Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2024160937 |
Gegevens van de aanvrager: | PROVOVER Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 bus B te 2018 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | PROVOVER Provincie Antwerpen (0207725597) met als adres Koningin Elisabethlei 22 bus B te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Rivierenhof, Turnhoutsebaan 212-238 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale percelen: | afdeling 24 sectie A nrs. 170B, afdeling 31 sectie B nrs. 26K, 36X8, 40G5, 40C, 40E4, 40S5, 40B4, 40C4, 40T4, 40X4, 40H5, 40B, 40Y4, 43M, 43W, 43T, 54F, 55F, 59G, 61A, 62A, 90G, 93B, 97B2, 98B, 99D, 102B, 104A, 109F, 114G, 114F, 115G, 274D, 441E en 441D |
waarvan: |
|
- 20240611-0021 | afdeling 24 sectie A nr. 170B, afdeling 31 sectie B nrs. 40E4, 115G, 40G5, 40T4, 441E, 274D, 104A, 90G, 43W, 109F, 99D, 40C4, 114G, 98B, 40C, 40B4, 97B2, 26K, 36X8, 441D, 61A, 62A, 40H5, 59G, 43T, 114F, 55F, 43M, 102B, 54F en 93B (Rivierenhof_technisch centrurm) |
Vergunningsplichten: | stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de bouw en exploitatie van een nieuw technisch centrum en de actualisatie van de reeds vergunde activiteiten van provinciaal groendomein Rivierenhof |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 30/09/2021: voorwaardelijk vergund (OMV_2020121286) voor het afbreken van bestaande panden, het heraanleggen van de vrijgekomen ruimte en tijdelijk bekleden van de vrijgekomen scheimuren;
- 29/03/2019: vastgesteld bouwkundig erfgoed: Rivierenhof
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5540.
Vergunde toestand
- groenzone met verharding naar de achterliggende werkplaats;
- wandbekleding op de vrijgekomen wanden.
Bestaande toestand
- in overeenstemming.
Nieuwe toestand
- functie: technische werkplaats en kantoren;
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van een nieuw technisch centrum Rivierenhof;
- slopen van de bestaande bebouwing;
- omgevingsaanleg rondom het nieuw technisch centrum Rivierenhof;
- vellen van hoogstammige bomen die geen deel uitmaken van een bos;
- heraanleggen van een parking;
- vellen van hoogstammige bomen die wel deel uitmaken van een bos (ontbossen);
- aanleggen van een karrenspoor in het Rivierenhof.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
In het verleden werden de activiteiten van het provinciaal groendomein ondergebracht in milieuvergunningen onder verschillende adressen en onder diverse benamingen van de provincie Antwerpen. De ARAB-vergunningen van 8 juli 1982 (referentie 50.936 f2), 1 september 1986 (referentie DE/25/5.895), 2 juni 1988 (referentie 52.506 f2) en 15 april 1991 (referentie DE/90/M/046a), betreffende de kinderboerderij werden ondergebracht onder één geïntegreerde milieuvergunning voor het volledige domein (kenmerk MLAV/11-376). Aangezien werd beslist om het technische centrum niet te bouwen, werd het grootste gedeelte van de Vlaremvergunning van 25 november 1999 (referentie MLAV1/99-209), die was verleend aan het provinciebestuur van Antwerpen, ingetrokken.
Op 23 februari 2012 verleende de deputatie een milieuvergunning (kenmerk MLAV/11-376) aan het provinciebestuur van Antwerpen, onder voorwaarden voor de verdere exploitatie van het Provinciaal Groendomein Rivierenhof (openbaar park, kinderboerderij en sportclubs) na wijziging en uitbreiding. Deze vergunning is geldig tot 23 februari 2032.
Op 19 december 2013 besliste de deputatie dat de opgelegde vergunningsvoorwaarden van de milieuvergunning (kenmerk MLAV/11-376) niet worden gewijzigd (kenmerk MLWV-2013-0044), ondanks een ingediend wijzigingsverzoek.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de exploitatie van een nieuw Technisch Centrum en de actualisatie van de reeds vergunde activiteiten van het provinciaal groendomein Rivierenhof. Met deze aanvraag wordt tevens de omzetting van de rubrieken volgens de CLP-regelgeving gerealiseerd.
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) Rivierenhof_technisch centrurm
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 10.000,00 m³/jaar (nieuwe lozingspunten) |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | +0,40 m³/uur (0,61 m³/uur) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +290,00 liter (1.760,00 liter) |
9.1.2. | dieren in een publiek toegankelijke inrichting: kinderboerderij en dieren gehouden op een openbaar domein; | +40 dieren (70 dieren) |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 13 voertuigen (wijziging locatie) |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats (wijziging locatie) |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 9 voertuigen (wijziging locatie) |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +87,90 kW (93,00 kW) |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 660,00 liter (nieuw) |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | +1,09 ton (3,02 ton) |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +84,65 liter (1.830,00 liter) |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | -5,80 kW (68,00 kW) |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | +18,27 kW (32,00 kW) |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | -1.298,00 kW (1.967,00 kW) |
CLP-tabel
CLP-tabel
| ||||||
product | hoeveelheid in kilogram | hoeveelheid in liter | 6.4.1° | 17.3.2.1.1.1°b) | 17.3.2.2.2°b) | 17.4 |
benzine | 1.937,5 | 2.500 |
|
| X |
|
stookolie | 4.165 | 5.000 |
| X |
|
|
rode diesel | 4.165 | 5.000 |
| X |
|
|
witte diesel | 2.499 | 3.000 |
| X |
|
|
P4 producten |
| 1.470 | X |
|
|
|
gevaarlijke producten in kleine verpakkingen |
| 1.745,35 |
|
|
| X |
totale hoeveelheid | 12.766,5 | 18.715,35
|
|
|
|
|
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie | 21 januari 2025 | 7 februari 2025 |
Sporting A & Sociaal Ruimtelijke Veiligheid - Trage wegen | 21 januari 2025 | 28 januari 2025 |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 21 januari 2025 | 30 januari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie | 21 januari 2025 | 29 januari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg | 21 januari 2025 | 11 februari 2025 |
Stadsontwikkeling/ Publieke Ruimte | 21 januari 2025 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur en gebied voor wegeninfrastructuur.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan PRUP Provinciaal Groendomein Rivierenhof, goedgekeurd op 25 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: aanduiding gebouwen met erfgoedwaarde, aanduiding parkeervoorzieningen, aanduiding voorkooprecht, algemene bepalingen, indicatieve aanduiding recreatieve paden in het park, parkgebied: sport en parkgebied: wonen-park.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening, (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een parkgebied. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen, (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP's) kan u raadplegen via www.provincieantwerpen.be, zoek op 'PRUP'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan, het is gedeeltelijk gelegen in de zone parkgebied: cultureel erf en tuinen’ (artikel 1) en gedeeltelijk in de zone ‘parkgebied: wonen-park’ (artikel 5).
