Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021173746 |
Gegevens van de aanvrager: | NV Hortus Conclusus met als contactadres Tragel 60 te 9308 Aalst |
Gegevens van de exploitant: | NV Hortus Conclusus (0774334073) met als contactadres Tragel 60 te 9308 Aalst |
Ligging van het project: | Olieweg, Zonnestroomstraat zn (zonder nummer) te 2020 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 9 sectie I nrs. 2909C, 2910G, 2918C en 2918D |
waarvan: |
|
- 20220211-0038 | afdeling 9 sectie I nrs. 2910G, 2918D, 2918C en 2909C (Exploitatie PIA) |
- 20220701-0081 | afdeling 9 sectie I nrs. 2910G, 2918D, 2918C en 2909C (Tijdelijke werfinrichting PIA) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | het bouwen en exploiteren van een nieuwe gevangenis, inclusief de tijdelijke werf |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 12/08/2014: gewestelijke vergunning (8.00/11..2/394684.5 of 2014700 (advies college)) voor het ontbossen van een terrein.
Vergunde toestand
- functie:
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
- inrichting:
Bestaande toestand
- terrein overgroeid.
Nieuwe toestand
- functie:
- links van inkomzone: kleedkamers en sanitair voor personeel en wachtruimtes vóór en na detectie voor bezoekers;
- centraal de inkomzone met daarachter slaapkamers en leefruimte voor personeel;
- rechts van inkomzone: ruimtes voor advocaten en cliënten en magistraten met toegang naar de zittingszalen op eerste verdieping;
- gelijkvloerse verdieping:
- eerste verdieping: noordgevel geeft uit op het verhoogde maaiveld;
- westelijke toren:
- oostelijke toren:
- gebouw C:
- gebouw D: vrouwenentiteit:
- gebouw E:
- gebouw F:
- gebouw G:
- bouwvolume:
- rechthoekig vrijstaand gebouw van overwegend 1 bouwlaag met plat dak;
- rechts van inkomzone een rechthoekig volume van 2 bouwlagen met plat dak;
- kroonlijsthoogte overal opgetrokken tot 9,50 m: gebouw A is het sluitstuk van de perimetermuur;
- 86 op 33 m;
- 2 patio’s op gelijkvloerse verdieping;
- balkvormig volume van 2 bouwlagen met plat dak;
- 2 torens van 6 respectievelijk 5 bouwlagen met plat dak;
- kroonlijsthoogte van 25,40 m;
- 144 m op 58 m;
- 4 patio’s op gelijkvloerse verdieping;
- 4 bouwlagen met plat dak boven verhoogd maaiveld;
- 36,50 m op 39 m;
- centrale patio vanaf de tweede verdieping;
- 4 bouwlagen met plat dak boven verhoogd maaiveld;
- hoofdvolume circa 28 m bij 31,50 m;
- gelijkvloerse aanbouw tot circa 37,50 m;
- 4 vides omheen de circulatieassen;
- noordelijke gevel en het hoekje naar oostelijke gevel springt circa 4 meter in op de bovenste verdieping;
- 6 bouwlagen met plat dak;
- 33 bij 31,50 m;
- gelijkvloerse aanbouw rond noordoostelijke hoek;
- op de vierde verdieping (derde gerekend vanaf verhoogd maaiveld) insprong van 5,50 m rond de zuidwestelijke hoek (over een lengte van 13 meter aan de westelijke zijde en 15 meter aan de zuidelijke zijde;
- bouwvolume op vijfde en zesde verdieping trekt zich terug tot een vierkant van 19 bij 19 meter in de noordwestelijke hoek;
- een tweede traphal aan de zuidelijke gevel vormt een balkvormig volume naar het vierkante volume toe;
- identiek aan gebouw E en G uitgezonderd:
- identiek aan gebouw E;
- gevelafwerking:
- prefab beton, glad en vlak;
- boven schrijnwerk van de inkomzone een houten bekleding;
- wit schrijnwerk;
- poorten in wit staal;
- westelijke toren: glad prefab beton en stalen industriële roosters voor de buitenruimtes;
- beton met ronde uitsparingen;
- geprofileerde witte beplating ter hoogte van poorten;
- prefab beton met gestructureerde afwerking;
- wit gevelmetselwerk;
- geprofileerde grijze beplating;
- zandkleurig gevelmetselwerk met terracotta stippen in gevelmetselwerk;
- wit aluminium schrijnwerk;
- zandkleurig gevelmetselwerk met terracotta banden in gevelmetselwerk;
- wit aluminium schrijnwerk;
- terracotta gevelmetselwerk;
- wit aluminium schrijnwerk;
- bruin gevelmetselwerk;
- wit aluminium schrijnwerk;
- zandkleurig gevelmetselwerk;
- wit aluminium schrijnwerk;
- inrichting:
- omsloten door gladde betonnen muur van 4 meter hoogte;
- 3 wandelingen van mannenafdelingen gemarkeerd met basketbalveld-aanduidingen;
- op elke wandeling een luifel van 5 bij 8;
- 2 rondwegen: 1 op het verhoogde maaiveld en 1 op het straatniveau.
