Terug
Gepubliceerd op 18/12/2023

2023_CBS_08975 - Omgevingsvergunning - OMV_2022134424. Emiel Vloorsstraat 2. District Hoboken - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 15/12/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Karim Bachar, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_08975 - Omgevingsvergunning - OMV_2022134424. Emiel Vloorsstraat 2. District Hoboken - Goedkeuring 2023_CBS_08975 - Omgevingsvergunning - OMV_2022134424. Emiel Vloorsstraat 2. District Hoboken - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2022134424

Gegevens van de aanvrager:

DEPANNAGE 2000 met als adres Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Antwerpen (België)

Gegevens van de exploitant:

DEPANNAGE 2000 (0403992429) met als adres Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Antwerpen (België)

Ligging van het project:

Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 37 sectie A nrs. 11E, 14V, 15K4, 15E4, 15H4, 15S3 en 35H

waarvan:

 

-          20191216-0078

afdeling 37 sectie A nrs. 15K4, 11E, 35H, 15S3, 15E4, 14V en 15H4 (DEP 2000)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen van een parkeergarage voor Depannage 2000 en een vroegtijdige hernieuwing en aanpassing van de bestaande vergunning IIOA

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          20/05/2021: weigering (OMV_2020051200) voor het bouwen en exploiteren van een nieuwe stalplaats voor voertuigen en een forensisch labo en de actualisatie van enkele Vlaremrubrieken;

-          04/06/2004: vergunning (1006#4413) voor het bijbouwen van een auto-opslagplaats;

-          14/11/2003: vergunning (1006#4543) voor het uitbreiden van de autostaanplaatsen;

-          08/01/2003: vergunning (1006#4620) voor het plaatsen van een poort in de scheimuur (regularisatie);

-          24/10/2001: vergunning (1006#4214) voor het verharden van het terrein en oprichten van scheidingsmuren;

-          07/10/1999: vergunning (1006#12551) voor het plaatsen van een ondergrondse dieseltank met pompinstallatie;

-          22/12/1998: vergunning (1006#19579) voor het bijbouwen van een scheidingsmuur;

-          17/02/1994: vergunning 1006#19726) voor het plaatsen van een zendmast en een reclame op paal.

 

Vergunde toestand

-          functie:

  • een bedrijfspand met kantoren en een buitenaanleg voor het tijdelijk stallen van voertuigen (Depannage 2000):

-          3 loodsen voor opslag van voertuigen;

-          1 kantoorgebouw;

-          1 tankstation CNG;

-          inrichting:

  • parkingzone omheind met 4 m hoge afsluitingsmuur met prikkeldraad.

 

Bestaande toestand

-          conform vergunde toestand.

 

Nieuwe toestand

-          functie: 

  • nieuw parkeergebouw op site Depannage 2000;
  • voor getakelde voertuigen;
  • op gelijkvloerse verdieping inpandige ruimte voor forensisch onderzoek op voertuigen; 

-          bouwvolume:

  • 4 bouwlagen met plat dak;
  • kroonlijsthoogte van 15,85 m;
  • rechthoekig grondplan van 134 m bij 40 m;
  • 4 trappenhallen in de gevels;
  • 2 autoliften;

-          gevelafwerking:

  • kolommen in glad grijs beton;
  • borstweringen in prefab beton silex;
  • stalen schrijnwerk;

-          inrichting:

  • (brand)weg rondom gebouw;
  • 2 wadi’s.

 

Inhoud van de aanvraag

-          slopen van bestaande verharding;

-          bouwen van een parkeergebouw;

-          aanleggen van het terrein rondom het gebouw.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 10 juli 2008 verleende de deputatie een vergunning aan Depannage 2000 voor het verder exploiteren na verandering van een depannagebedrijf (MLAV1/07-583). Op 11 december 2020 werd door het college een gedeeltelijke weigering uitgesproken voor bepaalde stedenbouwkundige handelingen en de daaraan verbonden ingedeelde inrichtingen en activiteiten (OMV_2020051200). Deze weigering werd in beroep bevestigd door de deputatie (OMBER/2021-0040).

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft het vroegtijdig hernieuwen van de bestaande vergunning en het veranderen van een aantal activiteiten van een depannagebedrijf. Zo wordt voorzien in de bouw van een open parkeergebouw en een forensisch labo voor sporenonderzoek.

 

Aangevraagde rubriek(en)

  

Aangevraagde rubriek(en) DEP 2000
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

50,00 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

130 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

8 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

15.6.2°

het al dan niet overdekt stallen van meer dan 25 ton geaccidenteerde voertuigen of voertuigwrakken, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;

150,00 ton

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

67,30 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

19,16 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

2,16 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 labo

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

25,35 kW

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

DEP 2000

Bij te stellen voorwaarde:

artikel 4.2.5.1.1. § 1:
Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximumhoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen.
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen:
- voor debieten >2 m³/uur of >20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;
- voor debieten >50 m³/uur (lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat) of >100 m³/uur (lozing van bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat):
de plaatsing van debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen. 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

Het wegvallen van de verplichting om een meetgoot te plaatsen. 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC

17 april 2023

27 juni 2023

Ongunstig

POVC

18 augustus 2023

17 oktober 2023

Ongunstig

Aquafin

17 april 2023

30 november 2023

Voorwaardelijk gunstig

Aquafin

18 augustus 2023

20 oktober 2023

Voorwaardelijk gunstig

Departement Mobiliteit en Openbare Werken

18 augustus 2023

26 mei 2023

Ongunstig

FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID

18 augustus 2023

25 april 2023

Gunstig

Fluvius

17 april 2023

10 mei 2023

Geen advies

Fluvius

18 augustus 2023

31 augustus 2023

Geen advies

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

17 april 2023

1 juni 2023

Voorwaardelijk gunstig

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen - Bouwadvies

18 augustus 2023

27 september 2023

Voorwaardelijk gunstig

OVAM 

17 april 2023

12 mei 2023

Geen advies

OVAM

18 augustus 2023

31 augustus 2023

Geen advies

Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie

17 april 2023

25 april 2023

Geen bezwaar

Departement Omgeving - stedenbouwkundig advies

18 augustus 2023

4 oktober 2023

Geen advies

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (AGB)

17 april 2023

 

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

17 april 2023

2 mei 2023

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

18 augustus 2023

25 augustus 2023

Stadsontwikkeling/ Klimaat en Leefmilieu

17 april 2023

8 mei 2023

Stadsontwikkeling/ Klimaat en Leefmilieu

18 augustus 2023

8 september 2023

Stadsontwikkeling/ Klimaat en Leefmilieu/ Luchtkwaliteit en geluid

17 april 2023

20 april 2023

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

17 april 2023

10 mei 2023

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

18 augustus 2023

11 september 2023

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Ruimtelijke Planning

17 april 2023

28 november 2023

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Ruimtelijke Planning

18 augustus 2023

28 november 2023

Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte

17 april 2023

8 juni 2023

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • Artikel 43: Septische putten: de inhoud van de septische put is niet gegeven;
  • Artikel 44: Vetafscheiders en olieafscheiders: het tracé van het water dat op de nieuwe verharding valt en de afvoer ervan naar de KWS-afscheiding (olieafscheider) is niet weergegeven op de tekeningen.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving besluit de toegevoegde project-MER-screeningsnota dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. De nota wordt aanvaard.
 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft geen beperkte oppervlakte en ligt grotendeels in een effectief overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat mogelijk schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er werd daarom advies gevraagd aan de stedelijke dienst Klimaat en Leefmilieu. Dit zal verder besproken worden in het verslag GOA onder bodemreliëf.
 

