Het team Omgevingseffecten van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Projectnummer: | OMV_2023021692 |
Gegevens van de aanvrager: | NV PR Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel met als adres Sint-Pietersvliet 7 te 2000 Antwerpen en VVZRL Tijdelijke Maatschap ROCO met als adres Laarstraat 16 te 2610 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV PR Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (0860139085) met als adres Sint-Pietersvliet 7 te 2000 Antwerpen en VVZRL Tijdelijke Maatschap ROCO (0678488868) met als adres Laarstraat 16 te 2610 Antwerpen |
Ligging van het project: | Bypass R1 Noord, tussen Antwerpen-Oost (E313) en Antwerpen-Noord (A12) |
Inrichtingsnummers: |
|
| KZR1 |
| IIOA -KZR1 - werffase OWV |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, vegetatiewijzigingen |
Voorwerp van de aanvraag: | bouw van de tijdelijke bypass en de aansluitingen op R1 en onderliggende wegennet, het aanpassen van de bemaling, de waterzuiveringsinstallatie en de bijzondere voorwaarden (IIOA KRZ1-werfase) en de IIOA verbonden aan de exploitatiefase (IIOA KRZ1). |
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.
Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat het team Omgevingseffecten van het departement Omgeving het college om advies vraagt.
1. Situering
Dit project-milieueffectenrapport (project-MER of PRMER) heeft tot doel om de mogelijke milieu-impact van de actuele en geplande activiteiten in kaart te brengen. Een belangrijk onderdeel van het project Oosterweelverbinding te Antwerpen is de herinrichting van de R1 tussen verkeerswisselaars Antwerpen-Oost en Antwerpen-Noord.
2. Onderwerp MER
In functie van de aanlegfase van dit project-onderdeel wordt een tijdelijke autoweg voorzien naast de bestaande ring (verder “bypass” genoemd). Ten opzichte van het project-MER Oosterweelverbinding (Antea Group, goedgekeurd door Team Mer op 18 december 2019) en de reeds verkregen basisvergunning OMV_2020034861 voor het project Oosterweelverbinding (aangevuld met VA1 voor uitvoeren van de infrastructuurwerken en bijstelling van de voorwaarden, OMV_2021035436) werden relevante wijzigingen aangebracht aan het ontwerp van deze bypass, die aanleiding geven tot de opmaak van een bijkomend project-MER.
3. Toetsing MER-plicht
Overeenkomstig de huidige wetgeving, met name het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage en de recente wijzigingen ervan (MER-besluit) zijn de activiteiten uit voorliggend dossier m.e.r.-plichtig, meer bepaald onder:
Andere MER-plichtige activiteiten conform Bijlage II die voorzien worden zijn:
4. Uitwerking advies
a. Beschrijving van de referentiesituatie en geplande situatie
Referentiesituatie
De referentiesituatie is de situatie ten opzichte van dewelke de effecten worden beoordeeld. Het betreft de toestand van het studiegebied waarnaar gerefereerd wordt in het kader van de effectvoorspelling.
De referentiesituatie gaat uit van een functionerend wegennet met als uitgangspunten:
De voornaamste openbare vervoerassen in het projectgebied betreffen:
De voornaamste fietswegen in het projectgebied zijn:
Geplande situatie
Het basisscenario Bypass 3+3 resulteert in de volgende wijzigingen ten opzichte van de referentiesituatie op vlak van het functioneren van het wegennet:
Tijdens de ochtendspits ontstaat door de beperking van de capaciteit op de R1 tussen Antwerpen-Noord en Antwerpen-Oost een daling van het verkeer dat via de R1 tussen de A12 noord/E19 noord en de R1 zuid met aansluitende snelwegen rijdt en een toename van verkeer dat via de R2 rijdt en het onderliggende wegennet. Op de E19 noord is er circa 2.000 pae (10%) minder verkeer dat dan verschuift naar het onderliggende wegennet. Op het deel ten zuiden van Antwerpen-Noord is de relatieve daling gelijkaardig maar daalt het absoluut aantal veel sterker doordat een deel verkeer vanaf de E19 noord via de A12 noord en de R2 rijdt. Ook in de noordelijke richting is er – weliswaar beperkter – minder verkeer op de R1-E19 noord doordat de werfzone het verkeer doseert.
Over gans de avondspits ontstaat door de beperking van de capaciteit op de R1 tussen Antwerpen-Noord en Antwerpen-Oost een daling van het verkeer dat via de R1 tussen de A12 noord/E19 noord en de R1 zuid met aansluitende snelwegen rijdt en een toename van verkeer dat via de R2 rijdt en het onderliggende wegennet. De daling op de E19 noord beperkt zich nagenoeg tot het gebied ten zuiden van het op- en afritcomplex Kleine Bareel. Op het deel ten zuiden van Antwerpen-Noord is de relatieve daling gelijkaardig, maar daalt het absoluut aantal veel sterker doordat een gedeelte van het verkeer vanaf de E19 noord via de A12 noord en de R2 rijdt. In de noordelijke richting is er ook een daling, maar veel beperkter doordat de capaciteit in deze richting vooral bepaald wordt door de weefzone ten zuiden van de werfzone namelijk het op- en afritcomplex Plantin-Moretus en de afslag naar de E313.