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 25 maart 2024 en in werking getreden op 15 juli 2024.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):
De aanwezige bomen en waardevolle natuurlijke en landschappelijke elementen moeten maximaal behouden blijven. Hiervoor werd een boscompensatie voorstel opgemaakt en aanvaard;
Er verdwijnen 4 parkeerplaatsen. Dit wordt verder in het verslag besproken;
De inrichting van de fietsstalplaatsen moet conform uitgevoerd worden. Dit wordt verder in het verslag besproken.
- Stedenbouwkundige lasten: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ (verder genoemd verordening stedenbouwkundige lasten), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 april 2024.
(De verordening stedenbouwkundige lasten kan u raadplegen via https://www.antwerpen.be/nl/overzicht/vergunningen/regelgeving)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de verordening stedenbouwkundige lasten.
Sectorale regelgeving
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen
- Transformatieleidraad: Transformatieleidraad Ruimte geven aan de stad van morgen. Op 21 mei 2024 keurde de gemeenteraad dit plan goed.
Je kan hem raadplagen via Transformatieleidraad.
- Strategische Ruimteplan Antwerpen (SRA): Op 21 mei 2024 keurde de gemeenteraad het nieuwe plan goed.
Je kan meer info raadplegen via Strategisch Ruimteplan Antwerpen.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft het bundelen van een aantal beheeractiviteiten van het Rivierenhof in een Technisch Centrum aan de rand van het park. De huidige infrastructuur voor het parkbeheer ligt verspreid doorheen het park, terwijl de administratie gebeurt vanuit het hoofdgebouw aan de Turnhoutsebaan. Veel van deze gebouwen zijn sterk verouderd en toe aan afbraak of modernisering. Met deze aanvraag komt ook de personeelsparking, zoals alle bezoekersparkings, aan de rand van het park te liggen. Op deze manier wordt een groot deel van het verkeer verbonden aan leveringen en diensten uit het park gehouden.
De bestemming van de site volgens het gewestplan is ‘Woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde’.
De site is gelegen binnen het gebied waar het PRUP Rivierenhof van toepassing is. De projectsite ligt gedeeltelijk in zone ‘parkgebied: cultureel erfgoed en tuinen’ (artikel 1) en gedeeltelijk in de zone ‘parkgebied: wonen-park’ (artikel 5).
In de zone ‘parkgebied: cultureel erfgoed en tuinen’ laat het PRUP in de gebouwen met erfgoedwaarde onder meer nuts- en gemeenschapsvoorzieningen en socio-culturele en educatieve voorzieningen toe. Het onderhouden, het in stand houden en het renoveren en verbouwen binnen het bestaande bouwvolume van de gebouwen met een erfgoedwaarde is toegestaan. Ook het uitbreiden van het bestaande bouwvolume is toegestaan, voor het directeursgebouw maximaal 20% ten opzichte van het huidige bouwvolume van de bebouwing met erfgoedwaarde. Bij elk van de gebouwen met een erfgoedwaarde zijn parkeerfaciliteiten toegestaan voor zover de inrichting een optimale inpassing in het landschap garandeert en het aantal plaatsen beperkt is tot het strikt noodzakelijke voor de werking van de gevestigde activiteiten. In functie van café of restaurant is de aanleg van een terras toegestaan.
In de zone ‘parkgebied: wonen-park’ zijn bij de bestemming ‘park’ activiteiten in functie van het beheer en de aanleg van het park toegestaan. Ook is een café en/of restaurant gerelateerd aan het park toegestaan. Voor beide hoofdbestemmingen zijn gebouwen toegestaan.
Er werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie. Het advies is gunstig:
“De aanvraag omvat de realisatie van technische gebouwen in functie van het onderhoud en beheer van het Rivierenhof voor de provinciale diensten. Een deel van de gebouwen komt langsheen de Turnhoutsebaan als een geïntegreerd geheel en de andere functies worden compact voorzien binnen het parkgebied. Het project omvat zowel bouwtechnische als milieutechnische componenten. Voor de ganse site is een provinciaal RUP van toepassing.
De nieuwe gebouwen passen binnen de visie van de beleidsnota ruimtelijke economie inzonderheid verweving van functies. Voor de aanvraag kan gunstig advies gegeven worden.”
Voorliggend project is functioneel inpasbaar en in overeenstemming met de bepalingen van het PRUP Rivierenhof.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
Het PRUP schrijft voor dat de maximale terreinbezetting 80% bedraagt. Onder maximale terreinbezetting worden het aandeel bebouwing én verharding verstaan. Om 20% groene ruimte te behouden, wordt er ingezet op het maximaal vergroenen van de tuin van het kantoorgebouw. Ook de voortuin van het kantoorgebouw wordt mee vergroend. De tuin van de directeurswoning vloeit over in de tuin van het kantoorgebouw.
Bij het ontwerp is gezocht naar een korrel die aansluit bij het ritme van de straat. Er is een logische tweedeling tussen de kantoren en publieke functies enerzijds, en de werkateliers anderzijds. De volumes zijn stedenbouwkundig aanvaardbaar en in overeenstemming met de bepalingen van het PRUP.