Inhoud van de aanvraag
- kappen van bomen;
- bouwen van een gevangenis bestaande uit 7 vrijstaande bouwblokken;
- wijzigen van het reliëf;
- bouwen van een perimetermuur en staalmathekken;
- aanleggen van een personeelsparking met fietsenstalling;
- aanleggen van het terrein; 5 wandelingen, verbindingswegen, wadi’s en aanplantingen.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de exploitatie van de nieuwe gevangenis in Antwerpen evenals de ingedeelde inrichtingen of activiteiten (IIOA’s) die verbonden zijn aan de werffase.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Exploitatie PIA
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 37.560,00 m³/jaar |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,50 m³/uur |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 990,00 kVA |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 6x 800,00 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 995,00 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,74 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 kg |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 792,00 kW |
46.2°b) | wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 452,00 kW |
Aangevraagde rubriek(en) Tijdelijke werfinrichting PIA
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
2.2.2.h) | afvalstoffen, afkomstig van 1 specifieke bouw- en sloopwerf of wegenwerk, waarbij minstens 50% van de stoffen na behandeling nuttig worden aangewend op de plaats van het ontstaan ervan, waarbij de inrichting niet langer dan 1 jaar in exploitatie zal zijn en waarbij de inrichting zich op maximaal 1000m van het wegenwerk bevindt of ter plaatse (op het perceel zelf of op een aangrenzend perceel) van de bouw- en sloopwerf; | 14.000,00 m³ |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 1.200,00 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4.000,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 2 verdeelslangen |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 20 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 56,00 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 1.000,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18,00 ton |
17.3.4.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 2,00 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.500,00 liter |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen | 28 oktober 2022 | 4 januari 2023 | Geen advies |
Water-link in samenwerking met AQUAFIN NV | 28 oktober 2022 | 16 januari 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 28 oktober 2022 | 19 januari 2023 | Ongunstig |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 6 april 2023 | 25 april 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
DE VLAAMSE WATERWEG/ De Vlaamse Waterweg nv - Afdeling Regio Centraal | 28 oktober 2022 | 6 januari 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
Departement Mobiliteit en Openbare Werken | 28 oktober 2022 | 24 november 2022 | Geen bezwaar |
Departement Omgeving/ Dienst VR | 28 oktober 2022 | 4 januari 2023 | Geen bezwaar |
Fluvius System Operator/ Fluvius | 28 oktober 2022 | 30 januari 2023 | Voorwaardelijk gunstig |
FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie | 28 oktober 2022 | 8 november 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
INFRABEL/ Infrabel Antwerpen, Limburg, Vlaams Brabant | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | |
Politiezone Antwerpen/ Centrale Preventie | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | |
Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie | 28 oktober 2022 | 16 november 2022 | Geen bezwaar |
PROXIMUS/ Proximus | 28 oktober 2022 | 28 november 2022 | Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij/ Watertoets | 28 oktober 2022 | 23 november 2022 | Geen advies |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen | 28 oktober 2022 | 22 november 2022 |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie | 28 oktober 2022 | 11 november 2022 |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering | 28 oktober 2022 | 29 oktober 2022 |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsbeheer/ Vastgoed/ Ontwikkeling/ Bouwprojecten | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 28 oktober 2022 | 18 november 2022 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie | 28 oktober 2022 | 14 november 2022 |
Stadsontwikkeling/ Team Stadsbouwmeester | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Team Stadsbouwmeester/ Integrale Kwaliteitskamer | 28 oktober 2022 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: gemengd regionaal bedrijventerrein.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Petroleum- Zuid : Gevangenis en technische schoolcampus, goedgekeurd op 29 maart 2019. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:
§3 De trap in circulatieruimte ET2 in blok E, F en G heeft in de draai geen gelijkvormige op- en aantrede;
§4. Bij trap B1.T8 eindigt de trapleuning nog voor het einde van de hoogste trede;
Er is geen vrije en vlakke draairuimte bij deuren d.D.03.6b/c/d/e/f/g/h, d.D.03.11b, d.D.03.9l, d.B.04.02;
-> afwijking verkregen van INTER
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening voetgangersverkeer.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
De bij de aanvraag gevoegde project-MER-screeningsnota wordt aanvaard. Er moet geen project-MER opgemaakt worden.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project is volgens de watertoetskaarten gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het is echter niet gelegen in een pluviaal overstromingsgevoelig, fluviaal overstromingsgevoelig of recent overstroomd gebied.
Er wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater aangezien er in het project voldoende maatregelen voorzien worden om het effect op de afstromingshoeveelheid van het watersysteem te voorkomen, te beperken of te compenseren. Er worden geen schadelijke effecten door een wijziging van de afstromingshoeveelheid verwacht.
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen
Van de archeologienota werd akte genomen door het Agentschap Onroerend Erfgoed op 22 februari 2022. De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is van toepassing op de aanvraag. De aanvraag is hiermee in overeenstemming.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Het project is gelegen binnen het GRUP ‘Petroleum-Zuid: Gevangenis en technische schoolcampus’, in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, meer bepaald voor een gevangenis en een schoolcampus.
Het project sluit aan bij Blue Gate Antwerp (BGA), een site die stad Antwerpen wenst te ontwikkelen volgens duurzame principes. Deze zijn opgenomen in het Strategisch Masterplan Blue Gate Antwerp. Hoewel dit strategisch masterplan geen bindend, noch verordenend karakter heeft, geeft het duiding omtrent de duurzame ambities bij de ontwikkeling van de site, waaronder de zoekzone voor het Arresthuis. Hoewel de zone van het Arresthuis officieel buiten het werkgebied van het beeldkwaliteitsplan valt, is de visuele, functionele en ruimtelijke impact op het bedrijventerrein van BGA groot.
