Terug
Gepubliceerd op 27/12/2023

2023_CBS_09212 - Omgevingsvergunning - OMV_2023125025. Maasstraat 30-34. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 22/12/2023 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2023_CBS_09212 - Omgevingsvergunning - OMV_2023125025. Maasstraat 30-34. District Antwerpen - Goedkeuring 2023_CBS_09212 - Omgevingsvergunning - OMV_2023125025. Maasstraat 30-34. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2023125025

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

BV STUDIX (0668547160) met als contactadres Transvaalstraat 45 te 2600 Antwerpen

Ligging van het project:

Maasstraat 30-34 te 2060 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nr. 288S

waarvan:

 

-          20230921-0024

afdeling 7 sectie G nr. 288S (Bemaling klasse 2)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de exploitatie van een bemaling voor de nieuwbouw van een meergezinswoning

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Als laatst gekende activiteit werd het bestaande gebouw gebruikt als showroom voor kantoormeubilair en kantoorruimte. Op 10 augustus 2021 werd voor de percelen een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd (OVAM-dossier 97034). In het grondwater werd een verontreiniging met minerale olie vastgesteld afkomstig van een herstelwerkplaats uit 1933 (kenmerk provincie 9324 f2).

 

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat een grondwaterwinning noodzakelijk voor de bouw van een ondergrondse parking.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) Bemaling klasse 2
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

19,40 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

19,40 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

52.000,00 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

Bemaling klasse 2

1

 

Bij te stellen voorwaarde:

- artikel 4.2.3.1.2°: Voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen van bijlage 2C bevat gelden dezelfde algemene emissiegrenswaarden als in afdeling 4.2.2. voorgeschreven voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat, behoudens het bepaalde onder 3° hierna.

- artikel 4.2.3.1.3°: Van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 [...], enkel die stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Gezien het risico op verhoogde concentraties worden bijzondere lozingsnormen gevraagd voor arseen (50 µg/liter), minerale olie (500 µg/liter) en PFAS (100 ng/liter).

2

 

Bij te stellen voorwaarde:

artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II: Bedrijfsafvalwater van inrichtingen met een hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³/dag, 50 m³/maand of 500 m³/jaar, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning dient deze controle-inrichting voor debieten >2 m³/uur of >20 m³/dag een meetgoot te omvatten (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1 bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van het artikel moet geen meetgoot voorzien worden.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Advies grondwater Antwerpen/ Advies grondwater Antwerpen

18 oktober 2023

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Vlaamse Milieumaatschappij - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

18 oktober 2023

16 november 2023

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de uitvoering van eerder vergunde stedenbouwkundige handelingen. Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling zelf is slechts tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Op de projectlocatie wordt een meergezinswoning gebouwd met een ondergrondse parkeergarage, waarvoor een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk is.
 

Bemaling

In juli 2021 en augustus 2023 werden respectievelijk drie sonderingen van 10 ton en twee sonderingen van 20 ton uitgevoerd (10 meter diepte). De bouwput wordt afgegraven over een zone van 42 meter op 25 meter. In de bouwput worden vier liftputten van 16 m² dieper uitgegraven. Om de werken droog uit te voeren wordt het grondwater tot 0,5 meter onder het uitgravingsniveau verlaagd. Er wordt uitgegaan van de hoogst gekende grondwaterstand van 0,9 m-mv.

zone

diepte uitgraving

bemaling

max verlaging

duur

onderkant funderingsplaat

3,6 m-mv

4,1 m-mv

3,2 m

210 dagen

onderkant liftputten

5,1 m-mv

5,6 m-mv

4,7 m

5 dagen

De bemaling zal uitgevoerd worden met een vacuümbemaling en 26 verticale bronnen die met een tussenafstand van 3 à 5 meter rond de bouwput geplaatst worden. Ter hoogte van de liftputten wordt tijdelijk een lokaal filterkader voorzien, met telkens vier bronnen. Het gesimuleerde opstartdebiet bedraagt maximaal 19,4 m³/uur of 466 m³/dag, terugvallend in stationaire toestand tot circa 9,9 m³/uur of 238 m³/dag. Voor de liftputten zal bijkomend tot 50 m³/dag of 2,1 m³/uur opgepompt worden. In totaal zal 52.000 m³ grondwater opgepompt worden. De invloedstraal van de bemaling bedraagt circa 300 meter.