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

 

-          Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag bevat onvoldoende informatie om te kunnen nagaan of er wordt voldaan aan artikels 43 en 44 van de bouwcode. De aanvraag moet in overeenstemming komen met deze artikels. Dit wordt dan ook opgenomen als voorwaarde van vergunning.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag heeft betrekking op het bouwen van een nieuwe open parkeergarage. De parkeergarage zal gebruikt worden voor het tijdelijk stallen van voertuigen die getakeld werden na een ongeval of na inbeslagname.

 

Gelet op het onderwerp van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Business en Innovatie, zij concluderen als volgt:

“De aanvraag omvat de bouw van een parkeergarage voor de tijdelijke stalling van voertuigen die getakeld worden na een ongeval of na in beslagname al dan niet in functie van een gerechtelijk onderzoek. Een afgesloten zone binnen het gebouw wordt ingericht als lokaal voor forensisch onderzoek.

De bedoeling van het gebouw is niet zozeer om de activiteiten van D2000 fel uit te bouwen (capaciteitsverhoging van maximum ± 15%) maar wel om de wagens op een betere meer kwaliteitsvolle manier en overeenkomstig de nieuwe mobiliteit te kunnen stallen. Tevens wordt er ook zwaar ingezet op veiliger en milieubewuster werken. Ook wil D2000 door een doorgedreven ontharding in de zone van de aanvraag een aanzet geven richting de visie van stad Antwerpen voor het maken van een parkgebied. Voor de uitwerking werd ook rekening gehouden met het beeldkwaliteitsplan van BGA.

In het milieuluik wordt de aanvraag tot het vroegtijdig hernieuwen van de bestaande vergunning voor de volledige site en het veranderen van een aantal activiteiten opgenomen.

De site is gelegen in de stedelijke werklocatie Lageweg zoals voorzien in de beleidsnota ruimtelijke economie. Voor het plangebied is een brownfieldconvenant lopende en een ontwerp ruimtelijke uitvoeringsplan in voorbereiding.

Vanuit economisch standpunt is de herinrichting en modernisering van de site stedenbouwkundig te verantwoorden op deze locatie. De volledig hernieuwing van de milieuvergunning is gelet op de ingrijpende wijzigingen aanvaardbaar en logisch.

De uitgevoerde taken zijn ook noodzakelijk en in sommige gevallen wettelijk verplicht.

Voor het dossier wordt gunstig advies gegeven.”

Het gegeven advies van Business en Innovatie wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd.

 

Het project werd daarnaast ook gunstig geadviseerd door de stedelijke dienst Ruimtelijke Planning:

“De aanvraag betreft de bouw van een open parkeergebouw door Depannage 2000 gesitueerd in de Emiel Vloorsstraat 2 te 2660 Hoboken. Het gebouw zal worden ingericht in een zone die momenteel reeds in gebruik is als gelijkgrondse open stallingzone.

 

Huidig kader

•         Het gewestplan is van kracht, het is grotendeels gelegen in industriegebied en deels in woongebied

•         Het gewestelijk RUP ‘grootstedelijk gebied Antwerpen’ is van kracht.

•         Het is gelegen in watergevoelig gebied zoals aangeduid op de Watertoetskaarten

•         Voor het gebied is een stadsontwikkelingsproject De Lageweg aan de gang, waarvoor het RUP Lageweg in opmaak is. Op vandaag wordt gewerkt aan het voorontwerp van het RUP. De startnota werd reeds goedgekeurd door het college.

 

Het RUP Lageweg beoogt een grootstedelijk park met daar rond een gemengd gebied (wonen, bedrijvigheid en voorzieningen). Voor de locatie waar de omgevingsvergunningsaanvraag voorligt voorziet de startnota van het RUP twee mogelijkheden:

  1. Uitbreiding bestaande bedrijvigheid;
  2. Tramstelplaats in combinatie met bedrijvigheid en woonprogramma.

Het voorstel voor deze aanvraag is conform met mogelijkheid 1 en hypothekeert mogelijkheid 2.

 

Het RUP Lageweg is gebaseerd op het voortraject van het stadsontwikkelingsproject.

•         Er is een voortraject in coalitie doorlopen, er is samen een ruimtelijke visie ontwikkeld. Depannage 2000 maakte ook deel uit van die coalitie.

•         De intentie van de coalitiesamenwerking is om de verschillende partners in het gebied te betrekken in de visievorming van het terug in omloop brengen van de leegstaande bedrijven (en terreinen) en de bestaande bedrijven en gebruikers te blijven faciliteren.

•         Doelstellingen van de samenwerking zijn: leegstaande percelen opnieuw in omloop brengen en voor de bestaande percelen intensiever ruimte gebruik na te streven, een hoger voorzieningenniveau in de wijk te introduceren, een park op wijkniveau te voorzien met grote groenblauwe kwaliteit, het gebied te verdichten en vernieuwen. Dit met het oog op het bekomen van een gemengde wijk met ruimte voor bedrijvigheid, wonen, voorzieningen rond een grootstedelijk park met hoge groenblauwe kwaliteit.

•         Voor het gebied waar de percelen van Depannage gelegen zijn geeft de gewenste ruimtelijke structuur twee mogelijkheden: enerzijds het behoud van Depannage 2000 maar met een herstructurering en efficiëntieslag van alle gebouwen zodat de parkstructuur met ruimte voor water mogelijk wordt en anderzijds de percelen omvormen (herlocatie van Depannage) zodat de gehele noordelijke zone (waaronder de percelen van Depannage) één zone wordt voor de bouw van een nieuwe tramstelplaats (Jan van de Wouwerstraat) geïntegreerd met bedrijvigheid, voorzieningen en wonen. 

 

Het raamwerk (of masterplan) beschrijft de gewenste ruimtelijke structuur en is in samenwerking uitgewerkt en wordt op vandaag verder in samenwerking verfijnd. Voor het gebied waarover deze aanvraag gaat zijn verschillende (ontwerpende) onderzoeken verricht.

Het voorstel van deze aanvraag:

•         Volgt de principes van het intensiever ruimte gebruik door het stapelen van bedrijvigheid,

•         Is conform met het masterplan waar de noordelijke zone voorzien wordt voor (bestaande) bedrijvigheid.

 

Voor de percelen net ten zuiden van het parkeergebouw wordt op vandaag nog (ontwerpend) onderzoek verricht naar de toekomstige bebouwingsmogelijkheden. Ook op deze percelen speelt een grote waterziekte en overstromingsgevoeligheid. Als gevolg daarvan worden deze percelen mogelijk volledig als parkruimte ingetekend. Het parkeergebouw zou als dusdanig gevel geven aan de parkruimte.

