Terug
Gepubliceerd op 23/12/2024

2024_CBS_09812 - Omgevingsvergunning - OMV_2024037644. Kalkstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 20/12/2024 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Johan Klaps, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tatjana Scheck, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2024_CBS_09812 - Omgevingsvergunning - OMV_2024037644. Kalkstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring 2024_CBS_09812 - Omgevingsvergunning - OMV_2024037644. Kalkstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2024037644

Gegevens van de aanvrager:

BVBA YD Build met als contactadres Brechtsebaan 83 te 2900 Schoten en de heer Yves Van Gastel met als contactadres Lage Kaart 35 te 2930 Brasschaat

Gegevens van de exploitant:

BVBA YD Build (0719701891) met als contactadres Brechtsebaan 83 te 2900 Schoten en

de heer Yves Van Gastel met als contactadres Lage Kaart 35 te 2930 Brasschaat

Ligging van het project:

Kalkstraat zonder nummer (zn) te 2060 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nr. 36P

waarvan:

 

-          20240313-0040

afdeling 7 sectie G nr. 36P (0107 Kalk)

-          20240703-0023

afdeling 7 sectie G nr. 36P (Bemaling)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het bouwen van een studentenhuisvesting, het aanleggen van een ondergrondse parkeergarage en de exploitatie van een bemaling en warmtepompen

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          er werd geen relevante voorgeschiedenis teruggevonden.

 

Vergunde toestand

-          er zijn geen relevante vergunningen teruggevonden in de archieven.

 

Bestaande toestand

-          braakliggend terrein.

 

Nieuwe toestand

-          functie: wonen – 13 zelfstandige wooneenheden en 107 studentenkamers;

-          bouwvolume:

  • gebouw zijde Smallestraat: pand in halfopen bebouwing met 3 bouwlagen onder plat dak met dakterras;
  • gebouw zijde Noorderlaan: pand in open bebouwing met minimaal 3 en maximaal 8 bouwlagen onder plat dak;
  • variërende kroonlijsthoogte en voetafdruk per (deel van het) gebouw;
  • gemeenschappelijke kelder met 2 ondergrondse bouwlagen;

-          gevelafwerking:

  • gevel in grijze paramentsteen;
  • plint, sokkel trap, lateien en kolommen in grijs beton;
  • dorpels in grijs beton en geanodiseerd aluminium (neutrale kleur);
  • poort, buitenschrijnwerk en balustrades in geanodiseerd aluminium (neutrale kleur);
  • buitentrap in wit gelakt staal;

-          inrichting:

  • toegang perceel langs zijde Kalkstraat/Smallestraat;
  • gemeenschappelijk binnengebied;
  • gebouw zijde Noorderlaan enkel toegankelijk via het binnengebied.

Inhoud van de aanvraag

-          realiseren van 2 gebouwen met in totaal 120 wooneenheden (13 zelfstandige wooneenheden en 107 studentenkamers);

-          voorzien van een gemeenschappelijke kelder;

-          inrichten van het binnengebied.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat de exploitatie van een bemaling en warmtepompen.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Aangevraagde rubriek(en) 0107 Kalk
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

111,90 kW

 

Aangevraagde rubriek(en) Bemaling
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur;

20,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

20,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

56.700,00 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

 

Bemaling

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

afwijking op bijlage 4.2.5.1. - artikel 4.2.5.1.1 §1 - controle-inrichting voor lozingen van afvalwaters 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft wordt er geen meetgoot geplaatst. Er wordt enkel een staalnamekraan voorzien. De debietmeter die geplaatst wordt, is conform Vlarem II artikel 5.53.3.32. §12 (meetinrichting tijdelijke bemaling). 

2.

 

Bij te stellen voorwaarde:

afwijking sectorale voorwaarde artikel 5.53.6.1.1 §2 zesde lid - het bemalingswater dat niet terug in de grond gebracht of nuttig hergebruikt kan worden, wordt geloosd in oppervlaktewater, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater. Lozing op een openbare riolering is alleen toegestaan als het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om zich op een andere manier van dat water te ontdoen. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is. 

Voorgesteld alternatief/aanvulling

Voor deze afwijking wordt gevraagd dat de milieuvoorwaarde wordt aangepast in die zin dat er toelating is om het bemalingswater te lozen in de openbare riolering in de Smallestraat/Kalkstraat. Er ligt een regenwaterafvoer op minder dan 200 m van de projectsite, maar deze bevindt zich ter hoogte van de tramsporen langs de Noorderlaan. Er zal onderzocht worden of een lozing op deze RWA technisch mogelijk is, maar veiligheidshalve wordt toch aangevraagd om te mogen lozen op de gemengde riolering in de Smallestraat/Kalkstraat. 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Aquafin

16 september 2024

20 november 2024

Ongunstig

De Vlaamse Waterweg - Afdeling Regio Oost

16 september 2024

27 september 2024

Geen advies

De Vlaamse Waterweg - Afdeling Regio Centraal

16 september 2024

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Fluvius System Operator

16 september 2024

4 oktober 2024

Voorwaardelijk gunstig

Hulpverleningszone Brandweer zone Antwerpen

16 september 2024

28 oktober 2024

Voorwaardelijk gunstig

Proximus

16 september 2024

20 september 2024

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen

16 september 2024

21 november 2024

Geen advies

Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

16 september 2024

5 november 2024

Voorwaardelijk gunstig

De Lijn Entiteit Antwerpen

16 september 2024

23 september 2024

Voorwaardelijk gunstig

  

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

13 september 2024

19 september 2024

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

13 september 2024

4 oktober 2024

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Ruimtelijke Planning/ SL

7 augustus 2024

7 augustus 2024

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Water

21 november 2024

22 november 2024

Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte

16 september 2024

1 oktober 2024

 

 Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Dam-West, goedgekeurd op 6 januari 2011. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone voor wonen-art. 1.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgend(e) punt(en):

-          artikel 1.02 Inrichting:
§1 De nieuwe gebouwen worden voorzien als halfopen bebouwing. De inrichting van nieuwe gebouwen moet echter zo gebeuren dat gesloten bouwblokken ontstaan;

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > Hemelwaterverordening 2023.
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend(e) punt(en):

  • er wordt gemotiveerd afgeweken van de verplicht te plaatsen infiltratievoorziening.

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgend(e) punt(en):

  • Artikel 19 Hellingen

Er wordt een hoogteverschil van 60 cm overbrugd in het binnengebied, waar vanaf 50 cm al een tussenbordes voorzien moet worden.

Het is ook niet duidelijk of er een afrijdbeveiliging is en er zijn geen leuningen voorzien.

  • Artikel 20 Trappen

De trappen naar de grondgebonden studio’s zijn niet voorzien van leuningen.

-          Publiciteit: het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor publiciteitsinrichtingen.
(De verordening publiciteit kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > Gewestelijke publiciteitsverordening 2023).
De gewestelijke publiciteitsverordening is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):

  • Artikel 12 Levendige plint

Aan de straatzijde bevinden zich op de gelijkvloerse verdieping een inrit naar de autolift en een gesloten distributiecabine.

  • Artikel 16 Technische uitsprongen

Er worden warmtepompen aangevraagd op verschillende lager gelegen daken terwijl deze enkel op de hoogst gelegen daken mogen geplaatst worden indien ze niet inwendig in het gebouw ondergebracht kunnen worden.

  • Artikel 30 Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen

Niet de volledige parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein.

-          Stedenbouwkundige lasten: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ (verder genoemd verordening stedenbouwkundige lasten), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 april 2024.

(De verordening stedenbouwkundige lasten kan u raadplegen via https://www.antwerpen.be/nl/overzicht/vergunningen/regelgeving).

De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de verordening stedenbouwkundige lasten.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening:
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving besluit de toegevoegde project-MER-screeningsnota dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

-          Programmatische Aanpak Stikstof: overeenkomstig het stikstofdecreet, het nieuwe beoordelingskader voor alle aanvragen die stikstofemissies veroorzaken, in werking getreden op 23 februari 2024.
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag geen project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. Het beoordelingskader uit het decreet is dus niet van toepassing en de opmaak van een passende beoordeling (artikel 28 decreet) is niet vereist. 

Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een verkeersdragend of een verkeersgenererend project is. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Waterwetboek), dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets. Deze wordt uitgevoerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 (verder genoemd Watertoetsbesluit).
Het voorliggende project is gedeeltelijk gelegen in een zone waarvoor De Vlaamse Waterweg aangewezen is als adviesinstantie.

Voor het project is geen pluviale overstromingskans gemodelleerd (score A).

Het project is gelegen in een zone met een middelgrote pluviale overstromingskans (T100) onder huidig klimaat (score D).

Het project is gelegen in een zone met een kleine fluviale overstromingskans (T1000) onder huidig klimaat (score C).