Zettingen

Op een diepte van 3,5 tot 5,0 m-mv bevindt zich een slappe veenlaag. Bij de bemaling voor de liftputten blijkt dat een theoretisch risico op schade ten gevolge van zettingen optreedt. Het is daarom aangewezen om de bemalingsduur tot het absolute minimum te beperken, zodat de veenlaag niet de tijd krijgt om uit te drogen en in te klinken. Voorgesteld wordt te werken met prefab-putten. Schade aan omliggende constructies als gevolg van de zettingen dient te allen tijde vermeden te worden. Gelet op het risico dat ontstaat wordt een nauwgezette monitoring verwacht om indien nodig snel te kunnen anticiperen op gevaren. Een bijzondere voorwaarde hierover wordt opgelegd.

Bodemverontreiniging

De projectsite ligt binnen de 10 km-contour van de PFAS no regret-zone van 3M in Zwijndrecht en binnen de contour van 500 meter rond het Lobroekdok. Er gelden evenwel geen directe beperkingsmaatregelen met betrekking tot bemalingen.

De bodemdossiers binnen de invloedstraal van bemaling werden gescreend.

OVAM-dossier

locatie

screening

97034

Maasstraat 30-34 (projectlocatie)

OBO 2021;
minerale olie, PAK en zware metalen in bodem, minerale olie en arseen in grondwater;
BBO nog nodig!

31957

Maasstraat 38-40

BBO 2010;
minerale olie in bodem en grondwater;

802056

Maasstraat 20

verkennend onderzoek 2004;
lood en arseen in grondwater;

99154

Samberstraat 59

OBO 2022;
VOCl in grondwater en bodem;
vinylchloride 5,2 µg/l;
arseen in grondwater;

3482

IJzerlaan 54

Eindevaluatie-onderzoek (EEO) 2007;
restverontreiniging met minerale olie in grondwater;

30530

Maasstraat 40

BBO 2011;
minerale olie, zink, arseen, koper en lood in grondwater;

19797

Maasstraat 44-50

OBO 2009;
arseen in grondwater;

13300

IJzerlaan 66-67

OBO 2000;
arseen in grondwater;

21771

Samberstraat 67

OBO 2003;
arseen en minerale olie in grondwater;

15391

Samberstraat 69

OBO 2007;
arseen in grondwater;

13570

Samberstraat 46

OBO 2003;
arseen in grondwater;

12562

Samberstraat 42

OBO 2016;
arseen in grondwater;

15272

Damplein

BBO 2016;
minerale olie in grondwater;

17206

Viaduct Dam 106

OBO 2017;
benzeen in grondwater;

84105

IJzerlaan

OBO 2018;
benzo(a)pyreen in grondwater.

In verschillende bodemdossiers worden verhoogde waarden aan arseen teruggevonden in het grondwater, die het gevolg zijn van een historische natuurlijke aanrijking, vrijgezet uit veenhoudende bodem. In 2021 werd op de projectlocatie een concentratie gemeten van 16 µg/liter. Alhoewel deze niet werd bevestigd in de nulmeting van september 2023, is de kans reëel dat het opgepompte grondwater verontreinigd is. Een bijzondere lozingsnorm voor arseen wordt dan ook gevraagd.
Het oriënterend bodemonderzoek (OBO) van 2021 concludeerde dat er duidelijke aanwijzingen waren dat het om een ernstige bodemverontreiniging gaat, waarvoor een beschrijvend bodemonderzoek (BBO) uitgevoerd moet worden. Tot op heden werd dit BBO niet uitgevoerd. De geplande ontgraving en grondwaterwinning zullen een (gunstig) effect hebben op de verontreiniging. De ontgraving en bemaling dienen wel in overleg met een door de onderzoeksplichtige aangestelde bodemdeskundige te gebeuren, zodat bij de opmaak van het BBO hiermee rekening gehouden kan worden.

Waterkwaliteit

Op 4 september 2023 werd grondwater uit een bestaande peilbuis met filterstelling tussen 5 en 6 m-mv geanalyseerd op het Standaard Analyse Pakket (SAP), PFAS en zware metalen.