 

De omgevingsvergunningsaanvraag en het raamwerk werden voorgelegd aan de Integrale kwaliteitskamer op 22 september 2023. Daarin werd gesuggereerd om een bijkomende bouwlaag op het parkeergebouw te voorzien om als dusdanig een nog sterkere efficiëntieslag te kunnen realiseren en parkruimte met water te voorzien. Als gevolg daarvan werd door Atelier Stadsbouwmeester ontwerpend onderzoek verricht. Het resultaat daarvan is dat een bijkomende laag op het parkeergebouw een snellere fasering met zich mee zou brengen, maar niet noodzakelijk is om de geambieerde parkruimte te kunnen realiseren. Vanuit dit advies wordt daarom dus niet expliciet aangestuurd op de bijkomende bouwlaag. Desalniettemin wordt er evenmin expliciet negatief geadviseerd op een bijkomende bouwlaag moest deze ooit voor Omgevingsvergunning voorliggen. Daarbij zou dan wel de goede ruimtelijke ordening leidend zijn om te beoordelen of dergelijke bouwhoogtes te verzoenen zijn met de nabijgelegen (toekomstige) bebouwing.”

 

Integratie gewestplan

 

Deze nieuwe bebouwing wordt geplaatst op de grens van twee verschillende bestemmingszones, woongebied en industriegebied. De nieuwe bebouwing en activiteiten zullen hierdoor in overeenstemming moeten zijn met beide bestemmingen. De diverse activiteiten zoals aangegeven in de begeleidende nota kunnen als volgt worden samengevat:

-          Wagens te stockeren die foutief geparkeerd zijn, geaccidenteerd zijn of in beslag genomen werden.

-          Deze wagens worden op de site behouden tot deze worden teruggeven aan de rechtmatige eigenaar.

-          Een aandeel van de betrokken wagens wordt verkocht in kader van een uitvoerend beslag.

-          Daarnaast zal deze site ook gebruikt worden voor het uitvoeren van een forensisch onderzoek.


Dit wordt als volgt gemotiveerd door de aanvrager:

“Artikel 5 van het KB van 28 december 1972 houdende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen en de ontwerpgewestplannen bepaalt dat het volgende mogelijk is in woongebied:

“De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.”

 

Artikel 7 van hetzelfde KB bepaalt dat het volgende mogelijk is in industriegebied:

“Deze zijn bestemd voor de vestiging van indoor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten.

Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.”

 

De aanvrager stelt dat “Aldus is sprake van een diversiteit aan activiteiten op de site. Elk van de activiteiten hoort evenwel thuis binnen de geldende gewestplanbestemming. Het takelen van wagens op zich dient wellicht omschreven te worden als een dienst. Depannage 2000 is op zich aldus een dienstverlenend bedrijf. Het staat buiten discussie dat dienstverlening toegestaan is binnen woongebied.

Ook in industriegebied is zulks evenwel het geval, in de vorm van complementaire dienstverlenende bedrijven.

 

Daarenboven mag niet uit het oog verloren worden dat ook de loutere opslag van (gebruikte) wagens expliciet vergunbaar is in industriegebied. Hierbij dient gewezen te worden op hetgeen in artikel 8 van het KB van 28 december 1972 wordt uiteengezet. Hierin worden nadere detailleringen weergegeven van de industriegebieden. Concreet wordt in artikel 8 gesteld:

 

2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen worden gegeven: 2.1.1. de gebieden voor vervuilende industrieën. Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven die ter bescherming van het leefmilieu moeten worden afgezonderd;

2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven

die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd;

2.1.3. de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en

middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine

opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.

 

Aldus blijkt dat in gebieden voor ambachtelijke en kleine en middelgrote ondernemingen wel degelijk een vergunning verleend kan worden voor opslagplaatsen van gebruikte voertuigen. Het is daarbij evident dat wat vergund kan worden in een gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO, zijnde een bijzondere vorm van industriegebied, evenzeer in een ‘gewoon’ industriegebied vergund kan worden.”

Er wordt in de motivering van de aanvrager ook verwezen naar een uitspraak van de Raad van staten voor gelijkaardig dossier.

 

De POVC neemt hierin een ander standpunt in. Er wordt verwezen naar: “artikel 7 van de omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief van 25 januari 2002 en 25 oktober 2002, waarin de begrippen ‘industriële bedrijven en ‘ambachtelijke bedrijven’ als volgt worden toegelicht:

-          Industriële bedrijven: bedrijven waar grondstoffen worden verwerkt, of nog, productief- technische bedrijven;

-          Ambachtelijke bedrijven: ambachtelijke bedrijven zijn deze bedrijven waar handwerk primeert, wat het gebruik van machines evenwel niet uitsluit.”

De POVC stelt vast dat “de voorliggende aanvraag een depannagebedrijf betreft. Het gaat bijgevolg om de loutere opslag van voertuigen na takeldiensten. De voertuigen worden later terug opgehaald of afgevoerd. Er wordt niets bewerkt, verwerkt of geproduceerd of, indien dat toch het geval zou zijn, ligt daar zeker niet de nadruk op. De POVC is van oordeel dat de aanvraag bijgevolg niet in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan…”

Ook verwijst de POVC naar artikel 8 van het KB van 28 december1972:

“Betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen bepaalt dat de opslag van gebruikte voertuigen en schroot specifiek voorzien is in gebied voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor Kmo’s (art 8.2.1.3). Het is niet correct om voorschriften van deze categorie van industriegebied toe te passen op een andere categorie van industriegebieden in het algemeen. Bovendien bepaalt het voormelde artikel dat in deze specifieke zone opslag van gebruikte voertuigen en schroot mede mogelijk zijn. Dergelijke opslag moet bijgevolg nog steeds ten dienste staan van de industriële of ambachtelijke activiteiten.”

 

De stedenbouwkundige dienst van de stad Antwerpen volgt het standpunt van de POVC in deze niet. Het bedrijf werd opgericht als vestiging op deze locatie in 1967, voor de invoering van het gewestplan. De activiteiten van dit bedrijf zijn aanwezig voorafgaand het invoeren van bovenstaande KB’s. De nieuwe aanvraag voorziet enkel een nieuw bouwvolume om deze vergund geachte activiteiten verder te kunnen exploiteren.

De stad is daarnaast van mening dat het standpunt van de POVC zoals geformuleerd in haar advies, berust op een te enge interpretatie van de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan.

 

De gedetailleerde weergave beschreven in artikel 8 van het KB van 28 december 1972 sluiten conform artikel 8 van het KB van 28 december deze activiteiten niet specifiek uit. Het kerntakenpakket van Depannage 2000 is ruim. Een groot deel van de activiteiten betreft het tijdelijk stallen van voertuigen die getakeld worden na een ongeval of na inbeslagname. Deze kerntaak valt enerzijds onder dienstverlening en ambacht die thuis kan horen in woongebied. Anderzijds valt deze activiteit ook onder de complementaire dienstverlening van het industriegebied. Gekoppeld aan deze kerntaak zijn er handelingen die thuishoren in het industriegebied.

Voorbeelden hiervan zijn:

-          De diverse beheersmaatregelen getroffen om de brandrisico’s die gepaard gaan met het stallen van elektrische voertuigen te beheren.

-          Het specifiek behandelen van voertuigen welke gebruikt werden voor criminele doeleinde.

Gelet op het bovenstaande is de interpretatie van stad Antwerpen dat aanvraag wel degelijk in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag bevindt zich op een scharnierpunt tussen twee bestemmingszones. Ten zuiden van het nieuwe gebouw bevindt zich een kleinschalige woonwijk met voornamelijk woning van 2 bouwlagen onder een hellend dak. In het oosten en westen van het nieuwe gebouw bevinden zich industrie gebouwen met een eenzijdige gevelafwerking. Deze zone wordt omsloten langs de noordelijke zijde door de Herenpolderbrug en de spoorweg. Het nieuwe gebouw bevindt zich op de as van de bestaande industriële gebouwen.