Het project is niet gelegen in een signaalgebied.

Na onderzoek blijkt dat het project waarschijnlijk geen schadelijke effecten op het watersysteem veroorzaakt.

(Kijk de score van uw project na op https://www.waterinfo.be/informatieplicht)

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-          Rooilijn: artikel 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009.
(De VCRO kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO))
Artikel 4.3.8 is niet van toepassing op de aanvraag.

  

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

Strijdig met de bouwcode is er op het gelijkvloers langsheen de Kalkstraat geen levendige functie aanwezig. Het perceel grenst in het oosten slechts over een beperkte lengte aan de openbare weg, namelijk de hoek van de Kalkstraat en Smallestraat. In functie van de brandvoorschriften, de bouwcode en de noodzakelijke technische voorzieningen, bevindt zich hier de noodzakelijke distributiecabine en de toegang tot de parkeerkelder.

Desalniettemin wordt er ingezet op een levendige plint aan deze zijde: doorheen de toegangspoort tot de site ontstaat immers een breed zicht op de groene en levendige binnentuin, vrij van gemotoriseerd verkeer. Om deze reden kan een afwijking worden toegestaan.

 

Strijdig met de bouwcode bevinden er zich ook warmtepompen op de lage volumes langsheen de Kalkstraat en langsheen de Noorderlaan. De hier voorziene warmtepompen, zijn beperkt van grootte en hierdoor nagenoeg onzichtbaar vanaf het openbaar domein. In alle redelijkheid kan gesteld worden dat deze niet hinderlijk zijn voor de goede ruimtelijke ordening. Om deze reden kan een afwijking worden toegestaan.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag voorziet de nieuwbouw van een gebouw met 107 studentenkamers en 13 studio’s. De woonfunctie is in overeenstemming met het ruimtelijk uitvoeringsplan Dam-West en is bijgevolg functioneel inpasbaar in zijn omgeving.

 

Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid

Het project omvat het oprichten van een nieuwbouw met studentenhuisvesting op een strikvormig hoekperceel tussen de Kalkstraat en de Noorderlaan.

Het project is opgevat als twee volumes: een klein volume van 3 bouwlagen dat aansluit bij de kleine korrel van de wijk Dam-West en een groot volume van 8 bouwlagen dat een gevel vormt langs de Noorderlaan en in overeenstemming met de toelichtingsnota van het RUP als buffer dient voor de achterliggende woonwijk. Het groot volume van 8 bouwlagen verlaagt bijkomend in het noorden tot 3 bouwlagen waardoor deze een logischere aansluiting vormt op het aangrenzende buurgebouw.

Door het project op te vatten als twee afzonderlijke bouwblokken wordt er, strijdig met het RUP, geen gesloten bouwblok gevormd. Omwille van de brandtechnische aspecten was het verbinden van de twee volumes niet wenselijk.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zou het verbinden van deze volumes geen meerwaarde bieden waardoor een afwijking op dit aspect in alle redelijkheid gunstig kan worden beoordeeld.

 

De achterzijde van het perceel grenst aan de trambedding (berm) op de Noorderlaan.

Achteraan het perceel (parallel aan de Noorderlaan) wordt het studentenhuis opgericht met in totaal 117 kamers en 9 studio’s. De gelijkvloerse verdieping wordt ter plaatse van de berm met de trapbedding (Noorderlaan) ingericht als fietsenstalling. De nieuwbouw telt 8 bouwlagen waarvan de bovenste bouwlaag zich terugtrekt ten opzichte van de gevel aan de Noorderlaan in functie van een ruim dakterras met zicht op de stad.

Vooraan het perceel langsheen de Kalkstraat waar het perceel smal is, bevindt zich het klein volume dat de inrit tot de ondergrondse parkeergarage faciliteert met bovenliggend 4 studio’s.

 

Tussen voor- en achterbouw bevindt zich, conform het RUP, een grote maximaal onverharde en onbebouwde ruimte.

 

De planopbouw van het hoge volume voorziet een gang die de kamers zowel verbindt als ontsluit. Ter hoogte van de Noorderlaan worden er ter hoogte en omwille van de trambeddding tussen telkens 2 kamers inpandige terrassen voorzien. Op de verdiepingen wordt aan het einde van de lange centrale gang telkens een gemeenschappelijke keuken en een ontspanningsruimte voor de studenten voorzien.

Aan de kop van het gebouw wordt een royale, ronde buitentrap in beton voorzien.

De daklaag omvat één grote ontspanningsruimte voor de studenten aansluitend bij een ruim dakterras.

 

De Kwaliteitskamer aan wie het project voor indiening enkele keren werd voorgelegd heeft waardering voor de eenvoud van het monolithisch volume met een plastische uitgewerkte kroon.

 

Daarnaast zijn de studentenkamers en de studio’s voldoende ruim en door de kwalitatieve gemeenschappelijke ruimtes wordt voorzien in voldoende woonkwaliteit.

De aanvraag is bijgevolg ruimtelijk inpasbaar in zijn omgeving.

 

Visueel-vormelijke elementen

Het gevelopzet wordt gekenmerkt door een strak ritme met royale raamopeningen in diepe neggen (1,5 steen) en massieve uitkragende dorpels. De gevelafwerking zal worden uitgevoerd in een genuanceerde grijze gevelsteen, in combinatie met gladde betonelementen en grijskleurig aluminium buitenschrijnwerk.

De Kwaliteitskamer was aanvankelijk bezorgd over de keuze van één grijze baksteen voor de materialisatie van het volume. Omwille van de omvang van de volumetrie en de combinatie met andere gevelelementen in grijstinten ontstaat er mogelijk een dof eindbeeld. De kamer vroeg om de referentie van het industriële pakhuis van de buurt kwaliteitsvol te vertalen naar vandaag en te onderzoeken of het gebruik van meerdere kleurtinten, een gematerialiseerde plint of het voorzien van de raamkaders in een iets andere kleur het gezochte karakter van de monoliet kan bewerkstelligen. De keuze voor een rijk genuanceerde grijze baksteen en de aanleg van een groen landschap rondom het volume is reeds een aanzet om schraalheid aan de zijde van de Noorderlaan te vermijden.

Hoewel de ontwerper vasthoudt aan de grijze hoofdtonen wordt er wel tegemoet gekomen aan de bezorgdheden door het toevoegen van verzinkte stalen wimpers, blauwe zonnewering op het gelijkvloers en een wit gelakte stalen spiltrap.

De Kwaliteitskamer waardeert de het verdere onderzoek naar de kleurstelling van het gevelbeeld. De Kwaliteitskamer onderschrijft de keuze van de ontwerper wat betreft het grijze metselwerk. Gevraagd wordt te waken dat de nuancering van de gekozen gevelsteen ook in uitvoering bewaard blijft.

 

Gelet op bovenstaand advies kan voorliggende aanvraag evenwel visueel inpasbaar in zijn omgeving worden geacht.

 

Aspecten met betrekking tot water

Door Aquafin werd een ongunstig advies afgeleverd. Dit advies wordt echter niet bijgetreden. De stedelijke dienst Omgeving/Water levert namelijk een gunstig advies aan. Dit advies leest als volgt:

“Ze sluiten alle daken en verharding aan op de hemelwaterput.

Ze brengen 13 studio’s in mindering.

Dat is 390 m² vermindering op de afwaterende oppervlakte.

Blijft over 597,8 m² aan afwaterende oppervlakte.

Een studentenkamer kent niet hetzelfde verbruik en bezetting als een eengezinswoning/studio/appartement maar als je nog 107 studentenwoningen aansluit op de hemelwaterput in plaats van een 20-tal woongelegenheden kan je aannemen dat de factor 5 door het aansluiten van kamers met toilet wel zal leiden tot een volledig hergebruik op de site.

De motivering (reducering oppervlakte) is voldoende bewezen in de nota.

Infiltratie is niet meer vereist.”

Na terugkoppeling met Aquafin verklaren zij zich akkoord met deze zienswijze. Er hoeft ook voor hen niet geïnfiltreerd te worden indien alle koten en studio's maximaal gebruik maken van het opgevangen hemelwater (toiletspoeling en onderhoudswater voor de studentenkoten en toiletspoeling, onderhoudswater en wasmachines voor de studio's), wat in voorwaarde zal worden opgenomen.

 

Voorliggende aanvraag houdt voldoende rekening met de aanwezige overstromingsgevoeligheid. Zo worden de vloerpassen voldoende hoog voorzien, worden de terreinophogingen beperkt en worden er aan de inkomzone in de Kalkstraat, aan de afvalberging en bij de autolift opdrijfbare schotten geplaatst.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De aanvraag is op enkele punten strijdig met de verordening toegankelijkheid.

