Terug
Gepubliceerd op 22/04/2024

2024_CBS_03301 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023164971. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 19/04/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_03301 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023164971. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_03301 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2023164971. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2023164971

Gegevens van de aanvrager:

NV NOORD NATIE TERMINALS met als adres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV NOORD NATIE TERMINALS (0442630992) met als adres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie A nrs. 269M8, 269X7, 269Z7, 269L8, 269K8, 269N8, 269E8, 269C8, 269V8, 269D8, 269A9, 269P8, 269A4, 269G6, 269T7, 269C5, 269R8, sectie B nrs. 41B7, 41Y8 en 41N6

waarvan:

 

-          20180517-0069

afdeling 14 sectie A nrs. 269X7, 269L8, 269T7, 269A4, sectie B nrs. 41B7, 41N6, sectie A nrs. 269P8, 269V8, 269D8, 269N8, 269Z7, 269R8, 269G6, sectie B nrs. 41Y8, sectie A nrs. 269C5, 269E8, 269C8, 269A9, 269M8 en 269K8 (Noord Natie Terminals nv)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Sloop magazijn met bureel;

Op- en overslagbedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding.

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     3/8/2000: vergunning (200061) voor het slopen van een magazijn en het bouwen van een nieuw gevarengoedmagazijn, bureel, tankpark en ADR-parking. 

 

Vergunde toestand

-     functie:

  • industrie en bedrijvigheid;
  • magazijn opgedeeld in vier compartimenten en bureel;

-     bouwvolume: 

  • oppervlakte: circa 6.000 m²;
  • maximale hoogte: 11,68 meter;

-     gevelafwerking: betonnen silexplaten; 

-     inrichting: 

  • aan de noordzijde is een laadput voorzien; 
  • rondom het magazijn is het terrein aangelegd in beton.  

 

Bestaande toestand

-     2 compartimenten van het magazijn zijn niet gebouwd. Het magazijn heeft een totale oppervlakte van circa 3.390 m² en een volume van 33.010 m³. 

 

Nieuwe toestand

-     inrichting: 

  • na de sloop van het gebouw en de verhardingen zal het terrein braakliggend zijn.

 

Inhoud van de aanvraag 

-     slopen van een magazijn met bureel. 

 

Opgemerkt wordt dat er in het noorden op het terrein een laadput opgevuld wordt (reliëfwijziging). Deze stedenbouwkundige handeling wordt niet aangevraagd. Echter heeft deze reliëfwijziging geen impact op de strekking van voorliggend advies.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 16 oktober 2014 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor de verdere exploitatie en verandering van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn verstrijkend op 16 oktober 2034. Nadien werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de sloop van een magazijn waardoor diverse rubrieken geschrapt en of verplaatst worden.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-2.800 ton

2.1.1.a)2°

opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn van meer dan 100 ton;

verplaatsing

2.2.4.1°

op- en overslag van dierlijke bijproducten;

verplaatsing

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

verplaatsing

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

verplaatsing

7.1.2°

 inrichtingen of activiteiten die niet elders ingedeeld zijn voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

verplaatsing

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting);

verplaatsing

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

verplaatsing

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

verplaatsing

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

verplaatsing

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

verplaatsing

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

verplaatsing

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

verplaatsing

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

verplaatsing

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

verplaatsing

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

verplaatsing

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

verplaatsing

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

-4.710 ton

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

-56 kW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

verplaatsing

45.18.1°

op- en overslag van dierlijke bijproducten;

verplaatsing

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar.

-14.250 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte


1.

Bij te stellen voorwaarde:

6. In LT101 t.e.m. 112, 113 t.e.m. 116, 120 t.e.m. 124 mogen enkel minerale, plantaardige en dierlijke oliën en vetten, vetzuren, vetesters en vetalcoholen gestockeerd worden.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing gezien de vermelde opslagtanks zijn afgebroken. Daarom vraagt de exploitant deze te schrappen.

2.

Bij te stellen voorwaarde:

16. De vaste houders LT101, 104, 105, 106, 107, 110 en J203 kunnen pas in gebruik genomen worden na vakkundige herstelling en het afleveren van een attest waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan Vlarem II.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De bijzonder voorwaarde is niet meer van toepassing gezien de vermelde opslagtanks T101 , 104, 105, 106, 107, 110 werden afgebroken. J203 werd terug in gebruik genomen. Daarom vraagt de exploitant deze voorwaarde te schrappen

3.

Bij te stellen voorwaarde:

17. De tank LT115 mag enkel gebruikt worden voor de opslag van producten die niet opgenomen zijn in bijlage 1 van Vlarem I.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing gezien de vermelde opslagtank T115 gesloopt werd. Daarom vraagt de exploitant deze voorwaarde te schrappen.

4.

