2024_CBS_00561 - Uitbetaling - verwijlintresten Federale Overheidsdienst Financiën - Goedkeuring

In het kader van werken in onroerende staat kan een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bekomen worden indien aan reeks van voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden komen er vereenvoudigd op neer dat:

1. Er sprake is van ploegenarbeid op locatie (dus geen vaste plaats van tewerkstelling)
2. Dat voor de personen waarvoor dit aangevraagd wordt, aantoonbaar en controleerbaar is dat ze minstens 1/3 van de arbeidstijd van de maand in ploegenarbeid hebben gepresteerd
3. Waarbij onder ploegenarbeid verstaan wordt dat minstens twee personen hetzelfde of complementair werk doen op de locatie in kwestie
4. Dat het uitbetaalde uurloon aan een bepaald minimum voldoet

Concreet vraagt de Stad dit aan voor SW(Beheer & Operaties, Publieke ruimte), VG en SB (veegdiensten en Groen- en begraafplaatsen). Gezien de complexiteit van de analyse en compliance wordt deze oefening jaarlijks uitbesteed aan Ernst & Young (via het raamcontract Poolstok) die hiervoor de nodige knowhow in huis hebben. De opbrengst is jaarlijks 1.100.000 EUR à 1.400.000 EUR, welke ook ingeschreven is in het meerjarenplan.

Voor de controle van het aanslagjaar 2021 ontvingen we begin juni een vraag om inlichtingen  voor extra informatie, die we aangeleverd hebben, maar met als resultaat een bericht van wijziging op 31 oktober 2023, waarbij in een argumentatie  werd aangegeven dat onze bewijsvoering naar conformiteit met bovenstaande voorwaarden onvoldoende was en dus het totale bedrag van 1.264.157,93 EUR teruggevorderd werd met een bijkomende belastingverhoging van 10%.

Na analyse van dit document door Ernst & Young bleek de analyse aanvechtbaar maar moest wel erkend worden de uitgevoerde berekening van de 1/3 regel (punt 2 hierboven) niet conform de regelgeving is, die bepaalt dat ook rekening gehouden moet worden met de uren van geschorste uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Ernst & Young berekende dan dat de aangepaste 1/3 regeling een verschil zou geven van 185.108,93 EUR, waarbij in persoonlijk overleg met de controleur op 13 november 2023 voorgesteld werd dat we deze fout erkennen maar dat we voor de overige voorwaarden recht in onze schoenen staan.  Dit resulteerde in akkoordverklaring voor 185.108,93 EUR, waarop 0% belastingverhoging van toepassing is.

Volgens de wettelijke bepalingen in verband met de betaling van bedrijfsvoorheffing moet de verschuldigde bedrijfsvoorheffing steeds betaald worden binnen de 15 dagen na het einde van de maand waarop de berekende bedrijfsvoorheffing betrekking heeft. Indien deze termijn niet wordt gerespecteerd, worden er nalatigheidsintresten aangerekend van 4% per maand. Omdat dit een rechtzetting is die betrekking heeft op het inkomstenjaar 2021, had dit bedrag van 185.108,93 EUR op basis van bovenvermelde wetgeving betaald moeten zijn voor 15 januari 2022. Dit betekent dat er vanaf 16 januari 2022 nalatigheidsintresten verschuldigd zijn. Dit resulteert in te betalen nalatigheidsintresten ter waarde van 14.499,50 EUR.

Artikel 56 §3, 3° van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 stelt dat het college van burgemeester en schepenen bevoegd is voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Voor de betaling van de verwijlintresten, ten gevolge van het laattijdig betalen van de bedrijfsvoorheffing is bestelbon 4505161483 voor een bedrag van 14.499,50 EUR opgemaakt.
De terugbetaling van de bedrijfsvoorheffing verloopt via de payroll, hiervoor dient geen aparte bestelbon opgemaakt te worden.

Voor de betaling van de verwijlintresten, ten gevolge van het laattijdig betalen van de bedrijfsvoorheffing is bestelbon 4505161483 voor een bedrag van 14.499,50 EUR opgemaakt.
De terugbetaling van de bedrijfsvoorheffing verloopt via de payroll van 2023 als negatieve inkomst op boekingsadres 5203500000/74090100/2SBS089901A00000/SUB_NR, hiervoor dient geen aparte bestelbon opgemaakt te worden. Om de mogelijke risico’s voor de aanslagjaren 2022 en 2023 in kaart te brengen, zal bijkomende analyse uitgevoerd worden door EY.

De verwijlintresten bedragen 14.499,50 EUR en zullen verrekend worden op het exploitatiebudget 2024. Er is voldoende krediet beschikbaar.