Terug
Gepubliceerd op 29/04/2024

2024_CBS_03471 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024036134. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 26/04/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Bart De Wever, burgemeester

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur
2024_CBS_03471 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024036134. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_03471 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024036134. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

De dienst Mer van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectenrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.

 

Projectnummer:

OMV_2024036134

Gegevens van de aanvrager:

BV LBC Lillo met als contactadres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

BV LBC Lillo (0885386405) met als contactadres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen 

Kadastrale gegevens:

afdeling 16 sectie F nrs. 234H, 235A, 239D, 241P, 241S2, 241T, 241T2, 241V2 en 241W2

Inrichtingsnummer:

20180207-0047 (LBC CEPSA)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Bouwen van een tankpark en drie scheepsbeladingen met aanhorigheden; 

Op- en overslagbedrijf: verandering door uitbreiding.


Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.

Regelgeving: bevoegdheid

Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat de dienst Mer van het departement Omgeving het college om advies vraagt.

Argumentatie

Beoordeling MER

Het project-MER voor LBC Lillo BV is opgesteld voor de uitbreiding/wijziging van de bestaande inrichting, gelegen aan de Scheldelaan 420, haven 507 te Antwerpen. LBC Lillo BV exploiteert in de haven van Antwerpen een tankterminal. De inrichting is gelegen op de rechter Scheldeoever op het industrieterrein van Covestro te Lillo. De bedrijfsactiviteiten zijn vergund voor onbepaalde duur.

 

De hoofdactiviteit van de inrichting bestaat uit de opslag van producten in vloeibare toestand voor derden en de hieraan verbonden behandelingen waaronder het laden en lossen van deze producten. Het aan- en afvoeren van producten geschiedt in bulk via tankwagens, ketelwagens, schepen of pijpleidingen.

Op dit moment heeft LBC Lillo BV gepland om de opslagcapaciteit van vloeistoffen uit te breiden met een totaal van 134.350 m³, verdeeld over vier nieuwe tankputten, namelijk TP1, TP2, TP3 en TP4. Daarnaast is het bedrijf ook van plan om de opslag van ammoniak uit te breiden met twee tanks, elk met een capaciteit van 57.906 m³. De project-MER werd in functie van deze uitbreiding opgemaakt.

LBC Lillo BV wenst als verstrekker van logistieke diensten in te spelen op trends die zich op middellange en langere termijn aandienen in deze industrie. De aanvrager stelt dat de geplande uitbreidingen noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de industriële site in positieve zin verder uit te bouwen.

 

De aanvraag betreft een project als vermeld in bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project heeft betrekking op rubriek 25 van bijlage I van het vermelde besluit:

  • Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer.

 

De dienst Mer van het Departement Omgeving vraagt het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. Het college wordt eveneens om een advies gevraagd, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Het advies van het college over de gehele omgevingsvergunningsaanvraag kan pas geformuleerd worden nadat het openbaar onderzoek is afgerond. Onderhavig advies beperkt zich louter tot het opgestelde MER.


Discipline lucht

In de exploitatiefase zijn emissies mogelijk van verbranding, emissies van op -en overslag (VOS) en potentiële lekemissies.

De uitbreiding van de opslagcapaciteit kan leiden tot een toename van de VOS-emissies. Door de project-geïntegreerde maatregelen die voorzien worden kunnen de VOS-emissies beperkt worden. Bij alle doorgerekende scenario’s blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijk opgelegde reductieverplichting van 85% (impactscore 0).

Inzake TDI, benzeen, acrylonitrile en methylacrylaat wordt wel een beperkte negatieve impact berekend in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf (impactscore -1).

Inzake NO2 en impact transport wordt een verwaarloosbare impact berekend (impactscore 0).

 

Discipline bodem

In fase 1 en fase 2 worden in totaal 7 bemalingen uitgevoerd welke niet gelijktijdig plaatsvinden. De bemalingen zijn tijdelijk. Het grondwaterpeil is zeer oppervlakkig (gemiddeld 1 m-mv) zodat als gevolg van de aanwezige capillaire opstijging in de bodem het resulterende effect van de bemaling wat betreft wijziging bodemvochtregime gering zal zijn. Het effect op het bodemvochtregime wordt in de aanlegfase daarom als verwaarloosbaar beoordeeld (0).