Het werk-erf, een flexibel inzetbare zone van 12 m breed, wordt voorzien van een betonverharding, ten behoeve van de activiteiten. Een groene haag vormt een visuele buffer tussen het werk-erf en de bostuin. De bostuin sluit aan bij de bestaande tuin van de directeurswoning, zet in op een bosrijk karakter en heeft de mogelijkheid om water te bufferen.
Een pad doorheen de tuin maakt de verbinding tussen het werk-erf, het bestaande terras aan de directeurswoning en de nabijgelegen parking. Dit pad wordt voorzien in een persrooster dat zweeft boven de het maaiveld van de tuin en is dus maximaal waterdoorlatend.
Ook de voortuin van de directeurswoning en de inkom van het kantoorgebouw worden mee vergroend en vormen zo een formele entree naar de kantoren. Ook het toegangspad wordt voorzien in een waterdoorlatende verharding.
De bestaande parking naast de tuin van de directeurswoning wordt heraangelegd in een waterpasserende verharding met brede voegen opgevuld met grind. De parkeerzone wordt heraangelegd en opgewaardeerd tot 30 parkeerplaatsen met laadinfrastructuur.
De dienstweg naar het park heeft een minimaal bochtenverloop, waarbij het bestaande park zo weinig mogelijk wordt doorsneden, ook rekening houdende met het bestaande bomenbestand in het park. De dienstweg wordt ingericht met een karrenspoor van uitgewassen beton waarbij de ruimte tussen de sporen ter hoogte van de bochten en het tracé doorheen het bebost gedeelte wordt ingevuld met een plantaardig gebonden halfverharding. Op de plaats waar het pad door het gras loopt, wordt het karrenspoor ingevuld met grindgazon. Voor de aanleg van de dienstweg is er een beperkte ontbossing vereist. De aanvraag van deze ontbossing maakt deel uit van deze omgevingsvergunningsaanvraag. Er werd een ontheffing van het verbod tot ontbossing verleend en een boscompensatievoorstel toegevoegd aan de aanvraag. Ter compensatie van de verharding van de dienstweg, wordt er een zone betonverharding van de huidige personeelsparking onthard. Deze oppervlakte stemt overeen met de oppervlakte van de verharding van de dienstweg (585 m²). Deze ontharding is geen onderdeel van deze omgevingsvergunningsaanvraag.
Er werd advies gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Het advies is voorwaardelijk gunstig en luidt samengevat als volgt:
“Uit het dossier kan afgeleid worden dat de aanvrager een oppervlakte van 228 m² wenst te ontbossen. Volgens onze gegevens is het perceel bezet met habitatwaardig bos. Volgens het Agentschap voor Natuur en Bos is er voor het uitvoeren van de geplande werken een ontbossing nodig van 228 m². 13.122 m² dient als bos behouden te worden.
Het compensatievoorstel wordt goedgekeurd en moet integraal deel uitmaken van de omgevingsvergunning. Het dossier is bij het Agentschap voor Natuur en Bos geregistreerd onder het kenmerk 25-200249.”
Volgende voorwaarden worden opgenomen bij de vergunning:
- De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met kenmerk: 25-200249.
- De te ontbossen oppervlakte bedraagt 228 m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.
- De resterende bosoppervlakte 13.122 m² moet ALS BOS behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.
- De ontbossing kan enkel worden uitgevoerd conform het plan toegevoegd als bijlage, waarop ook de als bos te behouden zones zijn aangeduid.
- De compenserende bebossing op het perceel/de percelen Antwerpen: 11345B0040/00S005 over een oppervlakte van 684 m² dient uitgevoerd te worden binnen 2 jaar vanaf de datum waarop gebruik mag gemaakt worden van deze vergunning. De compenserende bebossing zal uitgevoerd worden door de aanvrager van de vergunning. Deze verbindt er zich toe om minstens binnen 30 dagen voordat de compenserende bebossing wordt uitgevoerd dit aan het Agentschap voor Natuur en Bos te melden. Wanneer de compenserende bebossing volledig is uitgevoerd, kan men hiervan een attest bekomen bij de provinciale afdeling van het Agentschap voor Natuur en bos.
Visueel-vormelijke elementen
Het perceel bevindt zich op de sprong tussen Deurne Dorp en de losse bouwstempels van de kastelen te midden van het groene karakter van het Rivierenhof. Het oud directiegebouw en de jachtwachters- en portierwoning zijn opgenomen op de Inventaris van het Onroerend Erfgoed. Om qua schaal aan te sluiten bij de korrel van de straat wordt een ‘dubbel duo’ ontworpen van twee kantoren (in het directiegebouw en een deels teruggetrokken nieuwbouwvolume) en (schijnbaar) twee ateliers. De doorsteek tussen deze twee volumes vormt het werk-erf en een doorzicht naar het Rivierenhof.
De rondingen in de gevel van het ateliergebouw en de knik in het kantoorgebouw vergemakkelijken het toekomen en vertrekken op de site. De terugsprong in het volume van het ateliergebouw zoekt aansluiting bij de schaal van de straat en de buren. De grote gevelopeningen in het houtatelier zorgen voor een levendige plint en geven het houtatelier aangenaam noorderlicht om in te werken. Voor de onderste zone van het schrijnwerk wordt een borstwering voorzien, zodat passanten enkel een kleine glimp kunnen opvangen van de werkzaamheden in het atelier. Een poort tussen twee gemetste penanten sluit het werk-erf af van het publieke Rivierenhof. De gevels worden opgebouwd uit robuuste gevelstenen en betonnen lintelen en dorpels. Enkel de gevel onder de grote luifel naar de ateliers wordt als een geheel van poorten en ramen gezien. Grote vouwpoorten en loopdeuren geven toegang tot de ateliers.
Het project werd voorgelegd aan de Kwaliteitskamer op 17 mei 2024, waar gunstig advies werd gegeven met een aantal voorwaarden en aandachtspunten. Naar aanleiding van deze feedback werd een aangepast voorstel uitgewerkt, waarbij een elegant samenspel tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe volumes werd gerealiseerd en dat zowel door de stadsbouwmeester als de dienst Monumentenzorg gunstig werd beoordeeld.