Voor PFAS werden volgende verhoogde waarden teruggevonden:

parameter

analyseresultaat

rapportagegrens

PFBA

24 ng/liter

20 ng/liter

PFOA

24 ng/liter

20 ng/liter

PFHxS

220 ng/liter

20 ng/liter

PFHxStot

240 ng/liter

50 ng/liter

Voor de overige parameters werd geen overschrijding gemeten. De meting betreft een momentopname. Gelet op de in het OBO vastgestelde verontreiniging met minerale olie en arseen, is het waarschijnlijk dat deze ook in het aangetrokken grondwater zal voorkomen.
 

Lozing afvalwater

Het perceel wordt grotendeels door het bouwproject ingenomen, zodat het terug in de ondergrond brengen in dezelfde watervoerende laag niet mogelijk is. Binnen een afstand van 200 meter zijn geen infiltratiebekkens of grachten aanwezig die mogelijk gebruikt zouden kunnen worden voor het infiltreren van (een deel van) het opgepompte grondwater. Op 150 meter ten noorden van de bemaling loopt het IJzerkanaal. De exploitant geeft aan dat lozing hierin niet haalbaar is wegens:

-          inname van openbaar domein;

-          kruisen van inritten;

-          kruisen van Slachthuislaan.

De exploitant stelt voor te lozen in de gemengde riolering wegens het ontbreken van een afzonderlijke RWA.
De nieuw aangelegde Slachthuislaan beschikt over een gescheiden rioleringsstelsel en bevindt zich op zo’n 150 meter van het project. De RWA mondt uit in het IJzerkanaal ter hoogte van de Noorderlaan. Een lozing hierin via de straatkolken aan de zuidzijde van de Slachthuislaan vereist niet dat deze gekruist moet worden. Een inname van het openbaar domein en de hinder die hiermee gepaard gaat is tijdelijk van aard en kan, mits duurzaam uitgewerkt, voldoende beperkt worden. De exploitant dient op voorhand contact op te nemen met de rioolbeheerder om na te gaan of een aansluiting op de RWA ter hoogte van de Slachthuislaan mogelijk is.

Volgende bijzondere lozingsvoorwaarden worden gevraagd:

parameter

gevraagd

IC

arseen

50 µg/liter

5 µg/l

minerale olie

500 µg/liter

 

PFAS individueel

100 ng/liter

 

Gelet op de vastgestelde concentraties PFAS en het reële risico op verontreiniging met minerale olie, zal het grondwater van bij de opstart behandeld moeten worden in een waterzuiveringsinstallatie (WZI) die garanties biedt dat de lozingsnormen gerespecteerd worden. Het effluent van de WZI zal periodiek gecontroleerd moeten worden om de werking ervan te verifiëren en om het voorkomen van onverwachte verontreiniging door het aantrekken van grondwater snel op te sporen.

Advies VMM

De VMM, afdeling afvalwater geeft een voorwaardelijk gunstig advies voor het lozen van 19,4 m³/uur, 466 m³/dag en 65.880 m³/jaar in de gemengde riolering. De toelating kan gegeven worden voor zowel met als zonder WZI, zolang de algemene lozingsvoorwaarden en bijzondere lozingsvoorwaarden worden gerespecteerd. Als voorwaarde wordt eveneens gevraagd dat het grondwater op voorhand geanalyseerd wordt en dat de kwaliteitscontrole voor lozing periodiek herhaald wordt. De bijzondere lozingsvoorwaarden worden opgenomen in het besluit, evenals de voorwaarde over de periodieke kwaliteitscontrole tijdens de bemaling. Een wateranalyse voorafgaand aan de opstart van de bemaling lijkt niet nodig, aangezien de exploitant een representatief staal liet onderzoeken in september 2023 en ook in het recent OBO wateranalyses werden uitgevoerd. De VMM, afdeling grondwater gaf een stilzwijgend gunstig advies.

Bijstelling sectorale voorwaarden
 

Een afwijking wordt gevraagd op de bepaling dat vóór de lozing van het bedrijfsafvalwater een debietmeet- en bemonsteringsapparatuur moet worden voorzien (artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II). Het volume opgepompt grondwater is gelijk aan het volume water dat geloosd zal worden. In voorwaarden wordt opgelegd dat elk lozingspunt voorzien moet worden van een debietmeter, conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, moet voor elk lozingspunt een representatief staal genomen kunnen worden. De VMM, afdeling afvalwater adviseert gunstig voor de afwijking.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven voor een tijdelijke lozing van het bemalingswater met een debiet van 19,4 m³/uur en 466 m³/dag en 52.000 m³/jaar over een periode van 210 dagen na behandeling in een waterzuiveringsinstallatie.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

19,40 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

52.000,00 m³/jaar

 

Rubriek

Omschrijving

Ongunstig voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

19,40 m³/uur

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer OMV_2023125025.