Door Inter werd echter een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht. Voorliggende aanvraag komt tegemoet aan de in het advies geformuleerde voorwaarden waardoor dit advies als gunstig kan worden gelezen.

 

De aanvraag voorziet in kwalitatieve studentenkamers met voldoende woonkwaliteit en ruime gemeenschappelijke ruimtes. De ruime fietsenstalling is vlot bereikbaar en er worden voldoende kwalitatieve buitenruimtes voorzien.

 

Gelet op het bovenstaande wordt geoordeeld dat de aanvraag in overeenstemming is met de geldende regelgeving aangaande veiligheid en gebruiksgemak zonder hierbij hinder te genereren naar de omgeving.

 

Ter hoogte van de Kalkstraat/Smallestraat springt de bouwlijn plaatselijk terug ten opzichte van de rooilijn en loopt over in het openbaar domein. Om die reden werd het advies ingewonnen bij de dienst Publieke Ruimte.

“In de aanvraag wordt voorzien om dit gedeelte, met een heel beperkte oppervlakte, aan te leggen conform de publieke ruimte rondom. Er is vanuit SW/Publieke Ruimte geen bezwaar tegen, maar we wensen de mogelijkheid open te laten dat dit gedeelte kan worden overgedragen naar het openbaar domein.

Voor eventuele schade aan het openbaar domein ten gevolge van de werken geldt de standaardprocedure:

De bouwheer zal voor de werken contact dienen op te nemen met Stadsontwikkeling – afdeling Publieke Ruimte, postadres aangetekende zending: Grote Markt 1, 2000 Antwerpen of via mail: herstellingopenbareruimte@antwerpen.be, betreffende de opmaak van een plaatsbeschrijving en de herstellingen aan het openbaar domein na afloop van de bouwwerken.

Meer informatie vindt u op:

https://www.antwerpen.be/nl/info/52d5052439d8a6ec798b4a7e/schade-aan-openbaar-domein-ofaanpassing-na-werken.”

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding, wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 30 parkeerplaatsen.

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de nieuwbouw van 107 studentenkamers en 13 studio’s.

 

Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1.

 

13 appartementen <60 m² met parkeernorm 1,05: 13 x 1,05 = 13,65;

107 studentenkamers met parkeernorm 0,15/kamer: 107 x 0,15/kamer = 16,05.

 

De parkeerbehoefte is 30.

De werkelijke parkeerbehoefte is 30. 

De plannen voorzien in 23 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er wordt een ondergrondse parking ingericht met 23 plaatsen. 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 23.

 

In een aantal gevallen genereert een aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte maar kunnen de plaatsen om volgende stedenbouwkundige redenen niet (volledig) gerealiseerd worden:

 

De grootte en/of vorm van het perceel laten het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen op één ondergrondse bouwlaag niet toe. De werken voor het realiseren van een tweede ondergrondse bouwlaag staan niet in verhouding tot het resultaat.

Bovendien is het project zeer goed ontsloten via het openbaar vervoer waardoor verondersteld kan worden dat de effectieve parkeerbehoefte kleiner zal zijn dan deze conform de bouwcode. 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 7.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 30 – 23 = 7.

 

Echter kan de berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project worden verminderd met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is.

Bijgevolg kan de parkeerbehoefte van de vergunde toestand in mindering gebracht worden voor 0 parkeerplaatsen.

Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 7  0 = 7.

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 7 plaatsen.

 

Fietsvoorzieningen:

Voor de studio’s en studentenkamers moeten voldoende fietsenstallingen voorzien worden:

13 studio’s : 13 x 2 = 26;

107 studentenkamers : 107 x 1 = 107.

 

Er moeten 133 fietsenstallingen voorzien worden (26 + 107 = 133).

Er wordt een fietsenstalling ingericht op het gelijkvloers voor 134 fietsen.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Voor de nieuwbouw van een woonproject, bestaande uit 107 studentenkamers en 13 studio’s, gelegen op de hoek van de Kalkstraat en Smallestraat langs de Noorderlaan in 2060 Antwerpen, is een tijdelijke grondwaterbemaling vereist. Deze bemaling is noodzakelijk voor de aanleg van twee ondergrondse niveaus en liftputten.

 

De bouwput heeft een onregelmatige vorm. De oppervlakte van de algemene bouwput op niveau -1 bedraagt 982 m2, terwijl niveau -2 kleinere dimensies heeft. De uitgraafdieptes bedragen ongeveer -0,34 mTAW voor niveau -1 en -3,34 mTAW voor niveau -2. Volgens het bemalingsconcept zal er uitgegraven worden tot -3,84 mTAW en rekening houdend met een bemaling tot 0,5 meter onder de uitgravingsdiepte, dient het grondwaterniveau tot respectievelijk -4,34 mTAW (7,71 m) te worden verlaagd. Hierbij wordt uitgegaan van een grondwaterstand in rust van 3,37 mTAW en een maaiveld dat varieert tussen +2,90 en +3,20 mTAW.

 

De bemaling vindt plaats in een hydraulisch gesloten bouwput met waterremmende wanden langs de contouren van de bouwput, die tot in de top van de Boomse klei reiken. Het geborgen water wordt weggepompt door middel van zeven dieptebronnen. Deze bronnen worden geplaatst op een diepte van 10 m onder het uitgravingspeil, met een filtersectie tussen 5 en 10 m onder het uitgravingspeil. De waterremmende wanden moeten een hydraulische weerstand van minimaal 580 dagen garanderen.

 

In de bemalingsstudie is een bemalingsconcept uitgewerkt waarbij de waterremmende wanden tot in de Boomse klei zullen reiken. Daarnaast is een alternatief uitvoeringsscenario uitgewerkt waarbij, in plaats van diepe waterremmende wanden, gekozen kan worden voor horizontale groutinjectie. In dit scenario worden ondiepe wanden geplaatst, waarna een horizontaal waterremmend scherm tussen de wanden wordt aangebracht door middel van groutinjectie. De uiteindelijke keuze tussen deze methoden is afhankelijk van de exacte diepte van de top van de Boomse klei, die zal worden vastgesteld door het uitvoeren van diepe elektrische sonderingen. De onderhavige aanvraag gaat uit van het eerste scenario met diepe waterremmende wanden. Door deze aanname wordt verondersteld dat dit het maximale debiet zoals opgenomen in de vergunning. Het andere scenario zal nooit meer water mogen onttrekken. Volgens de bemalingsstudie wordt geadviseerd de waterremmende wanden tot 1 meter in de Boomse klei aan te zetten.

 

Het initiële bemalingsdebiet bedraagt maximaal 20,33 m³/uur of 489 m³/dag, terugvallend in stationaire toestand tot 6,20 m³/uur. Gezien de bemaling wordt uitgevoerd in een hydraulisch gesloten bouwput met waterremmende wanden, is het totale cumulatieve waterbezwaar beperkt tot 56.700 m³, uitgaande van een bemalingsduur van 365 dagen.

 

Zettingen

In de bemalingsstudie is onderzocht of de bemaling zonder waterremmende wanden zettingen veroorzaakt die de algemeen aanvaarde grenswaarde van 20 mm overschrijden. Op de projectsite zijn 5 elektrische sonderingen uitgevoerd met een diepte van 13,4 tot 19,6 meter. De zettingsberekeningen zijn uitgevoerd tot de top van de afsluitende klei van de Formatie van Boom. Omdat de sonderingen niet reiken tot de Boomse klei, zijn aanvullende gegevens gebruikt uit de diepere sondering OC-15/379-S02 van de Databank Ondergrond van Vlaanderen (DOV), die tot 32,60 m-mv reikt en wel de Boomse klei bereikt.

 

Op basis van de vijf uitgevoerde sonderingen zijn vijf theoretische zettingsberekeningen uitgevoerd voor de bemaling zonder waterremmende wanden. Uit deze berekeningen blijkt dat bij een grondwaterverlaging van minder dan 0,5 meter theoretische eindzettingen optreden die de grenswaarde van 20 mm overschrijden, wat als onaanvaardbaar wordt beschouwd. Om dit zettingsrisico te beperken zal de exploitant de bemaling uitvoeren binnen een hydraulisch gesloten kuip met waterremmende wanden. Volgens de bemalingsstudie worden geen onaanvaardbare theoretische zettingsrisico’s verwacht, aangezien de bemaling plaatsvindt binnen waterremmende wanden die in de Boomse Klei worden aangezet.

 

De top van de Boomse klei bevindt zich volgens de dichtstbijzijnde sondering via DOV (OC-15/379-S02) op een diepte van ongeveer -20 mTAW. Deze diepte dient echter te worden geverifieerd door diepe elektrische sonderingen op de projectsite het uitvoeren. Er wordt geadviseerd om de diepe elektrische sonderingen tot 30 m-mv uit te voeren om de exacte diepte van de Boomse klei te identificeren. Daarnaast wordt aangeraden om vóór de uitvoering van de bemaling de theoretische zettingsberekeningen opnieuw uit te voeren, gebruikmakend van de resultaten van elektrische sonderingen tot 30 m-mv, specifiek voor de bemaling binnen de waterremmende wanden.

