Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2024108228 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | VZW Thora Vejirah (0410766195) met als adres Jacob Jacobsstraat 6 te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Plantin en Moretuslei 1-1C, Jacob Jacobsstraat 6 te 2018 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 8 sectie H nrs. 1195S2, 1195X2, 1195C3, 1195B3 en 1195A3 |
waarvan: |
|
- 20240806-0009 | afdeling 8 sectie H nrs. 1195S2, 1195B3, 1195X2, 1195C3 en 1195A3 (Thora Vejirah vzw - bemaling) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | bronbemaling in functie van een bouwproject |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 25 augustus 2023 verleende het college aan Thora Vejirah vzw een omgevingsvergunning onder voorwaarden voor het bouwen en exploiteren van een nieuwe synagoge (OMV_2023018391). Op 8 februari 2024 bevestigde de deputatie van de provincie Antwerpen deze omgevingsvergunning in beroep (OMBER-2023-0847). Momenteel is voor dit dossier een beroepsprocedure lopende bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de bemaling die noodzakelijk is voor de bouw van de nieuwe synagoge. Voor twee parameters worden bijzondere lozingsnormen gevraagd. Tevens worden er twee bijstellingen gevraagd op de sectorale voorwaarden.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Thora Vejirah vzw - bemaling
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 33,41 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 33,41 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 97.545 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Thora Vejirah vzw - bemaling
1. | Bij te stellen voorwaarde: De exploitant vraagt een bijstelling aan van artikel 4.2.3.1 - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat.
De exploitant vraagt een bijstelling aan op bijlage 4.2.5.1.1§1 - controle-inrichting voor lozingen van afvalwater. Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft wordt er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst, enkel een staalnamekraan voorzien. De debietmeter die geplaatst wordt, is conform Vlarem II, artikel 5.53.3.2.§12 (meetinrichting tijdelijke bemaling).
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er wordt een afwijking aangevraagd voor artikel 4.2.3.1 - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat met als doeleind lozing van het bemalingswater op de riolering. Hier wordt specifiek een verhoogde lozingsnorm van 50 µg/liter (10x IC = standaard BSP) voor arseen en 0,1 µg/liter (2 tot 5x rapportagegrens) voor PFAS aangevraagd.
In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 dient er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst te worden. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht | 5 november 2024 | 4 december 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen | 5 november 2024 | 29 november 2024 | Geen advies |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de binnenstad van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Leien en de Kleine Ring.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de uitvoering van eerder vergunde stedenbouwkundige handelingen. Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling zelf is slechts tijdelijk van aard en noodzakelijk voor de uitvoeringsfase van de bouw. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
In het centrum van Antwerpen, tussen de Jacob Jacobsstraat en de Plantin en Moretuslei, wordt een nieuwbouw synagoge voorzien. De bestaande synagoge blijft in gebruik waardoor de bouw van de nieuwe in twee fases moet gebeuren. Na volledige afwerking en ingebruikname van het bouwgedeelte van de eerste fase wordt pas de afbraak en nieuwbouw van fase 2 aangevat. Voor de bouw van de kelder is een bemaling noodzakelijk. Deze zal uitgevoerd worden door middel van dieptebronnen. Eerst zal de zuidzijde van de site aangepakt worden. Na afwerking van dit deel zal de noordzijde van de synagoge opgebouwd worden. Er zullen dan ook twee aparte bemalingsperiodes ingesteld worden die ongeveer 1 à 1,5 jaar van elkaar zullen plaatsvinden. De bemaling zal in elke fase 182 dagen in werking zijn. Tijdens de eerste fase zal in deze periode maximaal 97.545 m³ grondwater opgepompt worden. Tijdens de tweede bemaling die meer dan een jaar later zal plaatsvinden, zal maximaal 66.330 m³ grondwater opgepompt worden. Het totale geschatte waterbezwaar bedraagt dus 163.875 m³. Aangezien het bemalingsdebiet dient opgegeven te worden in m³/jaar, wordt rubriek 53.2.2.b.2 gevraagd voor een debiet van 97.545 m³/jaar. Gezien beide bemalingen telkens actief zijn gedurende 182 dagen, bedraagt de volledige duur van de bemaling 364 dagen of zo goed als één jaar.
De bij OVAM gekende verontreinigingen in de buurt van de projectsite, werden onderzocht. Er zijn drie dossiers waarop de bemaling mogelijks invloed kan hebben:
- OVAM-dossier 19327: minerale olie en naftaleen in het vaste deel van de aarde en mogelijks ook in het grondwater.
- OVAM-dossier 22019: tetrachlooretheen en cis+trans 1,2-dichlooretheen in het grondwater.
- OVAM-dossier 13719: xyleen en zink (in lage concentraties).