 

Het gebouw heeft een grotere schaal dan de overige bebouwing in de omgeving. Met een breedte van 134,35 meter en een diepte van 49,4 meter heeft dit gebouw een aanzienlijke footprint. Het heeft een hoogte van 15,85 meter. Voor de impact van de naastgelegen woonwijk is het cruciaal dat er voldoende afstand bewaard blijft tussen het nieuwe gebouw en de naastgelegen woonwijk.

 

In de omzendbrief van 8 JULI 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief dd. 25/1/2002 en 25/10/2002 werd hierover verduidelijking weergegeven.

“Rondom de industriezones en ambachtelijke zones dient (op de aldus aangeduide zone) een bufferstrook aangelegd te worden waarvoor als breedte volgende cijfers als richtinggevend kunnen worden vooropgesteld:

-          15 m voor ambachtelijke bedrijven;

-          25 m voor milieubelastende bedrijven;

-          50 m voor vervuilende industrie. Wanneer zij palen aan woongebieden moeten deze breedten vergroot en zelfs verdubbeld worden.”

De activiteiten van de aanvraag vallen onder de eerste categorie. De dichtstbijzijnde perceelsgrens met de woonwijk bevindt zich op circa 18 meter. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zal er bij de bepaling van de bufferzone volgende aspecten bekeken worden:

-          Een minimale afstand van 15 meter bufferzone zoals in het richtinggevend kader zoals aangehaald in de bovenstaande omzendbrief.

-          De bouwhoogte van het pand moet begrepen zijn tussen twee verticale vlakken onder een hoek van 45° ten opzichte van elke erfscheiding en de kroonlijst van het nieuwe gebouw

-          Bijkomend mogen ze in geen geval een negatieve invloed hebben op het gebruik en de bezonning van naast- of onderliggende verblijfsruimten en buitenruimten. Door de specifieke inplanting en oriëntatie (ten noordwesten) van het gebouw zal er een minimale schaduwwerking zijn voor de omliggende percelen.

Het voorgestelde project voldoet aan dit beoordelingskader. Deze voorgestelde bufferzone wordt ook gunstig beoordeeld in het verslag van de POVC.

 

Het voorstel is bijgevolg ruimtelijk inpasbaar in deze omgeving.

 

Visueel-vormelijke elementen

Het nieuwe gebouw krijgt een industriële open uitstraling. De kolommen, balken en trappenhal worden uitgevoerd in glad beton, dit in combinatie met silexbeton voor de gevelpanelen. De voorgestelde uitwerking is visueel inpasbaar in deze ruimtelijke context van het gebied.

 

Bodemreliëf

Volgens de recente waterkaarten bevindt de aanvraag zich op een perceel dat en omgeving die overstromingsgevoelig zijn volgens de pluviale kaarten. Het dossier werd ingediend op 20 december 2022. Hierdoor is de gewijzigde wetgeving van de watertoets daterend van 1 januari 2023 nog niet van toepassing en valt het dossier terug op de voorgaande wetgeving. Er werd tijdens de procedure advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Klimaat en Leefmilieu. Door deze dienst werd er ook om bijkomende informatie gevraagd over de bepaling van hun overstromingspeil. De aanvrager bezorgde hierover verduidelijking. Uit deze verduidelijking volgde een gunstig advies. Er wordt uitgegaan van een overstromingspeil van 4,1 mTAW zoals vastgesteld in een studie, uitgevoerd door Sweco, om de waterproblematiek van de plek in kaart te brengen. De aanvraag toont aan dat er voldoende waterbergend vermogen gerealiseerd wordt om het ingenomen volume en oppervlakte te compenseren.

 

Deze dienst geeft ook informatief mee dat de vloerpas van het open parkeergebouw gelegen ligt op 3,95 mTAW en is dus overstroombaar. Dit zou geen probleem zijn voor de wagens die daar (tijdelijk) geparkeerd staan. Voor deze wagens blijft er weliswaar een risico bestaan dat door de bouwheer genomen wordt.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Het dossier werd voorwaardelijk gunstig geadviseerd vanuit de brandweer. De voorgestelde voorwaarden worden integraal opgenomen als voorwaarde van vergunning.

 

Het dossier werd ongunstig geadviseerd door het departement Omgeving. Dit advies wordt niet gevolgd. Het ongunstig advies is immers gebaseerd op de intentie om in de toekomst tramstelplaats te realiseren op deze percelen. Het perceel is gelegen in een zone wat deel uitmaakt van een RUP in opmaak. In dit RUP worden effectief twee mogelijkheden bekeken:

-          Het behoud van Depannage 2000 maar met een herstructurering van al gebouwen.

-          Het bouwen van een nieuwe tramstelplaats.

Momenteel zijn er echter geen concrete plannen om op deze plaats een tramstelplaats uit te bouwen. De Lijn heeft geen grondaandeel noch een financieringsvoorstel.

 

Tijdens de procedure werd er meermaals advies ingewonnen bij Aquafin. Het dossier werd tijdens de procedure in eerste instantie ongunstig beoordeeld door Aquafin. Onder andere naar aanleiding van dit advies werd er een nieuwe projectinhoudversie opgeladen door de aanvrager. Aquafin verleende in tweede aanleg wel een gunstig advies.

“Addendum 2 19/10/2023 – P23007737

Naar aanleiding van onderstaande opmerkingen is een toelichtingsnota ingediend. Met de aanpassingen en toelichting kan akkoord gegaan worden.”

Het advies is weliswaar als voorwaardelijk gunstig opgeladen in het omgevingsloket, maar het is een gunstig advies zonder specifieke voorwaarden. Die kunnen dus ook niet overgenomen worden. Uiteraard zijn algemene voorwaarden uit het advies wel op te volgen.

 

Het dossier werd gunstig geadviseerd door de ASTRID-veiligheidscommisie.

 

De verkeerspolitie heeft geen bezwaren tegen het voorgestelde project.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het dossier werd voorwaardelijk gunstig geadviseerd door de stedelijke dienst Mobiliteit:

-          De theoretische stallingscapaciteit stijgt van 1.350 naar 1.707. Dat is een stijging met 26%, terwijl men in het dossier aanneemt dat er slechts een beperkte stijging zal zijn. In (de eerste versie van) het MOBER werd in een extra hoofdstuk een sensitiviteitstoets voor een stijging +15% berekend. Het feit dat er maar rekening gehouden wordt met een stijging van 16% in de bedrijfsuitoefening (1576 voertuigen stallen) neemt niet weg dat er een wel de mogelijkheid is dat men verder groeit en daarop ook uitbreiding voorziet. De redeneringen dat zou verklaren dat het aantal bewegingen niet evenredig zou zijn met de capaciteitsstijging wordt niet gevolgd.

Er moet wel degelijk rekening gehouden met een aanzienlijke stijging in een stedelijke omgeving.

  • Extra verkeersgeneratie in de omgeving
  • Aandeel groot en zwaar transport
  • Effecten op de verkeerafwikkeling en de verkeersveiligheid
  • Extra personeel n.a.v. grotere stallingscapaciteit
  • Impact op interne veiligheid van het bedrijfsterrein, voornamelijk voor voetgangers en fietsers

 

-          Er is een extra hoofdstuk over de werffase toegevoegd. Hierin is sprake van 2 locaties te huur in de directe omgeving, maar er wordt niet meegegeven over welke locaties en welke stallingscapaciteiten het gaat. De ontsluiting en impact ervan tijdens de werffase(n) is dus onbekend. De bezorgdheid blijft dat de aanliggende woonwijken meer verkeer dan in de huidige situatie krijgen te verwerken, wat in alle fasen vermeden moet worden.