 

Daarnaast bevinden zich tramsporen in de nabijheid van de projectlocatie. De theoretische zettingsberekeningen ter hoogte van de tramsporen zijn niet opgenomen in de bemalingsstudie. De zettingsberekeningen dienen ook ter hoogte van de tramsporen uitgevoerd te worden. Daarbij moet nagegaan worden of de algemene grenswaarde van 10 mm, die als maximaal toegelaten absolute zetting geldt, wordt overschreden.

In de bemalingsstudie wordt geadviseerd om contact op te nemen met De Lijn om af te stemmen welke theoretische en effectieve zettingen ter hoogte van de tramsporen langs de projectsite aanvaardbaar zijn. Vóór de start van de bemaling dient een officiële toestemming van De Lijn bekomen te worden met betrekking tot de aanvaardbare theoretische en effectieve zettingen ter hoogte van de tramsporen.

 

Grondwaterverontreiniging

De projectsite bevindt zich in de 5-10 km PFAS no regret-zone rond de site van bedrijf 3M.

Op de projectsite zijn op 21 mei 2024 grondwaterstalen genomen uit 5 peilbuizen. Deze stalen zijn geanalyseerd op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS. Uit de analyseresultaten

blijkt dat het indelingscriterium voor arseen (5 µg/l) en de rapportagegrens voor enkele PFAS-verbindingen (20 ng/l) zijn overschreden.

 

Op de projectsite zijn oriënterende bodemonderzoeken uitgevoerd in 2000 en 2022 (OVAM-dossier 11719). Uit het oriënterend bodemonderzoek van 2022 werden verhoogde concentraties van arseen (7,4 µg/liter) en minerale olie (180 µg/liter) gemeten, beide boven de richtwaarden. In 2000 werd eveneens voor arseen een verhoogde concentratie opgemeten (27 µg/liter). In de directe omgeving van de projectsite bevinden zich nog verschillende andere OVAM-dossiers. Aangezien de bemaling plaatsvindt binnen een hydraulisch gesloten bouwput met waterremmende wanden die zijn aangezet in de Boomse klei, worden enkel de verontreinigingen op de projectlocatie opgepompt. De bemaling heeft geen invloed op mogelijke verontreinigen buiten de wanden of op de omliggende OVAM-dossiers. De bemaling heeft evenmin een negatieve invloed op erfgoed of biodiversiteit. Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er geen noodzaak is voor een beschrijvend bodemonderzoek.

Tijdens de werfactiviteiten worden alle voorzorgsmaatregelen genomen om verontreiniging in de bodem te voorkomen. Bij het grondverzet wordt rekening gehouden met de conclusies uit het bodemonderzoek en de technische verslagen die noodzakelijk zijn voor het grondverzet. De uitvoeringsplannen en het technisch verslag in het kader van grondverzet dienen opgesteld te worden door een erkend bodemsaneringsdeskundige.

 

Op basis van de vastgestelde verhoogde concentraties in het grondwater vraagt de exploitant de volgende verhoogde lozingsnormen aan:

parameter (µg/l)

gevraagde lozingsnorm (µg/l)

indelingscriterium (µg/l)

arseen

50 (10 x IC)

5

minerale olie

300

-

PFAS (ind)

0,1

-

 

Tevens wordt een waterzuiveringsinstallatie (WZI) opgenomen in de onderhavige vergunningsaanvraag voor de zuivering van het water, indien de lozingsnormen worden overschreden. Indien wordt voldaan aan de lozingsnormen, wordt de lozing van het bemalingswater toegestaan.

 

Lozen van bemalingswater

De exploitant opteert het bemalingswater te lozen in de gemengde riolering in de Smallestraat of Kalkstraat via één lozingspunt, gezien het beperkte debiet en de ligging in een stedelijke omgeving met weinig beschikbare ruimte. Er is ook de mogelijkheid om het bemalingswater te lozen in een regenwaterafvoer (RWA) langs de Noorderlaan, die uitmondt in het Asiadok. De mogelijkheid om het bemalingswater te lozen in de regenwaterafvoer (RWA) langs de Noorderlaan wordt onderzocht, maar wordt als technisch moeilijk beschouwd vanwege de ligging van de RWA langs de tramsporen.

 

Er is advies gevraagd aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), dienst Afvalwater en Lucht. De VMM, dienst Afvalwater en Lucht, geeft conform de bemalingscascade de voorkeur om zoveel mogelijk te lozen in oppervlaktewater of een RWA-riolering, indien het bemalingswater niet in de ondergrond kan worden gebracht. De VMM verkiest specifiek dat het bemalingswater bij voorkeur in de RWA-riolering wordt geloosd. Indien dit om veiligheidsreden voor het tramverkeer niet mogelijk is, kan het water geloosd worden op de openbare riolering. Vóór de start van de bemaling dient een officieel advies (toelating) van De Lijn bekomen te worden over de technische mogelijkheid van het lozen van het bemalingswater in de RWA-riolering langs de tramsporen.

 

Daarnaast adviseert de VMM, dienst Afvalwater en Lucht, gunstig voor de tijdelijke lozing van bemalingswater via een waterzuiveringsinstallatie (WZI) met een maximaal debiet van 20,33 m³/uur en 489 m³/dag (rubriek 3.6.3.2. en rubriek 3.4.2) in de oppervlaktewater of de openbare riolering. De volgende bijzondere lozingsvoorwaarden worden geadviseerd:

 

parameter (µg/liter)

geadviseerde bijzondere lozingsnorm

arseen

50

minerale olie

300

PFAS (ind)

0,1

 

Daarnaast worden ook de overige voorwaarden, opgenomen in het advies van VMM, dienst Afvalwater en Lucht, als bijzondere voorwaarden opgenomen.

 

Advies VMM- grondwater

Het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij, dienst Grondwater, is stilzwijgend gunstig.

 

Bijstelling van sectorale voorwaarden

De exploitant vraagt de volgende bijstellingen op de sectorale voorwaarden van Vlarem II:

  • Artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II (Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater): Aangezien het om een tijdelijke bemaling en lozing gaat, zal er geen meetgoot worden geplaatst. Enkel een staalnamekraan wordt voorzien en de debietmeter zal worden geplaatst conform Vlarem II artikel 5.53.3.32. §12 (meetinrichting tijdelijke bemaling).

Gezien de bemalingsduur van 365 dagen, wordt deze gevraagde bijstelling gunstig geadviseerd.

 

  • Artikel 5.53.6.1.1 §2 van Vlarem II: Het bemalingswater dat niet terug in de grond gebracht of nuttig hergebruikt kan worden, wordt geloosd in oppervlaktewater, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater. Lozing op een openbare riolering is alleen toegestaan als het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om zich op een andere manier van dat water te ontdoen. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is.

 

Vóór de start van de bemaling dient, in samenwerking met De Lijn, te worden onderzocht of de lozing van het bemalingswater technisch mogelijk is in de RWA-riolering langs de tramsporen. Indien blijkt dat lozing in de RWA technisch niet haalbaar is, wordt de gevraagde bijstelling conform Artikel 5.53.6.1.1 §2 van Vlarem II gunstig geadviseerd, waarbij lozing in openbare riolering als alternatief wordt goedgekeurd.

 

Exploitatiefase

Voor de verwarming en koeling van de 107 studentenkamers worden gemeenschappelijke lucht- waterwarmtepompen met 8 buitenunits (monoblocks) op het dak geplaatst, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 78,5 kW. Daarnaast worden voor de productie van sanitair warm water gemeenschappelijke water- waterwarmtepompen geïnstalleerd, bestaande uit 59 warmtepompboilers zonder buitenunit, die in de schacht worden geplaatst, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 33,4 kW.

 

Tevens worden 13 individuele lucht- waterwarmtepompen op het dak geplaatst, elk met een geïnstalleerde drijfkracht van 1,2 kW, bestemd voor de verwarming en koeling van de 13 studio's. Aangezien deze warmtepompen als individuele installaties worden beschouwd en per wooneenheid worden beheerd, en aangezien elk een geïnstalleerde drijfkracht heeft die kleiner is dan 5 kW, worden deze individuele warmtepompen niet als ingedeeld aanzien en ook niet opgenomen in onderhavig aanvraagdossier.

