Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2017007490 |
Gegevens van de aanvrager: | OPDRAVER Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijdering van Antwerpse Gemeenten met als adres Boomsesteenweg 1000 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) en ISVAG met als adres Boomsesteenweg 1000 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Gegevens van de exploitant: | OPDRAVER Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijdering van Antwerpse Gemeenten (0214981001) met als adres Boomsesteenweg 1000 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) en ISVAG met als adres Boomsesteenweg 1000 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Ligging van het project: | Boomsesteenweg 1000 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 44 sectie D nrs. 125M, 125G, 125N, 125S, 125P en 125R |
waarvan: |
|
- 20171003-0022 | afdeling 44 sectie D nr. 125M (Isvag) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | ISVAG hernieuwing: verder exploiteren na verandering en uitbreiding van een afvalverwerkingsinstallatie en warmtenet |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 27/02/2019: weigering (20183176) voor het bouwen en exploiteren van een nieuwe afvalenergiecentrale van ISVAG te Wilrijk;
- 01/04/2014: vergunning (20142468) voor het uitbreiden van gebouwencomplex ISVAG met werkplaats en kantoren;
- 10/02/2012: vergunning (20116411) voor de extensie van de bestaande aerocondensor van de energie-installatie;
- 26/02/2007: vergunning (20064379) voor het uitbreiden van het sanitair en het technisch bureel;
Vergunde/huidige toestand
- de percelen zijn bebouwd en aangelegd in functie van een afvalverbrandingsinstallatie en een waterzuiveringsinstallatie op het aanpalende perceel.
Gewenste toestand
- geïsoleerde warmteleiding vanuit de ISVAG-verbrandingsinstallatie tot aan de noordelijke perceelsgrens.
Inhoud van de aanvraag
- de uitbouw van het warmtenet na vernietiging van de omgevingsvergunning door de RvVB.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 3 januari 2018 werd door de intercommunale ISVAG een aanvraag ingediend tot het bekomen van een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie na verandering en uitbreiding van een afvalverwerkingsinstallatie en de aanleg van een warmtenet. In zitting van 23 maart 2018 besliste het college over deze aanvraag een gunstig advies (2018_CBS_02529) uit te brengen aan de Vlaamse overheid, die in dit dossier de vergunningverlenende overheid is vermits de inrichting behoort tot projecten opgenomen in de lijst van Vlaamse projecten.
Op 29 mei 2018 werd door de bevoegde Vlaamse minister een vergunning verleend (OMV_2017007490). Met het arrest van 19 november 2019 (RvVb-A-1920-0268) werd dit besluit door de Raad voor Vergunningsbetwistingen evenwel vernietigd waardoor opnieuw een beslissing moest worden genomen. Op 10 april 2020 besliste de bevoegde Vlaamse minister opnieuw een vergunning te verlenen. Ook deze beslissing werd aangevochten en met het arrest van 21 april 2022 werd dit besluit door de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigd op grond van schending van de hoorplicht. De raad beval een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van betekening van het arrest. Op 4 november 2022 besliste de Vlaamse Regering voorwaardelijk gunstig voor de vergunning van onbepaalde duur voor de aanleg van een warmtenet en een proeftermijn verstrijkend 2 jaar na ondertekening van de vergunning voor de ingedeelde inrichtingen en activiteiten.
De veranderingsaanvraag (OMV_2023170875) waarin het bouwen van een technisch bijgebouw en aanhorigheden voor de warmte-ontkoppeling, uitbreiding van de rookgaszuivering met bijkomende DeNOx-installatie, uitbreiden met verbranding van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen vergelijkbaar met huishoudelijk afval, shredderen van niet-recycleerbaar grofvuil en toevoegen van 5 percelen werd aangevraagd, betrof een veranderingsaanvraag van de verleende proefvergunning OMV_20217007490. De proefvergunning werd door de RvVB vernietigd bij arrest van 29 augustus 2024, RvVb-A-2324-1038.
Op 3 januari 2018 werd door de intercommunale ISVAG een aanvraag ingediend tot het bekomen van een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie na verandering en uitbreiding van een afvalverwerkingsinstallatie en de aanleg van een warmtenet. In zitting van 23 maart 2018 besliste het college over deze aanvraag een gunstig advies (2018_CBS_02529) uit te brengen aan de Vlaamse overheid, die in dit dossier de vergunningverlenende overheid is vermits de inrichting behoort tot projecten opgenomen in de lijst van Vlaamse projecten.