 

-          Verkeersveiligheid blijft een aandachtspunt, zowel op als rond de site.

  • Intern: als maatregel wordt toegevoegd dat er ‘looplijnen’ voorzien worden. Een heldere toelichting bij de herstructurering (inclusief te verwachten optimalisatie voor voetgangers en fietsers) ontbreekt nog steeds in het dossier. Op het later toegevoegde plan met de belijning voetgangersbewegingen worden looplijnen aangeduid die achter haaks geparkeerde voertuigen langslopen in de manoeuvreerzone en bovendien leiden die niet logisch tot de bureelingang. Optimalisatie is hier nog mogelijk.
  • Extern: de 2e toegang van het bedrijf sluit aan op de zijde Herenpolderbrug. Daar kruist in-/uitrijdend verkeer een dubbelrichtingsfietspad met hoge fietsintensiteiten. Deze toegang dient steeds gesloten te zijn. In dagdagelijks gebruik is de ingang langs de Emiel Vloorsstraat de enige ingang die gebruikt wordt. De zijingang mag niet dagelijks gebruikt worden. Deze kan enkel in uitzonderlijke situaties bijkomend gebruikt worden (bijvoorbeeld voor brandweer en hulpdiensten).
  • De ruimte tussen rijbaan en fietspad ter hoogte van het verkeerslicht is daar voorzien omwille van zichtbaarheid van alle verkeersdeelnemers op elkaar. Nu staan daar altijd op alle momenten van de dag grote voertuigen van Depannage 2000 geparkeerd die de zichtbaarheid ter hoogte van het kruispunt volledig belemmeren. Deze moeten op eigen terrein geparkeerd worden.

 

-          Bereikbaarheid in de toekomst

  • Er wordt geen melding gemaakt van de nieuwe knoop Zuid en Ringpark Zuid, kortom de grootschalige werken die in komende jaren in de directe omgeving op de planning staan. De Emiel Vloorsstraat zal op een andere manier op het hoger wegennet worden aangesloten. Tijdens de aanleg van Knoop Zuid die vele jaren zal duren, zal er impact zijn op de bereikbaarheid van de site van Depannage 2000. Aan- en afrijden doorheen de aanliggende woonwijken in die fase moet worden vermeden. In de toekomst blijft er een goede aansluiting gegarandeerd.

 

-          Fietsvoorzieningen:

  • De werken knoop Zuid zullen voor het personeel dat uit noordelijke richting komt mogelijk aanleiding vormen hun woon-werkverplaatsing te heroverwegen. Om een stijgend fietsgebruik aan te moedigen en op te kunnen vangen, is een groter aantal fietsstalplaatsen wenselijk en aanbevolen. Op het plan staan extra fietsenstallingen ingetekend. Voor de werknemers die gedurende lange periode hun fiets stallen wordt verwacht dat de stallingen overdekt en afsluitbaar zijn.

 

-          Laden en lossen:

  • Dient op eigen terrein te gebeuren (zie opmerkingen over interne verkeersveiligheid op bedrijfsterrein en tijdens de verbouwingswerken).”

 

Dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt bijgetreden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Ter hoogte van de Emiel Vloorsstraat wordt er door Depannage 2000 een takel- en bergingsbedrijf uitgebaat. Voertuigen die na een ongeval of pech weggesleept of in beslag genomen worden, worden tijdelijk op de terreinen gestald. De inrichting bestrijkt een oppervlakte van 2,5 ha. Tot op heden is er een werkplaats met kantoren, een open parkeerruimte en een stalplaats/loods aanwezig. Het nieuwe parkeergebouw zal bestaan uit 4 verdiepingen en kan 1.175 wagens stallen.

Er wordt een vroegtijdige hernieuwing van de bestaande vergunning en het veranderen van een aantal activiteiten aangevraagd. De motivatie voor de vroegtijdige hernieuwing betreft dat de bouw van een nieuwe parkeergarage een aanzienlijke investering vraagt.

Volgende nieuwe activiteiten worden aangevraagd:

-          het wassen van 28 voertuigen per week;

-          het stallen van maximaal 15 ton voertuigwrakken en 135 ton geaccidenteerde voertuigen;

-          de realisatie van een forensisch laboratorium voor sporenonderzoek. Hierbij wordt geen afvalwater gegenereerd.

 

Volgende activiteiten worden geactualiseerd:

-          Er is slechts één verdeelslang aanwezig.

-          Er is geen opslag meer van verf en solventen maar wel van zeep en koelvloeistof.

-          De spuitcabine is niet meer aanwezig.

-          De stookinstallaties worden verwijderd.

-          Er is geen opslag van gas meer.

-          De lozing van het bedrijfsafvalwater wordt aangepast door gebruik te maken van de berekeningsmethode van de VMM voor het lozen van potentieel verontreinigd hemelwater.

 

Er wordt een onderscheid gemaakt in het stallen tussen de eigen bedrijfsvoertuigen (takelwagens, trekkers, heftrucks, privé voertuigen van het personeel,…) en voertuigen afkomstig van depannage (personenwagens, bussen, vrachtwagens, lichte vracht).

Voor de wijze van stalling wordt er een onderscheid gemaakt in 3 voertuigtypes. Voertuigen type 1 zijn foutparkeerders die grotendeels bestaan uit personenwagens. Deze wagens worden in openlucht gestald. Voertuigen type 2 bestaan uit geaccidenteerde wagens (zowel personenwagens als andere wagens). Deze worden onder de luifel of in openlucht gestald op een vloeistofdichte vloer. Voertuigen type 3 bestaan uit voertuigen die in beslag zijn genomen. De verblijfstijd is vaak onbekend maar eerder langdurig. De opslag van dit type zal plaatsvinden in het nieuwe garagegebouw en de loods. Voor dit type voertuigen wordt eveneens een forensisch labo voorzien.

 

Een bijkomende nota aangeleverd op 9 november 2023 verduidelijkt de nieuwe activiteiten van Depannage 2000 in samenwerking met VAB.

 

Uit de nota: “Een belangrijk deel van de nieuwe activiteiten spitst zich toe op de beveiliging van voertuigen met een tractiebatterij (dit zijn de 100% elektrische voertuigen, maar ook alle hybride voertuigen). Naargelang het veiligheidsniveau (risico op brand van of schade aan de tractiebatterij) zullen de activiteiten voor D2000 (deels) verschillen:

 

-          Elektrisch voertuig met pech: monitoring + indien nodig in quarantainezone afzonderen + ontladen van de tractiebatterij. De wegenwachters van VAB zijn opgeleid en uitgerust met nodig materiaal om EV’s met veiligheidsrisico te kunnen triëren. Bij detectie van een veiligheidsrisico neemt D2000 de taak over van de VAB-wegenwacht.

-          Geaccidenteerd elektrische voertuig: monitoring + indien nodig in quarantainezone afzonderen + ontladen van de tractiebatterij.

-          Beslagname van elektrisch voertuig: opvolgen conditie batterij + indien nodig batterij op minimale spanning houden.