De aangevraagde activiteit en de bestemming zijn in overeenstemming met de ambities van het masterplan en de bestemmingsvoorschriften van het GRUP.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
In het beeldkwaliteitsplan voor BGA lezen we over de bebouwing in de zoekzone voor het Arresthuis het volgende:
“De zoekzone voor het Arresthuis bevindt zich in dezelfde groene lob als BGA, die parallel aan de Schelde een ecologische verbinding vormt in de richting van de groene singel. Het plan voor BGA zet sterk in op het maximaal laten functioneren van deze ecologische verbinding, en gebruikt dit als krachtige basis voor haar beeldkwaliteit. Deze landschappelijke structuur hangt ook sterk samen met het hydrologische model, dat een antwoord biedt op de waterproblematiek in het gebied. Vanuit het beeldkwaliteitsplan van BGA is het aangewezen dat deze logica zoveel mogelijk wordt doorgetrokken in de zoekzone voor het Arresthuis. Wanneer dit niet wordt gedaan vormt deze zone een enorme obstructie, die de ecologische inspanningen van BGA op stedelijke schaal voor een groot deel teniet doet. Dit terwijl het Arresthuis hier juist voordeel uit kan halen. Op de eerste plaats op het vlak van beeldkwaliteit: voor bezoekers en medewerkers lijkt het een meerwaarde om naar een Arresthuis te gaan in een groene omgeving. Daar het Arresthuis zal moeten voldoen aan de watertoets, is het voor hen gunstig om aan te kunnen takken op de wadi-structuur en deze te gebruiken voor waterbuffering.
Voor de zone buiten de perimeter lijkt het het meest interessant om voor een indeling te kiezen die aansluit bij de randpercelen: dus vrijstaande gebouwen in een zo groen mogelijk maaiveld. Dit maaiveld wordt voor een groot deel ontzien van parkeren, doordat er een geclusterd parkeergebouw nabij de inkom van het Arresthuis wordt voorzien. Hier kan het bezoekersparkeren plaatsvinden.”
Om het leven in de gevangenis zoveel mogelijk overeen te laten komen met de ‘normaliteit’ van het leven in de buitenwereld is een nieuwe gevangenistypologie ontwikkeld: het stervormige ‘vingermodel’ of kruismodel heeft plaatsgemaakt voor een reeks losse functiegebonden gebouwen (Inkom, Werken en Wonen), ingepast in specifieke landschappelijke omgevingen (voortuin, Marktstraat, kamerlandschap).
De visie op detentie wordt in dit concept verbonden met het masterplan Blue Gate, en ontwikkeld volgens het karakter van de Rand-bebouwing zoals beschreven in het BKP.
De projectsite van de gevangenis is opgedeeld in twee delen. Deel B, het zuidelijke deel, wordt semi-openbaar gebied. Deel A, het noordelijke deel, wordt omsloten door de perimeter. Binnen deze perimeter zijn drie delen te onderscheiden, met name de inkomzone, de zone Werken en de zone Wonen. De drie delen zijn op het terrein in een aantal stroken georganiseerd die zijn afgestemd op de stedenbouwkundige zonering van het masterplan, een uiting van een kaveloverschrijdende logica.
Het terrein binnen de perimeter is met 4 meter verhoogd ten opzichte van het oorspronkelijk maaiveld, waardoor de impact van de gevangenismuur op de leefwereld van de gedetineerden is gedecimeerd tot de bovenste 2 meter van de muur. In de ‘ondergrondse wereld’ die ontstaat door het ophogen van het terrein worden alle installaties en facilitaire verkeersstromen ondergebracht.
Waar het noordelijk deel het ‘besloten’ deel is, bestaat het zuidelijk deel van het terrein uit wadi’s en een nieuw aan te planten bos, waarin zich ook de parkeerplaatsen voor het personeel en de toegangsweg voor goederen en transport bevinden. Voor het besloten deel is de muur het typische, beeldbepalende en onvermijdelijke element. Er is een ruime groene buffer voorzien tussen het openbaar domein en de perimeter die de penitentiaire inrichting omsluit. Over het gehele terrein ontstaat zo een sequentie van landschappelijke structuren: wadi – parkeerbos – wadi – voortuin – marktstraat – kamerlandschap.
Het aankomen verloopt via de zone ‘wadi’, die zijn vormgegeven als grote komvormige zonken in het maaiveld. Een groot bomengrid creëert een parkeerbos over de volledige zone tussen de twee wadi’s, op een waterdoorlatende ondergrond van basaltsplit en aangekleed met sierborders. De voortuin, tussen het inkomgebouw en de zone Werken, wordt ingericht als groene tuin met paden in grote betontegels.
De Marktstraat is de verbindende schakel tussen Wonen, Werken en alle andere activiteiten in het complex en krijgt een aankleding van betontegels. Ze fungeert zoals een straat in de stad waarop allerlei functies aantakken, met elk hun eigen toegang. Het kamerlandschap in de zone Wonen tenslotte wordt gekenmerkt door hoge populierenrijen die de open ruimtes voor de wandelingen omzomen. Elk van de wandelingen krijgt een eigen karakteristieke invulling: sportvelden, moestuin, dierenweide, enzovoort.
In het GRUP worden een aantal randvoorwaarden omschreven voor de bebouwing. “Voor de gebouwen en constructies bedraagt de maximale hoogte 9 bouwlagen met een maximale V/T van 2,5. Het terrein mag voor maximaal 50% bebouwd worden. Van deze bebouwbare oppervlakte kan gebruik gemaakt worden voor verharding. Van de overige 50% van het gebied mag maximaal 60% verhard worden en bestaat de overige 40% verplicht uit groenvoorzieningen. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van waterdoorlatende verharding.”
