
- vervangen van het filtermateriaal in de bestaande filters (zand/hydro-antraciet en actief kool);
- vervangen van de voorfilter;
- afdichten van de bufferbakken en dergelijke;
- vernieuwen van de omlooppompen, de debietmeters, de leidingen, de warmtewisselaar en het kraanwerk.
Anderzijds worden een installatie voor zoutelektrolyse en een recuperatiesysteem voor spoelwater geïnstalleerd.
Waterrecuperatie
Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van het spoelen van de filters en het jaarlijks reinigen van de zwembaden en buffertanks. Het maximale uurdebiet daalt van 24 m³/uur naar 16 m³/uur en met 2.145 m³/jaar naar 5.788 m³/jaar. De UF-RO installatie (Ultrafiltratie en Omgekeerde Osmose) zuivert een deel van het spoelwater afkomstig van de zwembadfilters. Het effluent zal, aangevuld met stadswater, gebruikt worden als suppletiewater van de baden.
Het spoelwater wordt opgeslagen in een vuilwaterbuffer waar het bezinkt (30 m³). Vervolgens worden de vrije chloor geneutraliseerd, de AOX-verbindingen afgebroken en de zwevende stoffen verwijderd in een actief koolfilter.
In de ultrafiltratie wordt het water onder druk door een membraan gestuurd, waarbij deeltjes met een grootteorde van 0,1 µm – 20 nm worden verwijderd (macromoleculen, zwevende stoffen, troebelheid en micro-organismen). Daarop worden in de RO-stap de opgeloste zouten, colloïden, organische stoffen en bacteriën grotendeels uit het water verwijderd.
Het effluent van de UF-RO installatie wordt opgeslagen in een buffer voor rein water. Naar schatting zal ongeveer 75% van het spoelwater gerecupereerd worden. De overige 25% wordt afgevoerd als verliesstroom naar de openbare riolering. De warmte van het geloosde water wordt gerecupereerd in een warmtewisselaar.
Met het recuperatiesysteem wordt een significante besparing gerealiseerd van stadswaterverbruik. De druk nodig om het water door de membranen te duwen, zal bijkomende energie vergen. Aan de andere kant wordt energie bespaard aangezien het suppletiewater minder opgewarmd moet worden en de warmte van het geloosde debiet wordt gerecupereerd. De verontreiniging in het geloosde afvalwater zal ‘opgeconcentreerd’ zijn. Er ontstaan nieuwe afvalwaterstromen vanuit de vuilwaterbuffer, de UF en de RO. Mogelijk voldoet dit afvalwater niet aan de algemene en bijzondere lozingsvoorwaarden. Hier wordt niet op ingegaan in het dossier. Na ingebruikname van de installatie moet de exploitant de kwaliteit van het geloosde bedrijfsafvalwater (worst case) controleren en toetsen aan de lozingsvoorwaarden.
Artikel 5.32.8.2.1.8 van Vlarem II legt op dat, indien het vul- en suppletiewater geen leidingwater is, dit ten minste halfjaarlijks bemonsterd en geanalyseerd wordt en wordt getoetst aan de bacteriologische waterkwaliteitsvereisten van drinkwater. De exploitant wordt gevraagd snel de goede werking van de nieuwe installatie te controleren en zich te verzekeren van de kwaliteit van het suppletiewater. Het is daarenboven aangeraden maandelijks een bacteriologisch onderzoek uit te voeren op het effluent van de waterrecuperatie-unit.
Chemicaliën
Een zoutelektrolyse-installatie wordt voorzien waarmee de zwembadchemicaliën ter plaatse geproduceerd kunnen worden.
In een zoutoplostank wordt pekel gemaakt met onthard water en zouttabletten. In de anoderuimte van de membraancel ontstaat bij elektrolyse zuiver chloorgas en ‘restsole’. Het chloorgas wordt vacuüm afgezogen en geïnjecteerd in (een bypass van) de waterstroom, waar het volledig oplost als waterstofhypochloriet en zorgt voor de oxidatie en desinfectie in het water. De restsole (overtollig chloride en chloraat) wordt verdund met onthard water, geneutraliseerd door toevoeging van natronloog en geloosd.
In de kathoderuimte van de membraancel ontstaat een natriumhydroxyde en een kleine hoeveelheid waterstof. De natriumhydroxyde (NaOH) wordt in tussenopslag bewaard en gebruikt voor pH-correcties van het zwembadwater. Het waterstof wordt verdund met verse lucht en afgevoerd.
