Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2024141953 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | BV WOONHAVEN ANTWERPEN (0403795657) met als adres Jan Denucéstraat 23 te 2020 Antwerpen |
Ligging van het project: | Jan Brochovenstraat 6-24, Jan Peetersstraat 1-15 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 29 sectie A nrs. 583C3, 583E3, 583P2, 583G3, 583R2, 583S2, 583T2, 583V2, 583W2, 583F3, 583X2 en 583Y2 |
waarvan: |
|
- 20241023-0017 | afdeling 29 sectie A nrs. 583T2, 583G3, 583S2, 583W2, 583F3, 583R2, 583E3, 583X2, 583C3, 583P2, 583V2 en 583Y2 (Bemaling - Deurne, Jan Peetersstraat) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de exploitatie van een bemaling voor ondergrondse bouwlaag |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat een grondwaterbemaling die technisch noodzakelijk is voor de realisatie van een meergezinswoning met ondergrondse bouwlaag.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Bemaling - Deurne, Jan Peetersstraat
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 82.342 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Bemaling - Deurne, Jan Peetersstraat
1. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II: controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater. Voornoemde wetbepaling schrijft voor dat het bedrijfsafvalwater geloosd dient te worden via een meetgoot.
Artikel 4.2.3.1.3° van Vlarem II: van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1. enkel stoffen worden geloosd waarvoor in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.6.1.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen, zullen er staalnames gedaan worden via een aftapkraan van het voorziene buffervat/container. De exploitant voorziet hiervoor 1 monsternamepunt (effluentwater) en één waterteller. Deze meetmethode is in voorliggende situatie meer geschikt dan de voorziene meetmethodes voor lozing van afvalwater volgens artikel 4.2.5.1.1.
Op basis van de geraadpleegde onderzoeken wordt voor PFAS voorgesteld volgende afwijkende lozingsnormen aan te vragen: - voor individuele PFAS-parameters wordt een lozingsnorm voorgesteld van 0,100 µg/liter. Concentraties boven deze waarde dienen gezuiverd te worden tot op de aangevraagde lozingsnorm. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies grondwater Antwerpen | 3 december 2024 | 11 december 2024 | Geen advies |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht | 3 december 2024 | 17 december 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een tijdelijke bemaling die noodzakelijk is voor de aanleg van een ondergrondse bouwlaag voor een nieuwbouwproject. De stedenbouwkundige handelingen werden reeds eerder getoetst aan de verenigbaarheid met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. Het project kan beschouwd worden als verenigbaar met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Bemaling
Voor de realisatie van een meergezinswoning met ondergrondse bouwlaag is een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk tot 0,50 m onder de uitgravingsdiepte van de bouwput. De bouwput voor de kelderverdieping heeft een maximale afmeting van circa 85 meter bij 92 meter en een diepte van 3,50 m-mv. Voor de aanleg van de kelder dient het grondwaterpeil verlaagd te worden tot 4 m-mv. Lokaal wordt er dieper uitgegraven tot 4,60 m-mv voor de aanleg van 9 liftputten. Hiervoor dient het grondwaterpeil respectievelijk verlaagd te worden tot 5,10 m-mv. De grondwaterstanden schommelen tussen 2,75 m-mv en 4,50 m-mv.
Het bemalingsprincipe is een klassieke sondegestuurde bemaling met verticale filters, aangezet in de tertiaire zandlagen tot 7 m-mv. Volgende planning wordt vooropgesteld rekening houdende met een optimale afbouw van de actieve bemaling op basis van de sondegestuurde bemaling:
- Fase 1 - dag 1 tot en met dag 90: het grondwater wordt verlaagd tot 4 m-mv voor de opstart van de bemaling, grondwerken en vloerplaat.
- Fase 2 - dag 91 tot en met dag 180: het grondwater wordt verlaagd tot 3,50 m-mv voor de ruwbouwwerken in de kelder.
- Fase 3 - dag 181 tot en met dag 250: het grondwater wordt verlaagd tot 3,35 m-mv voor de afdek van het gelijkvloers en de afwerking van de kelder.
Tijdens fase 1 bedraagt het maximale onttrekkingsdebiet 892 m³ per dag, aflopend tot 295 m³ per dag. Voor de aanleg van de liftputten wordt er kortstondig bijkomend 107 m³ per dag, aflopend tot 76 m³ per dag bemaald. Tijdens fase 2 bedraagt het maximale onttrekkingsdebiet 845 m³ per dag, aflopend tot 199 m³ per dag. Tijdens fase 3 bedraagt het maximale onttrekkingsdebiet 826 m³ per dag, aflopend tot 165 m³ per dag. Over een volledige bemalingsduur van 250 dagen wordt zo een totaalvolume van 82.342 m³ opgepompt.