Bij te stellen voorwaarde:

18. De opslag van producten met een vlampunt lager dan 55°C in magazijn 245 wordt beperkt tot 1.484 m³ in compartiment 1 en 1.412 m³ in compartiment 2, met een totale opslagcapaciteit van 2.800 m³ voor beide compartimenten samen.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing gezien het magazijn zal afgebroken worden. Daarom vraagt de exploitant deze te schrappen.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

4 maart 2024

13 maart 2024

Gunstig

Water-link

4 maart 2024

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

4 maart 2024

28 maart 2024

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en, voor het 4de Havendok, het Leopolddok en het Hansadok, Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > Hemelwaterverordening 2023).

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing aangezien de aanvraag enkel sloop betreft.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die door een niet-publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m² (circa 11.855 m²), is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 21 juli 2023 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 26739. Er werd geen programma van maatregelen opgemaakt.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Een bestaand magazijn met bureel, ter hoogte van kaai 245 langs het 4de Havendok, zal gesloopt worden inclusief de bijhorende verhardingen rondom het gebouw. De ondergrondse constructies worden tot 2 meter onder het maaiveld gesloopt.

 

Na de afbraakwerken zal het terrein braakliggend zijn. Het is niet duidelijk hoe het terrein afgewerkt en onderhouden zal worden in afwachting van een nieuwe ontwikkeling.

Het terrein dient na de sloopwerkzaamheden vochtig gehouden of ingezaaid te worden met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.

 

Het terrein wordt bouwrijp gemaakt in functie van de herontwikkeling van het terrein voor het bouwen van een nieuwe tankput (geen voorwerp van voorliggende aanvraag). De aanvraag is functioneel inpasbaar binnen het industrieveld.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Door het louter slopen van een gebouw met bijhorende verhardingen wordt er geen nieuwe ruimte in gebruik genomen. De site kan hierdoor herontwikkeld worden volgens de bestemming die van toepassing is op dit gebied en hiermee kan het aansnijden van nieuwe ruimte vermeden worden.

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

Het te slopen gebouw is opgetrokken in betonnen kolommen en afgewerkt met betonnen silexplaten.

 

Bodemreliëf

In de verantwoordingsnota wordt vermeld dat de niveaus op het terrein ongewijzigd blijven. Echter is er een laadput aanwezig die opgevuld zal worden. Deze laadput heeft volgens het inplantingsplan een maximale diepte van 1,33 meter diepte. De laadput wordt opgevuld tot op het maaiveldniveau.

 

Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag betreft de sloop van niet historisch of architecturaal waardevolle constructies midden in industriegebied. Het gebouw is noch beschermd noch op de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed opgenomen.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht.

De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een KLIP-aanvraag in te dienen.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte. Er is enkel een effect op de mobiliteit gedurende de sloopwerken door het aan- en afrijden van transport.

Door de ligging van het terrein aan het 4de Havendok kan onderzocht worden om de afvoer van materialen via het water te laten gebeuren.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu


Noord Natie terminals exploiteert een terminal voor de opslag van gevaarlijke en niet-gevaarlijke stoffen in tankparken, op ADR-zones en in magazijn 245. Daarnaast beschikt de terminal ook over een menginstallatie voor de aanmaak van antivries. Hier horen ook de typische laad/los- en overslagactiviteiten bij, verbonden via schepen, spoorwagons en tankwagens/tankcontainers. Dit bedrijf betreft een hoge drempel Seveso-inrichting.

De aanvraag betreft de sloop van het magazijn 245 met bijgebouwen. Milieutechnisch houdt dit aldus in dat er een aantal zaken verplaatst zullen worden en een aantal zaken verwijderd. De aanvrager wenst wel te benadrukken dat de hoeveelheid opgeslagen (gevaarlijke) stoffen steeds een inschatting is en dat met de sloop van het magazijn niet alle vergunde opslagrubrieken zullen dalen.

Enkele rubrieken werden geschrapt. De 2 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 350 kVA en 1.000 kVA zijn niet meer vergunningsplichtig (12.2.1), alsook de batterijladers (12.3.2). De opslag van hout in het magazijn 245 wordt eveneens stopgezet (19.6.1.a). Het hout zal hierna enkel nog in open lucht gestockeerd worden.

De vergunde 5 m³ dieseltank 9503 horende bij de verdeelinstallatie voor de eigen voertuigen wordt verplaatst, zonder een wijziging van de hoeveelheid opgeslagen onder rubriek 17.3.2. De dieseltank betreft een dubbelwandige opslagtank conform Vlarem. Ze wordt verplaatst naar een vloeistofdichte zone, voorzien van een opvang. Spills kunnen overgepompt worden naar de interne waterzuiveringsinstallatie. De vergunde menginstallatie voor anti-vries uit magazijn 245 wordt verplaatst ten noorden van het nieuwe tankenpark 'U'. Het oude ketelhuis zal vloeistofdicht gemaakt worden en van een opvang voorzien om eventuele spills van de installatie op te vangen. De interne gebruiksproducten worden verplaatst naar een container in het technisch magazijn (17.4). Door de sloop van magazijn 245 worden 2 verwarmingstoestellen verwijderd, wat een verlaging van het vermogen betreft voor rubriek 43.1.

