Terug
Gepubliceerd op 17/06/2024

2024_CBS_05011 - Omgevingsvergunning - OMV_2024008978. Scheldelaan 8. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 14/06/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Koen Kennis, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_05011 - Omgevingsvergunning - OMV_2024008978. Scheldelaan 8. District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_05011 - Omgevingsvergunning - OMV_2024008978. Scheldelaan 8. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2024008978

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV SAYBOLT BELGIUM (0463727603) met als adres Scheldelaan 8 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 8 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie A nr. 453R

waarvan:

 

-          20240123-0060

afdeling 14 sectie A nr. 453R (SAYBOLT BELGIUM)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Verandering van een kwaliteitscontrolelaboratorium

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

6/04/2012: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20116829) voor de renovatie, herbouwen en uitbreiding bedrijfsgebouw.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 26 juli 2012 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het exploiteren van een kwaliteitscontrolelaboratorium, voor een termijn verstrijkend op 26 juli 2032. Nadien werd er nog akte genomen van een verandering.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een uitbreiding van de opslag van brandbare vloeistoffen en de toevoeging van een argontank.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+25.000 liter

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-98,50 kW

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter.

1.000 liter

 

 

CLP-tabel

Zie bijlage.

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

SAYBOLT BELGIUM

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.17.3.3.3.§1:

Tussen een vast opgestelde houder voor gassen gerangschikt in een welbepaalde groep van de groepen, vermeld in artikel 5.17.3.1.1, §4. enerzijds en de opslagplaatsen voor gassen gerangschikt in andere van de groepen, vermeld in artikel 5.17.3.1.1, §4, alsmede elementen, vermeld in bijlage 5.17.1, anderzijds, bestaat een minimale scheidingsafstand, uitgedrukt in m, vermeld in de tabel in bijlage 5.17.1.

Afhankelijk van de opslagcapaciteit gelden overeenkomstig bijlage 5.17.1 verschillende scheidingsafstanden.

De scheidingsafstand tussen twee elementen die te hanteren is, is de grootste van de afstanden aangegeven in de tabel.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

Conform art. 5.17.3.3.3.§3. wordt een afwijkende scheidingsafstand van 1,5m toegestaan tussen de argontank van 1.000 l en de opslagplaats van gevaarlijke vloeistoffen gekenmerkt door GHS02 in een brandwerende container.

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap voor Natuur en Bos - Adviezen en Vergunningen Antwerpen

25 april 2024

 /

Dit advies werd niet tijdig uitgebracht 

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

25 april 2024

8 mei 2024

Gunstig

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

25 april 2024

8 mei 2024

Voorwaardelijk gunstig

 

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

 

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen.

Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Over het goed loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De ingedeelde inrichting of activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag omvat onder andere de plaatsing van een argontank. Om vrijgesteld te zijn van stedenbouwkundige vergunningsplicht, dient er te worden voldaan aan alle voorwaarden uit het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, meer bepaald hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Saybolt Belgium nv baat aan de Scheldelaan een labo voor de analyse van chemische stoffen uit.

Eerdere milieuvergunningen werden door de deputatie van de provincie Antwerpen verleend. Ten gevolge van een wijzing van de indelingslijst (omzetting naar de CLP-wetgeving) is het college van burgemeester en schepenen inmiddels de vergunningverlenende overheid geworden.

 

Op vraag van klanten test Saybolt Belgium nv in het labo diverse stalen op hun kwaliteit en samenstelling. De stalen worden aangeleverd in recipiënten door de opdrachtgevers. Ze blijven nog enige tijd in het magazijn bewaard tot ze terug worden opgehaald door een geregistreerd inzamelaar, handelaar of makelaar van afvalstoffen en ze worden opgeslagen op rekken boven een inkuiping. Voorliggende aanvraag betreft een uitbreiding van de opslag van deze (brandbare) vloeistoffen met 25.000 liter waardoor de totale vergunde opslag op 30.000 liter komt.

