Terug
Gepubliceerd op 08/04/2024

2024_CBS_02896 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007996. Voorzorgstraat 12. District Hoboken - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 05/04/2024 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_02896 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007996. Voorzorgstraat 12. District Hoboken - Goedkeuring 2024_CBS_02896 - Omgevingsvergunning - OMV_2024007996. Voorzorgstraat 12. District Hoboken - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2024007996

Gegevens van de aanvrager:

de heer Said Sordo met als adres Boombekelaan 11 bus d te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Gegevens van de exploitant:

de heer Said Sordo met als adres Boombekelaan 11 bus d te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Ligging van het project:

Voorzorgstraat 12 te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 37 sectie A nr. 327G2

waarvan:

 

-     20240119-0012

afdeling 37 sectie A nr. 327G2 (Voorzorgstraat 12 Antwerpen)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

een tijdelijke bronbemaling voor de realisatie van een kelder met lozing van het grondwater

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

Het project omvat een grondwaterwinning noodzakelijk voor de bouw van een kelder en het lozen van het grondwater.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

13 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

13 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

18.000 m³/jaar

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.5.1.1. §1: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II dient het bedrijf geen meetgoot te plaatsen. Een controle-inrichting bestaande uit een aftapkraan op de leiding volstaat om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen. Het debiet kan bepaald worden via een geijkte debietsmeter op de afvoerleiding. 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

9 februari 2024

5 maart 2024

Voorwaardelijk gunstig

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 5 bis - 12 bis - 13 bis j. Pauwelsstraat en omgeving, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 27 februari 1991. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: binnenplaatsen en tuinen, zone voor hoofdgebouwen en openbare weg.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de uitvoering van eerder vergunde stedenbouwkundige handelingen (OMV_2022012686). Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling zelf is tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Op de projectlocatie wordt een onderkelderde meergezinswoning gebouwd. Voor de bouw van de kelder en ondergrondse constructies is een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk tot onder de uitgravingsdiepte van de bouwput (maximaal 3,5 m-mv). Er zijn geen liftputten voorzien. De grondwaterstand in rust wordt aangenomen op 1 m-mv. Het maximale debiet bedraagt 13 m³/uur of 312 m³/dag bij opstart. Na het bereiken van de gewenste verlaging daalt het debiet naar 8 m³/uur of 192 m³/dag. In totaal zal over een periode van vier maanden zo’n 18.000 m³ grondwater opgepompt worden.

 

Lozen van water en waterkwaliteit

 

De exploitant voorziet het water te lozen in de regenwaterafvoer (RWA) van de Jules Pauwelstraat op circa 100 meter afstand. Het perceel, gelegen in dichtbebouwd gebied, wordt grotendeels door het bouwproject ingenomen, zodat het in de ondergrond brengen in dezelfde watervoerende laag niet mogelijk is. Binnen een afstand van 200 meter zijn geen infiltratiebekkens of grachten aanwezig die gebruikt kunnen worden voor het infiltreren van (een deel van) het opgepompte grondwater. Voor zover voldaan kan worden aan de lozingsvoorwaarden, wordt de lozing in de kunstmatige afvoer voor hemelwater gunstig geadviseerd.

 

Uit de screening van de bodemdossiers komt naar voor dat het opgepompte grondwater mogelijk verontreinigd is met arseen en zink. Arseen werd in de omgeving meermaals aangetroffen als gevolg van de natuurlijke achtergrondwaarden. Het is waarschijnlijk dat ook in het opgepompte grondwater het indelingscriterium (IC) overschreden zal worden. In OVAM-dossier 227 (ter hoogte van de Van Den Eedenstraat 69) werden verhoogde concentraties zink aangetroffen tot 400 µg/liter. Voor de zekerheid wordt hier ook een afwijking gevraagd van de lozingsnorm. De exploitant vraagt volgende lozingsvoorwaarden:

 

parameter

gevraagde voorwaarde

IC

arseen

50 µg/liter

5 µg/liter

zink

2.000 µg/liter

200 µg/liter

 

De projectlocatie bevindt zich in de 5 tot 10 km PFAS no regret-zone rond 3M. Op het grondwater werden nog geen analyses uitgevoerd op deze (noch andere) stoffen. De exploitant voert vóór de aanvang van de bemaling een staalname en analyse uit van het grondwater. Uit de resultaten zal ook blijken of aan de lozingsvoorwaarden voldaan kan worden, eventueel met de inzet van een waterzuiveringsinstallatie (WZI). Tijdens de bemaling wordt een periodieke monitoring voorzien.

Conform het eindrapport ‘De Cirkel Rond’ van 16 december 2022 over de aanpak van de PFAS-problematiek (16 december 2022) wordt voorgesteld voor het lozen van bemalingswater een maximale PFAS-concentratie per individuele stof toe te laten van 100 ng/liter. De som van alle PFAS mag niet hoger zijn dan 500 ng/liter. Met betrekking tot de voorafgaande kwaliteitscontrole en periodieke monitoring worden bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen.

