Het team Omgevingseffecten van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Projectnummer: | OMV_2024111384 |
Gegevens van de aanvrager: | Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel en VVZRL Tijdelijke Maatschap ROCO |
Gegevens van de exploitant: | VVZRL Tijdelijke Maatschap ROCO (0678488868) met als adres Laarstraat 16 te 2610 Antwerpen |
Ligging van het project: | Amerikadok-Zuidkaai 53-54, Bredastraat 166-170, Houtdok-Noordkaai 10, Kambalastraat 1-8, Lambrechtshoekenlaan 1-11, Lobroekdok 1-27, Natiestraat 1, Noordersingel 3-27, Parkweg 10, Rietschoorvelden 20, Schijnpoortweg 57, 113-119, Slachthuislaan 5, 11, Spitsenstraat 36, Steenborgerweert 18-20A, Straatsburgdok-Zuidkaai 6, Ten Eekhovelei 145-151, Tjalkstraat 4-8, Vaartkaai 60, Winterling 3-7, 15 te 2000 Antwerpen |
Inrichtingsnummer: | 20210312-0041 (IIOA -KZR1 - werffase OWV) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Lot3b-OWV VA9 uitvoering 2 Kanaalzone: tijdelijke en permanente stedenbouwkundige handelingen met name kofferdammen in het Amerikadok en Albertkanaal voor het creëren van tijdelijke werkterreinen, tijdelijke werfinrichting voor het bouwen van de kanaaltunnels en permanente ondergrondse constructies; het exploiteren van tijdelijke bemalingen en waterzuiveringsinstallaties, opslag van grond, bentonietcentrale ter hoogte van Samga, verplaatsing van de bentonietcentrale ter hoogte van Meranti, actualisatie van de vergunning en het bijstellen van algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden |
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.
Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat het team Omgevingseffecten van het departement Omgeving het college om advies vraagt.
Beoordeling MER
TM ROCO zal instaan voor het deelproject Rechteroever, dat via de Oosterweelknoop de verbinding tussen de Scheldetunnel en de R1 vormt, zowel in noordelijke als in oostelijke richting. Deze verbinding zal grotendeels gemaakt worden door de Kanaaltunnels, dewelke starten aan het Amerikadok en lopen onder het Albertkanaal. Ter hoogte van de Noorderlaan splitsen ze in een noordelijke en zuidelijke aansluiting op de Ring.
De Kanaaltunnels zijn gestapelde tunnels. Ze bestaan uit vier kokers, die per twee op elkaar gestapeld liggen. De tunnels zijn ongeveer 2,5 kilometer lang. Ter hoogte van de Noorderlaan splitsen ze in een noordelijke en zuidelijke aansluiting (de Vork) op de Ring.
De onderste kokers sluiten aan op de Antwerpse Ring richting Nederland (A12 en E19). De bovenste kokers sluiten aan op de Antwerpse Ring richting Sportpaleis en E313. Doordat er voor gestapelde tunnels gekozen wordt, is de werfzone smal genoeg om de verbinding met het Albertkanaal open te houden voor de scheepvaart tijdens de bouw.
Verspreid over de werf worden tijdelijke reliëfwijzigingen voorzien om de inrichting van de werf en de uitvoering van de werken mogelijk te maken. Na de werken worden deze tijdelijke reliëfwijzigingen hersteld in oorspronkelijke toestand of uitgevoerd in de vergunde eindtoestand zoals vergund in eerdere vergunningen.
Verspreid over de werf worden ook (tijdelijke) ondergrondse constructies voorzien om de uitvoering van de werken mogelijk te maken. Na de werken worden deze tijdelijke ondergrondse handelingen volledig verwijderd, deels verwijderd of behouden maar zonder behoud van de functie.
Voor de aanleg van deze tunnels zal er over de hele lengte aan één zijde van het Albertkanaal een grote bouwkuip worden aangelegd door middel van het aanleggen van combiwanden en damwanden. Voor het creëren van een droge werkzone zal de bouwkuip bemaald worden waarna er diepwanden geplaatst worden. Binnen het Amerikadok en het Albertkanaal worden tijdelijke kofferdammen geplaatst om de inrichting van de werf, het bouwen van een waterdichte bouwkuip en de uitvoering van de werken mogelijk te maken. Deze kofferdammen worden na het voltooien van de werken terug verwijderd. Enkel indien door een technische reden het onmogelijk zou zijn specifieke damplanken te verwijderen, blijven deze damplanken achter in de bodem. Voor de aanleg van de Kanaaltunnels en de Vork dienen er bemalingen te gebeuren, dit zowel binnen als buiten bouwkuipen en bouwputten.
