Terug
Gepubliceerd op 01/07/2024

2024_CBS_05420 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2024076234. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 28/06/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Elisabeth van Doesburg, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_05420 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2024076234. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_05420 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2024076234. Scheldelaan 450. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2024076234

Gegevens van de aanvrager:

NV ADVARIO STOLTHAVEN ANTWERP met als adres Scheldelaan 450 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV ADVARIO STOLTHAVEN ANTWERP (0406119697) met als adres Scheldelaan 450 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 450 te 2040 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 18 sectie A nrs. 162R en sectie F nrs. 112M

waarvan:

 

-          20200609-0016

afdeling 18 sectie F nrs. 112M en sectie A nrs. 162R (OTSA)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen van een tankpark met bijhorende constructies; op- en overslagbedrijf: verandering door uitbreiding en een tijdelijke bronbemaling

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-      4/10/2013: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20133234) voor de uitbreiding van de bestaande opslagcapaciteit met de oprichting van 3 tanks, een leidingbrug, keermuren en bijhorende pompenplaat;

-      18/09/2009: stedenbouwkundige vergunning (HVN/2009/B/0129) voor het plaatsen van nieuwe draadomheining en riolering op blokken A8-B8-A9-B9;

-      29/05/2002: stedenbouwkundige vergunning (HV/2001/B/0063 - 20011084) voor aanpassen aanlegsteiger.

 

Vergunde toestand

Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend voor de inrichting die gekenmerkt is als tankterminal, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (18/52655/B/ - 1969831041) verleend door het college op 5/12/1969 voor de bouw van een aanlegsteiger en de stedenbouwkundige vergunning (18/52962/B/ - 1970828045) verleend door het college op 10/07/1970 voor de bouw van een tankinstallatie. Deze oorspronkelijke installaties bevinden zich voornamelijk ten zuiden en ten westen van de huidige aanvraag.

 

Bestaande toestand

* functie: 

  > industrie en bedrijvigheid;

  > tankterminal met aanhorigheden.

 

* inrichting:

  > op een industrieterrein gelegen tussen het Kanaaldok B2 en de Scheldelaan is een tankterminal aangelegd;

  > aan de noordzijde van een bestaande tankput ligt een vrije zone.

 

Nieuwe toestand

* functie: 

  > industrie en bedrijvigheid;

  > tankterminal met aanhorigheden;

  > uitbreiding opslagcapaciteit met nieuw tankenpark en aanhorigheden:

- tankput met 3 tanks;

- leidingbruggen;

- pompenplaat;

- schuimbluslokaal;

- verharding.

 

* bouwvolume:

  > 3 tanks met elk een inhoud van 4.200 m³ en een hoogte van 18 meter;

  > schuimbluslokaal met een oppervlakte van 79 m² en een hoogte van circa 5 meter.

 

* gevelafwerking:

  > metalen tanks in wit geschilderd;

  > schuimbluslokaal met wanden in cellenbeton (wit geschilderd).

 

* inrichting:

  > het nieuwe tankenpark bevindt zich net ten noorden van een reeds bestaand tankenpark en ten westen van Insteekdok 1;

  > de leidingbruggen worden aan de zuidzijde van het nieuwe tankenpark geplaatst;

  > de bestaande leidingbruggen ten zuiden en westen van het bestaande tankenpark worden uitgebreid;

  > de pompenplaat wordt aan de oostzijde van het nieuwe tankenpark voorzien;

  > het schuimbluslokaal bevindt zich ten zuiden van het bestaande tankenpark en ten westen van een bestaand, te behouden schuimbluslokaal.

 

Inhoud van de aanvraag

-          Bouwen van een tankenpark;

-          Plaatsen en uitbreiden van leidingbruggen;

-          Aanleggen van een pompenplaat;

-          Bouwen van een schuimbluslokaal;

-          Aanleggen van verharding.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 1 juli 2021 verleende de deputatie van de provincie een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie en verandering van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur. Nadien werd nog één vergunning verleend voor een verandering.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag omvat enerzijds een tijdelijke bronbemaling en anderzijds het voorzien van de mogelijkheid om de reeds vergunde gevaarlijke en niet-gevaarlijke producten ook op een bijkomende locatie te mogen opslaan.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

Bijkomende opslagplaats

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

5 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

Bijkomende opslagplaats

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Bijkomende opslagplaats

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

Bijkomende opslagplaats

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

Bijkomende opslagplaats

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar.