Op 29 mei 2018 werd door de bevoegde Vlaamse minister een vergunning verleend (OMV_2017007490). Met het arrest van 19 november 2019 (RvVb-A-1920-0268) werd dit besluit door de Raad voor Vergunningsbetwisting evenwel vernietigd waardoor opnieuw een beslissing moest worden genomen. Op 10 april 2020 besliste de bevoegde Vlaamse minister opnieuw een vergunning te verlenen. Ook deze beslissing werd aangevochten en met het arrest van 21 april 2022 werd ook dit besluit door de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigd op grond van schending van de hoorplicht. De raad beval een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de datum van betekening van het arrest. Op 4 november 2022 besliste de Vlaamse regering voorwaardelijk gunstig voor de vergunning van onbepaalde duur voor de aanleg van een warmtenet en een proeftermijn verstrijkend 2 jaar na ondertekening van de vergunning voor de ingedeelde inrichtingen en activiteiten.
De veranderingsaanvraag (OMV_2023170875) waarin het bouwen van een technisch bijgebouw en aanhorigheden voor de warmte-ontkoppeling, uitbreiding van de rookgaszuivering met bijkomende DeNOx-installatie, uitbreiden met verbranding van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen vergelijkbaar met huishoudelijk afval, shredderen van niet-recycleerbaar grofvuil en toevoegen van 5 percelen werd aangevraagd, stoelde op de omzetting van de proefvergunning OMV_20217007490. Deze laatste vergunning werd vernietigd bij arrest van 29 augustus 2024, RvVb-A-2324-1038. Het geheel wordt nu beoordeeld in de huidige aanvraag tot rechtzetting van de beslissing.
Inhoud van de aanvraag
In het kader van een herstelbeslissing, na arrest van de RvVB van 28 augustus 2024: de hernieuwing en verandering van de vergunning voor de exploitatie van een verbrandingsoven voor een termijn van 10 jaar voor de IIOA en onbepaalde duur voor de stedenbouwkundige handelingen.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Isvag
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
2.3.1.a) | Het verkleinen van niet-recycleerbaar brandbaar grof vuil afkomstig van de containerparken d.m.v. een rotorschaar (shredder) 264 kW alvorens te verbranden; | 200 ton/dag |
2.3.4.1.e) | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.3.4.1.f) | Afvalverbrandingsoven van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.3.4.4. | Installaties voor het verbranden van stedelijke afval, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW; | 50 MWth |
2.3.9. | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 216 ton/dag); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 216 ton/dag); | 432,00 ton/dag |
2.4.2.a) | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.4.3.a)3° | Het verkleinen van niet-recycleerbaar brandbaar grof vuil afkomstig van de containerparken d.m.v. een rotorschaar (shredder); | 200,00 ton/dag |
3.2.2°a) | Het lozen van huishoudelijk afvalwater met een maximaal debiet van 1.800 m³/jaar via 2 lozingspunten in de riolering naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie gelegen in centraal gebied; | 1.800,00 m3/jaar |
6.4.1° | Opslag van 6.500 liter diverse brandbare vloeistoffen in verplaatsbare recipiënten; | 6.500,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.1.1.3° | Een stoomturbine met een elektriciteitsproductie van 15.260 kVA. Een nooddieselgenerator met een elektrisch vermogen van 250 kVA; | 15.510,00 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 1.250,00 kVA |
15.1.1° | Het stallen van 10 bedrijfsvoertuigen; | 10 voertuigen |
16.1.b)2° | Twee ozongeneratoren van elk 7 Nm³/h (totaal 14 Nm³/h); | 14,00 Nm³/h |
16.3.1.2° | Diverse luchtcompressoren, airco's en chillers; | 382,50 kW |
17.1.2.1.2° | Opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten 100 liter zuurstof, 100 liter argon, 1.000 liter stikstof en 500 liter ijkgassen; | 2.336 liter |
17.1.2.2.3° | Opslag van zuurstof in een vaste houder; | 50.000 liter |
17.3.2.1.1.1° b) | De opslag van diesel in 3 bovengrondse tanks van 1x 1.500 liter, 1 x 1.000 liter en 1 x 215 liter; | 2.259 kg |
17.3.4.3° | Opslag van bijtende stoffen waaronder de opslag van Ca(OH)2 in 2 tanks van elk 84.000 l, NH4OH in een tank van 50.000 l, NaOH in een tank van 50.000 l en 8.000 l, HCl in een tank van 8.000 l en opslag in verplaatsbare recipiënten; | 515.231,00 kg |
17.3.6.3°a) | Opslag van schadelijke stoffen waaronder de opslag van Ca(OH)2 in 2 tanks van elk 84.000 l, NH4OH in een tank van 50.000 liter, HCl in een tank van 8.000 l en opslag in verplaatsbare recipiënten; | 434.670,00 kg |
17.3.7.1°a) | Opslag van 450 kg producten die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid (GHS08); | 450,00 kg |
