Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2023150866 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV ANTWERP BULK TERMINAL (0447721712) met als adres Nieuwe Westweg 14 te 2040 Antwerpen en NV SEA-TANK TERMINAL ANTWERP (0702863483) met als adres Polderdijkweg 24 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Rostockweg 6 (K316-330) te 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 15 sectie B nrs. 95D, sectie C nrs. 233V, 237C en 250H |
waarvan: |
|
- 20170801-0016 | afdeling 15 sectie C nrs. 250H, 237C, sectie B nrs. 95D en sectie C nrs. 233V (SEA-INVEST ABT K316-330) |
- 20210420-0037 | afdeling 15 sectie C nrs. 237C en 233V (Sea Tank Terminal Antwerpen K320) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Op- en overslagbedrijf: hernieuwing na verandering, wijziging, uitbreiding en splitsing |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
In 2007 nam Antwerp Bulk Terminal (ABT) de milieuvergunningen op naam van Antwerp Fruit Terminal ter hoogte van de Rostockweg 6 gedeeltelijk over. Vervolgens werd de milieuvergunning door ABT uitgebreid tot een klasse 1-inrichting. In 2009 werd het tankenpark op kaai 318 overgedragen aan Sea-Tank Terminal Antwerp (STTA) waardoor ABT een klasse 2-inrichting werd. Het college van de stad Antwerpen verleende nadien nog diverse vergunningen voor veranderingen. Zowel de milieuvergunning van ABT als van STTA hebben een eindtermijn verstrijkend op 21 januari 2025.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een splitsing, de hernieuwing en de actualisatie van de exploitatie van Antwerp Bulk Terminal en de hernieuwing en actualisatie van de exploitatie van Sea-Tank Terminal Antwerp.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) SEA-INVEST ABT K316-330
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°b) | het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria opgenomen in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van maximaal 2 m³/uur; | 0,72 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600 m³/jaar |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 0,40 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +686 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 1 x 1.250 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 46 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +2 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16,20 ton |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 100 kg |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.029,60 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | 50.002,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 3,43 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,10 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 750 liter |
30.1.2° | inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten: een breek- of zeefinstallatie, andere dan vermeld in punt 1°; | 200 kW |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b); | -210,00 kW |
48.1.1.2° | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebied voor overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen; | 50.000 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | geen opslag meer van houtchips |
Aangevraagde rubriek(en) Sea Tank Terminal Antwerpen K320
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
2.1.2.d)2° | opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 21.312,56 ton |
2.2.4.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten; | 21.312,56 ton |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 44,32 m³/uur |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | 21.132.560 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 2 x 1.250 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +12,90 kW |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | 52.000 liter |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -32,22 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | -32,22 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | -10,26 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
21.1.2°a) | inrichtingen voor het vervaardigen van natuurlijke kleurstoffen en pigmenten, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 800 kW |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 1.120 kW |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 21.312,56 ton |
45.18.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten; | 21.312,56 ton |
45.18.2°a) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 3-materiaal; | 21.312,56 m³ |
45.18.2°b) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 2-materiaal; | 21.312,56 m³ |
45.18.2°c) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 1-materiaal; | 21.312,56 m³ |
45.4.e)2° | opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton. | 21.312,56 ton |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
SEA-INVEST ABT K316-330
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1.§1 De aanvrager wenst een bijstelling te bekomen voor het plaatsen van een meetgoot.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Als controle-inrichting na de waterzuivering wordt voorzien in een staalnamepunt met debietsmeting in plaats van een meetgoot.
|
Sea Tank Terminal Antwerpen K320
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.5.§5 Plaatsing groenscherm
Voorgesteld alternatief/aanvulling: De aanvrager wenst geen groenscherm te plaatsen.
|
2. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2.§3 en Artikel 5.2.1.6.§4 Uitbatingsuren
Voorgesteld alternatief/aanvulling: De inrichting wordt 24u/24u en 7 dagen/7 dagen geëxploiteerd.
|
3. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.5.§1 Uithangbord
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er wordt geen uithangbord aan de ingang van het terrein voorzien.
|
4. |
| Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1.§1 Plaatsing van een meetgoot
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er wordt bij elke KWS-afscheider, pompput en verzamelput de mogelijkheid geboden om een schepstaal te kunnen nemen.
|
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu | 13 januari 2024 | 13 maart 2024 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, goedgekeurd op 30 april 2013. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en gebied voor waterweginfrastructuur.