De zouttabletten (opslag van 250 kg) en water zijn de enige grondstoffen voor de productie van het chloor en natronloog. Door de productie ter plaatse wordt het transport en de opslag van de chemicaliën sterk beperkt. De opslag in bulk van zwavelzuur in de inrichting valt weg. In de unit zelf is er een pekelvat van 200 liter en een vat van 60 liter voor de geproduceerde NaOH (2% oplossing) van waaruit de dosering in het zwembadwater gebeurt (procestank).
Door het wegvallen van relatief grote hoeveelheden chemicaliën voor de behandeling van het zwembadwater daalt het risico op bodemverontreiniging en eventuele gezondheidsproblemen. Ook de risico’s die gepaard gaan met het transporteren en ter plaatse lossen van de chemicaliën vallen weg. Een chloorgasdetectie wordt voorzien.
De transformator van 160 kVA is niet langer ingedeeld.
In het besluit van het college van 2019 werden bijzondere milieuvoorwaarden opgelegd met betrekking tot de keuringen van de opslagtanks en de overvulbeveiliging. Hieraan werd door de exploitant voldaan. Bovendien wordt de opslag van zwavelzuur stopgezet. De bijzondere milieuvoorwaarden 5, 6 en 7 worden geschrapt uit de vergunning.
In bijzondere milieuvoorwaarde 3 werd gevraagd een kleurproef uit te voeren om de doorstroom van het bad te controleren. Hieraan werd nog niet voldaan.
Advies agentschap Zorg en Gezondheid (AZG)
AZG geeft een voorwaardelijk gunstig advies. Als aandachtspunt wordt opgemerkt dat uit een luchtonderzoek in 2019 bleek dat de trichlooramine-waarde in de zwemhal boven de streefwaarde van 300 µg/m³ lag en er te veel schommeling was in de relatieve vochtigheid. AZG wenst op de hoogte gehouden te worden van aanpassingen aan het ventilatiesysteem en vraagt om binnen het jaar na heropening nieuwe luchtmetingen uit te voeren conform het LUC/VII/002 van het compendium voor de monsterneming. Daarnaast wordt opgemerkt dat opnieuw getest moet worden dat de injectie van chemicaliën onmiddellijk uitvalt bij een debietdaling tot minder dan 40% van het normale debiet.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Als de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden nageleefd worden, worden de risico’s op hinder voor mens en milieu tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | - 8 m³/uur |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
8. Binnen een zes maanden na ingebruikname van de UF-RO worden representatieve stalen van het geloosde afvalwater genomen in meest ongunstige omstandigheden:
- tijdens de afvoer van vuil water uit de vuilwaterbuffer;
- tijdens het terugspoelen van het UF-membraan met gefilterd water en ontsmettingsproduct
- tijdens het terugspoelen van RO-membraan.
Tenminste zuurtegraad, BZV, CZV, zwevende stoffen, Ntot, Ptot, chloriden, AOX en chloraat worden onderzocht en getoetst aan de algemene of bijzondere lozingsvoorwaarden. De resultaten van de metingen, begeleid met een duidelijke weergave van de monsternameomstandigheden, worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2022098145).
9. De exploitant voert maandelijks een bacteriologisch onderzoek uit op het effluent van de waterrecuperatie-unit.
10. Binnen het jaar na de heropening worden luchtmetingen uitgevoerd (chloramines) conform het LUC/VII/002 van het compendium voor de monsterneming.
11. De injectie van chemicaliën moet onmiddellijk uitvallen bij een debietdaling tot minder dan 40% van het normale debiet. Dit moet binnen de maand na het verlenen van de vergunning uitgetest worden.
Gecoördineerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 20.479 m³/jaar |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 16 m³/uur |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 300 liter |
32.8.1.1°c) | zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte van ten minste 300 m²; | 495 m² |
43.1.1°b) | het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. | 1.000 kW |
Gecoördineerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. Het gehalte AOX in het geloosde bedrijfsafvalwater mag niet hoger zijn dan 600 µg/liter.
2. De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden.
3. Voor de ingebruikname van de vergunning wordt voor beide baden een kleurproef uitgevoerd om de doorstroom in de baden te controleren. Een goed gedocumenteerd verslag wordt overgemaakt aan het college en het Agentschap Zorg en Gezondheid (p/a omgevingsvergunning@antwerpen.be en liesbet.vanrooy@zorg-en-gezondheid.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2018041581).
4. Een significante leeglaat van een bad of bufferbak moet steeds in overleg en met goedkeuring van de beheerder van de riolering en het RWZI te gebeuren en bij voorkeur ’s nachts bij droog weer.