Cultuurhistorische aspecten
Er werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst Onroerend Erfgoed/Monumentenzorg. Het advies is voorwaardelijk gunstig:
“Het betreft een nieuwbouwproject na sloop van een deel van de bestaande bebouwing waarvoor in een vorige fase al een vergunning werd verleend na gunstig advies van onze dienst. Het voorstel voor nieuwbouw werd aan de Kwaliteitskamer voorgelegd en gunstig geadviseerd. In het voorstel of nota werd geen informatie gevonden over de afwerking van de vrijgekomen delen van de zijgevel. Als voorwaarde zal opgelegd worden het bestaande parament te herstellen indien mogelijk of aan te vullen met dezelfde baksteen als het overige deel van deze zijgevel.”
Dit wordt opgenomen in de voorwaarden bij de vergunning.
Bodemreliëf
Er werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst Onroerend Erfgoed/Archeologie. Het advies is voorwaardelijk gunstig:
“Het projectgebied bevindt zich buiten een vastgestelde archeologische zone. Het projectgebied is gelegen deels binnen een woon- en recreatiegebied met een oppervlakte boven de 3.000 m² (9.848 m²) en een vergunningsplichtige ingreep boven de 1.000 m² (circa gelijk aan projectgebied). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
De archeologienota werd opgemaakt door Ruben Willaert en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 23 oktober 2024 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/31066). Het programma van maatregelen schreef een uitgesteld vooronderzoek voor in de vorm van landschappelijke boringen, eventueel gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Het landschappelijk booronderzoek werd afgerond en gerapporteerd tussen 15 oktober 2024 en 30 oktober 2024. De nota van het uitgesteld vooronderzoek werd uitgevoerd door Ruben Willaert en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 6 december 2024 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/31510). Er werd geen programma van maatregelen opgemaakt.
Het is echter niet uitgesloten dat er alsnog tijdens de graafwerken archeologische sporen in de vorm van verkleuringen of aardewerk aangetroffen worden. Bij het mogelijk aantreffen van sporen tijdens de geplande ingrepen en waarvan de bouwheer redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologisch relevant zijn, dienen deze verplicht gemeld te worden onder de toevalsvondstprocedure. De dienst Archeologie van stad Antwerpen kan deze waarde ter plaatse steeds komen inschatten.”
Volgend op dit advies worden volgende voorwaarden opgelegd bij de vergunning:
- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst Archeologie (archeologie@antwerpen.be).
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen.
- De bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4). De dienst Archeologie kan de noodzaak hiervan steeds komen inschatten.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Het advies van Aquafin werd opgeladen als een bezwaarschrift. Het advies luidt als volgt:
“Aquafin geeft een voorwaardelijk positief advies. Indien men wenst aan te sluiten op onze leidingen, dient men dit aan te vragen via het emailadres aansluitingen@aquafin.be. Het is niet toegelaten om aan te sluiten zonder een schriftelijk akkoord van Aquafin.”
Dit wordt opgenomen in de voorwaarden bij de vergunning.
Het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer is voorwaardelijk gunstig en kan als volgt samengevat worden:
“De aangevraagde constructie (meer bepaald de permanente inname van het openbaar domein ter hoogte van de voortuin) bevindt zich op het openbare domein van de gewestweg. Dit is niet toegelaten zonder een domeinvergunning ervoor te bekomen van het Agentschap. Er werd nog geen vergunning aangevraagd en verkregen voor de ingebruikneming van het openbaar domein. Dergelijke vergunning zou eventueel bekomen kunnen worden door de aanvrager. De omgevingsvergunning moet dus de voorwaarde bevatten dat de domeinvergunning aangevraagd en verkregen wordt. Minstens is de eventueel afgeleverde omgevingsvergunning onuitvoerbaar zolang de domeinvergunning niet verkregen wordt.”
Er wordt als voorwaarde bij de vergunning opgenomen dat voor de inname van het openbaar domein een domeinvergunning dient te worden aangevraagd bij het Agentschap.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 32 van de bouwcode van kracht sinds 15 juli 2024, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding, wijzigen van het aantal wooneenheden en wijziging tussen de gedefinieerde subfuncties in paragraaf 3. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen.
De aanvraag betreft de bouw en exploitatie van een nieuw technisch centrum en de actualisatie van de reeds vergunde activiteiten van provinciaal groendomein Rivierenhof. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en/of functiewijziging. De aanvraag betreft een verhuis van verschillende diensten naar een centrale locatie in het park. Het totaal aantal personeel dat tewerkgesteld is in het park, blijft gelijk. Er is dus geen bijkomende parkeerbehoefte.
Er verdwijnen door de verbouwing 4 parkeerplaatsen. De personeelsparking aan de centrale dreef wordt immers samengevoegd bij de bestaande parking achter de directeurswoning met toegang langs de Turnhoutsebaan. Van de 16 plaatsen kunnen er 12 voorzien worden op de andere parking. De 4 plaatsen die niet gecompenseerd kunnen worden, worden bijgeteld bij de parkeerbehoefte.
De parkeerbehoefte is 4. De werkelijke parkeerbehoefte is 4.
|
De plannen voorzien in 4 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
De bestaande parking achter de directeurswoning van 18 plaatsen wordt herschikt en gereorganiseerd zodat er 30 parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. De parking aan de centrale dreef van 16 plaatsen verplaatst dus mee naar deze parking. Alle parkeerplaatsen worden als bestaande plaatsen beschouwd en daarom niet nuttig voor deze aanvraag. Er zijn 4 nieuwe parkeerplaatsen voorzien op het werkerf. Op plan BA_A_P_N_00 staan deze plaatsen ingetekend. |
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 4 - 4 = 0. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Fietsvoorzieningen:
Er worden 110 fietsstalplaatsen voorzien. In de fietsenstalling staat als aantal 65 + 29 ingetekend. Er is geen bijkomende info over het type fietsenstalling dat wordt gebruikt. Om een comfortabele fietsenstalling te hebben, mag maximaal de helft van de fietsenstalling in een dubbellaags systeem voorzien worden. Verder moet ook 10% van de fietsstalplaatsen bruikbaar zijn voor buitenmaatse fietsen (cargofiets, bakfiets enzovoort) wat voor deze aanvraag neerkomt op 11 fietsstalplaatsen.