 

De focus van VAB en D2000 ligt op preventie:

-          het voorkomen van een mogelijke brand bij voertuigen waar de batterij schade heeft opgelopen (bij pech of ongeval);

-          het in conditie houden van de tractiebatterij bij langere stalling. Slecht of ontbrekend batterijbeheer kan onherroepelijk schade veroorzaken.”

 

De ‘quarantainezone’ wordt niet op de plannen weergegeven. Uit de nota blijkt dat deze zone geïsoleerd is van alle andere gebouwen en voorzien is van een bluswateraansluiting en een dompelcontainer. Vermoedelijk zullen de voertuigen in een overdekte ruimte moeten gestald worden zodat monitoring van de temperatuur correct kan verlopen. Op de plannen is de dompelcontainer echter ingetekend in openlucht tussen het nieuwe parkeergebouw en wadi 3.

 

De aangeleverde nota verduidelijkt enerzijds de activiteiten van Depannage 2000 maar creëert anderzijds een aantal onduidelijkheden in verband met de locatie van de quarantaine zone en eventueel bijkomende ingedeelde inrichtingen of activiteiten. Mogelijks zijn er ook stedenbouwkundige handelingen van toepassing.

 

Afval

Op het terrein worden voertuigwrakken en geaccidenteerde voertuigen gestald. Er vindt geen demontage, depollutie, verkleining, noch vernietiging plaats. Rubriek 2.2.2.d is bijgevolg niet van toepassing.

Op de site is een container water aanwezig die wordt voorzien voor het onderdompelen van elektrische voertuigen die vuur zouden gevat hebben. Dit water wordt niet geloosd in de openbare riolering maar afgevoerd naar een erkende verwerker.

Afvalwater

De exploitant vraagt de lozing van bedrijfsafvalwater met een maximaal debiet van 50 m³/u – 128 m³/d – 2.772 m³/jaar via een kws-afscheider met slibvang in de openbare riolering. De Vlaamse Milieumaatschappij adviseert voorwaardelijk gunstig voor deze lozing. Volgende voorwaarden worden opgenomen:

-          de lozing gebeurt via een KWS-afscheider met slibvang;

-          het wassen van de voertuigen gebeurt maximaal met hemelwater;

-          de gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Europese Verordening (648/2004) betreffende detergenten.

De exploitant vraagt een bijstelling van artikel 4.2.5.1.1. §1. Er wordt gevraagd om af te zien van de verplichting voor de plaatsing van een meetgoot. Het bedrijfsafvalwater bestaat enerzijds uit waswater afkomstig van het wassen van voertuigen en anderzijds uit potentieel verontreinigd hemelwater. Aangezien de beide deelstromen apart bemonsterbaar zijn via controleputten, kan een afwijking op artikel 4.2.5.1.1 §1 toegestaan worden en moet er geen meetgoot geplaatst worden. VMM adviseert ook gunstig de afwijking toe te staan.

Bodem

Op het terrein van Depannage 2000 zijn reeds verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (OVAM 31603). Uit deze rapporten blijkt dat het terrein bij aanleg werd genivelleerd met ophogingsmateriaal. In dit ophogingsmateriaal zijn verontreinigingen met PAK’s vastgesteld van 0-1,5 m-mv. Bijgevolg dienen de funderingsmaterialen als verontreinigd beschouwd te worden. De afgegraven grond dient dan ook naar erkend verwerker getransporteerd te worden. Dit zal als bijzondere voorwaarde opgenomen worden.

Uit het keuringsattest van de hoogspanningscabine blijkt dat er een aantal tekortkomingen zijn. De installatie mocht bij controle 21 maart 2022 in dienst blijven mits de vermelde inbreuken verholpen werden. Een nieuwe keuring was noodzakelijk vóór 31 maart 2023. Aangezien er geen recent keuringsattest werd toegevoegd (dit werd gevraagd maar niet aangeleverd), wordt er van uit gegaan dat de installatie niet conform is. De exploitant dient dan ook de inbreuken zo snel mogelijk te verhelpen en een nieuwe keuring te laten uitvoeren. Dit dient te gebeuren binnen de zes maanden na verlening van de vergunning. Dit zal als bijzondere voorwaarde opgenomen worden.

Op het terrein is een vloeistofdichte piste aanwezig. Op deze piste bevindt zich de wasplaats voor voertuigen, de verdeelslang en de stalplaatsen voor geaccidenteerde voertuigen. De wasplaats en de stalplaatsen op deze piste zijn voorzien van een afvoergoot, die afwatert naar een olieafscheider met slibvang, zodat gelekte vloeistoffen noch de bodem, noch het grondwater, noch het oppervlaktewater kunnen verontreinigen.

De bovengrondse dubbelwandige gasolietank en de ondergrondse dubbelwandige dieseltank zijn voorzien van overvulbeveiliging, lekdetectie en kathodische bescherming. Daarmee wordt voor beide tanks voldaan aan artikel 5.17.4.3.1 van VLAREM II.

Zeep wordt opgeslagen in twee IBC’s van 1.000 liter. Koelvloeistof wordt opgeslagen in één vat van 200 liter. Beide producten bevinden zich in een inkuiping boven een vloeistofdichte vloer. De opslag van smeerolie wordt voorzien in vaten, eveneens boven de vloeistofdichte piste en op lekbakken geplaatst.

Geluid en trillingen

Volgens de MOBER wordt er geen bijkomende verkeersgeneratie verwacht ten gevolge van het project. Hierdoor wordt ook geen bijkomend geluid van aan- en afrijden van voertuigen gecreëerd.

In het nieuwe parkeergebouw zullen de voertuigen binnengebracht worden met een elektrisch aangedreven vorklift of robot, die een minimaal geluid produceert. De werkuren in deze garage beperken zich tot weekdagen, van 8 uur tot 18 uur. De 24-uur-service die het bedrijf biedt, maakt dat voortuigen kunnen aangebracht en gestald worden, maar ze worden buiten voormelde kantooruren niet binnen het parkeergebouw verplaatst. Het ophalen van voertuigen is enkel mogelijk op werkdagen tussen 8 uur en 18 uur.

De werkplaats voor voertuigen en de compressoren bevinden zich binnen in een gebouw, waardoor de geluidsimpact naar de omgeving beperkt wordt.

Er kan besloten worden dat de geluidsimpact naar de omgeving beperkt blijft.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.

2. Er moet een septische put voorzien worden conform de bepalingen van de bouwcode

3. Er moeten vet- en olieafscheiders geplaatst worden conform artikel 44 van de bouwcode.

4. De fietsenstalling moet overdekt, afsluitbaar en in overeenstemming zijn met artikel 29 van de bouwcode.

5. De inrit ter hoogte van de Herenpolderbrug kan enkel gebruikt worden door traag verkeer of door de hulpdiensten tijdens uitzonderlijke situatie.

6. De ruimte op openbaar domein tussen de rijbaan van de Herenpolderbrug en het fietspad mag niet gebruikt worden voor het stallen van voertuigen. 


Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

50,00 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

130 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

8 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

15.6.2°

het al dan niet overdekt stallen van meer dan 25 ton geaccidenteerde voertuigen of voertuigwrakken, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;

150,00 ton

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

67,30 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

19,16 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

2,16 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 labo

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

25,35 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Binnen de 6 maanden na het verlenen van de vergunning bezorgt de exploitant een keuringsattest van de hoogspanningscabine, waaruit blijkt dat de tekortkomingen verholpen werden, aan de dienst Vergunningen met vermelding van het projectnummer OMV_2022134424 (milieuvergunningen@antwerpen.be).