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
SEA-Tank Terminal Antwerp (STTA) is een bedrijf onder de koepel SEA-Invest, dat instaat voor de op- en overslag van voornamelijk liquide bulkgoederen. Antwerp Bulk Terminal (ABT) is eveneens een bedrijf onder de koepel van SEA-Invest en staat voornamelijk in voor de op- en overslag van droge bulkgoederen. STTA en ABT staan beiden in voor havengebonden op- en overslag maar hebben een verschillend productgamma, andere activiteiten en worden apart uitgebaat.
Voorliggende aanvraag betreft een hernieuwing en verandering van de vergunde tankterminal K320 te Rostockweg 6. Deze site werd in 2005 vergund onder naam van Havenbedrijf Noord Natie en later gedeeltelijk overgenomen door ABT. Daarna werd deze deels overgedragen van ABT naar STTA. Voorliggende aanvraag omvat dus de hernieuwing én verandering van beide stukken exploitatie onder eigen inrichtingsnummer.
ABT
De exploitatie van ABT op K320 betreft de op- en overslag van voornamelijk minerale producten (ongebluste kalk, vermiculiet, perliet, …). De goederen worden via zeeschepen aangevoerd en via vrachtwagen, trein, lichter of coaster afgevoerd. De aanvrager vraagt aldus een hernieuwing voor de op en -overslag van IMDG- en niet IMDG-goederen. Houtchips zullen niet langer deel uitmaken van de op- en overslag, dit wordt aldus uit de vergunning geschrapt. De aanvrager verklaart dat de doorvoeropslagplaats steeds zal voldoen aan de algemene veiligheidseisen gesteld door de Havenkapitein. Gevaarlijke producten zullen steeds binnen op een vloeistofdichte vloer opgeslagen worden. De op- en overgeslagen goederen die buiten op de site liggen zijn steeds geklasseerd als inert en niet-brandbaar. Hemelwater dat in contact komt met de producten wordt gezuiverd vooraleer het geloosd wordt.
ABT loost zowel huishoudelijk als bedrijfsafvalwater. Het huishoudelijk afvalwater is ca. 600 m³ per jaar en wordt geloosd via twee individuele behandelingsinstallaties (IBA). De IBA’s worden jaarlijks onderworpen aan analyse en onderhoud ter controle van goede werking. De aanvrager loost eveneens bedrijfsafvalwater, dit betreft waswater en potentieel verontreinigd hemelwater. Dit potentieel verontreinigd hemelwater wordt behandeld via een waterzuiveringsinstallatie (34.424,35 m³/jaar). De wasplaats van ABT omvat het afspuiten van vrachtwagens en rollend materieel. Er wordt gereinigd met behulp van een hogedrukreiniger. Het bedrijfsafvalwater van de afspuitzone bedraagt 2.200 m³/jaar. Het effluent komt terecht in een opslagtank van 200 m³ en op het moment van de aanvraag wordt de stroom afgevoerd naar een erkend verwerker. De aanvrager wenst dit echter in de toekomst ook zelf te behandelen en wenst deze stroom ook te vergunnen voor lozing via de waterzuiveringsinstallatie. Deze installatie werkt voornamelijk voor het ondervangen van zwevende stoffen, dit aan een capaciteit van 960 m³/dag. Voor de werking van de waterzuivering zijn twee bovengrondse dubbelwandige opslagtanks voorzien van elk 10 m³ (natronloog en polyaluminiumchloride). De tanks zijn voorzien van lekdetectie en overvulbeveiliging. De nodige periodieke beperkte en algemene onderzoeken worden uitgevoerd.
Daarnaast is er ook potentieel verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van de tankpiste, dit wordt afzonderlijk geloosd via koolwaterstofafscheider en coalescentiefilter (38,25 m³/jaar). Alle stromen worden geloosd in oppervlaktewater.
De aanvraag omvat verder ook nog een beperkte actualisatie van de toestellen en van enkele rubrieken naar aanleiding van de meest recente VLAREM-trein. De aanvraag omvat ook een hernieuwing van onder andere: transformatoren, airco’s, stallen van voertuigen, opslag diesel en verdeelslang. De airco’s beschikken over het koelmiddel R410A, een toegestaan koelmiddel. De transformator wordt ingekuipt. De opslag van diesel gebeurt in een ondergrondse dubbelwandige tank evenals de opslag van stookolie. De stad merkt op dat de keuringsattesten niet werden toegevoegd aan de aanvraag.