De tussenafstand tussen de fietsen moet 60 cm zijn. De toegang van de fietsenstalling moet met een automatische deur geregeld worden om het comfort zo hoog mogelijk te maken.
Laden en lossen:
Laden en lossen wordt voorzien via het werk-erf langs de Turnhoutsebaan. Gemotoriseerd verkeer moet de site steeds voorwaarts op- en voorwaarts afrijden. De Turnhoutsebaan is immers een drukke weg met heel veel verschillende soorten verkeer wat kan leiden tot conflicten. Manoeuvreren moet steeds volledig op eigen terrein gebeuren.
De dienst Mobiliteit geeft advies met volgende voorwaarden:
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het Provinciaal Groendomein Rivierenhof, een voormalig kasteelpark, is sinds 1923 eigendom van de provincie Antwerpen en wordt begrensd door de Turnhoutsebaan, de Ruggeveldlaan en de E313.
Vanaf 2014 zijn de sportclubs uit het centrum van het park verplaatst naar twee nieuwe sportzones met bijhorende parkings, gelegen ten westen en ten oosten van het park. De sportclubs hebben nieuwe clublokalen gekregen, die eigendom zijn van de provincie en die de technische installaties en stookinstallaties beheren. Deze installaties maken deel uit van onderhavige aanvraag. Het Rivierenhof is een park met culturele polen, waaronder het Openluchttheater en Kasteel Rivierenhof met horecazaak.
De huidige infrastructuur voor het parkbeheer is verspreid over het domein. De administratie gebeurt vanuit het hoofdgebouw aan de Turnhoutsebaan. De werkplaatsen en het tankstation liggen centraal in het park, evenals de personeelsparking, refter en omkleed- en doucheruimtes. Veel van deze gebouwen zijn verouderd en toe aan renovatie of afbraak. Een nieuw Technisch Centrum wordt gebouwd naast en gekoppeld aan het huidige administratieve gebouw, na de sloop van bestaande gebouwen. De functies (beheeractiviteiten) die nodig zijn voor de dagelijkse werking van het park zullen uit het park worden weggenomen en gecentraliseerd in het Technisch Centrum. Hierdoor wordt een groot deel van het verkeer verbonden aan leveringen en diensten uit het park gehouden. Het tankstation en de serres blijven op hun huidige locaties. De serres dienen enkel voor de opkweek van plantgoed van de verschillende arboreta in het Rivierenhof.
Deze aanvraag betreft de exploitatie van het nieuwe Technisch Centrum en de actualisatie van reeds vergunde activiteiten. Kasteel Sterckshof en Campus Rivierenhof van het avAnt Provinciaal Onderwijs maken geen deel uit van deze vergunningsaanvraag.
Het Technisch Centrum omvat kantoorfuncties, waaronder een refterruimte, vergaderzalen en enkele bureaus, evenals een ateliergebouw.
De functies van het lasatelier (metaalatelier, kleedkamer, lokaal fijn techniek, opslag gassen en werkerf) en de werkhuizen (waaronder houtschrijnwerkerij, montageruimte, schildersatelier, opslag- en bergruimte, wasplaats, werkerf, EHBO-ruimte en stallingsruimte voor voertuigen) worden verplaatst naar het Technisch Centrum.
Het metaalatelier wordt verplaatst naar het nieuwe Technisch Centrum (gelijkvloers). Het vermogen van de metaalbewerkingstoestellen wordt uitgebreid met 18,27 kW tot een totaal van 32 kW.
Bij metaalbewerkingen zoals slijpen en snijden kunnen stofemissies vrijkomen. Uit de toestellenlijst blijkt dat het metaal/lasatelier is uitgerust met een mobiele lasafzuiging, om stofdeeltjes en dampen effectief af te zuigen. Het wordt aangeraden om de mobiele lasafzuiging consequent te gebruiken bij de werktafels waar de werkzaamheden plaatsvinden. Mits een goed onderhoud van de filters wordt geen hinder voor de omgeving verwacht.
Ook het houtatelier wordt verplaatst naar het Technisch Centrum (gelijkvloers). Het vermogen van de houtbewerkingsmachines wordt ten opzichte van de vergunde situatie verminderd met 5,8 kW, tot een totaal van 68 kW. Dit betreft een beperkte vermindering. De houtbewerkingsmachines zijn onder meer een lintzaag, een afkortzaag en twee kolomboren.
Stofemissies kunnen ontstaan door het gebruik van de houtbewerkingsmachines. Uit de toestellenlijst blijkt dat er een houtstofafzuiging wordt voorzien. Mits een goed filteronderhoud wordt geen hinder voor de omgeving verwacht.
De werkzaamheden in het hout- en metaalatelier kunnen stof- en geluidshinder veroorzaken voor de omgeving wat zoveel mogelijk beperkt dient te worden. Om deze hinder te beperken dienen de activiteiten in deze ateliers steeds uitgevoerd te worden met gesloten ramen en deuren tijdens het gebruik van de metaal- en houtbewerkingsmachines. Dit wordt mee opgenomen in de bijzondere voorwaarden.
Daarnaast wordt ook de bestaande autowerkplaats voor kleine reparaties en nazicht verplaatst naar het Technisch Centrum. Voor groot onderhoud worden de voertuigen naar een externe garage gebracht. De werkzaamheden vinden plaats op een vloeistofdichte verharding. De wasplaats voor het wassen van voertuigen en machines wordt eveneens verplaatst naar het centrum, naast de autowerkplaats, en beschikt tevens over een vloeistofdichte verharding. Hier worden modder en zand van voertuigen, tractoren en grasmachines afgespoten.
Het vervuilde waswater en eventueel verontreinigd hemelwater worden opgevangen en geleid naar een koolwaterstofverwijderingsinstallatie (KWS-installatie) met geïntegreerde coalescentiefilter. Dit water wordt vervolgens geloosd in de wadi. De overloop van de wadi is aangesloten op een bestaande gracht in het Rivierenhof.