2. De afgegraven grond dient door een erkend verwerker behandeld te worden.

3. De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Europese Verordening (648/2004) betreffende detergenten.

4. De lozing van het bedrijfsafvalwater dient te gebeuren via een KWS-afscheider met slibvang.

5. Het wassen van de voertuigen dient maximaal met hemelwater te gebeuren.

6. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet het bedrijf geen meetgoot plaatsen.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

20 december 2022

Volledig en ontvankelijk

17 april 2023

Start 1e openbaar onderzoek

27 april 2023

Einde 1e openbaar onderzoek

26 mei 2023

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

18 augustus 2023

Start laatste openbaar onderzoek

28 augustus 2023

Einde laatste openbaar onderzoek

26 september 2023

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

14 oktober 2023

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

12 januari 2024

Verslag GOA

7 december 2023

Naam GOA

Bieke Geypens en Gerd Cryns

Wijzigingsverzoeken

De aanvrager heeft één of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.

Minstens één van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.

De aanvaarde wijzigingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

27 april 2023

26 mei 2023

1

0

0

6

28 augustus 2023

26 september 2023

0

0

0

4

 

Bespreking van de bezwaren

Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag, die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.

 

Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werden 11 bezwaarschriften ingediend, die zich als volgt laten samenvatten:

 

Bezwaren stedenbouwkundige aard:

 

  1. Strijdig met bestemmingsvoorschriften: De activiteiten van Depannage 2000 zijn niet in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften (woongebied en industriegebied).

Beoordeling: Het nieuwe gebouw bevindt zich inderdaad op de grens tussen woongebied en industriegebied. In het verslag GOA wordt dit aspect uitgebreid behandeld. Kort samengevat stelt de stad dat de activiteiten van Depannage in beide bestemmingszones ingepast kunnen worden. De kerntaken van Depannage 2000 vallen onder de toegelaten bestemmingen (artikels 5.1.0 en 7.2.0.) van het Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook wordt er opgemerkt dat de bedrijfsactiviteiten al aanwezig waren voor de invoering van het gewestplan.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Strijdigheid met ontwikkelingsmogelijkheden. De aanvraag zou zijn strijdig met de visie van het RUP Stadsontwikkeling de “Lageweg”, welke in deze zone een tramstelplaats voorziet.

Beoordeling: Dit perceel maakt inderdaad deel uit van een RUP in opmaak. De invulling van deze activiteiten en het voorgestelde bouwvolume sluiten wel degelijk aan bij één van de gewenste toekomstbeelden voor deze zone. Dit werd bekrachtigd in het advies van de stedelijke dienst Ruimte.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Geen bufferzone met woongebied: Er wordt onvoldoende bufferstrook voorzien tussen de aanliggende woningen en het nieuw te plaatsen gebouw.

Beoordeling: De dichtstbijzijnde perceelsgrens met de woonwijk bevindt zich op circa 18 meter. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zullen er bij de bepaling van de bufferzone volgende aspecten bekeken worden:

-          Een minimale afstand van 15 meter bufferzone zoals in het richtinggevend kader aangehaald in de bovenstaande omzendbrief.

-          De bouwhoogte van het pand moet begrepen zijn tussen twee verticale vlakken onder een hoek van 45° ten opzichte van elke erfscheiding en de kroonlijst van het nieuwe gebouw.

-          Bijkomend mogen ze in geen geval een negatieve invloed hebben op het gebruik en de bezonning van naast- of onderliggende verblijfsruimten en buitenruimten. Door de oriëntatie (noordwest ten opzichte van de percelen) van het gebouw zal er minimale schaduwhinder zijn voor de omliggende percelen.

Het voorgestelde project voldoet aan dit beoordelingskader. Deze voorgestelde bufferzone wordt tevens gunstig beoordeeld in het verslag van de POVC.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Onvoldoende oppervlakte voor de functie: Het perceel is te klein voor het uitoefenen van de gewenste activiteiten.

Beoordeling: Dit perceel maakt deel uit van een RUP in opmaak. Eén van de uitgangspunten van het RUP in opmaak is de intensivering van de verschillende invullingen in combinatie met de creatie van een grote groene zone. De voorliggende invulling sluit dus aan bij het gewenst toekomstbeeld. Dit werd bekrachtigd in het advies van de stedelijke dienst Ruimte. In het toekomstig RUP wordt deze zone bestemd voor ofwel een tramstelplaats ofwel bedrijvigheid. Het voorgestelde bouwvolume sluit aan bij de vooropgestelde schaal in het RUP.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Schaal van het volume: Het bouwvolume overschrijdt de schaal van de omgeving.

Beoordeling: Dit perceel maakt deel uit van een RUP in opmaak. Het voorgestelde bouwvolume sluit aan bij de visie hiervan. Dit werd bekrachtigd in het advies van de stedelijke dienst Ruimte.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Mobiliteit: De mobiliteitsimpact op het perceel is te groot. De site is bijkomend onvoldoende bereikbaar.

Beoordeling: Voor dit project werd er een MOBER opgemaakt. Deze werd voorgelegd aan de stedelijke dienst Mobiliteit. Mits het naleven van de voorgestelde voorwaarde, kan de mobiliteitsimpact van het project gunstig worden geadviseerd.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Strijdigheid met watertoets. De aanvraag is gelegen in een overstromingsgevoelig gebied. De aanvraag voorziet onvoldoende maatregelen om de waterproblematiek aan te pakken.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Tijdens de procedure werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Klimaat en Leefmilieu. Uit het dossier blijkt dat er voldoende maatregelen getroffen worden om een adequaat antwoord te bieden op deze problematiek.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Verlies aan licht: Er is verlies aan zonlicht in de aangelegen tuinen door de inplanting van de nieuwe bouwvolumes zodat de woonkwaliteit van de buren eronder lijdt.

Beoordeling: Het is correct dat het nieuwe bouwvolume een zeker bouwvolume omvat. Het nieuwe bouwvolume bevindt zich ten noordwesten van de woonwijk. De dichtstbijzijnde perceelsgrens ten opzichte van het nieuwbouwvolume bevindt zich op circa 18 meter (langs de noordzijde). Gelet op de oriëntatie kan er worden vastgesteld dat er geen onaanvaardbare hinder gegenereerd zal worden ten opzichte van de woonwijk. Door de oriëntatie en de afstand van het bouwvolume wordt deze nadelige impact tot het minimale beperkt.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Verlies van uitzicht: Verlies van uitzicht door het grote bouwvolume in het verlengde van de tuinzones van de woonwijk wat afbreuk doet aan de visuele beleving.

Beoordeling: Het klopt dat er in de achtertuinzone een groot volume geplaatst wordt. Zoals verder besproken wordt in het verslag GOA is het bouwvolume zoals voorgesteld aanvaardbaar. Tussen de aangrenzende woonwijk en het nieuwe gebouw wordt er een groene buffer voorzien. Uiteraard wijzigt het uitzicht voor de omwonenden, maar het nieuwbouwvolume brengt hierdoor de woonkwaliteit niet in het gedrang.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Waardevermindering eigendom: De realisatie van het project doet de waarde van het (de)omliggende eigendom(men)verminderen.