2. De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

- in de eerste week en telkens na instelling van een dieper bemalingspeil: vijfmaal;

- voor de overige periode: om de twee weken.

3. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.

4. Bij de opstart van de bemaling wordt een staal genomen en geanalyseerd van het effluent van de WZI. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket (SAP) zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 april 2023) en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag verder in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

a. bij concentraties hoger dan 80% van de eventuele bijzondere lozingsvoorwaarde of geldende norm:

i. in eerste maand wekelijks;

ii. vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling;

b. bij concentraties lager dan 80% van de eventuele bijzondere lozingsvoorwaarde of geldende norm: ten minste maandelijks.

5. De algemene voorwaarden voor lozing in de openbare riolering en de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing:

parameter

lozingsvoorwaarden

arseen

50 µg/liter

PFAS

100 ng/liter PFAS ind.

PFAS totaal

500 ng/liter

minerale olie

500 µg/liter

6. Het bemalingswater wordt geloosd in de RWA ter hoogte van de Slachthuislaan indien deze hiervoor niet gekruist moet worden. De exploitant gaat dit op voorhand na bij de rioolbeheerder en brengt het college op de hoogte van het resultaat (milieuvergunningen@antwerpen.be).

7. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

a. voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

b. week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

c. vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

8. De ontgraving en bemaling dienen met het oog op het nog uit te voeren BBO in overleg met een door de onderzoeksplichtige aangestelde erkende bodemdeskundige te gebeuren.

9. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II moet geen meetgoot voorzien worden, op voorwaarde dat:

o elk lozingspunt voorzien wordt van een debietmeter, conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II;

o voor elk lozingspunt een representatief staal genomen kan worden.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

28 september 2023

Volledig en ontvankelijk

18 oktober 2023

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

18 oktober 2023

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

16 januari 2024

Verslag GOA

15 december 2023

Naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. De start- en stopdatum van de bemaling wordt gemeld aan het college (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer OMV_2023125025.

2. De stand van elke debietmeter wordt minstens volgens volgende frequentie genoteerd in een logboek dat steeds ter inzage ligt op de werf:

- in de eerste week en telkens na instelling van een dieper bemalingspeil: vijfmaal;

- voor de overige periode: om de twee weken.

3. Elke bemalingspomp wordt gestuurd op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De noodzakelijke verlaging wordt per bouwfase bepaald en de regeling van de peilsturing bijgesteld in functie van de vordering van de bouwwerken.

4. Bij de opstart van de bemaling wordt een staal genomen en geanalyseerd van het effluent van de WZI. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket (SAP) zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 1 april 2023) en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag verder in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring gebeurt aan volgende frequentie:

a. bij concentraties hoger dan 80% van de eventuele bijzondere lozingsvoorwaarde of geldende norm:

i. in eerste maand wekelijks;

ii. vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling;

b. bij concentraties lager dan 80% van de eventuele bijzondere lozingsvoorwaarde of geldende norm: ten minste maandelijks.

5. De algemene voorwaarden voor lozing in de openbare riolering en de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing:

parameter

lozingsvoorwaarden

arseen

50 µg/liter

PFAS

100 ng/liter PFAS ind.

PFAS totaal

500 ng/liter

minerale olie

500 µg/liter

6. Het bemalingswater wordt geloosd in de RWA ter hoogte van de Slachthuislaan indien deze hiervoor niet gekruist moet worden. De exploitant gaat dit op voorhand na bij de rioolbeheerder en brengt het college op de hoogte van het resultaat (milieuvergunningen@antwerpen.be).

7. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

a. voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

b. week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;

c. vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

8. De ontgraving en bemaling dienen met het oog op het nog uit te voeren BBO in overleg met een door de onderzoeksplichtige aangestelde erkende bodemdeskundige te gebeuren.

9. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II moet geen meetgoot voorzien worden, op voorwaarde dat:

o elk lozingspunt voorzien wordt van een debietmeter, conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II;

o voor elk lozingspunt een representatief staal genomen kan worden.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

19,40 m³/uur

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

52.000,00 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van 210 dagen vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.