Het mechanisch behandelen van minerale producten (breker) wordt eveneens hernieuwd. De breker staat in voor verfijnen van de vochtige klompen kaolien. Tijdens het breken wordt het materiaal ook gedroogd met een aardgasbrander. Na het breken wordt het materiaal met perslucht naar 3 opslagsilo’s gebracht. De drooginstallatie draait niet continu, maar werkt silo’s per keer af, nadien ligt de installatie enkele dagen stil. De breker staat binnen opgesteld in magazijn 15, waarvan de deuren gesloten kunnen worden. De aanvrager stelt dat de geluidsimpact in de industriële omgeving beperkt zal zijn.
De stookinstallatie in het douanegebouw werd vervangen, waardoor het vergunde vermogen onder rubriek 43 daalt onder de hernieuwing naar een gecoördineerde situatie van 4.110 kW. Uit de passende beoordeling en verscherpte natuurtoets van de aanvrager komt voort dat er qua stikstofdepositie geen betekenisvolle impact is ten opzichte van speciale beschermingszones (SBZ) of Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). De stad wenst op te merken dat de passende beoordeling geen rekening houdt met de stookinstallaties, met als argument dat het vermogen daalt ten opzichte van vorige vergunning. Maar aangezien de vergunning een hernieuwing betreft, dienen deze wel in rekening gebracht te worden. Het is onduidelijk of deze impact de conclusie van de toetsen zou veranderen. Het is echter finaal aan ANB om te oordelen over de passende beoordeling en verscherpte natuurtoets.
De aanvrager vraagt eveneens bijstelling van de milieuvoorwaarden in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM, meer specifiek voor het plaatsen van een meetgoot. Als alternatief voorzien ze een staalnamepunt met debietsmeter. Deze bijstelling kan gunstig geadviseerd worden.
STTA
STTA staat op deze kaai voornamelijk in voor de omzetting van kaolien in een slurry. Deze slurry wordt vervolgens ingezet in de papierindustrie voor het wit maken van papier. Deze exploitatie wordt veranderd en hernieuwd.
Voor de aanmaak van de kaolienslurry zijn er diverse hulpstoffen nodig, dewelke allen worden opgeslagen in bovengrondse houders. In voorliggende aanvraag worden de hoeveelheden bijgesteld door de aanpassing aan de maximale vulhoogtes van de tanks. De opslag van biocide wordt verminderd met 10,26 ton, zodat de totale opslag 46,34 ton is. De opslag van natriumhydroxides en -peroxides wordt verminderd met 21,96 ton, zodat de gecoördineerde toestand 110,84 ton is. Deze bovengrondse, atmosferische cup-tanks bevinden zich in een overdekte, ingekuipte loods.
De aanmaak van kaolienslurry gebeurt in de zogenaamde ‘make down unit’. Hier wordt de kaolien gemengd met de hulpstoffen en water uit de reclaimtank (rubriek 21.1.2°a). Het te hernieuwen vermogen voor deze unit is 800 kW.
De aanvraag omvat ook de hernieuwing van de op- en overslag van diverse liquide bulkgoederen met een totaal van 21.312,56 ton. Dit zijn allemaal afgeleiden van dierlijke bijproducten (voornamelijk plantaardige oliën die niet meer toegepast kunnen worden in food/feed). Afhankelijk van de bestemming worden ze al dan niet gezien als afvalstof. STTA is zelf geen verwerker van deze afvalstoffen. STTA beschikt over een OVAM-erkenning categorie 1, 2 en 3 voor de opslag van afval van dierlijke producten. Alle opslagtanks zijn voorzien van een isolatiemantel waardoor eventuele lekken tevens niet buiten de inkuiping terecht kunnen komen. Alle opslagtanks zijn verder voorzien van een vloeistofdichte inkuiping met voldoende opvangcapaciteit. De tanks worden allemaal voorzien van een overvulbeveiliging.
In de aanvraag wordt het perceel 15-C-233V toegevoegd aan de exploitatie.
De aanvraag omvat eveneens de hernieuwing van 4 transformatoren. Ook wordt er stikstofgas in vaste houders opgeslagen. Stikstofgas wordt gebruikt om de leidingen uit te blazen nadat de overlading gebeurd is. Hiervoor is een vaste stikstofhouder van 52 m³ voorzien. De aanvraag omvat verder ook de uitbreiding van de vergunde airco’s en compressoren met de toevoeging van 6 warmtepompen.