 

In de onmiddellijke buurt zijn geen verontreinigingskernen aanwezig die kunnen beïnvloed worden door bemaling. Het milieueffect op de bodemkwaliteit wordt in de aanlegfase als verwaarloosbaar beoordeeld (0). Hier staat tegenover dat uit de analyses van het grondwater gebleken is dat de bodemsaneringsnorm voor PFAS meerdere malen wordt overschreden. Het bemalingswater zal moeten gezuiverd worden (met actieve kool) alvorens het kan geloosd worden in het Kanaaldok. Het effect op de grondwaterkwaliteit wordt bij toepassing van de waterzuivering als gering negatief beoordeeld (-1).

 

De percelen 241 T2 en 241 P zijn braakliggende bospercelen waar de ontbossing reeds gedeeltelijk gebeurd is. Het projectterrein is ingedeeld als industriegebied. Het terrein is in het verleden bij de aanleg van het havengebied opgespoten. Het effect op bodemgebruik en bodemgeschiktheid wordt als gering negatief beoordeeld (-1).

 

Er worden verschillende voorzorgsmaatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het effect op het wijzigen van de bodemkwaliteit minimaal is. De opslagtanks worden gegroepeerd in een inkuiping per tankenpark. De vloer van de inkuiping wordt hellend uitgevoerd om zowel regenwater als eventuele lekkages af te leiden naar het interne rioleringssysteem. Regenwater dat in een tankenpark of op de laadstations terecht komt, wordt via afvoergoten verzameld in een gescheiden riolering en naar de waterzuiveringsinstallatie van Envalior geleid waarna het geloosd wordt in de Schelde. De afvalwaters afkomstig van de verlaadplaatsen worden opgevangen in opvangputten die niet in verbinding staan met het rioleringssysteem van Covestro. Na controle worden deze waters opgepompt en afgevoerd naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie alvorens geloosd te worden in het Kanaaldok.

 

Het effect op bodemkwaliteit wordt als gevolg van deze voorzorgsmaatregelen als gering negatief beoordeeld (-1).

 

Discipline water

Tijdens de aanlegfase is er een bemaling nodig. Hier is een klein effect mogelijk door de lozing van met PFAS verreikt afvalwater. De aanvrager stelt dat deze impact minimaal is.

 

Het hemelwater uit de opvang van de tankenparken wordt initieel als potentieel verontreinigd hemelwater aanzien, tenzij op basis van een interne controle aangetoond wordt dat het niet verontreinigd is. Indien verontreinigd, wordt het water afgeleid naar de waterzuiveringsinstallatie ter hoogte van het bedrijf Envalior. Envalior loost op de Schelde. Al het geloosde bedrijfsafvalwater valt aldus ook onder de vergunde impact van Envalior.

 

Discipline biodiversiteit

Het terrein van de tankenparken is sinds de aanleg ervan nog niet ontwikkeld tot industriegebied. Als gevolg daarvan is het projectgebied biologisch waardevol door spontane natuurontwikkeling.

Actueel is het terrein deels braakliggend, deels terug begroeid met een pioniervegetatie. Op het noordelijke tankenpark komt volgende begroeiing voor:

  • 2 bomenrijen van schietwilg;
  • opslag van struiken en ruigtekruiden: framboos, braam, vlinderstruik, eglantier.

 

Tussen de geplande tankenparken en het bestaande tankenpark van LBC Lillo ligt een weg en een gracht begroeid met riet. Deze gracht is ook biologisch waardevol en blijft behouden.

De aanleg en exploitatie van de tankenparken veroorzaken volgende effecten op de natuur:

  • direct verlies van natuur aanwezig in het projectgebied;
  • verstoring door emissies naar de lucht (vermestende en verzurende deposities en gewijzigde luchtkwaliteit).

 

De aanvrager stelt dat er geen milderende maatregelen nodig zijn naast de verplichte maatregelen: boscompensatie en toepassing BBT voor opslag van vloeistoffen en behandeling van dampen.

 

Discipline mens

In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied kunnen hogere concentraties in de lucht van verschillende stoffen voorkomen (benzeen, fenol, NO2). Hier zijn echter geen woonfuncties gelegen en wordt er bijgevolg geen permanent verblijf van personen verondersteld. Wel kunnen in de omgeving arbeiders tewerkgesteld worden.

 

De gevaarlijke stoffen kunnen ook ingedeeld zijn als Seveso-producten. Hierdoor wordt voor de geplande uitbreiding eveneens een OVR opgesteld. Dit zal geadviseerd worden in de reguliere omgevingsvergunningsaanvraag.


Conclusie

Het college onderschrijft de conclusies van het MER en sluit zich er bij aan.


Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 maart 2024

Uiterste adviesdatum

19 april 2024

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het MER.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.