Zettingen
Er werd onderzocht of er zettingen optreden die groter zijn dan de algemene drempelwaarde van 20 mm.
Uit de theoretische zettingsberekeningen in de bemalingsstudie blijkt dat er geen overschrijdende zettingen >20 mm zullen optreden gedurende de bemaling. Deze berekeningen zijn gebaseerd op een conservatieve inschatting.
Gezien de ligging van het project in bebouwd woongebied wordt opgelegd om de zettingen te monitoren vanaf de start tot het einde van de bemaling. Dit wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden.
Waterkwaliteit
Ter hoogte van de projectlocatie werd in een peilbuis een verontreiniging met PFAS vastgesteld. Er werd een concentratie aan PFBS gemeten van 27 ng/liter ten opzichte van de rapportagegrens van 20 ng/liter. De grondwaterstalen werden geanalyseerd op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS. De analysecertificaten werden toegevoegd aan de bemalingsstudie.
De invloedstraal van de bemaling bedraagt 240 meter. Binnen deze invloedstraal zijn er 7 OVAM-bodemdossiers gekend. Deze werden gescreend en besproken in de bemalingsnota. Voor OVAM-bodemdossier 21372 werd een bijkomende risicobeoordeling opgemaakt door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Hier is een verontreiniging met BTEX en minerale olie aanwezig. Voor de verontreiniging met minerale olie werd geen relevante verplaatsing vastgesteld. Er dient een monitoring van het debiet en de grondwaterstand te gebeuren om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen. Voor de verontreiniging met BTEX werd een relevante verplaatsing vastgesteld binnen de contouren van het verontreinigd perceel. Er is echter geen onacceptabele volumeverhoging, er werden geen nadelige effecten voor mens en/of milieu vastgesteld en er wordt geen verspreiding verwacht naar de omliggende percelen. Er dient een monitoring van de grondwaterstand en de verontreiniging uitgevoerd te worden ter hoogte van de bemaling. Voor de overige OVAM-bodemdossiers werd er geconcludeerd dat er geen bijkomende risico’s zijn voor de geplande bemaling.
Lozing afvalwater
De exploitant voorziet het bemalingswater te lozen in de openbare riolering van de Jan Peetersstraat of de Jan Brochovenstraat. De aanwezige RWA-leiding in de Plankenbergstraat is aangesloten op de gemengde riolering en heeft dus geen meerwaarde. Er worden verhoogde lozingsnormen voor PFAS (individueel) aangevraagd.
Parameter | Indelingscriterium | Gevraagde lozingsnorm | Advies VMM |
PFAS (individueel) | 20/50 ng/liter | 100 ng/liter | 100 ng/liter |
De door VMM geadviseerde bijzondere lozingsvoorwaarden worden gevolgd.
Ook dan bestaat, gezien de gemeten concentraties, de kans nog steeds dat de normen overschreden zullen worden. Daarom werd eveneens een grondwaterzuiveringsinstallatie aangevraagd. Indien uit de monitoring blijkt dat de aangevraagde lozingsnormen niet gehaald kunnen worden zonder behandeling, zal het bemalingswater gezuiverd worden met behulp van een waterzuiveringsinstallatie vooraleer het geloosd wordt.
Het bemalingswater dient periodiek gecontroleerd te worden via staalname en analyse. Bij opstart van de bemaling dient een staalname en analyse van het effluent op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS te worden uitgevoerd. De opstart van de bemaling wordt stilgelegd totdat de analyseresultaten bekend zijn.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
De grondwaterstand en het debiet ter hoogte van de bemaling dienen gemonitord te worden om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Voor lozing op de riolering van debiet hoger dan 10 m³/uur dient toestemming van de rioolbeheerder en Aquafin bekomen te worden. De goedkeuring werd toegevoegd aan de aanvraag.
Voor zover voldaan kan worden aan de lozingsvoorwaarden, wordt de lozing in de openbare riolering gunstig geadviseerd.
Biodiversiteit
Overeenkomstig het stikstofdecreet, het nieuwe beoordelingskader voor alle aanvragen die stikstofemissies veroorzaken, in werking getreden op 23 februari 2024.