8. Binnen een zes maanden na ingebruikname van de UF-RO worden representatieve stalen van het geloosde afvalwater genomen in meest ongunstige omstandigheden:
- tijdens de afvoer van vuil water uit de vuilwaterbuffer;
- tijdens het terugspoelen van het UF-membraan met gefilterd water en ontsmettingsproduct
- tijdens het terugspoelen van RO-membraan.
Tenminste zuurtegraad, BZV, CZV, zwevende stoffen, Ntot, Ptot, chloriden, AOX en chloraat worden onderzocht en getoetst aan de algemene of bijzondere lozingsvoorwaarden. De resultaten van de metingen, begeleid met een duidelijke weergave van de monsternameomstandigheden, worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2022098145).
9. De exploitant voert maandelijks een bacteriologisch onderzoek uit op het effluent van de waterrecuperatie-unit.
10. Binnen het jaar na de heropening worden luchtmetingen uitgevoerd (chloramines) conform het LUC/VII/002 van het compendium voor de monsterneming.
11. De injectie van chemicaliën moet onmiddellijk uitvallen bij een debietdaling tot minder dan 40% van het normale debiet. Dit moet binnen de maand na het verlenen van de vergunning uitgetest worden.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 12 januari 2023 |
Volledig en ontvankelijk | 17 maart 2023 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit | 14 augustus 2023 |
Verslag GOA | 28 april 2023 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
8. Binnen een zes maanden na ingebruikname van de UF-RO worden representatieve stalen van het geloosde afvalwater genomen in meest ongunstige omstandigheden:
- tijdens de afvoer van vuil water uit de vuilwaterbuffer;
- tijdens het terugspoelen van het UF-membraan met gefilterd water en ontsmettingsproduct
- tijdens het terugspoelen van RO-membraan.
Tenminste zuurtegraad, BZV, CZV, zwevende stoffen, Ntot, Ptot, chloriden, AOX en chloraat worden onderzocht en getoetst aan de algemene of bijzondere lozingsvoorwaarden. De resultaten van de metingen, begeleid met een duidelijke weergave van de monsternameomstandigheden, worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2022098145).
9. De exploitant voert maandelijks een bacteriologisch onderzoek uit op het effluent van de waterrecuperatie-unit.
10. Binnen het jaar na de heropening worden luchtmetingen uitgevoerd (chloramines) conform het LUC/VII/002 van het compendium voor de monsterneming.
11. De injectie van chemicaliën moet onmiddellijk uitvallen bij een debietdaling tot minder dan 40% van het normale debiet. Dit moet binnen de maand na het verlenen van de vergunning uitgetest worden.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 20.479 m³/jaar |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 16 m³/uur |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 300 liter |
32.8.1.1°c) | zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte van ten minste 300 m²; | 495 m² |
43.1.1°b) | het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. | 1.000 kW |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. Het gehalte AOX in het geloosde bedrijfsafvalwater mag niet hoger zijn dan 600 µg/liter.
2. De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden.
3. Voor de ingebruikname van de vergunning wordt voor beide baden een kleurproef uitgevoerd om de doorstroom in de baden te controleren. Een goed gedocumenteerd verslag wordt overgemaakt aan het college en het Agentschap Zorg en Gezondheid (p/a omgevingsvergunning@antwerpen.be en liesbet.vanrooy@zorg-en-gezondheid.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2018041581).
4. Een significante leeglaat van een bad of bufferbak moet steeds in overleg en met goedkeuring van de beheerder van de riolering en het RWZI te gebeuren en bij voorkeur ’s nachts bij droog weer.
8. Binnen een zes maanden na ingebruikname van de UF-RO worden representatieve stalen van het geloosde afvalwater genomen in meest ongunstige omstandigheden:
- tijdens de afvoer van vuil water uit de vuilwaterbuffer;
- tijdens het terugspoelen van het UF-membraan met gefilterd water en ontsmettingsproduct
- tijdens het terugspoelen van RO-membraan.
Tenminste zuurtegraad, BZV, CZV, zwevende stoffen, Ntot, Ptot, chloriden, AOX en chloraat worden onderzocht en getoetst aan de algemene of bijzondere lozingsvoorwaarden. De resultaten van de metingen, begeleid met een duidelijke weergave van de monsternameomstandigheden, worden overgemaakt aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2022098145).
9. De exploitant voert maandelijks een bacteriologisch onderzoek uit op het effluent van de waterrecuperatie-unit.
10. Binnen het jaar na de heropening worden luchtmetingen uitgevoerd (chloramines) conform het LUC/VII/002 van het compendium voor de monsterneming.
11. De injectie van chemicaliën moet onmiddellijk uitvallen bij een debietdaling tot minder dan 40% van het normale debiet. Dit moet binnen de maand na het verlenen van de vergunning uitgetest worden.
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.