 

Advies VMM

 

De VMM afdeling Afvalwater geeft een voorwaardelijk gunstig advies voor het lozen van 13 m³/uur en 312 m³/dag in de regenwaterafvoer (RWA). De toelating voor de lozing kan gegeven worden voor zowel met als zonder WZI, zolang de algemene lozingsvoorwaarden en bijzondere lozingsvoorwaarden (arseen: 50 µg/liter, zink: 2.000 µg/liter, PFAS individueel: 100 ng/liter) worden gerespecteerd. Als voorwaarde wordt eveneens gevraagd dat het grondwater op voorhand geanalyseerd wordt en dat de kwaliteitscontrole voor lozing periodiek herhaald wordt. De bijzondere lozingsvoorwaarden worden opgenomen in het besluit, evenals de voorwaarde over de periodieke kwaliteitscontrole tijdens de bemaling.

 

De werkelijke te verwachten zetting blijven binnen de streefwaarde van 20 mm. De bemaling en bouwput worden uitgevoerd in de onmiddellijke nabijheid van andere gebouwen. Om risico’s op schade uit te sluiten dienen de zetting periodiek opgevolgd te worden.

 

Bijstelling sectorale voorwaarden

 

Een afwijking wordt gevraagd op de bepaling dat vóór de lozing van het bedrijfsafvalwater debietmeet- en bemonsteringsapparatuur moet worden voorzien (artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II). Het volume opgepompt grondwater is in principe gelijk aan het volume water dat geloosd zal worden. Conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II moet het debiet van het opgepompte grondwater via een debietmeter opgevolgd worden. Dit geeft voldoende garanties desgewenst ook het lozingsdebiet te kunnen bepalen. Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, moet vóór het lozingspunt een representatief staal genomen kunnen worden. De VMM afdeling Afvalwater adviseert gunstig voor de afwijking. Er is geen bezwaar af te wijken van de bepaling.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven voor een tijdelijke lozing van het bemalingswater met een debiet van 13 m³/uur, 312 m³/dag en 18.000 m³/jaar over een periode van 120 dagen, al dan niet na behandeling in een WZI.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

13 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; 

13 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

18.000 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-     voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-     week 1 na opstart van de bemaling: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-     vanaf week 2 na opstart van de bemaling: eenmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. Het bedrijfsafvalwater moet voldoen aan de algemene lozingsvoorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater en de volgende bijzondere voorwaarden:

parameter

voorwaarde

arseen

50 µg/liter

zink

2.000 µg/liter

PFAS ind

100 ng/liter

PFAS som

500 ng/liter

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt voor de start van de bemaling gecontroleerd. Hiervoor wordt na 8 uur bemalen een staal genomen, waarna de bemaling terug wordt stopgezet. Het water wordt minstens geanalyseerd op de parameters opgenomen in het standaard analysepakket en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
  1. Na ingebruikname van de bemaling gebeurt de verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater aan volgende frequentie:

-     bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens tweewekelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;

-     bij concentraties lager dan 80% van de norm: maandelijks.

  1. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt:

-     in de eerste maand wekelijks;

-     vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. De resultaten van de wateranalyses moeten op eenvoudig verzoek ter beschikking gesteld worden aan de toezichthoudende diensten.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II moet geen meetgoot voorzien worden, op voorwaarde dat:

-     elk lozingspunt voorzien wordt van een debietmeter, conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II;

-     voor elk lozingspunt moet een representatief staal genomen kunnen worden.

  1. Om de stedelijke diensten toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen, dient de exploitant de startdatum van de bemaling vóór de opstart van de bemaling te melden aan de diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieu-interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van projectnummer OMV_2024007996 en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

25 januari 2024

Volledig en ontvankelijk

9 februari 2024

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum zonder noodbesluit

9 april 2024 

Uiterste beslissingsdatum met noodbesluit

9 mei 2024

Verslag GOA

28 maart 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

-     voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-      week 1 na opstart van de bemaling: vijfmaal per week een zettingsmeting;

-      vanaf week 2 na opstart van de bemaling: eenmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

  1. Het bedrijfsafvalwater moet voldoen aan de algemene lozingsvoorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater en de volgende bijzondere voorwaarden: 

parameter

voorwaarde

arseen

50 µg/liter

zink

2.000 µg/liter

PFAS ind

100 ng/liter

PFAS som

500 ng/liter

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt voor de start van de bemaling gecontroleerd. Hiervoor wordt na 8 uur bemalen een staal genomen, waarna de bemaling terug wordt stopgezet. Het water wordt minstens geanalyseerd op de parameters opgenomen in het standaard analysepakket en de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
  1. Na ingebruikname van de bemaling gebeurt de verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater aan volgende frequentie:

-     bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens tweewekelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;

-     bij concentraties lager dan 80% van de norm: maandelijks.

  1. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt:

-     in de eerste maand wekelijks;

-     vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. De resultaten van de wateranalyses moeten op eenvoudig verzoek ter beschikking gesteld worden aan de toezichthoudende diensten.
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II moet geen meetgoot voorzien worden, op voorwaarde dat:

-     elk lozingspunt voorzien wordt van een debietmeter, conform hoofdstuk 5.53 van Vlarem II;

-     voor elk lozingspunt moet een representatief staal genomen kunnen worden.

  1. Om de stedelijke diensten toe te laten de bemalingsactiviteiten op te volgen, dient de exploitant de startdatum van de bemaling vóór de opstart van de bemaling te melden aan de diensten Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en Milieu-interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van projectnummer OMV_2024007996 en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

13 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; 

13 m³/uur

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m3 per jaar.

18.000 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van vijf maanden vanaf de start van de werken.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.