Terug
Gepubliceerd op 12/02/2024

2024_CBS_00939 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023144372. Moerstraat 26. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 09/02/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_00939 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023144372. Moerstraat 26. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_00939 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023144372. Moerstraat 26. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2023144372

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Veolia ES MRC (0460639835) met als adres Moerstraat 26 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Moerstraat 26 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 16 sectie B nr. 5G

waarvan:

 

-          20170712-0027

afdeling 16 sectie B nr. 5G (VEOLIA ES MRC NV)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Afvalverwerkend bedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          17/05/2013: vergunning (20131012) voor het bouwen van twee solvententanks en evapo-condensator;

-          06/02/2009: vergunning (20086007) voor het bouwen van een neutralisatietank met bijhorend werkplatform;

-          25/08/2006: vergunning (2006100001) voor het bouwen van een overkapping voor de opslag van afval (niet-ontvlambaar) en het verwijderen van een koeltoren;

-          11/08/2006: vergunning (20054333) voor een opslagplaats in verplaatsbare betonplaten ten behoeve van lege recipiënten;

-          02/12/1999: vergunning (19991429) voor het wijzigen van 2 gevelopeningen in een bestaand kantoorgebouw;

-          28/02/1996: vergunning (19952677) voor een gewijzigde bouwaanvraag;

-          09/04/1990: vergunning (19908398) voor een visverwerkend bedrijf.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 26 juni 2008 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor de NV Veolia ES MRC met betrekking tot een afvalverwerkend bedrijf voor een termijn verstrijkend op 26 juni 2028. Nadien werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een verandering aan een bestaande omgevingsvergunning voor afvalverwerking en een bijstelling van de bijzondere voorwaarden.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.1.2.d)2°

opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-5.610 ton

2.2.1.c)2°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

rechtzetting rubriek

2.2.1.e)3°

opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is;

-8.888 ton

2.2.2.f)2°

opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton;

3.250 ton

2.2.2.g)2°

opslag en mechanische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton;

-9.688 ton

2.2.4.2°a)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 3 materiaal;

-10.400 ton

2.2.5.a)3°

opslag en fysisch-chemische behandeling van niet gevaarlijke slibs van meer dan 25 ton;

3.250 ton

2.2.5.b)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke slibs van meer dan 1 ton;

+2.820 ton

2.2.5.d)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling van organische oplosmiddelen, met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton

+890 ton

2.2.5.f)2°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton;

5.470 ton

2.2.6.d)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt;

1.500 ton
 (specificatie gewicht)

2.3.2.a)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke slibs met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

3.250 ton

2.3.2.b)

opslag, fysisch-chemische behandeling en verwijdering van gevaarlijke slibs;

3.250 ton

2.3.2.d)

opslag, fysisch-chemische behandeling en verwijdering van organische oplosmiddelen;

2.090 ton

2.3.2.g)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van andere gevaarlijke afvalstoffen;

+1.337 ton

2.3.3.a)2°

andere opslag en biologische behandeling dan de opslag en biologische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³;

4.985 m³

2.3.3.c)

opslag en verwijdering - opslag en biologische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7, van andere gevaarlijke afvalstoffen;

-593 m³

2.4.1.b)

fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen;

toevoegen cryogene shredder

2.4.1.c)

de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: mengen of vermengen voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek 2.4.1 en 2.4.2;

100 ton/dag

2.4.1.d)

de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: herverpakking, voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek 2.4.1 en 2.4.2;

250 ton/dag

2.4.3.a)1°

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: biologische behandeling;

300 ton/dag

2.4.3.a)2°

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: fysisch-chemische behandeling;

300 ton/dag

2.4.5.

tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen in afwachting van behandeling;

-1.655 ton

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-1.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

verplaatsing

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-5,21 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

-100 liter

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

+28.000 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-2,50 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

1.240 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+530 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+630 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

1.240 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

-3.900 kg

29.5.3.1°a)

inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied.

16,55 kW

  

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte


Bij te stellen voorwaarden:

  1. Verwijzing naar artikel 3.14.6.4. met betrekking tot het acceptatiebeleid van de afvalstromen.
  2. Bijzondere lozingsnormen voor perfluorverbindingen.
  3. Algemene en sectorale lozingsnormen van toepassing op de lozing van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie.