 

Om de testen te kunnen uitvoeren, zijn diverse chemische agentia voorhanden. Er worden ook labochemicaliën en gassen opgeslagen. Saybolt Belgium nv wenst hiervoor nu ook een bovengrondse argontank van 1.000 liter te plaatsen. In het dossier stelt de aanvrager dat de tank ontworpen is volgens de code van goede praktijk inzake de bouw van vaste houders. De nodige keuringen zullen conform VLAREM II periodiek uitgevoerd worden. Voor de locatie van de tank wordt een afwijking gevraagd op artikel 5.17.3.3.3.§1 van VLAREM II betreffende de afstandsregels. Men wenst de nieuwe tank op een afstand van 1,5 meter van een opslagplaats van chemische producten (4 vaten van 200 liter gevaarlijke vloeistoffen met kenmerk GHS02) te plaatsen. Bijlage 5.17.1 van VLAREM II stelt dat de afstand tussen deze twee producten minimaal 2 meter moet bedragen. De chemische producten zijn opgeslagen in een volledig omsloten brandwerende container.
De gevraagde bijstelling kan conform artikel 5.17.3.3.3.§2 van VLAREM II verleend worden, gelet op het feit dat deze brandwerende container fungeert als veiligheidsscherm.

 

Met deze aanvraag wordt tevens de vergunde opslag van de verschillende gevaarlijke stoffen door de omzetting conform de CLP-wetgeving onder andere indelingsrubrieken ingedeeld op basis van hun gevaareigenschappen.

 

Tenslotte wordt door een actualisatie van de koelinstallaties (73,8 kW) en de compressor (3,7 kW) rubriek 16.3.2°a verminderd met 98,5 kW tot een totaal vergund vermogen van 77,5 kW.

 

De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.

 

Op 22 maart 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk H.00270.A3.0003). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Het project ligt op circa 65 meter van het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’.

Het agentschap voor Natuur en Bos werd om advies gevraagd, maar verleende geen advies. Het advies wordt geacht om gunstig te zijn. Er wordt geen hinder ter hoogte van het habitatrichtlijngebied verwacht.

 

Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag geen project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. De drempelwaarden uit het decreet zijn dus niet van toepassing en de opmaak van een passende beoordeling (artikel 28 decreet) is niet vereist.

Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag noch een verkeersdragend noch een verkeersgenererend  project is. De drempelwaarden uit het decreet zijn dus niet van toepassing en de opmaak van een passende beoordeling (artikel 32 decreet) is niet vereist.

 

De voorziene veranderingen betreffen activiteiten die op zich in de derde klasse zijn ingedeeld. Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen. 

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+25.000 liter

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-98,50 kW

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter.

1.000 liter

 

Gecoördineerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.5.1°

het lozen van koelwater met een debiet tot en met 2 m³/uur; 

1 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; 

700 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; 

30.000 liter

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; 

77,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; 

2.068 liter

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter; 

1.000 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; 

5 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; 

6 ton

17.3.2.2.2°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; 

6 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; 

2.000 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; 

2 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; 

5.000 liter

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. In afwijking van artikel 5.17.3.3.3.§1 wordt een afwijkende scheidingsafstand van 1,5 meter toegestaan tussen de argontank van 1.000 liter en de opslagplaats van gevaarlijke vloeistoffen gekenmerkt door GHS02 in een brandwerende container.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

26 maart 2024

Volledig en ontvankelijk

25 april 2024

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum

24 juni 2024

Verslag GOA

4 juni 2024

Naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. In afwijking van artikel 5.17.3.3.3.§1 wordt een afwijkende scheidingsafstand van 1,5 meter toegestaan tussen de argontank van 1.000 liter en de opslagplaats van gevaarlijke vloeistoffen gekenmerkt door GHS02 in een brandwerende container.

Brandweervoorwaarden

De brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/KVLO/2024/H.00270.A3.003.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.5.1°

het lozen van koelwater met een debiet tot en met 2 m³/uur;

1 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; 

700 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; 

30.000 liter

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; 

77,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.068 liter

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter; 

1.000 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

5 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; 

6 ton

17.3.2.2.2°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; 

6 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; (inrichting SAYBOLT BELGIUM)

2.000 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; 

18 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; 

2 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; 

5.000 liter

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt.

1 laboratorium

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

 

  1. In afwijking van artikel 5.17.3.3.3.§1 wordt een afwijkende scheidingsafstand van 1,5 meter toegestaan tussen de argontank van 1.000 liter en de opslagplaats van gevaarlijke vloeistoffen gekenmerkt door GHS02 in een brandwerende container.

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 14 juni 2024 en eindigt op 26 juli 2032, de einddatum van de huidige vergunning.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.