17.3.8.2° | Opslag van 47.928 kg stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu waaronder de opslag van NaOCl in verplaatsbare recipiënten met een totaal van 2.000 l en opslag van NH4OH in een tank van 50.000 liter; | 47.928,00 kg |
29.5.2.1°a) | Metaalbewerkingstoestellen; | 45,00 kW |
39.1.3° | 2 stoomketels van elk 59.600 liter; | 119.200,00 liter |
39.2.1 | Diverse stoomvaten/warmtewisselaars met een individueel waterinhoudsvermogen van resp. 2.500 liter, 405 liter, 600 liter en 1.000 liter; totaal waterinhoudsvermogen van 4.505 liter; | 4.505 liter |
39.2.2 | Stoomvat/warmtewisselaar met een individueel waterinhoudsvermogen van 50.000 liter; | 50.000 liter |
39.5.1° | Een stoomturbine met een vermogen van 12.970 kW; | 12.970,00 kW |
43.1.3° | Twee verbrandingsovens (2 x 25.000 kWth), twee opstartbranders (2 x 1.500 kWth), vier steunbranders (4 x 5.600 kWth), twee back-up ketels (2 x 5.000 kWth) en diverse stookinstallaties met een totaal thermisch vermogen van 502 kWth; | 85.903,00 kW |
43.3.2° | Twee verbrandingsovens (2 x 25 MWth), twee opstartbranders (2 x 1,5 MWth), vier steunbranders (4 x 5,6 MWth), twee back-up ketels (2 x 5.000 kWth) en diverse stookinstallaties met een totaal thermisch vermogen van 0,502 MWth en een dieselnoodgenerator (0,317 MWth); | 86,22 MW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Isvag
1. | Bij te stellen voorwaarde: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting mag de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer niet vóór 7.00 uur en na 19.00 uur plaatsvinden. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5 m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd, wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit. |
Aangevraagde bijzondere milieuvoorwaarden
Het betreft bijzondere milieuvoorwaarden, die reeds opgenomen waren in het vergunningsbesluit van 4 november 2022. Dit besluit werd evenwel door de RvVB vernietigd. Onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden worden door ISVAG hernomen in het aanvraagdossier, weliswaar aangepast aan de uitbreiding van de rookgaszuivering met de oxidatieve wassing.
De exploitant laat jaarlijks een evaluatie maken van de NOx-emissies door een erkend deskundige in de discipline lucht en toetst aan de geldende jaargemiddelde emissiegrenswaarde. Deze evaluatie wordt ter beoordeling bezorgd aan de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en - projecten van het departement Omgeving (gop.ant.omgeving@vlaanderen.be), en de afdeling Ecologisch Toezicht van de Vlaamse Milieumaatschappij (vergunningen@vmm.be).
Bijzondere luchtemissiegrenswaarden:
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, grotendeels in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening, (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het goed is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het goed ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, voor een deel in een natuurgebied. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwcode.
- Stedenbouwkundige lasten: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ (verder genoemd verordening stedenbouwkundige lasten), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 april 2024.
(De verordening stedenbouwkundige lasten kan u raadplegen via “https://www.antwerpen.be/nl/overzicht/vergunningen/regelgeving”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de verordening stedenbouwkundige lasten.
Sectorale regelgeving
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Op 23 maart 2018, 7 februari 2020, 19 augustus 2022 (over de hervergunning) en 30 augustus 2024 (over de beoogde veranderingen met onder andere de oxidatieve wassing) verleende het college reeds een advies voor deze aanvraag voor hervergunning en verandering. Het dossier bevat geen wijzigingen waarvoor een bijkomende beoordeling nodig is. Het advies blijft bijgevolg gelijk aan de eerdere adviezen.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
In voorliggende aanvraag wenst ISVAG de site te Antwerpen te hervergunnen en te veranderen. Wanneer er in deze wijziging van de aanvraag of haar bijlagen verwezen wordt naar de vergunde situatie, activiteiten, capaciteiten of normen, dan wordt hiermee de feitelijke situatie bedoeld zoals deze vergund werd in het Ministerieel besluit van 4 november 2022, dat later vernietigd werd. Deze wijziging wordt nu ingediend voor het nemen van een herstelbeslissing. Conform het Convenant om tot een langetermijnoplossing te komen voor de verwerking van het restafval, wordt de termijn van de hernieuwing tot een duur van 10 jaar beperkt.