Voor dossier 19327 wordt in de bemalingsstudie geconcludeerd dat er te veel onzekerheden zijn en daarom wordt het advies gegeven om één of meerdere peilbuizen te plaatsen bijvoorbeeld in het voetpad op de noordwestelijke hoek van het bouwproject. Op deze manier kan worden vastgesteld wanneer een verontreiniging in de nabijheid komt van de bemaling. Beter nog is om één of meerdere peilbuizen te voorzien in het voetpad aan de zuidzijde van het OVAM-perceel. Op die manier kan nagegaan worden of er al dan niet een verontreiniging aanwezig is in het grondwater op deze locatie.
Voor dossier 22019 wordt er rekening gehouden met een mogelijke verplaatsing van dichlooretheen van 5 meter. Dit is een worst-case benadering. Daarom wordt geadviseerd om een aantal peilbuizen te voorzien aan de zuidwestelijke perceelsgrens van OVAM-dossier 22019 zodat een toekomende verontreiniging kan gedetecteerd worden. Indien dit het geval zou zijn, kan een tegenbemaling voorzien worden.
Voor dossier 13719 zijn de aangetoonde concentraties van zink en xyleen in het grondwater zeer klein en overschrijden ze de achtergrondwaarden licht (60 µg/liter voor zink en 0,2 µg/liter voor xyleen). Van beide stoffen is xyleen de meest verplaatsbare. Op basis van een kleigehalte van 8,5% en organische stofgehalte van 6,7% kan de retardatiefactor voor xyleen op 80 worden geschat. Dit maakt dat de verplaatsing klein zal zijn (circa 0,38 m).
Deze resultaten werden voorgelegd aan een bodemsaneringsdeskundige. In het verslag wordt gelezen dat er niet verwacht wordt dat de OVAM-dossiers 19327, 22019 en 13719 aanleiding zullen geven tot plaatsen van een waterzuivering of flankerende maatregelen. Het risico wordt aldus beperkt tot eventuele op heden niet gekende bodemverontreinigingen. Zo kan onder meer de licht verhoogde PFAS-concentratie vastgesteld in peilput PB1 wijzen op een bodemverontreiniging in de buurt. Er wordt geadviseerd om de periodieke staalname en analyse op PFAS en arseen van het bemalingswater uit te breiden met de parameters VOCl als signaalfunctie voor dossier 22019. De staalname dient te gebeuren kort voor opstart van de bemaling, 1 en 2 weken na opstart en vervolgens maandelijks. Deze frequentie kan bijgestuurd worden in functie van de resultaten. De bijkomende monitoring van VOCl wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Volgende bijzondere lozingsnormen worden gevraagd:
parameter | eenheid | gevraagde lozingsnorm | geadviseerde lozingsnorm (VMM) |
arseen | µg/liter | 50 | 50 |
PFAS | µg/liter | 0,1 | 0,1 |
Zowel rubriek 3.4.2 als rubriek 3.6.3.2 worden gevraagd, beide voor een debiet van 33,41 m³/uur. Indien de bijzondere lozingsnormen overschreden worden, zal er dus een waterzuiveringsinstallatie voorzien worden. VMM dienst Afvalwater en Lucht is akkoord met de gevraagde lozingsnormen. Algemeen is het advies gunstig. De algemene voorwaarden voor lozing in de riolering worden opgenomen in het advies evenals enkele bijkomende voorwaarden. Deze worden opgelegd als bijzondere voorwaarden. VMM dienst Grondwater werd om advies gevraagd maar gaf uiteindelijk geen tijdig advies.
De exploitant vraagt een bijstelling aan op bijlage 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II - controle-inrichting voor lozingen van afvalwater. Aangezien het een tijdelijke bemaling en tijdelijke lozing betreft wordt er geen meetgoot en speciale meetapparatuur geplaatst, enkel een staalnamekraan voorzien. De debietmeter die geplaatst wordt, is conform Vlarem II, artikel 5.53.3.2.§12 (meetinrichting tijdelijke bemaling). Ook deze bijstelling wordt gunstig geadviseerd.
Het bemalingswater zal geloosd worden in de openbare riolering. Als alternatief werd er ook gekeken naar de nabijgelegen vijver van het Stadspark. Voor deze lozing werd echter geen toestemming bekomen van stad Antwerpen. Verder ziet men ook enkele praktische belemmeringen voor de lozing in de vijver. De afstand die overbrugd moet worden en de straten die hiervoor gekruist moeten worden, brengen ingewikkelde lozingsconstructies met zich mee. Stad Antwerpen gaf geen toestemming voor lozing van het bemalingswater in de stadsparkvijver aangezien er een proefproject lopende is waarbij gemeten wordt in welke mate PFAS-concentraties kunnen dalen door middel van fytoremediatie. In het aanvraagdossier werd geen toestemming van Aquafin gevonden om te mogen lozen in de riolering met een debiet van meer dan 10 m³/uur. De exploitant wordt erop gewezen dat deze toestemming bekomen moet worden vooraleer de bemaling kan starten. Dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Voor de berekende grondwaterverlaging bedragen de theoretische zettingen aan het maaiveld ongeveer 17,5 mm indien geen preconsolidatie in rekening wordt gebracht. Omdat er in het verleden al uitvoerig bemaald is, zullen de reële zettingen veel kleiner zijn. Indien hiermee rekening wordt gehouden, dan worden de absolute zettingen aan het maaiveld ten gevolge van de bemaling op 2,2 mm geschat binnen de bouwput. Er kan geconcludeerd worden dat de risico’s op schade door zettingen ten gevolge van de bemaling zeer klein zijn. Er wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde om tijdens de bemaling ook de zettingen buiten de bouwput te monitoren.