- Stationaire bronnen van stikstofoxiden
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. Er werd geen impactscore berekening aan het dossier toegevoegd. Na onderzoek kan echter in alle redelijkheid worden geconcludeerd dat de impactscore voor dit project de drempelwaarde van 1% niet overschrijdt. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht en ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
- Mobiliteitsgerelateerde projecten
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een verkeersdragend of een verkeersgenererend project is. Het beoordelingskader uit het decreet is dus van toepassing. Er werd geen impactscore berekening aan het dossier toegevoegd. Na onderzoek kan echter in alle redelijkheid worden geconcludeerd dat de impactscore voor dit project de drempelwaarde van 1% niet overschrijdt. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
Bijstelling sectorale voorwaarden
De exploitant vraagt volgende bijstellingen op de sectorale voorwaarden van Vlarem II:
- Artikel 4.2.3.1. van Vlarem II - lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat.
- Bijlage 4.2.5.1. van Vlarem II - controle-inrichting voor lozingen van afvalwaters.
De bijstellingen zijn aanvaardbaar gezien het tijdelijke karakter van de bemaling.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de Vlarem-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen. De vergunning kan verleend worden voor een periode van 250 dagen vanaf de start van de bemaling.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 82.342 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan.
5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
6. Er wordt geloosd in de openbare riolering van de Jan Peetersstraat of de Jan Brochovenstraat.
7. De lozingsnormen worden vastgesteld op:
Parameter | Gevraagde lozingsnorm |
PFAS (individueel) | 100 ng/liter |
8. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
9. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
10. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 24 oktober 2024 |
Volledig en ontvankelijk | 3 december 2024 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 1 februari 2025 |
Verslag GOA | 9 januari 2025 |
Naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken voor de start gemeld aan de stad Antwerpen. Hiervoor stuurt u een mail aan de dienst Vergunningen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de dienst Milieu-Interventie (mi@antwerpen.be) met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de werfverantwoordelijke en de start- en einddatum.
2. Om het opgepompte debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden.
3. Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. Het debiet wordt minstens wekelijks geregistreerd wanneer de bemaling in werking is.
4. De grondwaterstand ter hoogte van de bemaling dient gemonitord te worden tijdens de bemalingsfase om na te gaan of de theoretische berekeningen overeenkomen met de werkelijke vaststellingen en er niet meer debiet dan strikt noodzakelijk wordt opgepompt. Indien deze metingen afwijken van de theoretische berekeningen dient meteen de impact hiervan te worden nagegaan.
5. In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 van Vlarem II moet er geen meetgoot voorzien worden.
6. Er wordt geloosd in de openbare riolering van de Jan Peetersstraat of de Jan Brochovenstraat.
7. De lozingsnormen worden vastgesteld op:
Parameter | Gevraagde lozingsnorm |
PFAS (individueel) | 100 ng/liter |
8. De kwaliteit van het bemalingswater wordt geanalyseerd voor het lozingspunt (na schoonpompen van de bemalingsinstallatie) op het standaardanalysepakket (SAP) en PFAS voor de opstart van de bemaling. De bemaling mag pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen.
De verdere monitoring van het opgepompte bemalingswater gebeurt aan volgende frequentie:
- bij concentraties hoger dan 80% van de norm: analyse in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling of tot wanneer de recentste analyse zonder zuivering maximaal 80% van de norm bedraagt;
- bij concentraties lager dan 80% van de norm: geen herhaling noodzakelijk.
Bij inzet van een waterzuivering gebeurt de analyse op het effluent van de waterzuivering ter vervanging van de monitoring van het opgepompte bemalingswater als volgt: in de eerste maand wekelijks en vervolgens maandelijks tot het einde van de bemaling.
9. De analyseresultaten met betrekking tot PFAS worden bezorgd aan de PFAS-coördinator van stad Antwerpen (mi@antwerpen.be).
10. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. Er worden zettingsbakens geplaatst bij de meeste nabije zettingsgevoelige objecten. De monitoring gebeurt per zettingsbaken minstens met volgende frequentie:
- voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);
- week 1 na opstart van de bemaling en elke eerste week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: vijfmaal per week een zettingsmeting;
- vanaf week 2 na opstart van de bemaling en elke tweede week nadat een dieper bemalingspeil is ingesteld: éénmaal per week een zettingsmeting.
Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie dient de bemaling te worden bijgestuurd. Vanaf 20 mm dient deze te worden stilgelegd.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 37,16 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 82.342 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van 250 dagen vanaf de start van de werken.