ISVAG wenst in de tussenfase tot ingebruikname van de definitieve oxidatieve wassing de proefinstallatie verder in gebruik houden en zal de aanpassingen aan de luchtzuiveringslijnen naar de definitieve installatie beurtelings doen zodat er steeds uitsluitend één lijn en uitgerust met een oxidatieve wassing in exploitatie is.
In volgende tabel worden de hernieuwingen en wijzigingen (uitbreiding of vermindering) ten opzichte van de reeds vergunde rubrieken uit het Ministerieel Besluit 4 november
2022 weergegeven;
Rubriek | Omschrijving | Vergund voor | Wijziging/hernieuwing oktober 2024 |
2.3.4.1.e) | opslag en verbranding of meeverbranding, al dan niet als experiment, met of zonder energiewinning en met of zonder terugwinning van niet-gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen; (inrichting Isvag) | 18,00 ton/uur | 18 ton/uur (-Ovenlijn 1: 9 ton/uur -Ovenlijn 2: 9 ton/uur) |
2.3.9.a) | installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag, met uitzondering van de installaties, vermeld in 2.4.3, a), i en ii; (inrichting Isvag) | 432,00 ton/dag | 432 ton/dag (-Ovenlijn 1: 216 ton/dag -Ovenlijn 2: 216 ton/dag) |
2.4.2.a) | de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties voor niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur; (inrichting Isvag) | 18,00 ton/uur | 18 ton/uur (-Ovenlijn 1: 9 ton/uur -Ovenlijn 2: 9 ton/uur) |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m3/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; (inrichting Isvag) | 1.800,00 m3/jaar | 1.800,00 m3/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Isvag) | 3944,00 liter | 6.500 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; (inrichting Isvag) | 1 verdeelslang | 1 verdeelslang |
12.1.1°1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; (inrichting Isvag) | 250 kVA | Niet langer van |
12.1.1°3° | inrichtingen die wisselspanning opwekken met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van meer dan 10.000 kVA; (inrichting Isvag) | 10.500 kVA | +5010 kVA |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; (inrichting Isvag) | 1x1.000 kVA, 1x 800 kVA | niet langer van toepassing |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; (inrichting Isvag) | 1x 1.250 kVA | 1x 1.250 kVA |
15.1.1° | het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; (inrichting Isvag) | 10 voertuigen | 10 voertuigen |
16.3.2.b | inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; (inrichting Isvag) | 395,28,50 kW | -12,78 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; (inrichting Isvag) | 2.87,20 liter | -251 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; (inrichting Isvag) | 1.248,00 kg | +1.011 kg (diesel) |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Isvag) | 68.331,00 kg | +446.900 kg |
17.3.6.3°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; (inrichting Isvag) | 12.019,00 kg | + 422.651 kg |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; (inrichting Isvag) | 0 kg | +450 kg |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; (inrichting Isvag) | 7.320,00 kg | +40.608 kg |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; (inrichting Isvag) | 35,52 kW | +9,48 kW |
39.1.3° | stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; (inrichting Isvag) | 119.200,00 liter | 119.200 liter (2 |
39.5.1° | overige stoomtoestellen en stoommachines (zuigermachines, turbines) met een totaal vermogen (het vermogen van de brander valt onder rubriek 43) van 1 tot en met 100 MW; (inrichting Isvag) | 10.500,00 kW | +2470 kW |
39.7.2° | industriële installaties voor het transport van stoom of warm water (uitgezonderd de transportleidingen) met een totaal vermogen van meer dan 200 kW; (inrichting Isvag) | 3.000,00 kW | niet langer van toepassing |
43.1.3° | stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; (inrichting Isvag) | 26.357,00 kW | +59.546 kWth |
43.3.1° | het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW tot 50 MW; (inrichting Isvag) | 26,22 MW | Niet langer van toepassing (zie nieuwe rubriek 43.3.2°) |
De nieuwe rubrieken die toegevoegd worden aan de aanvraag zijn:
Huidig proces rookgaszuivering
De rookgassen die vrijkomen bij de verbranding van het afval worden verregaand gezuiverd voor ze de schouw van 61,5 m hoog verlaten. In de bestaande installatie worden ze achtereenvolgens gezuiverd door injectie van ureum, gebruik van elektrofilters, een halfnatte gaswassing gevolgd door injectie van actief kool en een mouwenfilter en vervolgens een natte gaswassing. De injectie van het ureum ter reductie van stikstofoxides wordt SNCR genoemd. Nadien worden de overgrote meerderheid van de stofdeeltjes opgevangen door een elektrofilter. Dit stof (vliegas) wordt afgevoerd naar een opslagsilo. Na de elektrofilter worden de rookgassen gewassen (halfnatte wassing). Bij deze halfnatte wassing wordt er in een grote reactietank kalkmelk (Ca(OH)2) verneveld. Door de nevel van kleine kalkkorreltjes die in de tank naar beneden dwarrelt, kunnen de zure bestanddelen van de rookgassen reageren tot zouten. Verder wordt tussen de reactietank en de mouwenfilter een zeer fijn poeder van actieve kool ingespoten ter captatie van andere stoffen uit het rookgas (furanen, kwikdampen, vluchtige niet verbrande koolwaterstoffen, dioxines,...). In een volgende fase wordt de mouwenfilter gebruikt die bestaat uit 768 lange kunststofmouwen. Het gereinigde gas verlaat de mouwenfilter langs de binnenzijde. Het residu uit de halfnatte wassing en de mouwenfilter (rookgasresidu) wordt samen verzameld in een container en in silowagens afgevoerd naar erkende verwerkers.