Voorgesteld alternatief/aanvullingen:

  1. Het opnemen van artikel 3.14.6.3. naast artikel 3.14.6.4.
  2. Wijzigen van de bijzondere lozingsnormen voor enkele perfluorverbindingen.
  3. Bijzondere lozingsnormen voor chloriden, sulfaten en totaal cyaniden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

 27 december 2023

23 januari 2024

Voorwaardelijk gunstig


Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Over het goed lopen twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing.

Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften:

-          Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;

-          Gebied voor spoorinfrastructuur rondom het goed;

-          Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage voor de zones ten noorden en noordoosten van de spoorwegen;

-          Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Noorderlaan;

-          Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ voor de zones tussen de spoorwegen en de Kuifeend/Verlegde Schijns;

-          Zone voor permanente ecologische infrastructuur voor het wachtbekken van de Verlegde Schijns;

-          overdrukken Leidingstraat.

Op circa 70 meter ten zuidoosten van de aanvraag, buiten de afbakening van het zeehavengebied, geldt voor de Kuifeend het bestemmingsvoorschrift Natuurgebied met als overdruk Grote Eenheid Natuur (GEN).

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Liefkenshoek spoortunnel van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Volgens dit GRUP zijn de spoorwegen, gelegen op circa 350 meter ten noorden van het goed bestemd als Gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De ingedeelde inrichting of activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er lijken geen stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met het beoogde project. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen de aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Veolia doet aan op- en overslag van verschillende afvalfracties en staat in voor de afvalvoorbehandeling van volgende fracties:

-          solventhoudende afvalstromen;

-          spuitbussen;

-          lege verpakkingen;

-          KGA-afval;

-          labo-afval;

-          steekvaste en vloeibare slibs;

-          zuren en basen;

-          overige vloeibare afvalstoffen.

Daarnaast worden diverse overige afvalstoffen op- en overgeslagen met het oog op een rendabele afvoer naar de eindverwerker.

 

De aanvrager stelt dat GPBV-rubrieken 2.4.1°c) en 2.4.1°d) toe te voegen zijn aan de aanvraag omwille van het feit dat rubriek 2.2.2g)2° ontoereikend is voor de cryogene shredder.

 

De aanvraag betreft ook een uitbreiding inzake de verwerking van niet-gevaarlijke afvalstoffen, en de daarbij horende GPBV-rubrieken. Deze afvalstoffen zijn onderhevig aan zelfde type verwerking.

 

De aanvrager stelt dat er qua afvalbehandelingsactiviteiten geen enkele wijziging wordt doorgevoerd. Het betreft louter een rechtzetting van de vergunde rubrieken. De aard van de activiteiten wijzigt geenszins.

 

Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te actualiseren. Dit betreft onder meer de opslag van brandbare vloeistoffen, gevaarlijke gassen en vloeistoffen, luchtcompressoren en koelinstallaties. In een beperkt aantal koelinstallaties wordt nog gebruik gemaakt van het koelmiddel R22. Dit is een HCFK-koelmiddel dat de ozonlaag aantast. Het gebruik (lees: het bijvullen aan de installatie en dus niet de aanwezigheid in de installatie) is sinds 1 januari 2015 verboden. De installatie mag nog in bedrijf worden gehouden, maar in geval van koelmiddeltekort mag er geen R22 worden toegevoegd. Het lijkt aangewezen dat de exploitant een uitfaseringsplan opmaakt voor de toestellen die nog over R22 beschikken.

 

De aanvrager vraagt verschillende bijstellingen aan van bijzondere vergunningsvoorwaarden. De eerste vraag tot bijstelling betreft een eerdere afwijking van 3.14.6.4 inzake het acceptatiebeleid. Hierbij werd een vermelding naar artikel 3.14.6.3 vergeten. Er wordt dus nu voorgesteld om dit toe te voegen in de verwoording. De gevraagde bijstelling kan gunstig geadviseerd worden.