 

In het onderhavige aanvraagdossier is een akoestische studie toegevoegd onder het stedenbouwkundig luik. Deze geluidstudie bevat een simulatieberekening uitgaande van een worstcasescenario, waarbij de 21 warmtepompen op het dak allemaal gelijktijdig in werking zijn. Het betreft 13 warmtepompen voor de studentenkamers die een nominaal geluidsvermogen van 77 dB(A) hebben, en 8 warmtepompen voor de studio’s die een maximaal nominaal geluidsvermogen van 57 dB(A) hebben. Echter blijkt uit het aanvraagdossier en de toestellenlijst dat het om 21 warmtepompen gaat, waarvan 8 gemeenschappelijke warmtepompen voor de studentenkamers en 13 individuele warmtepompen voor de studio’s, wat afwijkt van de waarden die in de akoestische studie zijn opgenomen.

 

Uit de berekeningsresultaten van de simulatie blijkt dat de geluidsnormen in openlucht niet worden nageleefd. In de studie worden akoestische maatregelen voorgesteld die toegepast kunnen worden om te voldoen aan de richtwaarden voor specifiek geluid in openlucht, zoals vermeld in bijlage 4.5.4. van Vlarem II.

De berekeningen geven echter aan dat de geluidsnormen in openlucht nageleefd kunnen worden, mits de volgende maatregelen worden genomen:

-          het plaatsen van geluidsisolerende omkasting rond de lucht- waterwarmtepompen voor de studentenkamers of het voorzien van stillere warmtepompen;

-          het plaatsen van akoestische schermen rond de lucht- waterwarmtepompen voor de studio’s volgens de richtlijnen opgenomen in de akoestische studie.

 

Na de installatie dient de exploitant geluidsmetingen uit te voeren na de opstart van de exploitatie van de warmtepompen. Hiermee dient te worden gecontroleerd of aan de geluidsnormen, zoals bepaald in bijlage 4.5.4 van Vlarem II, wordt voldaan. Indien uit de metingen blijkt dat de geluidsnormen worden overschreden, dient de exploitant onmiddellijk de noodzakelijke maatregelen te treffen om naleving van deze normen te garanderen.

 

In het dossier wordt vermeld dat de lucht-waterwarmtepompen het koelmiddel R32 gebruiken, terwijl de water-waterwarmtepompen het koelmiddel R134a gebruiken. Het koelmiddel R32 heeft een Global Warming Potential (GWP) van 675, wat aanzienlijk lager is dan de GWP-waarde van 1.430 van R134a.

Een voorstel van de Europese Commissie geeft aan dat warmtepompen met een vermogen van meer dan 12 kW vanaf 2027 gevuld moeten zijn met een koelmiddel met GWP van minder dan 750.

In het kader van duurzaamheid en om de impact bij accidentele vrijstelling te minimaliseren wordt de exploitant verzocht een koelmiddel te gebruiken met een lager GWP, dat niet onderhevig is aan uitfasering. De lijst met apparatuur die tegen een vooropgezette datum niet langer bepaalde schadelijke F-gassen mag bevatten, wordt sterk uitgebreid. De exploitant kan deze lijst raadplegen via de volgende link:

https://www.vlaanderen.be/veka/energie-en-klimaatbeleid/energie-en-klimaatbeleid-voor-ondernemingen/f-gassen/20-februari-2024-nieuwe-f-gassenverordening-gepubliceerd.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie na te leven.

2. De voorwaarden in het bijgevoegde advies van Fluvius moeten nageleefd worden.

3. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van de Vlaamse Milieumaatschappij moeten nageleefd worden.

4. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Proximus moeten nageleefd worden.

5. Er moet een genuanceerde grijze gevelsteen gebruikt worden.

6. Alle koten en studio’s moeten maximaal gebruik maken van het opgevangen hemelwater voor toiletspoeling, onderhoudswater en wasmachines.

7. Voor aanvang der werken dient contact opgenomen te worden met de afdeling Publieke Ruimte.

8. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, kan de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten plaatsvinden met een aanvaardbaar risico voor mens en milieu. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven voor een tijdelijke lozing van het bemalingswater met een debiet van 20,33 m³/uur en 56.700 m³/jaar over een periode van 365 dagen, al dan niet na behandeling in een WZI. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning voor de exploitatiefase te verlenen voor onbepaalde duur.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting 0107 Kalk)

111,90 kW

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Bemaling)

20,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Bemaling)

20,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Bemaling)

56.700,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644), de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
  1. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
  1. Er worden elektrische sonderingen tot 30 m-mv uitgevoerd om de exacte diepte van de Boomse klei te identificeren en als basis voor actuele zettingsberekeningen.
  1. Een schriftelijke toestemming van De Lijn voor de aanvaardbare theoretische en effectieve zettingen ter hoogte van de tramsporen wordt bekomen voor de start van de bemaling en overgemaakt aan de stedelijke dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644).
  1. Een toelating van De Lijn wordt bekomen over de technische mogelijkheid van de lozing van het bemalingswater in de RWA-riolering langs de tramsporen, en indien dit om veiligheidsreden voor het tramverkeer niet mogelijk is, kan er geloosd worden op de openbare riolering van de Smallestraat/Kalkstraat te Antwerpen (RWZI Antwerpen-Zuid). Voorafgaand aan de opstart van de bemaling wordt de toelating van De Lijn overgemaakt aan de stedelijke dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644).
  1. Bij lozing in de openbare riolering wordt voor de start van de bemalingswerken met NV Aquafin een overeenkomst afgesloten.
  1. De algemene voorwaarden voor lozing in oppervlaktewater of de openbare riolering en de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing:

parameter (µg/liter)

geadviseerde bijzondere lozingsnorm (VMM)

arseen

50

Minerale olie

300

PFAS (ind)

0,1

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 en het standaard analysepakket (SAP).

De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

  • bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
  • bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater, als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
  1. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie, wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

Fasering

 

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

10 juli 2024

Volledig en ontvankelijk

16 september 2024

Start openbaar onderzoek

26 september 2024

Einde openbaar onderzoek

25 oktober 2024

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste beslissingsdatum

30 december 2024

Verslag GOA

12 december 2024

Naam GOA

Axel Devroe en Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek. Er werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking. 

 

Bespreking van de bezwaren

Volume is niet in harmonie: het bezwaar dat het project niet in harmonie is met het referentiebeeld van de omgeving en bijgevolg dus strijdig is met de voorschriften van het RUP. Het project bestaat uit twee volumes, waarvan het grootste volume acht bouwlagen telt en zich richt op de Noorderlaan. Dit zorgt voor een onevenwichtige schaalverhouding tussen het nieuwe gebouw en de omliggende gebouwen.

Beoordeling: Het project is inderdaad opgevat als twee volumes: een klein volume van 3 bouwlagen dat aansluit bij de kleinschalige korrel van de wijk Dam-West en een groot volume van 8 bouwlagen dat de gevel vormt langs de Noorderlaan en als buffer dient voor de achterliggende woonwijk. Het volume langsheen de Noorderlaan wijkt af van het referentiebeeld omdat dit het eerste gebouw is dat langsheen de straatwand ontwikkeld wordt. Niettegenstaande komt dit wel tegemoet aan het RUP.

Het RUP stelt immers dat hier een gebouw met een bouwhoogte van maximaal 26,5 m mag worden voorzien. Zoals aangegeven in de toelichtingsnota van het RUP is het de bedoeling dat er een stedelijke wand wordt gecreëerd die als een schil de wijk omgeeft. Ook houdt het gebouw met acht bouwlagen voldoende afstand ten opzichte van de achterliggende woonwijk.

Hoewel het gebouw langsheen de Noorderlaan 26,5 m hoog mag zijn verlaagt het volume van 8 bouwlagen in het noorden tot 3 bouwlagen zodat dit eveneens aansluit op het aangrenzende buurgebouw. Gelet op de beperkte bouwdiepte en de schaalsprong richting de Kalkstraat wordt geoordeeld dat de voorgestelde bouwhoogte gunstig geadviseerd kan worden.
Het bezwaar is ongegrond.

 

Verhoging van de parkeerdruk: het bezwaar dat er onvoldoende parkeerplaatsen worden voorzien. Wegens de beperkte parkeercapaciteit in de buurt wordt verwacht dat dit de parkeerdruk in de buurt zal verhogen en zo de leefbaarheid in het gedrang komt.
Beoordeling: De stedelijke dienst Mobiliteit geeft een gunstig advies voor deze aanvraag. Het klopt dat er 7 parkeerplaatsen te weinig worden voorzien. De grootte en/of vorm van het perceel laat het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen op één ondergrondse bouwlaag niet toe. Geoordeeld wordt dat de werken voor het realiseren van een tweede ondergrondse bouwlaag niet in verhouding staan tot de aangevraagde werken.