De laatste schakel in de rookgaszuivering is de natte wassing. Deze bestaat uit drie stappen; koeling door wassing met water, een zure wastrap en een basische wastrap.
De zure trap bestaat uit een gepakte kolom waar water gecirculeerd wordt (pH 0-0,5). Hierdoor kunnen de wateroplosbare zure componenten (HC en HF) en de eventuele zware metalen die nog in het rookgas aanwezig zijn, verwijderd worden. In de basische scrubber wordt het water op een pH van 6,5 gebracht door toevoeging van NaOH. Hierdoor kan het nog aanwezige SO2 uit de rookgassen geneutraliseerd worden.
Wijziging ten opzichte van huidige proces-oxidatieve wassing
De ozon afkomstig uit de ozongenerator wordt via leidingen naar de natte wassing geleid. Hier wordt de ozon via injectielansen in de rookgassen geïnjecteerd tussen de zure en de basische scrubber. In de oxidatieve gaswassing zal ozon gebruikt worden om de gevormde NOx om te zetten tot N2O5. N2O5 is wateroplosbaar. De gevormde N2O5 wordt gecapteerd in de nageschakelde scrubber waarbij salpeterzuur gevormd wordt. Dit wordt geneutraliseerd met natriumhydroxide tot nitraatzouten en verwijderd uit het systeem. Ozon wordt vanuit een opslag van vloeibare zuurstof geproduceerd in een ozongenerator.
ISVAG heeft, als gevolg van de bijzondere voorwaarde uit de proefvergunning, een uitgebreide testperiode met de oxidatieve wassing gewerkt, waaruit de resultaten naar voor gekomen zijn, alsook hoe de sturing moet opgebouwd worden en waarbij de impact op de installatie gemonitored is. Op basis van de goede resultaten is beslist om voor de verdere DeNOx met de oxidatieve wassing te werken. ISVAG stelt dat het maximale jaargemiddelde van 34 mg NOx /Nm3, 21 mg O3/Nm3 gegarandeerd wordt en dat de som van beiden maximaal 34 mg/Nm3 bedraagt.
De rookgassen die de ovens verlaten worden gemonitord op volgende stoffen; CO, HCl, HF, NOx, SO2, stof, organisch gebonden koolstof, dioxines en furanen. Volgens de MER zijn er geen meetposten binnen het studiegebied die de ozonconcentratie opmeten. De metingen van zware metalen gebeurt 2 maal per jaar.
Uit initiële monitoring van PFAS van de ovenlijnen blijkt dat er PFAS-emissies worden uitgestoten. Op basis van de door VITO gemeten emissies in de periode april – oktober 2023 heeft zowel VITO als Arche de immissiebijdrage van ISVAG in de omgeving berekend. De jaargemiddelde immissiebijdrage is ter hoogte van het pluimmaximum voor de EFSA-parameters ca. 0,002 ng/m³ of circa 0,5% van de gezondheidskundige advieswaarde (GAW). Na aanpassing van lijn 1 werd de immissiebijdrage 10 keer kleiner tot 0.05% van de GAW. Arche berekende een immissieconcentratie van 0,0015 ng EFSA-PFAS /m³ voor optimalisatie en van 0,000126 ng EFSA-PFAS/m³ na optimalisatie van lijn 1. Deze berekende immissieconcentraties geven aan, net als de resultaten in de studie van VITO, dat er geen noodzaak is tot bijkomende milderende maatregelen voor de EFSA-parameters. In de expert-opinie wordt er eveneens getoetst aan gezondheidskundige drempelwaarden die tijdelijk werden afgeleid door ARCHE Consulting. Ook toetsing aan deze PFAS-component specifieke gezondheidskundige drempelwaarden leiden tot impacten die lager liggen dan 1% van de drempelwaarden, waardoor ook voor deze componenten geen bijkomende mildering noodzakelijk is. Desalniettemin werd door ISVAG voorgesteld een periodieke PFAS-monitoring uit te voeren. Deze monitoring houdt in dat ISVAG een eigen, semi-vaste staalnametrein installeert op de schouwen. De staalnametrein zou een aangepaste versie zijn van de PFAS-meting cfr. LUC/VI/003, ontworpen in samenspraak met een terzake erkend labo en niet-isokinetisch uitgevoerd worden.