10.000 m³/jaar

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

31 mei 2024

13 juni 2024

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B2 en Insteekdok 1 – Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke verordening inzake hemelwater.

In voorliggende aanvraag wordt er op twee manieren omgegaan met de opvang en afvoer van hemelwater: enerzijds wordt het hemelwater beschouwd als potentieel verontreinigd. Dit is van toepassing voor het hemelwater dat in de tankenput en op de pompenplaat valt. Dit hemelwater wordt opgevangen en afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie. Anderzijds kan het hemelwater dat op het dak van het schuimbluslokaal en op het stuk afdak bij de pompenplaat valt, op natuurlijke wijze infiltreren in de naastliggende ondergrond. De nieuwe waterdoorlatende verharding wordt aangelegd in gebroken asfalt en kalksteen. Om effectief waterdoorlatend te zijn, dient de fundering eveneens waterdoorlatend te zijn.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 


Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Op een reeds ontwikkeld industrieterrein gekenmerkt door tankopslag, wordt ten noorden van een bestaand tankenpark een nieuw tankenpark gebouwd. In de nieuwe tankput, met een oppervlakte van circa 2.870 m², worden 3 identieke tanks geplaatst. De betonnen keermuur rond de tankput heeft een hoogte van circa 3 meter en sluit aan op het bestaande tankenpark.

 

Aan de zuidzijde van het nieuwe tankenpark worden nieuwe leidingbruggen geplaatst met een totale lengte van circa 70 meter. De bestaande leidingbruggen ten zuiden en oosten van het bestaande tankenpark worden uitgebreid door een extra niveau bij te plaatsen, waardoor de hoogte respectievelijk 11,70 meter en 9,75 meter zal bedragen.

 

Onder de bestaande leidingbrug ten zuiden van het bestaande tankenpark wordt een blusschuimlokaal gebouwd. Het reeds bestaande blusschuimlokaal ten oosten daarvan blijft behouden. Een pompenplaat, met een oppervlakte van circa 80 m², wordt geplaatst aan de oostzijde van het nieuwe tankenpark.

 

Het nieuwe tankenpark met aanhorige constructies draagt bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Het terrein wordt ontwikkeld volgens de bestemming die van toepassing is op dit gebied.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gebruikte materialen zijn voornamelijk beton en staal, welke typisch zijn voor dit soort constructies en gebouwen. De gebruikte materialen en kleuren zijn neutraal en aanvaardbaar binnen deze industriële omgeving.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Op moment van opmaak van dit verslag hadden zij nog geen advies uitgebracht. Ook het college hecht belang aan dit advies.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte noch automobiliteit.

 


Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Advario Stoltaven Antwerp (ASA) is een tankterminal die gespecialiseerd is in het ontvangen, opslaan en distribueren van grote hoeveelheden gevaarlijke vloeistoffen en samengeperste gassen. Op 1 juli 2021 werd de vergunning van ASA vernieuwd, waardoor de terminal voor onbepaalde tijd kan blijven opereren. De producten worden op verschillende manieren naar de terminal vervoerd, zoals via pijpleidingen, spoorwegen, schepen, tankwagens en containers. Deze producten kunnen op dezelfde manier de terminal verlaten of worden overgebracht naar kleinere verpakkingen. Vanwege de aard van de activiteiten is ASA onderhevig aan zowel VR (Veiligheidsrapportage) als MER (milieueffectrapportage). 

ASA heeft plannen om in de toekomst bestaande tankparken volledig te renoveren door oude tanks en infrastructuren te slopen en te vervangen door nieuwe. De gevolgen van deze renovatie zullen worden beoordeeld in een nieuw project-MER en OVR (omgevingsveiligheidsrapport) dat op een later tijdstip zal worden gestart. Het team Omgevingseffecten oordeelde dat naar aanleiding van voorliggende aanvraag geen bijwerking van het reeds goedgekeurde omgevingsveiligheidsrapport moet worden opgesteld.

Aangezien de concrete plannen voor de renovatie op dit moment nog niet bekend zijn, wil het bedrijf in eerste instantie extra opslagcapaciteit creëren voor producten die momenteel in andere, oudere tankparken worden opgeslagen. Voorliggende aanvraag heeft dus alleen betrekking op de bouw van TP20bis en de mogelijkheid om zowel gevaarlijke als niet-gevaarlijke stoffen op te slaan, binnen de reeds vergunde hoeveelheden. Er wordt dus geen uitbreiding van de vergunde opslagcapaciteit of wijziging van de producten of doorvoer gevraagd. Er wordt enkel de verplaatsing aangevraagd van de reeds vergunde opslaghoeveelheden naar het nieuwe te bouwen tankenpark. 