Het project heeft maximaal 7 bouwlagen en een V/T van 0,57 (oppervlakte terrein = 70.303 m², bruto vloeroppervlak = 40.538 m²). De totale oppervlakte van de bebouwing bedraagt 15.134,80 m², de totale oppervlakte verharding is 29.072 m², wat ruim onder de maximaal toegelaten oppervlaktes is.
Het gebouw voldoet qua schaal, volumetrie, inplanting en ontsluiting aan de principes van het beeldkwaliteitsplan en de voorschriften van het GRUP.
Visueel-vormelijke elementen
Het programma van het Arresthuis is opgedeeld in drie los van elkaar staande bebouwde delen: Wonen, Werken en Inkom. De verschijningsvorm van de stedelijke fragmenten verschillen sterk van elkaar, doordat materiaalgebruik, constructie, enzovoort, specifiek zijn afgestemd op de gebruiksfunctie. De woongebouwen zijn van baksteen, een kantoorgevel is van glas met betonelementen, de gevel van de werkplaatsen is van een geprofileerde beplating, het interieur van de entreehal is van hout.
Het woonprogramma is verdeeld over vijf gebouwen, die zijn opgevat in de traditie van de ‘urban villa’: ze hebben elk een andere volumetrie, zijn alzijdig vormgegeven, variëren in hoogte en hebben elk een verschillende tint van baksteen als gevelbekleding.
De zone Werken vormt de verbinding (en scheiding) tussen de inkomzone en het woongedeelte. Dit deel omvat de logistieke diensten, het activiteitencomplex, het kantoor, de transit en het bezoekcomplex. Het beeld van een reeks geschakelde gebouwen van verschillende hoogte langs een straat wordt versterkt doordat de verschillende programmaonderdelen een andere geveluitwerking hebben gekregen. Elk gebouw heeft een eigen materiaal, telkens in een lichtgrijze tint: zichtbeton, geprofileerd beton, geschilderd metselwerk, geprofileerde staalplaat.
De architectuurtaal van het inkomgebouw is eenvoudig en sluit aan bij de ambities van het BKP. De gesloten buitengevels zijn van beton, de gevels aan de entreehal zijn van hout. Dakkoepels zorgen voor extra lichtinval in de ontvangsthal. Ook de toegang voor voertuigen is een onderdeel van het inkomgebouw, en bevindt zich aan de uiterste oostzijde op ruime afstand van de ingang voor personen.
Bij elk afzonderlijk bouwdeel is er een ontworpen hiërarchie tussen de ruimten. Er zijn pleinen, hoofdstraten en zijstraten, wat helpt bij de oriëntatie. Daarnaast zijn er een aantal ruimtes die functioneren als ‘sociale hubs’, die ontmoetingen faciliteren tussen gedetineerden, tussen personeelsleden en tussen beiden onderling.
Naast de gemeenschappelijke ruimtes zijn de persoonlijke ruimtes belangrijk voor het welzijn van de gebruikers. Deze hebben een aangename, normaliserende sfeer, zijn eenvoudig te onderhouden en gemaakt met duurzame, robuuste materialen.
Alle patio’s in de gebouwen, zowel de toegankelijke als de kijktuinen, krijgen een weelderige onderbegroeiing.
Een belangrijk en onvermijdelijk aspect van een penitentiaire inrichting zijn uiteraard de muren en afsluitingen. De belangrijkste beveiligingsmuren worden uitgevoerd in glad beton: de perimetermuur, de muren van de wandelingen, de muren van de marktstraat en de voortuin. De secundaire afsluitingen binnen de perimeter bestaan uit staalmat hekwerken. Aan de buitenkant van de perimetermuur wordt een strook mos aangebracht die zich verder kan verspreiden over de muur, en de afsluiting aan de buitenkant van de perimetermuur wordt begroeid met een klimplant.
Het project is visueel inpasbaar in de omgeving en in het BKP Blue Gate Antwerpen.
Het ontwerp werd voorgelegd aan de kwaliteitskamer en werd gunstig beoordeeld mits voorwaarden:
“De kwaliteitskamer verwacht nog onderzoek naar verrijking van de gevels. Voor de woongebouwen vraagt de kwaliteitskamer na te denken over het type gevelsteen, de metselverbanden en een genereuze detaillering van de inkomgehelen. Omwille van de hoeveelheid metselwerk is de steenkeuze belangrijk en adviseert de kamer het Wasserstrich type. Vervolgens wordt opgemerkt dat het gebruik van aluminium (bijvoorbeeld dagkanten van ramen, dakranden en dergelijke) de gevels verarmt en het detailleren met een gevelsteen de gevels kan opwaarderen (bijvoorbeeld rollaag als kroonlijst, diepe dagkanten van minimaal 1 gevelsteen, uitsprong, enzovoort). Tot slot wordt opgemerkt dat de raamopeningen beter in een regelmatig ritme uitgelijnd worden en vraagt de kwaliteitskamer om een systematiek te ontwikkelen voor de tussenafstanden, afhankelijk van de mogelijkheden in planopbouw.”
Aangezien de planmatige impact van de laatste opmerking niet correct ingeschat kan worden, en dit een vergunningsplichtige wijziging zou kunnen inhouden, wordt dit niet in voorwaarden hernomen. Wat betreft de keuze van de gevelsteen en het gebruik van aluminium wordt geoordeeld dat deze voorwaarden een te geringe meerwaarde betekenen voor gebouwen die door een zes meter hoge betonnen muur afgeschermd worden van de omgeving. Ook deze voorwaarden zullen dus niet overgenomen worden.