Voor de staalnametrein en de post-monitoring in het kader van de PFAS-metingen wordt verwezen naar het advies van de VMM, de afdeling GOP van het Departement Omgeving en het agentschap Zorg en Gezondheid.
Tussentijdse fase
Om de definitieve oxidatieve wassing op de verbrandingslijnen te implementeren is een termijn van maximaal 15 maanden nodig, ISVAG zal de aanpassing van de twee ovenlijnen beurtelings doen, zodat er na vergunningverlening steeds één lijn met oxidatieve wassing operationeel is. Daardoor kan ISVAG in deze tussenfase reeds een aanzienlijke emissiereductie realiseren en een gewogen jaargemiddelde concentratie van 60 mg/Nm3 behalen in tegenstelling tot de andere bestudeerde technieken zoals SCR. Uit de multicriteria-analyse in het MER blijkt dat er voor de tussentijdse fase geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk zijn.
Wat betreft de ozongenerator zal in de tussenfase een ozongenerator van 9,35 Nm3/h voorzien worden. Wat betreft de opslag van zuurstof zal er in de tussenfase een tank voorzien worden van 21.905 liter.
Ozongenerator
In de oxidatieve gaswassing zal ozon gebruikt worden om de gevormde NOx om te zetten tot N2O5. De gevormde N2O5 wordt gecapteerd in de nageschakelde scrubber waarbij salpeterzuur gevormd wordt. Dit wordt geneutraliseerd met natriumhydrocide tot nitraatzouten en verwijderd uit het systeem. Ozon wordt vanuit een opslag van zuurstof geproduceerd in een ozongenerator.
Om de ozon te kunnen produceren wordt de opslag van 50.000 liter vloeibare zuurstof aangevraagd. Deze vaste houder van 50 m3 wordt nabij de natte wassing geplaatst. Om ervoor te zorgen dat de risico’s met betrekking tot de opslag van het vloeibaar gas beperkt blijven, moet de tank conform Vlarem II gekeurd worden. Het verslag van de keuring moet ten alle tijden beschikbaar zijn voor de bevoegde overheden en toezichthoudende instanties. Bovendien zal de houder voorzien worden van instrumentele beveiliging tegen hoge druk waarbij de toevoer van vloeistof wordt stopgezet bij het opvullen van de houder. De vullingsgraad wordt gecontroleerd en er wordt een los- en verladingsinstructie opgesteld die oplegt dat deze controle dient te gebeuren, minstens voor elke vulling. Het alarmsysteem wordt periodiek gekeurd volgens de wettelijke bepalingen. De locatie moet goed bereikbaar zijn voor interventie en moet duidelijk aangeduid staan op de evacuatieplannen en gesignaleerd door middel van verbodstekens (geen toegang voor onbevoegden, vuur, openvlam en roken verboden), gebodsborden (nodige PBM’s) en waarschuwingstekens (oxiderende stoffen). Er worden geen gevaarlijke producten gestockeerd in de nabijheid van de zuurstoftank die aanleiding kunnen geven tot chemische reacties of reacties waarbij schadelijke en/of gevaarlijke gassen of dampen zouden gevormd worden of waarbij ontploffingen of branden kunnen worden veroorzaakt. Tot slot wordt de fundering en loszone uitgevoerd in beton.
In een zuurstofrijke omgeving kunnen de meeste oliën, vetten en andere organische materialen vuur vatten of een explosie veroorzaken. Daarom wordt aanbevolen om de omgeving te vrijwaren van enig vuil en aangepast materiaal te gebruiken binnen de omgeving van de tank. Indien er ontvetters gebruikt worden, dienen deze non-toxisch te zijn en compatibel te zijn met zuurstof. Bij het vullen van de houders onder begeleiding van een verantwoordelijke van ISVAG, zal deze eveneens de omgeving nabij de tank controleren op onenigheden en hier, indien nodig, gevolg aan geven.
Wat betreft de DeNOx installatie in het kader van de zuivering op de emissies, wordt verwezen naar het advies van VMM lucht.