 

De tweede bijstelling betreft een wijziging van de bijzondere lozingsnormen voor enkele perfluorverbindingen voor de lozing van bedrijfsafvalwater via de afvalwaterzuiveringsinstallatie. De bijgestelde perfluorverbindingensnormen werden eerder in hogere concentratie vergund voor een periode tot en met 31/12/2023. Voorliggend voorstel betreft een vermindering:

-          PFBA : 3 µg/l

-          PFPeA : 0,5 µg/l

-          PFHxA : 0,75 µg/l

-          PFBS : 1 µg/l

Met een norm voor de som van bovenstaande 4 componenten: ≤ 3µg/l. De aanvrager stelt dat dergelijke lozingsnormen noodzakelijk zijn om een werkbare situatie te hebben in het kader van piekbelasting. De aanvrager stelt dat klanten, die bedrijfsafvalwater leveren aan VES, niet altijd bewust zijn van de aanwezigheid van perfluorverbindingen in de door hen aangeleverde afvalwaters. De aanvrager verklaart dat intern wordt bijgehouden welke BBT hier van toepassing is, voor de moment is dit in serie geschakelde actieve kool filtratie. Op de site zijn twee in serie geschakelde actiefkool filters aanwezig. De aanvrager stelt dat dit een totaalreductie is van 80% is ten opzichte van de huidige normen.

 

De derde bijstelling betreft de vraag tot een afwijking van de algemene en sectorale lozingsnormen voor toepassing op de lozing van bedrijfsafvalwater via waterzuiveringsinstallatie. Volgende lozingsnormen worden voorgesteld:

-          Chloriden : 7.500 mg/l

-          Sulfaten : 4.500 mg/l

-          Totaal cyanide : 0,175 mg/l (3,5 x indelingscriterium)

De aanvrager stelt dat het afvalwater van Veolia rechtstreeks wordt geloosd in de dokken, een brakwater dat van nature een hoog gehalte heeft aan chloriden en sulfaten. 

 

Op 23 januari 2024 verleende de Haven van Antwerpen-Brugge een gunstig advies. Wel wenst men de aandacht te vestigen dat om de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water te kunnen behalen er meer en sneller moet ingezet worden om de aangevraagde lozingsnormen te verlagen. Waarbij de prioriteit moet gaan naar kritieke parameters zoals: PFAS en chloride. Verder wijst de Haven van Antwerpen-Brugge de aanvrager erop dat de aanvraag weinig motivatie bevat en de impactsbeoordeling bedrijfsafvalwater ontbreekt.

 

De stad sluit zich aan bij de bemerkingen van de Haven van Antwerpen-Brugge. Een verregaande motivatie ontbreekt voor de parameters chloriden, sulfaten en totaal cyanide. Het Wezer stappenplan dient door de aanvrager voor deze parameters uitgewerkt te worden om een antwoord te bieden op de vraag of de lozing een achteruitgang veroorzaakt van de waterkwaliteit of het bereiken van de goede toestand in het gedrang brengt. Op basis van onderhavig aanvraagdossier kan momenteel geen gunstig advies verleend worden voor het bijstellen van de algemene en sectorale lozingsnormen.

 

Wat betreft de bijstelling aangaande de perfluorverbindingen houdt het Wezer stappenplan echter geen rekening met de gemeenschappelijke druk van alle PFAS-verbindingen, maar kan enkel berekenen wat de individuele bijdrage van de lozing is op de concentratie van één stof in het ontvangende oppervlaktewater. Daarom is het voor deze groep van stoffen niet aangewezen het Wezer stappenplan te gebruiken. Momenteel is PFOS de enige PFAS- verbinding die aangeduid is als Prioritair Gevaarlijke Stof (conform de kaderrichtlijn Water) waarvoor op Europees niveau een milieukwaliteitsnorm werd vastgelegd en waarvoor de verplichting geldt dat de lozing ervan moet stopgezet of geleidelijk beëindigd worden. Bij de Europese Commissie is momenteel wel een ontwerpvoorstel waarbij 24 extra PFAS-stoffen zouden opgenomen worden als Prioritair Gevaarlijke Stoffen en er bijhorende Milieukwaliteitsnormen zullen worden vastgelegd.

 

Gelet op de onaanvaardbare bijkomende druk moeten PFAS allemaal zo ver als mogelijk gezuiverd worden. De huidige rapportagegrens van 20 ng/l (of voor een aantal 50 ng/l) per individuele component geldt hierbij als richtwaarde. Verregaande zuivering dan de BBT dringt zich dan ook op voor deze stoffen. Het is dan ook aangewezen de aangevraagde lozingsparameters van PFAS-verbindingen te beperken in tijd, zodanig dat de zuiveringstechnieken verder geëvalueerd kunnen worden op basis van nieuwe inzichten.