Bodemreliëf
Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen buiten woon- en recreatiefgebied met een oppervlakte boven 3.000 m² (circa 70.000 m²) en een ingreep in de bodem groter dan 5.000 m² (circa 70.000 m²). De aanvrager is niet publiekrechtelijk. Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
De archeologienota werd ingediend door BAAC en waarvan akte door het Agentschap Onroerend Erfgoed op 22 februari 2022. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen verder archeologisch onderzoek (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/21497).
Het advies van de dienst Archeologie is gunstig.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gelet op de aard van de aanvraag werd er advies gevraagd aan de verschillende nutsmaatschappijen. De adviezen van Aquafin NV, Fluvius en Proximus zijn voorwaardelijk gunstig.
De voorwaarden geformuleerd door Aquafin NV, Fluvius en Proximus zullen overgenomen worden in de beslissing van de aanvraag.
Het project is gelegen binnen de warmtecluster Kiel zoals gedefinieerd in figuur 11 van de” roadmap 2030 - stadsbreed warmtenet Antwerpen” die werd goedgekeurd door de Gemeenteraad van 27 juni 2022 (2022_GR_00439). Binnen dergelijke zones vormen de aanleg van warmtenetten, gevoed met restwarmte en/of groene warmte, de optimale technologie om de energie de energietransitie op vlak van warmtevraag te realiseren. De ontwikkeling van warmtenetten in deze zones focussen in eerste instantie op grote verbruikers en gebouwen van de groep Stad. Het is aan te bevelen dat de bouwheer in overleg met de warmtenetbeheerder Fluvius nagaat hoe het warmteconcept kan geoptimaliseerd worden met het oog op de (eventueel latere) aansluiting op het warmtenet.
Wanneer zou blijken dat de daarvoor benodigde installaties vergunningsplichtig zijn onder een bijkomende VLAREM-rubriek spant de bouwheer zich in om daarvoor een wijzigingsaanvraag in te dienen.
Het advies van Infrabel werd als een bezwaarschrift opgeladen, maar het betreft een voorwaardelijk gunstig advies:
“Om de exploitatie van onze bundel te kunnen verzekeren is aanvrager verplicht om een nieuwe dienstweg aan te leggen. Deze dienstweg was tevens opgenomen in akte van verkoop en diende na verkoop door kopende partij voorzien te worden. Als afsluiting naar de sporen moet een type staalmathekwerk van 1,5 m hoogte geplaatst worden. Er dienen poorten voorzien met Wilka G* sloten geplaatst te worden om de spoorbundel af te sluiten van onbevoegden. De dienstweg dient zowel een noordelijke als een zuidelijke ontsluiting te hebben en voorzien te worden van verlichting met kantelbare lichtmasten, aangesloten op Infrabel voeding. Er dient een lichtstudie voorgelegd te worden aan Infrabel ter goedkeuring. De installaties worden aangelegd conform eisen Infrabel en in bijzonder bundel S41. De verharding is waterdoorlatend en voorzien voor zwaar transport. Er mag geen afvoer zijn van hemelwater naar spoor.”
De voorwaarden geformuleerd door Infrabel zullen overgenomen worden in de beslissing van de aanvraag.
Er werd advies gevraagd aan de FOD Binnenlandse Zaken – ASTRID veiligheidscommissie. Het advies is voorwaardelijk gunstig:
“Gezien de hoge onthaalcapaciteit en grote oppervlakte van de gebouwen A (inkomsgebouw) en B (bezoek-activiteitencomplex) heeft de commissie beslist dat er in de gebouwen A en B van de nieuwe penitentiaire inrichting ASTRID indoordekking dient aanwezig te zijn. Gezien de bestemming van het volledige complex, raadt de commissie aan om het volledige complex van de nieuwe penitentiaire inrichting te voorzien van ASTRID indoordekking.”
De voorwaarden geformuleerd door de ASTRID veiligheidscommissie zullen overgenomen worden in de beslissing van de aanvraag.
Het advies van De Vlaamse Waterweg is als voorwaardelijk gunstig opgeladen in het omgevingsloket, maar het is een gunstig advies zonder voorwaarden. Om die reden kunnen geen voorwaarden uit dit advies overgenomen worden.
Er werd advies gevraagd aan AG Vespa. Het advies is gunstig:
“Het dossier werd meermaals toegelicht en besproken op de stedelijke werkgroep onder leiding van team SBM. Vanuit de ontwikkeling van BGA waren voorname bezorgdheden de waterhuishouding, mobiliteit en beeldkwaliteit. Inzake hydrologie werd met de eerder uitgesproken bezorgdheden rekening gehouden in de finale omgevingsvergunningsaanvraag. Omtrent mobiliteit werden afspraken gemaakt in functie van het gebruik van de centrale parkeerfaciliteiten op de BGA site. Inzake beeldkwaliteit werd rekening gehouden met de aanbevelingen/suggesties uit het BKP dat voor BGA werd opgemaakt.”