Warmtenet
Het warmtenet van ISVAG is operationeel sinds mei 2020. De uitgekoppelde warmte wordt via het warmtenet geleverd aan verschillende bedrijven in het industriepark Terbekehof. Een verhoging van de warmte-uitkoppeling wordt gepland om bijkomende warmte beschikbaar te stellen aan het warmtenet. Dit zal resulteren in een verbetering van de energetische efficiëntie van de volledige installatie. De ISVAG-installatie heeft op vandaag een maximaal thermisch beschikbaar vermogen van ca. 40 MW. Naast de op vandaag geleverde warmte is er een grote warmtevraag van verschillende partners en nabijgelegen bedrijven om warmte geleverd te krijgen via het warmtenet. De bijkomende restwarmte-uitkoppeling tot 40 MW kan instaan voor warmtelevering in de ruime omgeving van de afvalverbrandingsinstallatie. Logischerwijze wordt, voor wat betreft het grondgebied van de stad Antwerpen, rekening gehouden met de beleidskaders die de stad goedkeurde over de ontwikkeling van warmtenetten. In het bijzonder Roadmap Zuid (10 maart 2023) geeft aan wat de ontwikkelmogelijkheden zijn voor een warmtenet in de omgeving. In deze roadmap wordt voor de restwarmte van ISVAG voorzien in een potentiële warmtelevering van 19 GWh/j aan de bedrijven op het bedrijventerrein Ter Beke.
In de MER-studie van de aanvraag staat dat die warmte die gegenereerd wordt door ISVAG, afkomstig is uit de restwarmte van de rookgassen, stoom en een back-up warmte afkomstig van verschillende gasketels. Deze laatste bron wordt niet vaak gebruikt, zo’n 450 uur per jaar. Conform het convenant gesloten tussen verschillende partijen, wordt de termijn van de hernieuwing van de IIOA beperkt tot 10 jaar. Binnen deze termijn kan het bestaande warmtenet rechtzeker geëxploiteerd worden en kan bijkomend desgevallend meer warmte uitgekoppeld worden, rekening houdend met de verdere ontwikkeling van warmtevraag zowel in het noorden als het oosten.
Het nieuwe technische gebouw kan deze ontwikkeling (los van de exploitatie van ISVAG) verder ondersteunen. De schouwen van de back-up ketels in het technisch gebouw monden uit boven het dak op een hoogte van 12 meter. ISVAG garandeert dat het maximale geluidsniveau per schouw 85 dB(A) bedraagt. Dit zal via bronmeting gemonitord worden.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Er wordt voorgesteld de aanvraag gunstig te adviseren voor een termijn van 10 jaar voor de IIOA en voor onbepaalde duur voor de stedenbouwkundige handelingen in navolging van het afgesloten convenant tussen Stad Antwerpen en ISVAG.
Geadviseerde rubriek(en)
Geadviseerde rubriek(en) Isvag
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
2.3.1.a) | Het verkleinen van niet-recycleerbaar brandbaar grof vuil afkomstig van de containerparken d.m.v. een rotorschaar (shredder) 264 kW alvorens te verbranden; | 200 ton/dag |
2.3.4.1.e) | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.3.4.1.f) | Afvalverbrandingsoven van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.3.4.4. | Installaties voor het verbranden van stedelijke afval, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW; | 50 MWth |
2.3.9. | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 216 ton/dag); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 216 ton/dag); | 432,00 ton/dag |
2.4.2.a) | Afvalverbrandingsoven van huishoudelijk afval: - Ovenlijn 1 (capaciteit van 9 ton/uur); - Ovenlijn 2 (capaciteit van 9 ton/uur); | 18,00 ton/uur |
2.4.3.a)3° | Het verkleinen van niet-recycleerbaar brandbaar grof vuil afkomstig van de containerparken d.m.v. een rotorschaar (shredder); | 200,00 ton/dag |
3.2.2°a) | Het lozen van huishoudelijk afvalwater met een maximaal debiet van 1.800 m³/jaar via 2 lozingspunten in de riolering naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie gelegen in centraal gebied; | 1.800,00 m3/jaar |
6.4.1° | Opslag van 6.500 liter diverse brandbare vloeistoffen in verplaatsbare recipiënten; | 6.500,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.1.1.3° | Een stoomturbine met een elektriciteitsproductie van 15.260 kVA. Een nooddieselgenerator met een elektrischvermogen van 250 kVA; | 15.510,00 kVA |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | 1.250,00 kVA |
15.1.1° | Het stallen van 10 bedrijfsvoertuigen; | 10 voertuigen |