Het project wordt zeer goed ontsloten via het openbaar vervoer waardoor verondersteld kan worden dat de effectieve parkeerbehoefte kleiner zal zijn dan deze zoals berekend conform de bepalingen van de bouwcode. Er wordt een parkeerretributie toegepast voor de 7 ontbrekende plaatsen, waarmee op termijn buurtparking zal worden gerealiseerd. Het niet voorzien van de volledige parkeerbehoefte impliceert niet per definitie dat een verhoging van parkeerdruk zal optreden. Het bezwaar is ongegrond.

 

Draagkracht: het bezwaar dat er 7 parkeerplaatsen te weinig worden voorzien. Deze 7 plaatsen zullen worden afgewenteld op openbaar domein. Het feit dat er te weinig parkeerplaatsen kunnen worden voorzien op eigen terrein is ook een aanwijzing dat de draagkracht van het perceel wordt overschreden.

Beoordeling: De stedelijke dienst Mobiliteit geeft een gunstig advies voor deze aanvraag. Het klopt dat er 7 parkeerplaatsen te weinig worden voorzien. De grootte en/of vorm van het perceel laat het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen op één ondergrondse bouwlaag niet toe. Geoordeeld wordt dat de werken voor het realiseren van een tweede ondergrondse bouwlaag niet in verhouding staan tot de aangevraagde werken.

Het project wordt zeer goed ontsloten via het openbaar vervoer waardoor verondersteld kan worden dat de effectieve parkeerbehoefte kleiner zal zijn dan deze zoals berekend conform de bepalingen van de bouwcode. Er wordt een parkeerretributie toegepast voor de 7 ontbrekende plaatsen, waarmee op termijn buurtparking zal worden gerealiseerd. Het niet voorzien van de volledige parkeerbehoefte impliceert niet per definitie dat de draagkracht is overschreden.
Het bezwaar is ongegrond.

 

Bouwdichtheid: het bezwaar dat er 120 wooneenheden worden voorzien op een perceel van slechts 1.500 m². Dit betreft een bouwdichtheid van 800 we/ha.

Beoordeling: Dit betreft geen bezwaar. Bovendien zijn studentenkamers geen zelfstandige woonentiteiten.

 

Stedenbouwkundig attest: het bezwaar dat voorliggende aanvraag niet in overeenstemming is met het stedenbouwkundig attest, afgeleverd voor dit perceel. De bezwaarindiener merkt op dat er in het stedenbouwkundig attest een vrije open ruimte van 740 m² wordt voorgeschreven, terwijl het huidige project slechts 477 m² aan open ruimte voorziet.

Beoordeling: Een stedenbouwkundig attest geeft aan de aanvrager meer zekerheid over de gewenste bouwmogelijkheden op een perceel. Een stedenbouwkundig attest sluit niet uit dat er niets anders kan gerealiseerd worden op een perceel.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Hemelwaterverordening: het bezwaar dat er voor de berekening van de hemelwaterput foutieve aannames werden gedaan. De voorziene berekening van de afwaterende oppervlakte betreft volgens de bezwaarindiener een onderschatting en vormt een onvoldoende robuuste grondslag voor vergunningverlening.

Beoordeling: De regenwaterput werd correct gedimensioneerd, zoals ook blijkt uit het advies van Aquafin dat in deze aanvraag om advies werd gevraagd. Het oorspronkelijk ongunstig advies van Aquafin werd afgetoetst met de stedelijke dienst Omgeving/Water die een gunstig advies voor de aanvraag afleverde. Na terugkoppeling van de argumentatie hiervan met Aquafin kan het advies als voorwaardelijk gunstig gelezen worden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Overstromingsgevoelig: het bezwaar dat het perceel gelegen is in de nabijheid van overstromingsgevoelig gebied. Vermits het overvloedige water vandaag in de grond sijpelt van het betreffende perceel, zal er na ontwikkeling en verharding van de onbebouwde gebieden wateroverlast gecreëerd worden voor de aanpalende woningen. Het water zal immers, nu het geen uitweg meer kan vinden in het braakliggend gebied, een uitweg zoeken naar de aangrenzende, bebouwde percelen van de buren en zorgen voor een ongeziene wateroverlast.

Beoordeling: Voorliggende aanvraag houdt voldoende rekening met de overstromingsgevoeligheid van de site. Zo worden er tal van maatregelen genomen om wateroverlast te vermijden, rekening houdende met de waterkaarten. Zo wordt er een voldoende gedimensioneerde regenwaterput voorzien en zal het opgevangen regenwater maximaal herbruikt worden waardoor dit niet tot een overbelasting van het rioleringssysteem zal leiden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Zettingen: het bezwaar over de mogelijke gevolgen van de grondwaterverlaging tot 7 meter onder het maaiveld, die kan leiden tot zettingen die de algemeen aanvaarde grenswaarde van 20 mm overschrijden. Dit zou kunnen leiden tot schade aan omliggende gebouwen, tramsporen en infrastructuur zoals wegdek en riolering. Hoewel de bemaling binnen een hydraulisch gesloten kuip wordt uitgevoerd, blijven zettingsrisico’s bestaan door de veranderingen in de waterdruk. Hoewel de nota het zettingsrisico erkent, ontbreken details over hoe de monitoring van zettingen wordt uitgevoerd en welke apparatuur hiervoor gebruikt zal worden.

Beoordeling: De bemaling voor dit project wordt uitgevoerd binnen een hydraulisch gesloten bouwput met waterremmende wanden, zoals beschreven in de bemalingsnota. De waterremmende wanden beperken het risico op zettingen aanzienlijk, waardoor geen onaanvaardbare theoretische zettingsrisico’s worden verwacht. Een bijzondere voorwaarde wordt opgelegd om de risico’s te beheersen, waarbij de zettingen bij opstart van de bemaling opgevolgd moeten worden. Zettingsbakens dienen te worden geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie, dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf een absolute zetting van 20 mm dient de bemaling te worden stilgelegd.

Het bezwaar is deels gegrond.

 

Verontreinigingen: De bezwaarindiener wijst op de aanwezigheid van verontreinigingen, waaronder PFAS, arseen en minerale olie op het perceel. Door de hoge concentraties PFAS op het terrein wordt lozing bij bemaling afgeraden voor dit project. Mogelijk moet het grondwater worden gezuiverd, maar technische defecten in de zuiveringsinstallatie kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Dit kan leiden tot de verspreiding van verontreinigd grondwater, met negatieve gevolgen voor aquatische ecosystemen en de volksgezondheid. De bemaling kan ook verontreinigd grondwater uit nabijgelegen OVAM-dossiers mobiliseren, wat verdere verspreiding van de verontreiniging veroorzaakt. Gelet op het voorgaande, alsook het overstromingsgevoelige karakter van de site, vreest de bezwaarindiener voor verdere verspreiding van de verontreiniging door de noodzakelijke bemaling. Bovendien voorziet de bemalingsnota geen noodmaatregelen of een alternatief zuiveringssysteem bij een mogelijke storing in de waterzuivering.

Beoordeling: In de directe nabijheid van de bemaling zijn OVAM-bodemdossiers gekend. Op de project locatie is bovendien een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn opgenomen in het grondwateronderzoek. De bemaling zal plaatsvinden binnen waterremmende wanden, waardoor er geen significante impact op omliggende OVAM-dossiers wordt verwacht. Het veldwerk heeft verhoogde concentraties aan PFAS en arseen in het grondwater aangetoond. Hiervoor wordt een grondwaterzuiveringsinstallatie aangevraagd. Indien uit de monitoring blijkt dat de aangevraagde lozingsnormen niet zonder behandeling gehaald kunnen worden, zal het bemalingswater worden gezuiverd vooraleer het geloosd wordt.

Er wordt een bijzondere voorwaarde opgelegd dat bij opstart van de bemaling de waterkwaliteit wordt geanalyseerd voor het lozingspunt op het standaardanalysepakket en PFAS. De bemaling mag pas in gebruik worden genomen als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst zijn aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt met de volgende frequentie:

  • bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
  • bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

De combinatie van waterremmende wanden, het monitoren van het bemalingswater en de daaraan gekoppelde waterzuivering zal ervoor zorgen dat er geen significante risico’s voor het watersysteem zullen zijn tijdens de aanlegfase.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Te weinig openbaar groen en waterdoorlatendheid: het bezwaar dat er in voorliggend project te weinig maatregelen worden genomen om de kans op wateroverlast te beperken. Zo zijn de fluviale en pluviale overstromingskansen zeer hoog. In voorliggende aanvraag richten de voorgestelde maatregelen zich te veel op tijdelijke wateropvang en te weinig op structurele oplossingen zoals waterdoorlatende verharding en effectieve infiltratie.