Het is echter finaal aan de Vlaamse Milieumaatschappij om een gemotiveerd advies te leveren op de bijstelling van de bijzondere lozingsvoorwaarden.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gedeeltelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

 

Ongunstig voor de gevraagde bijstelling op de algemene en sectorale lozingsnormen.

 

 Geadviseerde rubriek(en)

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.1.2.d)2°

opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-5.610 ton

2.2.1.c)2°

opslag en sortering van niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

rechtzetting rubriek

2.2.1.e)3°

opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton andere afvalstoffen dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is;

-8.888 ton

2.2.2.f)2°

opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton;

3.250 ton

2.2.2.g)2°

opslag en mechanische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton;

-9.688 ton

2.2.4.2°a)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 3 materiaal;

-10.400 ton

2.2.5.a)3°

opslag en fysisch-chemische behandeling van niet gevaarlijke slibs van meer dan 25 ton;

3.250 ton

2.2.5.b)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke slibs van meer dan 1 ton;

+2.820 ton

2.2.5.d)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling van organische oplosmiddelen, met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton

+890 ton

2.2.5.f)2°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1 ton;

5.470 ton

2.2.6.d)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt;

1.500 ton
 (specificatie gewicht)

2.3.2.a)2°

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke slibs met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

3.250 ton

2.3.2.b)

opslag, fysisch-chemische behandeling en verwijdering van gevaarlijke slibs;

3.250 ton

2.3.2.d)

opslag, fysisch-chemische behandeling en verwijdering van organische oplosmiddelen;

2.090 ton

2.3.2.g)

opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met andere mechanische behandeling dan de mechanische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van andere gevaarlijke afvalstoffen;

+1.337 ton

2.3.3.a)2°

andere opslag en biologische behandeling dan de opslag en biologische behandeling, vermeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een inhoudscapaciteit van meer dan 25 m³;

4.985 m³

2.3.3.c)

opslag en verwijdering - opslag en biologische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7, van andere gevaarlijke afvalstoffen;

-593 m³

2.4.1.b)

fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen;

toevoegen cryogene shredder

2.4.1.c)

de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: mengen of vermengen voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek 2.4.1 en 2.4.2;

100 ton/dag

2.4.1.d)

de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: herverpakking, voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek 2.4.1 en 2.4.2;

250 ton/dag

2.4.3.a)1°

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: biologische behandeling;

300 ton/dag

2.4.3.a)2°

de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: fysisch-chemische behandeling;

300 ton/dag

2.4.5.

tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen in afwachting van behandeling;

-1.655 ton

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-1.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

verplaatsing

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-5,21 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

-100 liter

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

+28.000 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-2,50 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

1.240 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+530 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+630 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

1.240 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

-3.900 kg

29.5.3.1°a)

inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied.

16,55 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

De exploitant dient een uitfaseringsplan op te maken voor de toestellen die nog over R22 beschikken en dit binnen 3 maanden na vergunningverlening ter informatie overmaken aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be), met vermelding van het OMV_2023144372 .

 

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

22 december 2023

Start openbaar onderzoek

30 december 2023

Einde openbaar onderzoek

28 januari 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste adviesdatum

10 februari 2024

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

30 december 2023

28 januari 2024

0

0

0

2

 

Bespreking van de bezwaren

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS. Met dit bezwaarschrift reageren zij op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. NMBS stelt dat ze niet betrokken zijn bij dit terrein, maar Infrabel wel en dat deze geconsulteerd dient te worden. Infrabel werd reeds op de hoogte gebracht en heeft op zijn beurt een bezwaarschrift ingediend waarin zij aangeven geen bezwaar te hebben.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende voorwaarden.


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

De exploitant dient een uitfaseringsplan op te maken voor de toestellen die nog over R22 beschikken en dit binnen 3 maanden na vergunningverlening ter informatie overmaken aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be), met vermelding van het OMV_2023144372.

 

Het college beslist een ongunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven voor de gevraagde bijstelling op de algemene en sectorale lozingsnormen.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.