De aanvraag omvat de hernieuwing van 3 stookinstallaties voor een totaal van 1.120 kW. Uit de passende beoordeling en verscherpte natuurtoets van de aanvrager komt naar voren dat er qua stikstof depositie geen betekenisvolle impact is ten opzichte van speciale beschermingszones (SBZ) of Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). De stad wenst op te merken dat de passende beoordeling geen rekening houdt met de stookinstallaties, met als argument dat het vermogen daalt ten opzichte van vorige vergunning. Maar aangezien de vergunning een hernieuwing betreft, dienen deze wel in rekening gebracht te worden. Het is onduidelijk of deze impact de conclusie van de toetsen zou veranderen. Het is echter finaal aan ANB om te oordelen over de passende beoordeling en verscherpte natuurtoets.
Er wordt jaarlijks 2.369,44 m³ bedrijfsafvalwater geloosd in het oppervlaktewater. Dit afvalwater omvat het potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de truckverlading, de inkuiping, pompzone en overdekte treinverlading. Deze stroom wordt voorbehandeld met een koolwaterstofafscheider met coalescentiefilter en daarna, na visuele controle, gemengd met de bestaande hemelwaterriolering. Om bij calamiteiten een verontreinigde lozing in de dokken te kunnen vermijden, dient deze stroom afgesloten te kunnen worden. De stroom wordt dan geanalyseerd, alvorens geloosd wordt. Een louter visuele controle is dan niet voldoende. Het afvalwater afkomstig van het tankenpark (T07, T08, T09) wordt wél via een pompput verpompt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie van ABT.
Het is echter finaal aan de VMM om te oordelen over de lozing van het aangevraagde bedrijfsafvalwater.
De aanvrager vraagt eveneens een bijstelling van de milieuvoorwaarden in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM, meer specifiek voor het plaatsen van een meetgoot. Als alternatief voorzien ze dat er bij elke pompput, koolwaterstofafscheider en verzamelput een schepstaal genomen kan worden. Er wordt ook een bijstelling gevraagd met betrekking het plaatsen van een uithangsbord, de uitbatingsuren en de aanleg van een groenscherm. Deze kunnen allen gunstig geadviseerd worden.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Geadviseerde rubriek(en)
Geadviseerde rubriek(en) SEA-INVEST ABT K316-330
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.1°b) | het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria opgenomen in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van maximaal 2 m³/uur; | 0,72 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600 m³/jaar |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 40 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +686 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 1 x 1.250 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 46 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +2 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16,20 ton |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 100 kg |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.029,60 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | 50.002,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 3,43 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,10 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 750 liter |
30.1.2° | inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten: een breek- of zeefinstallatie, andere dan vermeld in punt 1°; | 200 kW |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b); | -210 kW |
48.1.1.2° | Doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen; | 50.000 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | geen opslag meer van houtchips |
Geadviseerde rubriek(en) Sea Tank Terminal Antwerpen K320
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.1.2.d)2° | opslag en overslag van andere afvalstoffen dan vermeld in e) (asbesthoudend afval) of f) (gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) niet aan verwerking verbonden, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 21.312,56 ton |
2.2.4.1° | Dierlijke bijproducten worden beschouwd als afvalstoffen zoals vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: op- en overslag van dierlijke bijproducten; | 21.312,56 ton |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 44,32 m³/uur |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | 21.132.560 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 2 x 1.250 kVA |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +12,90 kW |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | 52.000 liter |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -32,22 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | -32,22 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | -10,26 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
21.1.2°a) | inrichtingen voor het vervaardigen van natuurlijke kleurstoffen en pigmenten, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 800 kW |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 1.120 kW |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 21.312,56 ton |
45.4.e)2° | opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton; | 21.312,56 ton |
45.18.1° | op- en overslag van dierlijke bijproducten; | 21.312,56 ton |
45.18.2°a) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 3-materiaal; | 21.312,56 m³ |
45.18.2°b) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 2-materiaal; | 21.312,56 m³ |
45.18.2°c) | dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: opslag en activiteiten van categorie 1-materiaal. | 21.312,56 m³ |
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 12 februari 2024 |
Start openbaar onderzoek | 21 februari 2024 |
Einde openbaar onderzoek | 21 maart 2024 |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste adviesdatum | 2 april 2024 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
21 februari 2024 | 21 maart 2024 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.