Beoordeling: Op het terrein wordt, conform het RUP, meer dan 30% van de oppervlakte onbebouwd en onverhard gelaten. Daarenboven wordt er bovenop de parkeergarage ook een intensief groendak aangelegd waardoor het groene karakter van het terrein behouden blijft. Bovendien werden er voldoende maatregelen genomen om wateroverlast te vermijden, rekening houdende met de waterkaarten. Zo wordt er een voldoende gedimensioneerde regenwaterput voorzien en wordt geargumenteerd waarom een infiltratie- of buffervoorziening op de site niet wenselijk is.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Impact op luchtkwaliteit: het bezwaar dat het geplande project door de verhoogde verkeersdruk, beperkte groenvoorzieningen, en de dichte bebouwing zal bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en luchtcirculatie in de wijk Kalkstraat - Smallestraat. Een beperkte luchtcirculatie betekent dat vervuilende stoffen zoals fijnstof en stikstofoxiden zich kunnen ophopen in de omgeving, wat leidt tot een verergering van de lokale luchtkwaliteit.

Beoordeling: Het bezwaar omtrent de impact op luchtkwaliteit en luchtcirculatie betreft niet aantoonbare, subjectieve elementen die niet mee in afweging kunnen genomen worden bij de beoordeling van voorliggend project. Er is niet noodzakelijk een causaal verband tussen voorliggend project en de te verwachten impact zoals omschreven in het bezwaarschrift.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Gebrek aan groene buffers en vegetatie: het bezwaar tegen het gebrek aan groene buffers zoals bomen en struiken. Deze kunnen helpen om de lucht te zuiveren door schadelijke stoffen zoals stikstofoxiden en koolstofdioxide te absorberen en zuurstof af te geven. Het gebrek aan substantiële groenvoorzieningen in dit project betekent volgens de bezwaarindiener dat er minder natuurlijke mechanismen zijn om de lucht te reinigen, vooral in een wijk die al gevoelig is voor luchtvervuiling door verkeer en nabijgelegen infrastructuur zoals de Noorderlaan.

Beoordeling: Op het terrein wordt, conform het RUP, meer dan 30% van de oppervlakte onbebouwd en onverhard gelaten. Deze ruimte wordt maximaal als groene ruimte aangelegd. Het bezwaar omtrent de afwezigheid van natuurlijke mechanismen om de lucht te zuiveren betreft niet aantoonbare, subjectieve elementen die niet mee in afweging kunnen genomen worden bij de beoordeling van voorliggend project. Er is niet noodzakelijk een causaal verband tussen voorliggend project en de te verwachten verkeerstoename zoals omschreven in het bezwaarschrift.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Toename van verkeer door leveringen en diensten: het bezwaar dat voorliggende studentenhuisvesting extra verkeer aantrekt in de vorm van leveringen, onderhouds- en schoonmaakdiensten en bezoekers, wat zal leiden tot verhoogde uitstoot van vervuilende stoffen zoals koolstofmonoxide (CO), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze stoffen dragen niet alleen bij aan smogvorming, maar verergeren ook ademhalingsproblemen bij bewoners.

Beoordeling: De stedelijke dienst Mobiliteit geeft een gunstig advies voor deze aanvraag. Het bezwaar omtrent de toename aan verkeer betreft niet aantoonbare, subjectieve elementen die niet mee in afweging kunnen genomen worden bij de beoordeling van voorliggend project. Er is niet noodzakelijk een causaal verband tussen voorliggend project en de te verwachten verkeerstoename zoals omschreven in het bezwaarschrift.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Geluidsoverlast door studenten: het bezwaar dat de inrichting van studentenkamers voor geluidsoverlast zal zorgen. De grootschaligheid van het project brengt blijvende hinder met zich mee voor de bewoners van de wijk, zowel op vlak van leefbaarheid en veiligheid. De grootschaligheid van het project vergroot de aantrekkingskracht voor kleine criminaliteit zoals inbraken. Bovendien vermindert de sociale controle in de wijk doordat het dynamische en kleinschalige karakter van de wijk wordt ondermijnd. Bovendien leidt dit volgens de bezwaarindiener tot een verstoring van het karakter van de wijk en veroorzaakt onbehagen en vervreemding. Ook dreigt er een toename van geluidsoverlast en zwerfafval door de komst van zoveel studenten in een kleinschalige woonomgeving.

Beoordeling: De beoogde functie ‘studentenhuisvesting’ is inpasbaar in het woongebied en vanuit stedenbouwkundig standpunt aanvaardbaar. Bezwaar tegen eventuele overlast is louter hypothetisch van aard.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Impact op het straatbeeld: het bezwaar dat de visie niet aansluit bij de kleinschalige, warme en dynamische woonwijk Kalkstraat – Smallestraat. De architect richt zich volgens de bezwaarindiener primair op de Noorderlaan in plaats van op de woonwijk, wat blijkt uit het feit dat het grote volume aan de Noorderlaan een representatieve functie krijgt als buffer voor de woonwijk. Deze oriëntatie bevestigt de desinteresse voor de woonfunctie en het leefbare karakter van de wijk. Het project maakt gebruik van sobere, monolithische materialen zoals grijze baksteen, beton en aluminium. Dit past niet bij de kleinschalige en meer gevarieerde materialiteit van de omliggende woonwijk. Dit zorgt voor een visuele mismatch die niet strookt met de vereisten van artikel 11 van de bouwcode, waarin het belang van een positieve relatie tussen het gebouw en de omliggende context wordt benadrukt.

Beoordeling: Het project werd meermaals ter advies voorgelegd aan de kwaliteitskamer. Zij gaven een gunstig advies voor deze aanvraag.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Levendige plint: het bezwaar dat er strijdig met de bouwcode geen levendige plint wordt voorzien. De ruimte op het gelijkvloers wordt gebruikt voor technische voorzieningen en een toegangspoort tot de parkeergarage. Dit zorgt voor een gebrek aan interactie met de straat en heeft een negatieve invloed op de beleving van de buurt.

Beoordeling: In functie van de brandvoorschriften, de bouwcode en de noodzakelijke technische voorzieningen, bevinden zich langsheen de beperkte gevelbreedte de noodzakelijke distributiecabine en de toegang tot de parkeerkelder. Deze kunnen niet elders voorzien worden. Het ontbreken van de levendige plint wordt gecompenseerd door de aanwezigheid van een grote open toegangspoort naar de groene levendige binnentuin. Om deze reden werd een afwijking toegestaan.

Het bezwaar is deels gegrond.

 

Bouwdiepte: het bezwaar dat de minimale bouwdiepte van 9 meter overschreden wordt, met name op de bovenste verdiepingen. Dit kan leiden tot schaduwhinder voor de aangrenzende panden en een beperking van lichtinval in de binnentuin, wat niet strookt met de voorschriften van het RUP.

Beoordeling: Een minimale bouwdiepte mag overschreden worden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Schaduw: het bezwaar dat het bouwvolume langsheen de Noorderlaan zal leiden tot schaduwhinder voor de aangrenzende panden en een beperking van lichtinval in de binnentuin zal genereren wat niet strookt met de voorschriften van het RUP.

Beoordeling: Het voorgestelde volume is in overeenstemming met de voorschriften van het RUP. Zoals in de verantwoordingsnota werd aangetoond zal door het verlagen van het volume van acht bouwlagen in het noorden tot drie bouwlagen, het terras van het aanpalende gebouw aan de Kalkstraat 3 lichtinval behouden. Van onaanvaardbare schaduwhinder op dit terras zal bijgevolg geen sprake zijn.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Toegankelijkheid: het bezwaar dat de studentenstudio’s in het kleine volume aan de Kalkstraat slechts beperkt toegankelijk zijn. Dit beperkt de toegang voor bewoners en bezoekers met een mobiliteitsbeperking.

Beoordeling: Door Inter werd een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht. Voorliggende aanvraag komt tegemoet aan de in het advies geformuleerde voorwaarden waardoor dit advies als gunstig kan worden gelezen.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Bestemmingsvoorschriften: het bezwaar dat een grootschalig project voor studenten niet past binnen de geldende bestemmingsvoorschriften.

Beoordeling: De beoogde functie ‘studentenhuisvesting’ wordt gecategoriseerd onder “wonen” en is bijgevolg aanvaardbaar binnen de zone voor wonen (Wo1).

Het bezwaar is ongegrond.

 

Functie: het bezwaar dat het onduidelijk is of het in de toekomst studentenwoningen zullen blijven aangezien het project ook voorziet in de uitbating van een parkeergarage.

Beoordeling: Conform de bouwcode genereert elk programma een parkeerbehoefte die op eigen terrein moet worden voorzien. Niets in het dossier wijst erop dat deze parking anders zal worden uitgebaat.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Functie: het bezwaar dat een studentenhuisvestingsproject niet past in de buurt. De bezwaarindiener stelt dat de wijk een groot familiaal karakter heeft waarin een groot aantal jonge gezinnen met kinderen wonen. Er is een grote sociale diversiteit door de verschillende projecten die er ondertussen geïntegreerd zijn. De energie zou helemaal veranderen als er dagelijks een paar honderd studenten bijkomen.