Enerzijds wordt in het dossier aangegeven dat het gegenereerde bedrijfsafvalwater van de nieuwe wasplaats via een KWS-installatie met coalescentiefilter wordt geleid en geloosd in de wadi, met overloop naar een bestaande gracht in het Rivierenhof. Anderzijds blijkt uit de plannen dat het bedrijfsafvalwater zal worden geloosd in een nieuw lozingspunt in de openbare riolering gelegen aan de Turnhoutsebaan. Dit dient nog verder uitgeklaard te worden.
De exploitant dient strikt de algemene milieuvoorwaarden na te leven inzake de werking en het onderhoud van de KWS-afscheider, zoals opgenomen in afdeling 4.2.3bis van Vlarem II.
De afvalstoffen (slib en drijflaag) dienen afgevoerd te worden naar een erkend afvalstoffenverwerker.
In het dossier wordt vermeld dat de bestaande wasplaats bij het tankstation behouden blijft. Deze is eveneens aangesloten op een afwateringssyteem (openbare riolering) met een KWS-installatie. De nieuwe autowasplaats van het Technisch Centrum is groter, waardoor er meer bedrijfsafvalwater kan worden geloosd. Volgens de exploitant, zullen de handelingen 0,61 m³/uur bedrijfsafvalwater genereren, een stijging van 0,4 m³/uur ten opzichte van de vergunde situatie. De wasactiviteiten blijven beperkt tot maximaal 9 voertuigen per dag.
Er zijn twee autostalplaatsen voorzien voor respectievelijk de vroegere werkplaats en de kinderboerderij. Daarnaast wordt één bijkomende stalplaats voorzien in het Technisch Centrum. De groenbeheermachines en voertuigen worden overdekt gestald. Er worden geen extra voertuigen aangevraagd, waardoor het totaal op drie stalplaatsen voor in totaal 13 voertuigen komt.
De geïnstalleerde totale drijfkracht van compressoren, warmtepompen, koelinstallaties en gelijkaardige toestellen wordt uitgebreid met 87,9 kW tot een totaal van 93 kW. In het Technisch Centrum worden 3 warmtepompen geplaatst, evenals 2 frigo’s en een diepvries. Twee warmtepompen worden geplaatst in de technische ruimte op de 2e verdieping en één in de technische ruimte in de kelder. De ventilatoren worden op het dak van het kantoorgebouw voorzien.
De exploitant dient te allen tijde te voldoen aan de milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht zoals opgenomen in Vlarem II.
Uit het aanvraagdossier blijkt dat de koelmiddelen die gebruikt zullen worden, nog niet gekend zijn. De exploitant wordt geïnformeerd dat sommige koelmiddelen aan uitfasering onderworpen zijn om, in het kader van duurzaamheid en in geval van accidentele vrijstelling, de impact op het milieu te beperken.
Meer informatie over in de toekomst toegelaten koelmiddelen en hun eventuele uitfaseringstermijn kan teruggevonden worden op https://www.vlaanderen.be/veka/energie-en-klimaatbeleid/energie-en-klimaatbeleid-voor-ondernemingen/f-gassen/20-februari-2024-nieuwe-f-gassenverordening-gepubliceerd.
Er zijn opslagplaatsen voor gevaarlijke producten, brandbare vloeistoffen en gassen in een gasopslagplaats.
De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten wordt nieuw aangevraagd. Deze opslag vindt plaats in een open gasopslagplaats. Het volume bedraagt in totaal 660 liter.
Tabel 1: Hieronder een overzicht van de gassen die zullen worden opgeslagen en de groep waartoe deze behoren.
gas | groep | gevaarsymbool | waterinhoud fles (liter) | aantal flessen |
propaan | 1 | GHS02, GHS04 | 30 | 5 |
butaan | 1 | GHS02, GHS04 | 30 | 5 |
acetyleen | 1 | GHS02, GHS04 | 30 | 2 |
argon | 4 | GHS04 | 50 | 2 |
atol 6 (argon + CO2) | 4 | GHS04 | 50 | 2 |
zuurstof | 3 | GHS03, GHS04 | 50 | 2 |
Acetyleen en propaan mogen niet in de directe nabijheid van zuurstof worden opgeslagen, een minimale afstand van 2 meter dient te worden gerespecteerd.
De opslag van gassen dient te voldoen aan de sectorale voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 5.17.3.2. van Vlarem II.
Opslag gevaarlijke producten in vaste houders
De opslag van gevaarlijke producten in vaste houders vindt plaats in een ondergrondse tank met 3 compartimenten (2x 5.000 liter diesel en 1x 2.500 liter benzine). Daarnaast wordt mazout opgeslagen in een bovengrondse mazouttank (3.000 liter). De vaste houders zijn dubbelwandig uitgevoerd.
Het aanvraagdossier bevat geen geldige keuringsattesten voor de vaste houders.
Er wordt geadviseerd om de geldige keuringsattesten voor de vaste houders binnen 6 maanden na verlening van de vergunning in te dienen bij de vergunningverlenende overheid.
De opslag van benzine wordt uitgebreid met 1.085 ton, wat het totaal op 3.023 ton brengt. Dit betreft een uitbreiding van 7 vaten benzine van elk 200 liter. Daarnaast wordt de opslag van brandbare vloeistoffen uitgebreid met 290 liter, tot een totaal van 1.760 liter.
De brandbare vloeistoffen dienen opgeslagen te worden op lekbakken.
De opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen wordt verder uitgebreid met 84,65 liter, tot een totaal van 1.830 liter in verschillende opslagplaatsen. De gevaarlijke producten in kleine verpakkingen worden opgeslagen in voldoende grote lekbakken.
Het watersysteem
Binnen het project wordt een hemelwaterput van 150 m³ voorzien voor het Technisch Centrum. Het hemelwater zal worden gebruikt voor sanitaire voorzieningen, wasmachines en het afwassen van voertuigen en machines. Het afvalwater wordt opgesplitst in huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater. Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de nieuwe autowasplaats en herstelwerkplaats en wordt geloosd in een nieuw lozingspunt in de openbare riolering. Daarnaast is het bedrijfsafvalwater ook afkomstig van de bestaande wasplaats bij het verdeelstation.
