Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2024116239 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV Alca Petroleum Company (0404560769) met als adres D'Herbouvillekaai 100 te 2020 Antwerpen |
Ligging van het project: | D'Herbouvillekaai 100, 103, Lakweg 16, 20 te 2020 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 9 sectie I nrs. 2887/6D, 2927D en 2927E |
waarvan: |
|
- 20240322-0007 | afdeling 9 sectie I nrs. 2887/6D, 2927D en 2927E (alca petroleum company) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | het verder exploiteren van een op- en overslagbedrijf voor aardolieproducten en een verzoek tot bijstelling van de lozingsnormen |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Voor de voorgeschiedenis wordt verwezen naar de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066, als bijlage).
Inhoud van de aanvraag
Voor de omschrijving van de aanvraag wordt verwezen naar de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066, als bijlage).
Aangevraagde rubriek(en)
Aangevraagde rubriek(en) alca petroleum company
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
1.4. | Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; | 201.181,8 ton |
3.4.1°b) | het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria opgenomen in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van maximaal 2 m³/uur; | 2 m³/uur |
3.6.1° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200 m³/jaar |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 40 m³/uur |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | 228.183.000 liter |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 174 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 26 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 2 hefbruggen/putten |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 141,6 kW |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | 294.827,3 m³ |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | 170.432,53 ton |
17.3.4.2°a) | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 75,40 ton |
17.3.6.2°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 76,96 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | 77,85 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | 3,39 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 12 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 15 kW |
31.1.1°a) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 500 kW |
39.3. | lagedrukstoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 300 l of meer; | 5.791 liter |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b); | 3.246,8 kW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte
alca petroleum company
1. | Bij te stellen voorwaarde: Deze aanvraag betreft een hervergunningsaanvraag. In twee van de lopende vergunningen werden enkele bijzondere lozingsnormen opgenomen: In de basisvergunning van 2005 (MLAV1/04_472) CZV: 125 mg/liter; stikstof: 15 mg/liter; fosfor: 2 mg/liter zink: 0,4 mg/liter; cadmium: 0,002 mg/liter; lood: 0,1 mg/liter. In de vergunning van 2016-05-19 MLWV-2016-0007 ijzer: 10 mg/liter. Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er wordt gevraagd om deze normen te herbevestigen en opnieuw op te nemen in de hervergunning. |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
alca petroleum company
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Er wordt een afwijking gevraagd van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden om een lozingsnorm te krijgen voor arseen en PCE apolair extraheerbare stoffen. Voorgesteld alternatief/aanvulling: arseen: 0,05 mg/liter PCE apolair extraheerbare stoffen: 2 mg/liter |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos - Adviezen en Vergunningen Antwerpen | 30 januari 2025 | 5 februari 2025 | Geen advies |
De Vlaamse Waterweg - Afdeling Regio Centraal | 10 oktober 2024 | 19 november 2024 | Ongunstig |
Departement Zorg afd preventief gezondheidsbeleid | 10 oktober 2024 | 18 november 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Departement Zorg afd preventief gezondheidsbeleid | 10 oktober 2024 | 13 december 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Permits&Advice | 10 oktober 2024 | 8 november 2024 | Geen advies |
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) | 10 oktober 2024 | 13 november 2024 | Geen advies |
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) | 30 januari 2025 | 7 februari 2025 | Geen advies |
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) - Advies Vergunning Afvalwater en Lucht | 10 oktober 2024 | 3 december 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Departement Omgeving - Advies Milieu | 10 oktober 2024 | 6 november 2024 | Gunstig |
Departement Omgeving - Advies Milieu | 10 oktober 2024 | 25 november 2024 | Voorwaardelijk gunstig |
Departement Omgeving - Advies Milieu | 10 oktober 2024 | 16 december 2024 | Ongunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (VESPA) | 30 oktober 2024 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie | 30 oktober 2024 | 18 november 2024 |
Stadsbeheer/ Vastgoed/ Ontwikkeling/ Bouwprojecten | 30 oktober 2024 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw | 17 oktober 2024 | 22 oktober 2024 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: afbakeningslijn grootstedelijk gebied antwerpen, gemengd regionaal bedrijventerrein en specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Voor zover kan afgeleid worden uit de aangeleverde dossierstukken, zijn er geen wijzigingen aan de gebouwen of functiewijzigingen, en omvat de aanvraag dus geen stedenbouwkundige handelingen, waardoor de gevraagde wijzigingen hebben geen impact op de verenigbaarheid met omgeving en goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Voor de toetsing van de aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu wordt verwezen naar de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066, als bijlage).