Beoordeling: De beoogde functie ‘studentenhuisvesting’ wordt gecategoriseerd onder “wonen” en is bijgevolg aanvaardbaar binnen de zone voor wonen (Wo1). De komst van studenten zal de diversiteit enkel vergroten.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Overaanbod: het bezwaar dat er reeds voldoende studentenkamers in de buurt zijn.

Beoordeling: Er is geen kader waaruit zou moeten blijken dat er reeds een overaanbod is aan studentenkamers. Dit kan dan ook niet meegenomen worden in de beoordeling.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Programma: het bezwaar dat er een eenduidig woonaanbod wordt voorzien, uitsluitend gefocust op studentenhuisvesting. Een inwonersstroom van 120 studenten naar de rustige woonwijk is ongewenst.

Beoordeling: Verkeerdelijk gaat de bezwaarindiener er vanuit dat het een eenzijdig aanbod van studentenkamers betreft. Naast 107 studentenkamers voorziet voorliggende aanvraag ook in 13 studio’s. Er wordt bijgevolg een mix voorzien.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Verlies van uitzicht: het bezwaar tegen het verlies van uitzicht op het Houtdok, het Kempisch Dok en het Havenhuis vanuit het appartement van de bezwaarindiener op de derde verdieping.

Beoordeling: Het voorziene volume is in overeenstemming met de bepalingen van het RUP. Uiteraard zal het uitzicht voor enkele omwonenden wijzigen. Het project brengt echter de woonkwaliteit niet in het gedrang.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Verlies van zonlicht: het bezwaar tegen het verlies van zonlicht in de winter in de namiddag in de gemeenschappelijke tuin van de bezwaarindiener. De bezwaarindiener is van mening dat de woonkwaliteit hierdoor in het gedrang komt.

Beoordeling: Het voorziene volume is in overeenstemming met de bepalingen van het RUP. Het project brengt echter de woonkwaliteit niet in het gedrang.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Straatbeeld: het bezwaar dat het ontbreken van ramen in de noordgevel, zichtbaar bij het binnenrijden van de stad vanuit het noorden, zorgt voor een dode wand en bijgevolg een weinig kwaliteitsvol straatbeeld. Op elke verdieping is er maar één raam dat uitgeeft op een gemeenschappelijke hal.

Beoordeling: Het voorzien van een gesloten geveldeel en of het ontbreken van een veelvoud van raamopeningen impliceert niet dat het gevelbeeld niet kwalitatief is. Het project werd meermaals ter advies voorgelegd aan de kwaliteitskamer. Zij gaven een gunstig advies voor deze aanvraag. Het bezwaar is ongegrond.

 

Stikstofdepositie: het bezwaar dat er significante onduidelijkheden en risico’s zijn omtrent de stikstofemissies die voortkomen uit dit project. De projectdocumentatie toont volgens de bezwaarindiener aan dat de stikstofuitstoot tijdens de aanlegfase gevaarlijk dicht bij de minimisdrempel komt en er onvoldoende rekening wordt gehouden met cumulatieve effecten, zeker in combinatie met andere nabijgelegen grootschalige werken. Daarnaast blijven de berekeningen van mobiliteitsgerelateerde emissies en puntbronnen (werfmachines) beperkt tot een theoretische ondergrens zonder een worstcasescenario te modelleren. De verplichting tot een worstcase-analyse en een passende beoordeling is essentieel, gezien de kwetsbaarheid van nabijgelegen stikstofgevoelige habitats zoals het Schelde-Durme-estuarium, dat al geconfronteerd wordt met overschrijdingen van kritische stikstofdepositiewaarden. Zonder deze passende beoordeling kan significante schade aan beschermde natuurgebieden niet worden uitgesloten, wat in strijd is met de richtlijnen van het stikstofdecreet.

Beoordeling: De stikstoftoets voor dit project is uitgevoerd conform de bepalingen van het stikstofdecreet en is toegevoegd aan het aanvraagdossier. Als onderdeel van de vergunningsprocedure werd dit dossier volledig verklaard. Hiermee bevestigen onze diensten dat de voorziene documenten volstaan voor een gepaste en gegronde beoordeling van dit dossier. Zowel voor de aanlegfase als de exploitatiefase is uitgegaan van een worstcasescenario. De impactscore van het project is lager dan de minimisdrempel van 1%, waardoor geen verdere passende beoordeling nodig is conform de bepalingen van het stikstofdecreet.

Tijdens de exploitatiefase zijn geen geleide emissies te verwachten, aangezien de gebouwen worden verwarmd met lucht-waterwarmtepompen voor de studentenhuisvestiging. Voor de studentenhuisvestiging zorgen de water-waterwarmtepompen tevens ook voor de aanmaak van sanitair warm water. Het verkeer kan niet-geleide emissies veroorzaken. De beperkte verkeersintensiteit die door het project gerealiseerd wordt, vertaalt zich eveneens in een lage emissie. Gezien het project minder dan 180 bijkomende voertuigbewegingen per dag zal genereren, de luchtkwaliteit slecht is gezien het jaargemiddelde stikstofdioxide uitstoot hoger is dan 32 µg/m³, maar de site in een streetcanyon gelegen is, valt dit project niet onder een van de situaties zoals in de MER-handleiding beschreven, waardoor geconcludeerd kan worden dat er geen aanzienlijk effect zal zijn.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Ontbreken gedetailleerde MER-screeningsnota: het bezwaar dat de MER-screeningsnota onvoldoende gedetailleerd is. Uit een nazicht van de effecten op het watersysteem en de project-m.e.r.-screening, blijkt echter niet hoe er met de overstromingskaarten rekening werd gehouden. Elke beschrijving is uiterst beperkt en nietszeggend. De cliënt kan dan ook niet afleiden welke maatregelen worden genomen om het overstromingsrisico te vermijden of te mitigeren, noch hoe hiermee concreet rekening wordt gehouden in het project.

Beoordeling: Als onderdeel van de vergunningsprocedure werd dit dossier volledig verklaard. Hiermee bevestigden onze diensten dat de voorziene documenten volstaan voor een gepaste en gegronde beoordeling van dit dossier.

Het bezwaar is ongegrond.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie na te leven.

2. De voorwaarden in het bijgevoegde advies van Fluvius moeten nageleefd worden.

3. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van de Vlaamse Milieumaatschappij moeten nageleefd worden.

4. De voorwaarden uit het bijgevoegde advies van Proximus moeten nageleefd worden.

5. Er moet een genuanceerde grijze gevelsteen gebruikt worden.

6. Alle koten en studio’s moeten maximaal gebruik maken van het opgevangen hemelwater voor toiletspoeling, onderhoudswater en wasmachines.

7. Voor aanvang der werken dient contact opgenomen te worden met de afdeling Publieke Ruimte.

8. Na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, opgelegd door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644), de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
  1. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
  1. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
  1. Er worden elektrische sonderingen tot 30 m-mv uitgevoerd om de exacte diepte van de Boomse klei te identificeren en als basis voor actuele zettingsberekeningen.
  1. Een schriftelijke toestemming van De Lijn voor de aanvaardbare theoretische en effectieve zettingen ter hoogte van de tramsporen wordt bekomen voor de start van de bemaling en overgemaakt aan de stedelijke dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644).
  1. Een toelating van De Lijn wordt bekomen over de technische mogelijkheid van de lozing van het bemalingswater in de RWA-riolering langs de tramsporen, en indien dit om veiligheidsreden voor het tramverkeer niet mogelijk is, kan er geloosd worden op de openbare riolering van de Smallestraat/Kalkstraat te Antwerpen (RWZI Antwerpen-Zuid). Voorafgaand aan de opstart van de bemaling wordt de toelating van De Lijn overgemaakt aan de stedelijke dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van het projectnummer (OMV_2024037644).
  1. Bij lozing in de openbare riolering wordt voor de start van de bemalingswerken met NV Aquafin een overeenkomst afgesloten.
  1. De algemene voorwaarden voor lozing in oppervlaktewater of de openbare riolering en de volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing:

parameter (µg/liter)

geadviseerde bijzondere lozingsnorm (VMM)

arseen

50

Minerale olie

300

PFAS (ind)

0,1

  1. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025 en het standaard analysepakket (SAP).

De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:

  • bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
  • bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.

Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater, als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.

  1. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
  1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
  1. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:

- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie, wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; (inrichting 0107 Kalk)

111,90 kW

3.4.2°

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Bemaling)

20,33 m³/uur

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Bemaling)

20,33 m³/uur

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; (inrichting Bemaling)

56.700,00 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur maar dat de vergunning voor de bemaling slechts geldig is voor 365 dagen vanaf de start van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.