Uitvoeringsalternatieven
In het project dat beoordeeld werd in het project-MER Oosterweelverbinding (2019) werd ook reeds uitgegaan van een bypass aan de oostzijde van de bestaande R1. Destijds werd enkel een bypass voorzien in noordelijke richting en werd uitgegaan van een permanente beschikbaarheid van 2x4 rijstroken. Naast het tijdelijk viaduct voor het verkeer richting Nederland werd destijds een tweede uitvoeringsvariant onderzocht waarbij geen tijdelijk viaduct wordt voorzien maar een tunnel in twee fases wordt aangelegd. Voortschrijdend inzicht bij de technische uitwerking van de werfinrichting en fasering wees uit dat de nieuwe ringinfrastructuur niet in beide richtingen tegelijk kan uitgewerkt worden. Dit zou resulteren in aanzienlijke risico’s op mobiliteitsvlak, maar ook op technisch vlak, onder andere qua stabiliteit bouwput. Daarom wordt in het voorliggend MER uitgegaan van een tijdelijke omleidingsweg voor verkeer in beide richtingen over de volledige lengte van het projectgebied.
Inrichtingsvarianten
Variant aantal rijstroken
Als alternatief voor de bypass 3+3 (rijstrookbreedte 3,2 m werd ook overwogen om een bypass te realiseren met een gewijzigde inrichting:
De op- en afritcomplexen voor deze varianten zijn vergelijkbaar met deze in bypass 3+3, maar met beperktere dimensionering door de beperktere beschikbare ruimte. Deze varianten werden ook enkel maar modelmatig onderzocht in de discipline mobiliteit. Ze werden niet doorgerekend in onder andere lucht- of geluidsmodel, noch technisch uitgetekend.
Variant aansluiting oprit Noordersingel
In het basisontwerp van de bypass wordt een tijdelijke oprit voorzien vanaf de Noordersingel die via een brug over de arm van de bypass richting E313 loopt om aan te sluiten op het rechtdoor gaand wegvak én de arm naar de E313. Dit blijkt echter een complexe en dure constructie te zijn. Daarom werd een variant uitgewerkt waarbij de oprit vanaf de Noordersingel volledig aan de westzijde van de bypass blijft, aansluit op de arm naar de E313 en via een bijkomende verbinding pas ten zuiden van knoop Antwerpen-Oost aansluit op de arm van de E313 naar de R1, en pas ten zuiden van complex Borgerhout aansluit op de R1 zelf. Zowel het basisontwerp als deze inrichtingsvariant worden onderzocht in het MER.
b. Ingreep-effectanalyse / milieudisciplines
De ingreep-effectanalyse geeft per discipline een overzicht van de potentiële ingreep-effectrelaties. Deze analyse bepaalt in welke mate een discipline nader onderzoek vereist in het PRMER.
In het PRMER worden de disciplines mobiliteit, geluid en trillingen, lucht, mens – gezondheid, bodem en grondwater, oppervlaktewater, biodiversiteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens – ruimtelijke aspecten beschouwd als kerndisciplines.
Onderstaand advies heeft betrekking op de disciplines mens-mobiliteit, geluid en trillingen, lucht, water en mens-ruimtelijke aspecten. De overige disciplines worden niet geadviseerd door stad Antwerpen.
b.1 Geluid en trillingen
Stad Antwerpen adviseert om een monitoringspunt voor risicobeheersing toe te voegen ter hoogte van de meest nabij gelegen woning in de Ijsvogelstraat en gepaste maatregelen te nemen indien hier de voorgeschreven normen overschreden worden of hinder wordt veroorzaakt.
Stad Antwerpen zal in het advies op de bouwaanvraag adviseren om een geluidsarme vakwerkbrug te voorzien met aangepaste geluidsafscherming aan de oostzijde van de brug.
b.2 Mens - mobiliteit
Stad Antwerpen adviseert dat een vlotte bereikbaarheid van Spoor Oost gedurende de werken verzekerd wordt en dat werk gemaakt wordt van een gepaste signalisatie hiernaartoe doorheen de werf. Er moeten met het Sportpaleis ook afspraken gemaakt worden over het gebruik van de (betalende) P+R’s.
b.3 Water
Stad Antwerpen adviseert om met haar in gesprek te blijven gaan om bemalingswater maximaal te hergebruiken.
Stad Antwerpen vraagt dat de lozing LP15 de werking van deze zuivering niet negatief beïnvloedt.
b.4 Mens – ruimtelijke aspecten
De geplande werken hebben een beperkte impact op het ruimtegebruik en de gebruikskwaliteit. Tevens hebben ze ook een beperkte impact op de ruimtebeleving van het projectgebied en de directe omgeving.
Het overgrote deel van het projectgebied bestaat uit bestaande weginfrastructuur en de bufferzone errond. Het project gaat niet gepaard met de inname van woningen. Er worden enkele bedrijfsgronden langs het Albertkanaal ingenomen voor de werven. Er wordt wel een groot deel groenbuffer met weinig waarde ingenomen. Om dit te compenseren worden schermen geplaatst.
Verder heeft het tijdelijk viaduct geen grotere visuele en lichtimpact dan het huidige viaduct van Merksem dat (deels) wordt afgebroken. Ook voor de rest van de bypass zal de visuele en lichtimpact niet groter zijn dan die van de bestaande ring.
Er dienen voor de discipline mens-ruimtelijke aspecten geen dwingende milderende maatregelen of aanbevelingen (naast de afschermingsmaatregelen die reeds voorzien zijn in het project) opgelegd te worden.
Conclusie
In het licht van de kenmerken van het project, de plaatselijke omstandigheden en de kenmerken ervan dient geoordeeld te worden dat de potentiële effecten voldoende in kaart gebracht zijn om de milieueffecten veroorzaakt door het project te kunnen beoordelen. Stad Antwerpen adviseert dat de bovenstaande opmerkingen resulterend uit het MER verder meegenomen worden in de vergunningsprocedure teneinde de milieu-effecten van het project aanvaardbaar te houden.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 25 augustus 2023 |
Uiterste adviesdatum adviesvraag (met uitstel) | 29 september 2023 |