Beoordeling afwijking van de voorschriften
Gelet op de omvang, het specifieke karakter van een gevangenis en de strenge opgelegde werkings- en veiligheidseisen, wordt er voor enkele lokalen een afwijking op de bepalingen van de bouwcode gevraagd, meer specifiek voor artikel 24 “Minimale lichtinval en minimale luchttoevoer”. Onder meer sommige toezichtslokalen, een sportlokaal, een commandopost, het bureel van de Penitentiaire Begeleidings Ambtenaar en spreekruimtes voldoen strikt gezien niet aan de bepalingen van artikel 24. Afwijkingen kunnen worden toegestaan omwille van de noodzaak aan privacy, het korte gebruik van deze ruimtes of de specifieke functie die een centrale ligging of beperkt daglicht vereist.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 154 parkeerplaatsen.
“De parkeerbehoefte wordt bepaald op het nieuw bouwen van een gevangenis.
Er werd een MOBER opgemaakt om de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte te bepalen. Een penitentiaire inrichting van dergelijke omvang heeft ongeveer 155 FTE’s aan cipiers nodig, verdeeld in verschillende shiften (zie bestek): een vroege shift (6.10 uur - 14.10 uur), een dagshift (8.00 uur - 17.00 uur), een late shift (14.00 uur - 22.00 uur) en een nachtshift (22.10 uur - 6.10 uur). De bezetting over de shiften is als volgt: 48 werknemers ’s morgens, 19 werknemers ’s middags, 51 werknemers late shift en 10 werknemers ’s nachts. Daarnaast worden er ook administratieve medewerkers in het complex verwacht. Hierbij wordt uitgegaan van 60 administratieve medewerkers van de gevangenis zelf, 20 van de Vlaamse gemeenschap en 20 medewerkers van Hortus Conclusus. In totaal zullen er dus maximaal 255 werknemers tewerkgesteld zijn in het complex.
Antwerpen is de centrumgemeente in het grootstedelijk gebied Antwerpen. Voor werkgerelateerde verplaatsingen in dit gebied bedraagt het auto-aandeel 56%,met een autobezettingsgraad van 1,1, het aandeel openbaar vervoer 15%, het aandeel fiets 16% en het aandeel te voet 9% (Richtlijnenboek Mobiliteitseffectenstudies, mobiliteitstoets en MOBER, Vlaamse overheid, 2018). Door het shiftensysteem is de kans groot dat deze modal split te ambitieus is voor de vroege, late en nachtshift. Voor deze shiften rekenen we met een auto-aandeel van 100% met een autobezettingsgraad van 1,07.
Voor werknemers dient er rekening gehouden te worden met de drukste shiftwissel. Op dat ogenblik (13.00 uur) is er nood aan 154 autoparkeerplaatsen.
Voor bezoekers en advocaten is er nood aan een 86-tal autoparkeerplaatsen (37 + 37 + 8 + 4). Hierbij is er rekening gehouden met een parkeerduur langer dan een uur. De parkeerplaatsen voor bezoekers als advocaten worden voorzien buiten het complex van de gevangenis. Deze parkeerplaatsen zijn geïntegreerd in het project van Blue Gate Antwerp.
De werkelijke parkeerbehoefte is 154 voor het personeel.”
|
De plannen voorzien in 155 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
“De bezoekersparkeerplaatsen (110PP) worden voorzien in een nog op te richten nabijgelegen parkeergebouw (afstand < 250 meter), opgenomen in masterplan Blue Gate. Voor personeel worden er 155 parkeerplaatsen voorzien naast de gevangenis. De nodige laadpalen worden ook hier voorzien. De oprijlaan is voldoende lang om geen stilstaand verkeer te genereren op de straat.”
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 155.
Dit aantal is toereikend.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Ontsluiting/bereikbaarheid
Toekomen en wegrijden gebeurt via de zuidelijke ontsluitingsweg. De parking is volledig afgesloten met slagboombeveiliging. Er is een drop-off zone voor bezoekers met een beperkte mobiliteit en taxi’s. Via de toegangsweg kan autoverkeer in één richting voorbij de inkomzone rijden, de passagier afzetten en meteen wegrijden.
Fietsvoorzieningen
Op de site worden 52 afgesloten fietsstalplaatsen voorzien voor personeel. De fietsenstalling is ingericht volgens de richtlijnen uit de bouwcode. Er worden voldoende laadpunten voorzien voor elektrische fietsen. Naast de fietsstalplaatsen voor personeel worden ook 52 fietsstalplaatsen voorzien voor bezoekers in de nabijheid van het inkomgebouw.
Laden en lossen
Laden en lossen gebeurt op eigen terrein. Nabij de toegangszone melden chauffeurs zich aan bij de slagboom. Na het laden of lossen aan de kade verlaat men via de toegangssas en diezelfde ontsluitingsweg de site. Een wachtzone is voorzien in de nabijheid van de toegangssas.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Exploitatiefase
De nieuwe gevangenis zal plaats bieden aan 440 gedetineerden.
De IIOA’s gevraagd voor de exploitatie zijn deze die horen bij een groot gebouw. De meeste installaties zullen ondergronds in de technische ruimte geplaatst worden.
Rubriek 12.2.1 wordt gevraagd voor zes transformatoren met telkens een individueel vermogen van 800 kVA. De aanvraag werd in het omgevingsloket ingediend op 24 augustus 2022. Toen was deze rubriek inderdaad nog van toepassing. Sedert 12 december 2023 is deze rubriek echter niet meer opgenomen in de lijst van ingedeelde inrichtingen of activiteiten (IIOA’s). Deze aangevraagde rubriek wordt dan ook zonder voorwerp verklaard.