Advies van het college
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden zoals opgenomen in de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066), kan gunstig advies verleend worden.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
1.4. | Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; | 201.181,8 ton |
3.4.1°b) | het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in concentraties die hoger zijn dan de indelingscriteria opgenomen in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een debiet van maximaal 2 m³/uur; | 2 m³/uur |
3.6.1° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.200 m³/jaar |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 40 m³/uur |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | 228.183.000 liter |
12.1.1.1°a) | inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 174 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 26 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 2 hefbruggen/putten |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 141,6 kW |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | 294.827,3 m³ |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | 170.432,53 ton |
17.3.4.2°a) | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 75,40 ton |
17.3.6.2°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 76,96 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | 77,85 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | 3,39 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
19.3.1°a) | inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 12 kW |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 15 kW |
31.1.1°a) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 500 kW |
39.3. | lagedrukstoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 300 l of meer; | 5.791 liter |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b); | 3.246,8 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
Voor de voorgestelde bijzondere voorwaarden wordt verwezen naar de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066). |
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 30 januari 2025 |
Start 1e openbaar onderzoek | 20 oktober 2024 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 18 november 2024 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag | 30 januari 2025 |
Start laatste openbaar onderzoek | 8 februari 2025 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 9 maart 2025 |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste adviesdatum | 1 maart 2025 |
Wijzigingsverzoeken
De aanvrager heeft één of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.
Minstens één van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.
De aanvaarde wijzigingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.
De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken. Tijden het eerste openbare onderzoek werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend. Op het moment dit advies werden nog geen nieuwe bezwaren ontvangen in kader van het tweede onderzoek dat nog loopt tot 9 maart 2025.
Bespreking van de bezwaren
Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.
1. Bodem en grondwater: het bezwaar dat de impact van de exploitatie op bodem en grondwater onvoldoende accuraat geëvalueerd wordt in het MER en het Veiligheidsrapport.
Beoordeling: het Team Omgevingseffecten neemt een beslissing inzake de goed- of afkeuring van het MER en het Veiligheidsrapport. Team omgevingseffecten neemt de bezwaren inzake het MER en het Veiligheidsrapport mee in rekening.
2. Lozing: het bezwaar dat er geen lozingsnorm voor PFAS wordt aangevraagd gezien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er PFAS in de afvalwaterstroom aanwezig kan zijn.
Beoordeling: de analyses die zijn toegevoegd aan de vergunningsaanvraag tonen aan dat er geen overschrijdingen van de norm zijn waargenomen. Het bezwaar is ongegrond.
3. Lozing: het bezwaar dat er geen lozingsnorm voor minerale olie en aromaten wordt aangevraagd zoals ook opgelegd in bodemsaneringsprojecten.
Beoordeling: De exploitant vraagt een afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor het bekomen van een bijzondere lozingsnorm voor PCE apolair extraheerbare stoffen. Hieronder valt ook minerale olie. Het bezwaar is ongegrond.
4. Waterzuiveringsinstallatie: het bezwaar dat er een beperkte opvolging van lozingsconcentraties gebeurt.
Beoordeling: de exploitant voldoet aan artikel 4.2.5.3.1. van Vlarem II. Dit artikel bepaalt dat de exploitant van een inrichting die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat loost van meer dan 15 m³ per uur, 300 m³ per dag en/of 7.500 m³ per maand ten minste éénmaal per kalenderjaar metingen moet uitvoeren zoals bepaald in het genoemde artikel. Het bezwaar is ongegrond.
5. Geurhinder: het bezwaar dat de aanvraag geen melding maakt van de vastgestelde en gerapporteerde geurproblematiek.
Beoordeling: het MER heeft het rapport van de snuffelploegmeetcampagne bij Blue Gate Antwerp uit 20 april 2021 toegevoegd. De conclusies en voorgestelde maatregelen werden echter niet vermeld bij het besluit en de milderende maatregelen bij de discipline Mens-Gezondheid. Het MER stelt dat de kwaliteit van de snuffelmetingen sterk wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een vlakbij gelegen bedrijf met relatief gelijkaardige emissies, gekoppeld aan emissies van componenten met een zeer sterk geurkarakter. Het MER beoordeelt de geurimpact aan de hand van olfactometrische metingen, waarbij de geur gemeten wordt die uit de bron vrijkomt. Het bezwaar is deels gegrond.
6. Controle tanks: het bezwaar dat de controle van de tanks gezien de ouderdom van de tanks te summier en onvoldoende is.
Beoordeling: de exploitant voldoet aan artikelen 5.6.1.3.14. en 5.6.1.3.16 van Vlarem II. Deze artikelen bepalen de periodiciteit van keuringscontroles. Een overzicht van de laatste uitgevoerde controles is toegevoegd aan de aanvraag. Het bezwaar is ongegrond.
7. MER: het bezwaar dat men in het MER de geplande situatie vergelijkt met de referentiesituatie, welke de aanwezigheid van alle installaties inhoudt zonder effectieve werking. De bezwaarindiener vindt dat de referentiesituatie de huidige exploitatie in werking zou moeten zijn.
Beoordeling: het team omgevingseffecten neemt een beslissing inzake de goed- of afkeuring van het MER. Team Omgevingseffecten neemt de bezwaren inzake het MER mee in rekening.
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een digitale informatievergadering georganiseerd op 12 februari 2025.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
Voor de voorgestelde bijzondere voorwaarden wordt verwezen naar de beslissing van het college op 29 november 2024 (2024_CBS_09066). |