Het huishoudelijk afvalwater wordt via bestaande lozingspunten geloosd in de openbare riolering. Er komen twee nieuwe lozingspunten bij, een totaal van 9 lozingspunten. Het betreft een verplaatsing van de activiteiten en het aantal bezoekers en personeelsleden stijgt niet waardoor de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater ongewijzigd blijft ten opzichte van de vergunde situatie.
Het huishoudelijk afvalwater wordt eerst behandeld via septische putten alvorens het geloosd wordt in de openbare riolering.
Stookinstallaties
In de vergunde toestand zijn stookinstallaties (totaal thermisch vermogen van 3.265 kW) voorzien voor de verwarming van de verschillende gebouwen op het domein.
In het kader van de actualisatie zijn enkele stookinstallaties verwijderd, terwijl andere installaties worden vervangen of geactualiseerd. Daarnaast worden enkele bijkomende installaties voorzien. Deze aanpassingen resulteren in een vermindering van het totale thermisch vermogen met 1.298 kW, waardoor het nieuwe nominale thermische ingangsvermogen 1.967 kW bedraagt.
Uit het dossier blijkt dat de verouderde stookinstallaties zijn vervangen door nieuwe efficiëntere installaties met een hoger rendement. Deze aanpassingen dragen bij aan een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen en bevorderen een efficiënter energieverbruik.
Kinderboerderij
Het aantal dieren op de kinderboerderij wordt uitgebreid met 40 dieren. In totaal zal de kinderboerderij beschikken over 70 dieren, waaronder 2 varkens, 9 paarden, 4 koeien, 6 konijnen, 6 schapen, 12 geiten en 31 stuks pluimvee. De mestopslag blijft ongewijzigd (45 m³ stalmest en 35 m³ gier).
De mestopslagcapaciteit blijft ongewijzigd (80 m³), ondanks de toename van het aantal dieren. Uit het onderhavig aanvraagdossier blijkt niet of er een frequentere mestafvoer is voorzien om deze beperkte opslagcapaciteit te compenseren.
Enkele eerder vergunde activiteiten en inrichtingen zijn niet meer van toepassing en dienen niet meer mee opgenomen te worden in de nieuwe vergunning:
- 2 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 250 kVA en 60 kVA;
- stallen met plaatsen voor 8 schapen en 5 geiten.
Alle overige inrichtingen of activiteiten blijven ongewijzigd.
Vergunningsduur
De lopende milieuvergunning van het Provinciaal Groendomein Rivierenhof (openbaar park, kinderboerderij en sportclubs) (kenmerk MLAV/11-376/KH-mb) eindigt op 23 februari 2032. De exploitant vraagt een vergunning van bepaalde duur voor het milieutechnische luik, geldig tot 23 februari 2032.
Gezien de wijzigingen in het milieutechnisch luik van deze aanvraag wordt geadviseerd de vergunning van bepaalde duur te verlenen tot 23 februari 2032.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Dit advies werd opgemaakt op basis van PIV 3.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met kenmerk: 25-200249.
- De te ontbossen oppervlakte bedraagt 228 m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.
- De resterende bosoppervlakte 13.122 m² moet ALS BOS behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.
- De ontbossing kan enkel worden uitgevoerd conform het plan toegevoegd als bijlage, waarop ook de als bos te behouden zones zijn aangeduid.
- De compenserende bebossing op het perceel/de percelen Antwerpen: 11345B0040/00S005 over een oppervlakte van 684 m² dient uitgevoerd te worden binnen 2 jaar vanaf de datum waarop gebruik mag gemaakt worden van deze vergunning. De compenserende bebossing zal uitgevoerd worden door de aanvrager van de vergunning. Deze verbindt er zich toe om minstens binnen 30 dagen voordat de compenserende bebossing wordt uitgevoerd dit aan het Agentschap voor Natuur en Bos te melden. Wanneer de compenserende bebossing volledig is uitgevoerd, kan men hiervan een attest bekomen bij de provinciale afdeling van het Agentschap voor Natuur en bos.
- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst Archeologie (archeologie@antwerpen.be).
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen.
- De bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4). De dienst Archeologie kan de noodzaak hiervan steeds komen inschatten.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 10.000,00 m³/jaar (nieuwe lozingspunten) |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | +0,40 m³/uur (0,61 m³/uur) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +290,00 liter (1.760,00 liter) |
9.1.2. | dieren in een publiek toegankelijke inrichting: kinderboerderij en dieren gehouden op een openbaar domein; | +40 dieren (70 dieren) |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 13 voertuigen (wijziging locatie) |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats (wijziging locatie) |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 9 voertuigen (wijziging locatie) |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +87,90 kW (93,00 kW) |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 660,00 liter (nieuw) |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | +1,09 ton (3,02 ton) |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +84,65 liter (1.830,00 liter) |
19.3.1°b) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | -5,80 kW (68,00 kW) |
29.5.2.1°b) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; | +18,27 kW (32,00 kW) |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | -1.298,00 kW (1.967,00 kW) |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
|
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 7 januari 2025 |
Start openbaar onderzoek | 17 januari 2025 |
Einde openbaar onderzoek | 15 februari 2025 |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste adviesdatum | 26 februari 2025 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek. Er werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.
Bespreking van de bezwaren
De aanvraag is niet in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften van artikel 5 van het PRUP (zone wonen - park):
Er wordt niet voldaan aan de voorschriften van het PRUP met betrekking tot het aantal bouwlagen van de gebouwen, de maximale kroonlijsthoogte, de dakvorm, de scheidingsmuur, en de minimale en maximale bouwdieptes.
Beoordeling:
Voor de zone ‘parkgebied: wonen – park’ zijn volgens het PRUP 2 hoofdbestemmingen van kracht: hetzij wonen hetzij park. Bij de bestemming park zijn activiteiten in functie van het beheer en de aanleg van het park toegestaan.