Het reeds eerder goedgekeurd project-MER Oosterweelverbinding (Antea Group, project-MER PR2236, deelrapport 3) geeft aan dat tracé-/locatiealternatieven niet verder te onderzoeken waren in het project-MER, aangezien de afweging van tracé-alternatieven voor de Oosterweelverbinding reeds gebeurd was in het plan-MER Oosterweelverbinding (2014) en de Vlaamse Regering mede op basis hiervan haar tracékeuze heeft bepaald en vastgelegd in het GRUP Oosterweelverbinding – Wijziging (2015). Bijgevolg is ook een bemalings-/locatiealternatief niet aan de orde.
Wel kunnen methodische of technische keuzes leiden tot uitvoeringsalternatieven. De gangbare technieken om het te onttrekken debiet te beperken worden toegepast. Zo wordt er waar mogelijk maximaal gebruik gemaakt van gesloten bouwkuipen, enkel ter hoogte van de Vork waar dit technisch niet mogelijk is, zijn er nog open bemalingen voorzien. Door de toepassing van damwanden met geponste sloten en een zwellende voegvulling kan een hogere weerstand gecreëerd worden en kunnen zodoende ook de lekdebieten beperkt worden. Dit leidt ertoe dat het totaal volume op te pompen grondwater gereduceerd kan worden van 9,8 miljoen m³ naar 6,7 miljoen m³.
Retourbemaling is niet uitvoerbaar door ruimtegebrek, beluchting van het bemalingswater en kwaliteit van het bemalingswater. Daarom gaat het project uit van lozing in het Albertkanaal.
De bouwwerken zullen in fasen en in meerdere zones tegelijkertijd uitgevoerd worden gedurende circa 2.500 dagen. Op basis van de doorgegeven planning werden verschillende stressperiodes bepaald die gebruikt worden in het grondwatermodel om de fasering te definiëren.
De mogelijke effecten op de omgeving van de geplande werken werden reeds gedeeltelijk besproken in PR-2236. In voorliggend project-MER worden de effecten onderzocht van de milieueffecten als gevolg van het voorwerp van omgevingsvergunningsaanvraag VA9, werven en bemaling voor de uitvoering van de kanaaltunnel.
De bemaling voor de Kanaalzone en de Vork is aanzienlijk. De mogelijkheden om al dan niet aan retourbemaling te doen, worden in het project-MER gemotiveerd via een aantal standaardargumenten zoals ruimtegebrek, beluchting en kwaliteit van het bemalingswater (pagina 65). Technisch is het misschien wel mogelijk om een deel van het bemalingswater te retourneren. Daar waar gewerkt wordt in een gesloten bouwput is er mogelijk wel ruimte beschikbaar. Het water dient dan eerst doorgedreven te worden gezuiverd tot een niveau waarop het opnieuw naar het grondwater kan worden geretourneerd en, omdat het daarbij in contact komt met lucht, ook doorgedreven te worden ontijzerd. Mogelijk leidt dit alles tot een aanzienlijke kost die niet opweegt tegen de baten. De stad vraagt voor alle duidelijkheid niet om een volledige retourbemaling uit te voeren, wel om gemotiveerder te staven waarom retour al dan niet gedeeltelijk toepasbaar zou zijn.
Als retour niet mogelijk is, dienen de volgende stappen van de bemalingscascade, zoals hergebruik, bekeken te worden als uit te voeren milderende maatregel, of gemotiveerd toegelicht te worden waarom ook deze stappen niet mogelijk zijn.
Het project-MER formuleert milderende maatregelen in de disciplines ‘oppervlaktewater en afvalwater’ en ‘bodem en grondwater’ om de impact op de omgeving te beperken. Ondanks de voorziene waterzuiveringsinstallaties, is er noodzaak om verhoogde lozingsnormen te bekomen voor meerdere stoffen, zoals cyaniden en benzeen. Er worden in het project-MER verschillende drempelwaarden vermeld voor de verwachte verontreinigingen in het bemalingswater. Hoewel VMM de expertise rond deze lozingsnormen heeft, vraagt Stad Antwerpen dat de voorgestelde lozingsnormen in de milderende maatregelen afgetoetst worden aan de gangbare ”best practices” om tot een optimale zuiveringsgraad en een minimale impact op de waterkwaliteit van de lozingspunten, zoals onder andere het Albertkanaal, te komen.
Conclusie
Er wordt gegeven de geformuleerde argumentatie voorwaardelijk gunstig advies gegeven op het milieueffectrapport.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 12 november 2024 |
Uiterste adviesdatum | 12 december 2024 |
Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag over het milieueffectrapport.