Verder omvat de aanvraag ook een actualisatie van de hoeveelheid opgeslagen reinigingsmiddel (rubriek 34.3), een aanpassing van de omschrijving van rubriek 39.4.2 en een schrapping van de blusschuimtanks uit de vergunning wegens het vervallen van de vergunningsplicht.

Een stuk van de vergunde bemalingen wordt geschrapt uit te vergunning, omwille van het feit dat deze reeds uitgevoerd zijn. Een deel dient behouden te blijven, wegens de nog uit te voeren bouw van tankenpark 'Q' en 'R'.

Verder wordt door de wijziging van de opslag van Seveso-stoffen, eveneens rubriek 17.2.2, gewijzigd. De aanvrager verklaart dat de totale opslag van Seveso-producten niet wijzigt. Het team Omgevingseffecten besliste dat deze kleine wijziging kan gezien worden als een “kleiner project met gevaarlijke stoffen” en geen nieuw omgevingsveiligheidsrapport nodig is.

Als gevolg van de afbraak van tanks binnen het magazijn 245, dienen er ook enkele bijzondere voorwaarden bijgesteld te worden:

6. In LT101 t.e.m. 112, 113 t.e.m. 116, 120 t.e.m. 124 mogen enkel minerale, plantaardige en dierlijke oliën en vetten, vetzuren, vetesters en vetalcoholen gestockeerd worden. De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing gezien de vermelde opslagtanks zijn afgebroken.

16. De vaste houders LT101, 104, 105, 106, 107, 110 en J203 kunnen pas in gebruik genomen worden na vakkundige herstelling en het afleveren van een attest waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan Vlarem II. De tanks werden ondertussen gesloopt of volledig hersteld met een meest recent onderzoek uit 2018. De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing.

17. De tank LT115 mag enkel gebruikt worden voor de opslag van producten die niet opgenomen zijn in bijlage 1 van Vlarem I. Deze tank werd ondertussen gesloopt. De bijzondere voorwaarde is niet meer van toepassing.

18. De opslag van producten met een vlampunt lager dan 55°C in magazijn 245 wordt beperkt tot 1.484 m³ in compartiment 1 en 1.412 m³ in compartiment 2, met een totale opslagcapaciteit van 2.800 m³ voor beide compartimenten samen. De aanvraag omvat de sloop van magazijn 245, deze voorwaarde kan geschrapt worden.

 

In het subadvies van Haven van Antwerpen-Brugge NV wordt ook nog de aandacht gevestigd op het verbod om nestgelegenheid van bepaalde soorten te verwijderen. Graag hiervoor de nodige aandacht bij afbraak (broedvogels zoals de gierzwaluw, huiszwaluw, zwarte roodstaart, ... en vleermuizen). Bij vermoedelijke aanwezigheid wordt aangeraden om vóór de afbraakwerken contact op te nemen met het Havenbedrijf via het e-mailadres soortenbeschermingsprogramma@portofantwerpbruges.com.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het terrein dient na de sloopwerkzaamheden vochtig gehouden of ingezaaid te worden met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

-2.800 ton

2.1.1.a)2°

opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn van meer dan 100 ton; 

verplaatsing

2.2.4.1°

op- en overslag van dierlijke bijproducten;

verplaatsing


6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; 

verplaatsing

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; 

verplaatsing

7.1.2°

inrichtingen of activiteiten die niet elders ingedeeld zijn voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

verplaatsing

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting);

verplaatsing

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; 

verplaatsing

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; 

verplaatsing

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; 

verplaatsing

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; 

verplaatsing

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

verplaatsing

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; 

verplaatsing

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; 

verplaatsing

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; 

verplaatsing

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

verplaatsing

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

verplaatsing

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; 

-4.710 ton

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; 

-56 kW

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; 

verplaatsing

45.18.1°

op- en overslag van dierlijke bijproducten; 

verplaatsing

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar.

-14.250 m³/jaar

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

1 maart 2024

Start openbaar onderzoek

9 maart 2024

Einde openbaar onderzoek

7 april 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste adviesdatum

20 april 2024

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

9 maart 2024

7 april 2024

0

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS. Met dit bezwaarschrift reageert NMBS op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. NMBS stelt dat ze niet betrokken zijn bij dit terrein.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het terrein dient na de sloopwerkzaamheden vochtig gehouden of ingezaaid te worden met een streekeigen grasmengsel om stofvorming te voorkomen.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.