De voorschriften uit het PRUP die in het bezwaar worden aangehaald gaan over de inrichting van het gebied in functie van woningbouw. Het betreft hier echter geen woningbouw, maar gebouwen in functie van het beheer van het park. Hierover wordt specifiek vermeld in artikel 5 van het PRUP dat gezien de nabijheid van de stedelijke omgeving en een optimale toegankelijkheid in deze zone ruimte wordt voorzien voor meer intense bebouwing, met een maximale terreinbezetting van 80% en een maximale bouwhoogte van 15,00 m. Deze bepalingen gelden dus niet enkel voor de zone ‘parkgebied: beheer en educatie’ (artikel 3) zoals verkeerdelijk wordt beweerd in het bezwaar.
Het bezwaar is ongegrond.
Het voorwerp van de omgevingsaanvraag kan er in essentie niet toe leiden dat het PRUP gewijzigd wordt:
Beoordeling:
Het voorwerp van de omgevingsaanvraag heeft geen betrekking op het wijzigen van het PRUP. Zoals hierboven aangetoond, wordt er niet afgeweken van de voorschriften van het PRUP of de bestemmingszones.
Het bezwaar is ongegrond.
Het voorziene ontwerp en de beoogde activiteiten zijn niet in overeenstemming met de bestemming van het perceel binnen het PRUP en het gewestplan en geeft aanleiding tot onaanvaardbare hinder:
Het klopt dat werkzaamheden in het hout- en metaalatelier geluidshinder kunnen veroorzaken. Volgens het uitvoeringsplan grenst het houtatelier echter niet direct aan de gevel op de perceelsgrens van de bezwaarindiener. Tussen de gevel van de bezwaarindiener en het houtatelier is een tussenruimte voorzien, bestaande uit verschillende lokalen, waaronder een afvallokaal en een tellerruimte voor elektriciteit. Achter het houtatelier bevindt zich een montageruimte die wel grenst aan de gevel van de bezwaarindiener. In deze ruimte zullen een kolomboor en een houtdraaibank worden geplaatst, maar deze machines zullen niet tegen de gevel van de bezwaarindiener worden opgesteld.
Uit het uitvoeringsplan blijkt verder dat ook het metaalatelier niet grenst aan de gevel op de perceelsgrens van de bezwaarindiener. Hieruit blijkt dat er geen direct contact is tussen de ateliers, de machines en het bestaande gebouw van de bezwaarindiener.
Daarnaast is er een akoestische studie toegevoegd aan het aanvraagdossier.
In deze studie zijn de prestatie-eisen met betrekking tot de akoestiek van het project onderzocht. Uit de geluidsmetingen blijkt dat het noodzakelijk is om zowel het houtatelier als het metaalatelier af te sluiten van het centrale magazijn. Volgens het uitvoeringsplan worden zowel het houtatelier als het metaalatelier van het centrale magazijn afgesloten, waarbij dit magazijn volgens het uitvoeringsplan de montageruimte betreft.
Naast de reeds voorziene maatregelen tegen geluidshinder worden bijkomende bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting om tijdens het gebruik van de metaal- en houtbewerkingsmachines steeds met gesloten ramen en deuren te werken. Tevens wordt in de voorwaarden opgenomen dat de metaal- en houtbewerkingsmachines niet tegen gemene muren mogen worden opgesteld om geluidsoverdracht naar de bewoonde vertrekken van de buren te voorkomen.
Het bezwaar is deels gegrond.
De aanvraag is in strijd met de goede ruimtelijke ordening en veroorzaakt hinder (onder andere uitzicht, lichtinval, geluid en trillingen, verlies van rendement voor (nog niet geplaatste) zonnepanelen enzovoort) als gevolg van het ontwerp (bouwvolume, hoogte, bouwdiepte enzovoort) en de inplanting:
Beoordeling:
Onderzoek naar mogelijke inplantingen en alternatieve ontwerpen werd gevoerd in het voortraject. De hoofdbouw van de ateliers sluit in bouwhoogte en -diepte aan bij de bestaande bebouwing. Het ateliervolume achteraan heeft een dakvorm die afhelt richting aanpalenden zodat het volume ‘afbouwt’. De scheidingsmuur tot 6,27 m is weliswaar hoger dan in de bestaande toestand, maar creëert geen onaanvaardbaar verlies van uitzicht of lichtinval. Het nieuwe project bevindt zich langs de oostzijde van het perceel van de bezwaarindiener, de zuid- en westzijde blijven volledig vrij wat betekent dat zowel lichtinval als uitzicht op het park voldoende gevrijwaard blijven. De groene omgeving wordt niet gecompromitteerd, het park is nog steeds duidelijk zichtbaar vanuit de tuin. Er zijn geen zijdelings geplaatste vensters in het atelier die inkijk veroorzaken, de dakramen zijn te hoog geplaatst.
Door de hoogte van het project is het weliswaar niet uitgesloten dat rechtstreeks zonlicht weggenomen wordt van (mogelijke, maar nog niet geplaatste) zonnepanelen gedurende een moment van de dag. Toch is er geen sluitend verband tussen de wegname van zonlicht en de financiële gevolgen aangetoond. Het bezwaar met betrekking tot geluid en trillingen werd hoger behandeld.
Het bezwaar is ongegrond.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met kenmerk: 25-200249.
- De te ontbossen oppervlakte bedraagt 228 m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.
- De resterende bosoppervlakte 13.122 m² moet ALS BOS behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.
- De ontbossing kan enkel worden uitgevoerd conform het plan toegevoegd als bijlage, waarop ook de als bos te behouden zones zijn aangeduid.
- De compenserende bebossing op het perceel/de percelen Antwerpen: 11345B0040/00S005 over een oppervlakte van 684 m² dient uitgevoerd te worden binnen 2 jaar vanaf de datum waarop gebruik mag gemaakt worden van deze vergunning. De compenserende bebossing zal uitgevoerd worden door de aanvrager van de vergunning. Deze verbindt er zich toe om minstens binnen 30 dagen voordat de compenserende bebossing wordt uitgevoerd dit aan het Agentschap voor Natuur en Bos te melden. Wanneer de compenserende bebossing volledig is uitgevoerd, kan men hiervan een attest bekomen bij de provinciale afdeling van het Agentschap voor Natuur en bos.
- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst Archeologie (archeologie@antwerpen.be).
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen.
- De bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4). De dienst Archeologie kan de noodzaak hiervan steeds komen inschatten.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
|