De 3 nieuwe tanks worden geplaatst in een vloeistofdichte inkuiping overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 5.17.4.3 van Vlarem II. De kuipmuur wordt voorzien op 3 meter hoogte waardoor een inkuipingcapaciteit gerealiseerd wordt die de helft van het totale inhoudsvermogen van de erin geplaatste houders bedraagt. De pompen zullen in een afzonderlijke vloeistofdichte en overdekte pompput geplaatst worden zodat het hemelwater dat hierin terecht komt niet in de inkuiping terecht komt. Het hemelwater dat terecht komt in de inkuipingen en in de pompput wordt steeds beschouwd als potentieel verontreinigd en wordt als bedrijfsafvalwater afgeleid naar de waterzuiveringsinstallatie van Bayer Agriculture. De stad wenst er op te wijzen dat er de waterzuivering van Bayer afgestemd dient te zijn op het specifieke afvalwater van Advario. Indien Bayer niet de nodige zuivering kan garanderen voor alle verontreinigingsparameters moet Advario zelf bijkomende zuivering voorzien, dit bijvoorbeeld voor de aanwezigheid van PFAS in het afvalwater. 

De exploitatie is een bron van niet-geleide emissies. De emissies ontstaan door het opslaan en laden van vluchtige producten. De aanvrager stelt dat, ondanks het feit dat de aanvraag een uitbreiding met 3 opslagtanks omvat, er geen toename van luchtemissies wordt verwacht. Dit komt enerzijds doordat de totale opslagcapaciteit en de daarbij horende doorvoer niet zullen veranderen, waardoor het laden en lossen niet zal toenemen in vergelijking met de huidige vergunde situatie. Anderzijds wordt voor de 3 nieuwe tanks een hoger tankdesign gebruikt, waardoor een verhoogde afsteldruk van het overdrukventiel mogelijk wordt (17,2 kPa). Deze verhoogde afsteldruk heeft een gunstig effect op de emissies van de tanks in vergelijking met de bestaande situatie waarin opslag plaatsvindt in oudere tankenparken met een lagere afsteldruk (1,75 kPa).

Er wordt een bemaling aangevraagd voor het bouwrijp maken van het terrein met een debiet van 10.000 m³/jaar. Dit water zal na zuivering geloosd worden in het dok met een debiet van maximaal 5 m³/uur. De zuivering dient voorzien te worden aangezien er een verhoging aan diallaat, arseen en PFAS mogelijk is. Er worden geen lozingsnormen aangevraagd, de aanvrager gaat er aldus vanuit dat de lozing geen hogere concentraties zal bevatten dan het indelingscriterium of in afwezigheid van indelingscriterium de rapportagegrens. Voor wat PFAS betreft adviseert het college om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het te lozen bemalingswater/bedrijfsafvalwater gecontroleerd dient te worden op minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC. Ook het Havenbedrijf dringt aan op een zuivering van PFAS, alvorens het water geloosd wordt.

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 


Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarde en voor zover het advies van de Brandweerzone Antwerpen gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

Bijkomende opslagplaats

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

5 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

Bijkomende opslagplaats

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting);

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

Bijkomende opslagplaats

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Bijkomende opslagplaats

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

Bijkomende opslagplaats

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

Bijkomende opslagplaats

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

Bijkomende opslagplaats

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

Bijkomende opslagplaats

53.2.2°a)

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van maximaal 30.000 m³ per jaar.

10.000 m³/jaar


 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Op de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 wordt een analyse uitgevoerd voorafgaand lozing en aan volgende frequentie:

- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse voor lozingspunt in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

De analyseresultaten dienen bijgehouden te worden in een register en worden ter informatie bezorgd te worden aan dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_2024076234.

 

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

30 mei 2024

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste adviesdatum

29 juni 2024

 

Onderzoek

De aanvraag moet niet onderworpen worden aan een openbaar onderzoek.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder voorwaarde en voor zover het advies van de Brandweerzone Antwerpen gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden:

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. Op de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 wordt een analyse uitgevoerd voorafgaand lozing en aan volgende frequentie:

- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse voor lozingspunt in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse maximaal 80% van de norm bedraagt;

- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

De analyseresultaten dienen bijgehouden te worden in een register en worden ter informatie bezorgd te worden aan dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV_2024076234.

 

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.