16.1.b)2° | Twee ozongeneratoren van elk 7 Nm³/h (totaal 14 Nm³/h); | 14,00 Nm³/h |
16.3.1.2° | Diverse luchtcompressoren, airco's en chillers; | 382,50 kW |
17.1.2.1.2° | Opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten 100 liter zuurstof, 100 liter argon, 1.000 liter stikstof en 500 liter ijkgassen; | 2.336 liter |
17.1.2.2.3° | Opslag van zuurstof in een vaste houder; | 50.000 liter |
17.3.2.1.1.1° b) | De opslag van diesel in 3 bovengrondse tanks van 1x 1.500 liter, 1 x 1.000 liter en 1 x 215 liter; | 2.259 kg |
17.3.4.3° | Opslag van bijtende stoffen waaronder de opslag van Ca(OH)2 in 2 tanks van elk 84.000 l, NH4OH in een tank van 50.000 l, NaOH in een tank van 50.000 l en 8.000 l, HCl in een tank van 8.000 l en opslag in verplaatsbare recipiënten; | 515.231,00 kg |
17.3.6.3°a) | Opslag van schadelijke stoffen waaronder de opslag van Ca(OH)2 in 2 tanks van elk 84.000 l, NH4OH in een tank van 50.000 liter, HCl in een tank van 8.000 l en opslag in verplaatsbare recipiënten; | 434.670,00 kg |
17.3.7.1°a) | Opslag van 450 kg producten die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid (GHS08); | 450,00 kg |
17.3.8.2° | Opslag van 47.928 kg stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu waaronder de opslag van NaOCl in verplaatsbare recipiënten met een totaal van 2.000 l en opslag van NH4OH in een tank van 50.000 liter; | 47.928,00 kg |
29.5.2.1°a) | Metaalbewerkingstoestellen; | 45,00 kW |
39.1.3° | 2 stoomketels van elk 59.600 liter; | 119.200,00 liter |
39.2.1 | Diverse stoomvaten/warmtewisselaars met een individueel waterinhoudsvermogen van resp. 2.500 liter, 405 liter, 600 liter en 1.000 liter; totaal waterinhoudsvermogen van 4.505 liter; | 4.505 liter |
39.2.2 | Stoomvat/warmtewisselaar met een individueel waterinhoudsvermogen van 50.000 liter; | 50.000 liter |
39.5.1° | Een stoomturbine met een vermogen van 12.970 kW; | 12.970,00 kW |
43.1.3° | Twee verbrandingsovens (2 x 25.000 kWth), twee opstartbranders (2 x 1.500 kWth), vier steunbranders (4 x 5.600 kWth), twee back-up ketels (2 x 5.000 kWth) en diverse stookinstallaties met een totaal thermisch vermogen van 502 kWth; | 85.903,00 kW |
43.3.2° | Twee verbrandingsovens (2 x 25 MWth), twee opstartbranders (2 x 1,5 MWth), vier steunbranders (4 x 5,6 MWth), twee back-up ketels (2 x 5.000 kWth) en diverse stookinstallaties met een totaal thermisch vermogen van 0,502 MWth en een dieselnoodgenerator (0,317 MWth); | 86,22 MW |
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 18 oktober 2024 |
Start 1e openbaar onderzoek | 18 oktober 2024 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 18 oktober 2024* |
Start laatste openbaar onderzoek | 11 november 2024 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 10 december 2024 |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste adviesdatum | 7 december 2024 |
* Het openbaar onderzoek was korter dan de normale 30 dagen omdat het vroegtijdig is stopgezet.
De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. Er werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.
Bespreking van de bezwaren
Het is niet opportuun dat stad Antwerpen in het kader van het openbaar onderzoek de ingediende bezwaren zou evalueren. Hierdoor kan immers de schijn van partijdigheid ontstaan vermits stad Antwerpen als grootste aandeelhouder van de intercommunale het indienen van de aanvraag mee heeft goedgekeurd.
Bovendien lijkt het niet onlogisch dat bij projecten van de Vlaamse lijst, waarbij het Vlaamse niveau in eerste en laatste aanleg een beslissing neemt over de vergunningsaanvraag, de beoordeling van eventuele standpunten, bezwaren en opmerkingen ingediend tijdens het openbaar onderzoek zou gebeuren in de schoot van de GOVC zoals bepaald in artikel 46 van het omgevingsvergunningsbesluit. In deze commissie zetelen de Vlaamse administraties bevoegd voor de materies die worden aangehaald in de bezwaarschriften en door wie de huidige installatie ook gecontroleerd en opgevolgd wordt. Dit geldt bij uitstek voor afvalverwerking vermits deze materie beleidsmatig hoort tot de bevoegdheid van het Vlaamse gewest.
Informatievergadering
Over de aanvraag werd door stad Antwerpen een informatievergadering georganiseerd op 14 november 2024.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.