Beoordeling: Het bezwaar is niet van stedenbouwkundige aard.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Schending van de privacy: Er is verlies van privacy door inkijk vanuit het nieuwe gebouw aan de achterzijde van de woningen;

Beoordeling: Gelet op de afstand van circa 18 m tussen de gevels van het project en de dichtstbijzijnde perceelsgrens, kan deze stelling niet worden bijgetreden. Het gebouw is enkel toegankelijk voor bevoegde personen. Volgens de beschrijvende nota zullen er tweetal arbeiders werken in het gebouw enkel op weekdagen tussen 8.00 uur tot 18.00 uur. Daarnaast zal de site ook op enkele momenten gebruikt worden door de gerechtelijke politie en onderzoeksteams in het forensisch labo. Dit labo bevindt zich op het gelijkvloers aan de achterkant van het nieuwe gebouw, op geruime afstand van de tuinzones. Bovendien zijn dergelijke afstanden tussen achtergevels niet uitzonderlijk in stedelijke context.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. m.e.r.-screening: De m.e.r.-screening is gebrekkig;

Beoordeling: Het klopt inderdaad dat er een discrepantie is tussen de ‘verantwoordingsnota van de architect’ en de gegevens die ingevuld werden bij het onderdeel MER. Het project betreft wel degelijk een stadsontwikkelingsproject waarvoor een m.e.r.-screening noodzakelijk is (rubriek 10 b). De mogelijke effecten en de van toepassing zijnde rubriek werden dan ook correct ingevuld en beschreven in de aanvraag zodat kon geoordeeld worden dat de opmaak van een project-MER niet noodzakelijk was.

Het klopt niet dat enkel de effecten voortvloeiend uit de uitbreiding niet besproken worden. Zo vermeldt onder andere de MOBER duidelijk een ‘huidig’ en ‘toekomstig’ bereikbaarheidsprofiel. Ook voor de disciplines onroerend erfgoed, geluid of trillingen, biodiversiteit, watersysteem en bodem worden de huidige en toekomstige effecten beoordeeld, weliswaar niet altijd even duidelijk van elkaar gescheiden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Overlast:  Er zal geur-, geluids- en lichthinder zijn en fijn stof;

Beoordeling: Geluid: In het nieuwe parkeergebouw zullen de voertuigen binnengebracht worden met een elektrisch aangedreven vorklift of robot, die een minimaal geluid produceert. De werkuren in deze garage beperken zich tot weekdagen, van 8 uur tot 18 uur. De 24-uur-service die het bedrijf biedt, maakt dat voertuigen kunnen aangebracht en gestald worden, maar ze worden buiten voormelde kantooruren niet binnen het parkeergebouw verplaatst. Het ophalen van voertuigen is enkel mogelijk op werkdagen tussen 8 uur en 18 uur. De werkplaats voor voertuigen en de compressoren bevinden zich binnen in een gebouw, waardoor de geluidsimpact naar de omgeving beperkt wordt.

Geur: De waterdichte container voor het blussen van voertuigen zal ver genoeg geplaatst worden zodat de kans op geurhinder drastisch verminderd wordt.

Lichthinder: De aanwezige verlichting op de site is functioneel in functie van de veiligheid van de medewerkers. Het nieuwe parkeergebouw heeft een dak en een luifel, er is geen rechtstreekse lichtvervuiling naar de hemel toe. Het niveau van de verlichting op de parkeerdekken in het gebouw is buiten de werkuren minimaal, met name 5 lux in functie van de algemene veiligheid. Deze 5 lux is ook van toepassing op de traphallen. De positie van de armaturen in de traphal zal zodanig gekozen worden dat er geen hinder is voor de omwonenden.

De verlichting van voertuigen die verplaatst worden wordt niet ontstoken om de batterij niet te belasten. De wagens worden gemanipuleerd met een vorklift of robot die in principe als enige voertuig in het gebouw met ontstoken lichten rijdt. Door de betonnen borstweringen en de lage plaatsing van de lichten zal de hinder die hieruit kan ontstaan zeer beperkt tot onbestaand zijn en zal er zeker geen verblinding optreden.

De led-verlichting van het gebouw wordt aangestuurd door middel van daglichtsensoren op basis van lichtmeting van het natuurlijk licht en met bewegingssensoren. Op basis van bewegingsdetectie wordt de verlichting enkel geactiveerd in de zone waar gewerkt wordt (en enkel van 8.00 uur tot 18.00 uur op weekdagen -100 lux) op het ogenblik dat er te weinig natuurlijk licht is.

In de zone voor de liften wordt een iets hoger lichtniveau voorzien en zal de verlichting meer permanent branden, ook hier enkel in de periode van 8.00 uur tot 18.00 uur op weekdagen.

In het forensisch labo worden hogere lux-waardes vereist maar deze lokalen situeren zich gelijkvloers en ook hier wordt enkel tijdens kantooruren en op werkdagen gewerkt (geen weekends). Het forensisch labo is een dicht gebouw en ligt aan de zone van de Krugerbrug. Hinder voor de omwonenden is er bijgevolg niet.

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Milieuwetgeving: De vergunningsaanvraag voldoet niet aan de Vlarem-voorschriften;

Beoordeling: Er wordt verwezen naar de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.2. meer bepaald inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen. OVAM bevestigt echter dat er geen sprake is van een afvalstoffen-rubriek waardoor deze sectorale voorwaarden niet van toepassing zijn.

Het bezwaar is ongegrond.

 

 

Er werd tijdens de procedure ook een bezwaar ingediend door Aquafin. Dit bezwaar was een ongunstig advies. Tijdens de procedure werd er een nieuwe projectinhoudversie opgeladen. Hieruit volgde een tweede advies van Aquafin. Dit advies was gunstig. 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven.

2. Er moet een septische put voorzien worden conform de bepalingen van de bouwcode

3. Er moeten vet- en olieafscheiders geplaatst worden conform artikel 44 van de bouwcode.

4. De fietsenstalling moet overdekt, afsluitbaar en in overeenstemming zijn met artikel 29 van de bouwcode.

5. De inrit ter hoogte van de Herenpolderbrug kan enkel gebruikt worden door traag verkeer of door de hulpdiensten tijdens uitzonderlijke situatie.

6. De ruimte op openbaar domein tussen de rijbaan van de Herenpolderbrug en het fietspad mag niet gebruikt worden voor het stallen van voertuigen. 

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. Binnen de 6 maanden na het verlenen van de vergunning bezorgt de exploitant een keuringsattest van de hoogspanningscabine, waaruit blijkt dat de tekortkomingen verholpen werden, aan de dienst Vergunningen met vermelding van het projectnummer OMV_2022134424 (milieuvergunningen@antwerpen.be).

2. De afgegraven grond dient door een erkend verwerker behandeld te worden.

3. De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Europese Verordening (648/2004) betreffende detergenten.

4. De lozing van het bedrijfsafvalwater dient te gebeuren via een KWS-afscheider met slibvang.

5. Het wassen van de voertuigen dient maximaal met hemelwater te gebeuren.

6. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet het bedrijf geen meetgoot plaatsen.


Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

50,00 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

3.500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

130 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

15.4.2°a)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

8 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag

15.6.2°

het al dan niet overdekt stallen van meer dan 25 ton geaccidenteerde voertuigen of voertuigwrakken, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;

150,00 ton

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

67,30 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

19,16 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

2,16 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,21 ton

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 labo

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

25,35 kW


Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.