De projectsite is gelegen op 65 meter afstand van het Stadspark. Rekening houdend met de gemodelleerde verlagingscontouren ter hoogte van het Stadspark en de vijver kan de bemaling mogelijks negatieve effecten hebben op grondwaterafhankelijke vegetatie. Op het einde van de bemalingsperiode van zowel fase 1 als fase 2 zal er een verlaging van de freatische grondwatertafel optreden van 0,10 tot 0,75 meter. De vegetatie in het park rondom de vijver kan echter als niet grondwaterafhankelijk beschouwd worden, gezien het grondwaterpeil zich gemiddeld lager dan 3 meter onder het maaiveld bevindt. Dit werd nagegaan met de Arcgis-tool2 van stad Antwerpen aangezien er 5 peilbuizen in het Stadspark geïnstalleerd zijn. Om effecten op de grondwaterafhankelijke oevervegetatie rond de vijver van het Stadspark te milderen, wordt in de algemene natuurtoets voorgesteld de bemaling uit te voeren buiten het groeiseizoen, vanaf september tot februari.
De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4§3). Dat is hier niet het geval.
Overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets. Er dienen geen bijkomende adviezen gevraagd te worden. Dit blijkt uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets.
Er werd een stikstofimpactscore berekend voor de mobiliteit tijdens de aanlegfase en voor de stationaire bronnen (werfmachines) tijdens de aanlegfase. De gecombineerde impactscore is lager dan 1% waardoor geen passende beoordeling noodzakelijk is.
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag in de aanlegfase een project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag in de aanlegfase een verkeersdragend of een verkeersgenererend project is. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen. Deze vergunning is echter enkel geldig indien de omgevingsvergunning met referentie OMV_2023018391 bevestigd wordt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; (inrichting Thora Vejirah vzw - bemaling) | 33,41 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; (inrichting Thora Vejirah vzw - bemaling) | 33,41 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 97.545 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
2. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na het schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. Naast deze parameters wordt ook de parameter VOCl gemonitord. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
3. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: bij concentraties hoger dan 80% van de norm:
- analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
4. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
5. Bij lozing op de openbare riolering dient een uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de NV Aquafin bekomen worden vooraleer de bemaling mag gestart worden.
6. De startdatum van de bemalingen wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
7. De twee bemalingen worden telkens vergund voor een periode van 6 maanden na opstart van de bemaling.
8. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten buiten de bouwkuip. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.
9. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
10. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden meegedeeld aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
11. De bijzondere lozingsnorm voor arseen bedraagt 50 µg/liter, voor PFAS is dat 0,1 µg/liter.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 21 augustus 2024 |
Volledig en ontvankelijk | 5 november 2024 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 4 januari 2025 |
Verslag GOA | 12 december 2024 |
Naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
2. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na het schoonpompen van de bemalingsinstallatie) of op voorhand in een representatieve peilbuis maximaal 3 jaar voor de opstart van de bemaling. De te analyseren parameters zijn minstens de kwantificeerbare PFAS-componenten opgenomen in het WAC_IV_A_025. Naast deze parameters wordt ook de parameter VOCl gemonitord. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
3. De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie: bij concentraties hoger dan 80% van de norm:
- analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
4. Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
5. Bij lozing op de openbare riolering dient een uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de NV Aquafin bekomen worden vooraleer de bemaling mag gestart worden.
6. De startdatum van de bemalingen wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
7. De twee bemalingen worden telkens vergund voor een periode van 6 maanden na opstart van de bemaling.
8. Er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten buiten de bouwkuip. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Bij het instellen van een dieper bemalingspeil wordt de zettingsmeting terug opgestart volgens bovenstaande frequentie. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.
9. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
10. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden meegedeeld aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
11. De bijzondere lozingsnorm voor arseen bedraagt 50 µg/liter, voor PFAS is dat 0,1 µg/liter.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 33,41 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 33,41 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 97.545 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een netto bemalingsduur van 1 jaar onder de opschortende voorwaarde dat de omgevingsvergunning met referentie OMV_2023018391 bevestigd wordt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen.