Artikel 75 Decreet betreffende de omgevingsvergunning bepaalt dat het college stedenbouwkundige lasten kan verbinden aan de omgevingsvergunningen die zij verleent.
Deze lasten vinden hun oorsprong in het voordeel dat de begunstigde van de omgevingsvergunning uit die vergunning haalt en in de bijkomende taken die de stad door de uitvoering van de vergunning op zich moet nemen.
Op 9 maart 2018 (jaarnummer 2203) bepaalde het college de principes die van toepassing zijn op deze stedenbouwkundige lasten (hierna 'Kaderbesluit').
Het Instrumentendecreet van 26 mei 2023 heeft vanaf 1 januari 2024 de decretale stedenbouwkundige lastenregeling gewijzigd en geoptimaliseerd.
Cruciaal is dat wanneer een vergunningverlenende overheid financiële stedenbouwkundige lasten aan een omgevingsvergunning wil verbinden, zij dit alleen kan doen als de regeling hiervoor is vastgelegd in een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), in het bijzonder de artikelen 2.3.2, 2.3.2. §2/1 en 2.3.2 § 2/2 leggen de procedure vast voor de opmaak van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen.
Artikelen 75 t.e.m. 77 Decreet betreffende de omgevingsvergunning.
Art. 2.3.2. §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) stelt dat het college van burgemeester en schepenen belast is met het opmaken van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en de nodige maatregelen tot opmaak neemt.
Het bestuursakkoord 'De Grote Verbinding. Akkoord voor de bestuursperiode van 2019 tot 2024' beoogt het behoud en de verfijning van het instrument van de Stedelijke OntwikkelingsKosten (SOK).
Om na 1 januari 2024 nog financiële stedenbouwkundige lasten aan afgeleverde omgevingsvergunningen te kunnen verbinden, worden de principes uit het Kaderbesluit omgezet naar een stedenbouwkundige verordening.
Bij de inwerkingtreding van de verordening zullen o.m. onderstaande aanpassingen t.o.v. het huidige Kaderbesluit van toepassing zijn:
Vanaf 1 januari 2025 zullen onderstaande nieuwe principes in werking treden:
De hierboven vermelde bijkomende financiële stedenbouwkundige last vindt zijn oorsprong in een verantwoorde en kwalitatieve verdichting die een antwoord biedt op de noodzakelijke transformatie van de stad. De stad transformeert, maar verdichting moet gepaard gaan met een evenwicht tussen bouwpotentieel en open ruimte, waarbij de transformatie van het bestaand stedelijk weefsel bijdraagt aan de vernieuwing en vergroening van de stad. Waar mogelijk gaat de transformatie gepaard met de reductie van de bebouwde footprint door ontpitting en ontharding binnen een project, en ontstaat er ruimte voor gebruiksgroen ten voordele van nieuwe én bestaande bewoners. Indien dit niet mogelijk, wenselijk of onvoldoende is binnen de contouren van een project, neemt de stad deze taak op zich.
Dit gebeurt vanuit een gericht locatiebeleid en steeds met respect voor de identiteit en kenmerkende ruimtelijke structuur van elk gebied, waaronder het karakter van een wijk of een straat. Hiervoor richt de stad een stadsgroenfonds op, dat mede wordt gefinancierd vanuit deze specifieke financiële stedenbouwkundige last.
De lasten die door het decreet betreffende de omgevingsvergunning zijn vermeld in artikel 75, §1, tweede lid blijven onverminderd van toepassing en worden door de stad Antwerpen steeds in natura opgelegd. Deze decretale lasten geven nooit aanleiding tot een toegestane afwijking volgens artikel 6 van de verordening.
MER-procedure
Voorliggende verordening inzake stedenbouwkundige lasten omvat geen randvoorwaarden voor de toekenning van vergunningen. Deze verordening zal weliswaar toegepast worden bij de afgifte van omgevingsvergunningen, maar geen beoordelings- of toetsingskader vormen bij de vraag of een vergunning al dan niet kan verleend worden
Er wordt immers een duidelijk juridisch onderscheid in de wetgeving gemaakt tussen enerzijds voorwaarden, die wel dienen om een aanvraag vergunbaar te maken, en anderzijds lasten, die dat oogmerk niet hebben.
De vraag of een ontwerp voor omgevingsvergunning in aanmerking komt en bijvoorbeeld voldoende openbaar domein of andere infrastructuur voorziet in de omgevingsvergunningverleningsprocedure (en de milieueffectbeoordeling (project-MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening) van de vergunningsaanvraag) wordt bekeken en niet in deze verordening wordt vastgelegd.
Een plan-mer-screening is aldus niet vereist omdat deze verordening zich louter beperkt tot het onderwerp “stedenbouwkundige lasten”.
Deze verordening strekt ertoe om de financiering mogelijk te maken van de bijkomende taken die de overheid door de uitvoering van een omgevingsvergunning op zich moet nemen en as such geen significante effecten heeft op beschermde soorten en habitattypes in habitat- en vogelrichtlijngebieden. Een passende beoordeling is aldus niet vereist omdat deze verordening zich louter beperkt tot het onderwerp “stedenbouwkundige lasten".
Rapportering en evaluatie
Het college zal jaarlijks een rapportering voorleggen aan de gemeenteraad over de toepassing van deze verordening.
De toepassing en werking van de verordening zal na uiterlijk 5 jaar geëvalueerd worden.
Procedurestappen Verordening | Tijdstip (uiterlijk) |
College: goedkeuring ontwerp verordening SOK | 17 januari 2024 |
Aankondiging openbaar onderzoek |
|
Adviesvraag deputatie, departement, gecoro, aanpalende (Vlaamse) gemeenten |
|
| 26 januari 2024 |
| 29 januari 2024 |
Start openbaar onderzoek (30 dagen) organisatie stad Antwerpen | 9 februari 2024 |
Ontvangst adviezen en reacties openbaar onderzoek |
|
Einde openbaar onderzoek | 10 maart 2023 |
Verwerken adviezen en reacties openbaar onderzoek | |
| 14 maart 2023 |
| 21 maart 2023 |
| 21 maart 2024 |
College definitieve vaststelling – agendering gemeenteraad | 5 april 2024 |
| 20 april 2024 |
Gemeenteraad definitieve vaststelling | 29 april 2024 |
Betekening aan deputatie en departement |
|
Einde schorsings- en vernietigingsperiode | 23 juni 2024 |
Publicatie goedkeuring in Belgisch Staatsblad | 1 juli 2024 |
Het college keurt het ontwerp van de stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ goed.
Het college neemt kennis van de richtinggevende zoneringskaart.
Het college geeft opdracht aan:
SW/Omgeving en SW/Juridische cel | Monitoring van de omgevingsvergunningsaanvragen ingediend in 2024 waarop de stedenbouwkundige voorschriften die pas inwerkingtreden op 1 januari 2025 van toepassing zouden zijn |
SW/FI | Het uitwerken van de modaliteiten voor de opvolging van de financiële stedenbouwkundige lasten die voortvloeien uit de toepassing van deze stedenbouwkundige verordening |