Het huishoudelijk afvalwater en het bedrijfsafvalwater worden apart geloosd in de openbare gescheiden riolering van de Olieweg en afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. De exploitant meldt dat naargelang het proces, stadswater (leidingwater), hemelwater of zelfs grijs water zal gebruikt worden maar dit wordt niet concreet uitgewerkt in het dossier. De brandstoftank voor de noodgenerator voldoet aan de Vlarem-vereisten.
Rubriek 16.3.2.b wordt gevraagd voor één persluchtcompressor met een vermogen van 30 kW, en voor 965 kW aan koelinstallaties. Als koelmiddel wordt zowel R32 als R410a opgegeven. Het “Global Warming Potential (GWP)” van R32 bedraagt 675, dat van R410a is 2088. Stad Antwerpen raadt aan om in plaats van R410a een koelmiddel te gebruiken met een lagere GWP-waarde dat niet onderhevig is aan uitfasering.
Van de exploitatie van het gebouw op zich wordt weinig tot geen hinder verwacht. Er dient wel rekening gehouden te worden met de effecten van geluid afkomstig van eventuele sirenes en luidsprekers. Volgens de exploitant wordt dit geluid maximaal beperkt door volgende maatregelen:
Binnen het complex worden ook werkplaatsen voorzien. Deze zullen mogelijk meldingsplichtige activiteiten omvatten. Het betreft wisselende activiteiten die afhangen van mogelijkheden en noden in combinatie met vragen van externen. In elk geval zullen het steeds kleinschalige en eenvoudige activiteiten betreffen. Ook voor meldingsplichtige activiteiten dient de exploitant een omgevingsvergunning aan te vragen en te bekomen alvorens de werken aan te vatten.
Aanlegfase
Dit luik van de vergunningsaanvraag betreft de meldingsplichtige en vergunningsplichtige rubrieken voor de werfinrichting van de werf “PIA – Hortus Conclusus” te Antwerpen. De looptijd van de actieve werffase is voorzien vanaf eind januari 2023 met een totaal verwachte looptijd van ongeveer 27 kalendermaanden. Deze periode werd ingeschat onder voorbehoud van het verloop van het vergunningsdossier, de weersomstandigheden en onverwachte omstandigheden tijdens de werffase. De aanvangsdatum van januari 2023 is ondertussen niet meer relevant.
Er wordt een breekinstallatie gevraagd voor het zeven van 14.000 m³ oude spoorballast. Het materiaal zal gedeeltelijk (50 %) hergebruikt worden als onderfundering en voor stabilisatie van de ondergrond. Huishoudelijk afvalwater zal geloosd worden met een debiet van 1.200 m³/jaar. De opslag van gevaarlijke producten op de werf bestaat uit gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, 4.000 liter ontkistingsolie, 1.000 liter gassen in verplaatsbare recipiënten (acethyleen, propaan, zuurstof), 2 ton mortel/cement in een mobiele silo en 18 ton brandstof. Dit laatste dient voor de bevoorrading van een twintigtal werfvoertuigen via twee verdeelslangen. De werfketen zullen worden gekoeld en verwarmd door middel van airconditioningsinstallaties met een totaal gezamenlijk vermogen van 56 kW.
In eerste instantie zou er in de werffase een bemaling noodzakelijk zijn. Deze werffase wordt voorafgegaan door meerdere bodemsaneringsprojecten waarvoor eveneens bemalingen noodzakelijk zijn. De exploitant voegt de bemalingsstudie voor de saneringswerken en de werffase toe aan voorliggende aanvraag maar stelt dat er in de actuele plannen geen bemaling voorzien wordt tijdens de werffase. De bodemsaneringswerken maken geen deel uit van voorliggende aanvraag.
Er zullen lekbakken geplaatst worden voor de opslag van de gevaarlijke producten. Spill kits zullen ook aanwezig zijn. De brandstoftanks voldoen aan de Vlarem vereisten.
Volgens de aanvrager zullen er tijdens de uitvoering van de werken geen uitzonderlijk luidruchtige activiteiten gepland worden die een significante geluidsimpact naar de buurt toe hebben. Bij eventuele kortstondige werkzaamheden die afwijken van de standaardactiviteiten, zal de buurt tijdig verwittigd worden. De werfzone wordt in het zuiden begrensd door de Herenpolderbrug. Aan de overzijde van de brug bevinden zich heel wat woongelegenheden. Het is niet ondenkbaar dat een werf van een dergelijke grootte de nodige lawaaihinder voor de bewoners met zich mee zal brengen en dit voor een vrij lange tijdsperiode. De exploitant wordt aangeraden hierover duidelijk te communiceren met de buurtbewoners, niet alleen voor activiteiten die afwijken van de standaardactiviteiten maar voor de volledige werf.
Naast geluid zal ook mobiliteit een belangrijk aspect zijn van deze werf. De exploitant stelt oorspronkelijk dat de effecten op de mobiliteit beperkt zijn maar er werd door de vergunningverlenende overheid gevraagd dit uitgebreider te onderzoeken en toe te lichten. Niettemin blijven de voorgestelde maatregelen vaag en weinig concreet uitgewerkt.
Om de impact van de mobiliteit op de omgeving te beperken tijdens de uitvoeringsfase, zal op verschillende vlakken ingespeeld worden. Enkele maatregelen die nu in voorbereiding zijn:
Over vervoer van materiaal via water wordt door de exploitant het volgende gezegd: “De mogelijkheden voor watertransport gezien het naastliggende watergebonden bedrijventerrein worden nog verder onderzocht. Dit wordt met de nodige ambitie samen met de betrokken onderaannemers en leveranciers verder bekeken en uitgewerkt. Gezien de grote impact hiervan op de organisatie en het kostenplaatje dient dit echter goed uitgewerkt en berekend te worden.” Ook dit blijft dus zeer vaag.
Voor dit dossier werden drie “bezwaren/opmerkingen” ingediend tijdens het openbaar onderzoek. Infrabel geeft een voorwaardelijk gunstig advies op voorliggende vergunningsaanvraag. Brieven 2 en 3 werden eveneens ingediend door Infrabel en betreffen bijkomende informatie bij de opgelegde bijzondere voorwaarde in brief 1.
Voorliggende project is niet MER-plichtig. Het aanvraagdossier werd tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria (bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid) doordat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening). Het project valt onder rubriek 10b (stadsontwikkelingsprojecten) en 10j (het onttrekken van grondwater).
Het projectgebied is gelegen binnen de contouren van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) “Petroleum Zuid: gevangenis en technische schoolcampus”. Het GRUP werd definitief vastgesteld in maart 2019. Voor het GRUP werd een plan-MER opgemaakt waarin de mogelijke effecten van het plan op het milieu gedetailleerd zijn onderzocht. Het plan-MER werd goedgekeurd op 18 juli 2018. Er werd besloten dat “het plan geeft geen aanleiding voor aanzienlijke negatieve effecten. Er zijn geen milderende maatregelen vereist”. In voorliggend dossier werd een project-mer-screeningnota / aanvullende nota toegevoegd waarin eventuele afwijkingen tegenover het plan-MER van 2018 besproken en aangevuld worden. De conclusie blijft hetzelfde.
De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan: een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4§3). Dat is hier niet het geval.
Volgens het advies van De Vlaamse Waterweg nv voldoet het dossier aan de vereisten op basis van de watertoets.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de Vlarem-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubriek(en)
Geadviseerde rubriek(en) Exploitatie PIA
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 37.560,00 m³/jaar |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,50 m³/uur |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 990,00 kVA |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | niet langer ingedeeld |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 995,00 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,74 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 kg |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 792,00 kW |
46.2°b) | wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 452,00 kW |
Geadviseerde rubriek(en) Tijdelijke werfinrichting PIA
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.2.2.h) | afvalstoffen, afkomstig van 1 specifieke bouw- en sloopwerf of wegenwerk, waarbij minstens 50% van de stoffen na behandeling nuttig worden aangewend op de plaats van het ontstaan ervan, waarbij de inrichting niet langer dan 1 jaar in exploitatie zal zijn en waarbij de inrichting zich op maximaal 1000m van het wegenwerk bevindt of ter plaatse (op het perceel zelf of op een aangrenzend perceel) van de bouw- en sloopwerf; | 14.000,00 m³ |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 1.200,00 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4.000,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 2 verdeelslangen |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 20 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 56,00 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 1.000,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18,00 ton |
17.3.4.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 2,00 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.500,00 liter |
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 24 augustus 2022 |
Volledig en ontvankelijk | 28 oktober 2022 |
Start 1e openbaar onderzoek | 7 november 2022 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 6 december 2022 |
Start laatste openbaar onderzoek | 8 februari 2023 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 10 maart 2023 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag | 6 april 2023 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit | 11 mei 2023 |
Verslag GOA | 26 april 2023 |
naam GOA | Bieke Geypens en Gerd Cryns |
Wijzigingsverzoeken
De aanvrager heeft één of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.
Minstens één van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.
De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
7 november 2022 | 6 december 2022 | 0 | 0 | 0 | 2 |
8 februari 2023 | 10 maart 2023 | 0 | 0 | 0 | 1 |
(*) Wegens een cyberaanval op stad Antwerpen werd het openbaar onderzoek mogelijk geschaad en konden eventuele analoog ingediende bezwaarschriften niet meer worden verwerkt. Daarom werd een nieuw openbaar onderzoek gehouden.
Bespreking van de bezwaren
Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag, die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.
Tijdens de loop van de openbare onderzoeken werden 3 bezwaarschriften ontvangen. Het betreft echter 3 keer een gelijkaardig voorwaardig gunstig advies van Infrabel. Dit wordt verder in het verslag opgenomen.
Het college sluit zich integraal aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
De algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Gecoördineerde rubriek(en) Exploitatie PIA
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 37.560,00 m³/jaar |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,50 m³/uur |
12.1.1.2°b) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 990,00 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 995,00 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,74 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 kg |
31.1.2°b) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; | 792,00 kW |
46.2°b) | wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 452,00 kW |
Gecoördineerde rubriek(en) Tijdelijke werfinrichting PIA
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
2.2.2.h) | afvalstoffen, afkomstig van 1 specifieke bouw- en sloopwerf of wegenwerk, waarbij minstens 50% van de stoffen na behandeling nuttig worden aangewend op de plaats van het ontstaan ervan, waarbij de inrichting niet langer dan 1 jaar in exploitatie zal zijn en waarbij de inrichting zich op maximaal 1000m van het wegenwerk bevindt of ter plaatse (op het perceel zelf of op een aangrenzend perceel) van de bouw- en sloopwerf; | 14.000,00 m³ |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 1.200,00 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4.000,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 2 verdeelslangen |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 20 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 56,00 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 1.000,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 18,00 ton |
17.3.4.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 2,00 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.500,00 liter |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur, met uitzondering van de tijdelijke ingedeelde inrichtingen en activiteiten die beperkt worden tot een periode van 3 jaar na start der werken.