Terug
Gepubliceerd op 14/04/2025

2025_CBS_02568 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024115872. Baanbrekerstraat / Kastelweg / Muisbroeklaan / Ordamstraat / Polderdijkweg / Scheldelaan. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 11/04/2025 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Elisabeth van Doesburg, waarnemend burgemeester; Koen Kennis, schepen; Patrick Janssens, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Lien Van de Kelder, schepen; Ken Casier, schepen; Karim Bachar, schepen; Nathalie van Baren, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Johan Klaps, schepen; Stijn De Rooster, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Elisabeth van Doesburg, waarnemend burgemeester
2025_CBS_02568 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024115872. Baanbrekerstraat / Kastelweg / Muisbroeklaan / Ordamstraat / Polderdijkweg / Scheldelaan. District Antwerpen - Goedkeuring 2025_CBS_02568 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2024115872. Baanbrekerstraat / Kastelweg / Muisbroeklaan / Ordamstraat / Polderdijkweg / Scheldelaan. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2024115872

Gegevens van de aanvrager:

NV Fluxys hydrogen met als adres Guimardstraat 4 te 1040 Brussel

Gegevens van de exploitant:

NV Fluxys hydrogen (1002472927) met als adres Guimardstraat 4 te 1040 Brussel

Ligging van het project:

Baanbrekerstraat / Kastelweg / Muisbroeklaan / Ordamstraat / Polderdijkweg / Scheldelaan te 2030-2040 Antwerpen

Kadastrale percelen:

sectie A nrs. 143C, 161N, 161V, 161T, 199E, 206D, 237A, 294T, 491P2, 491T3, 491V3, 491S3, 559D, 559A, 559C, 569C, 570C, 596A, 600A, 607B, 607C, 634A, 660G2, 660W, 660Y, 660G, 660L, 661M, 661L, 662F, 662E, 662S, 662P, 676W3, 676C3, 676D3, 676S5, 676Y3, 676E, 676N3, sectie C nrs. 151E, 352P, sectie D nrs. 69M, sectie E nrs. 295E, 295D, 325C, 335B, 345M2, 345V, 360L, 361A, 400C, 400B, sectie H nrs. 147C, 174H3, 174Z3, 325E, 505L, 505F, afdeling 14 sectie A nrs. 2B, 3B, 4B, 22B, 27E, 400B, 453P, 459A, 460C, afdeling 15 sectie B nrs. 305K, 305H, 305G, 309H, 343/2D, afdeling 16 sectie C nrs. 188Z, 188P3, 188E4, 188R3, 188G4, 188C5, 188D5, 268M, 340S, sectie D nrs. 84/2R, 84/3_, 84/2D, 84/2P, 84/2T, 149/4L, 149/3_, sectie F nrs. 218M, 222B, 224A, 225V, 226H, 227S, 249R, afdeling 18 sectie A nrs. 85/2F, 96A, 97B, 346E, 369A, 371/2C, 375/2_, 378A, 380B, 380C, 381A, sectie F nrs. 3C, 4B, 4A, 67A, 67B, 69R, 163/2P, 164B, 180H, 180D, afdeling 19 sectie A nrs. 9Y, 9B2, 9T, 9X, 9D2, 9E2, 15G, 19F, 45L2, 45B, 219D, 219E, afdeling 20 sectie A nrs. 1D2, 1F2, 1F3, 1K2, 1/2E2, 1/2D2, sectie D nrs. 179C, 194/2E, 255K3 en 255L3

waarvan:

 

-          20240515-0013

sectie H nrs. 147C, 174H3, 174Z3, 325E, 505F, 505L, sectie C nrs. 151E, 352P, sectie D nrs. 69M, sectie A nrs. 143C, 161N, 161T, 161V, 199E, 206D, 237A, 294T, 491P2, 491S3, 491T3, 491V3, 559A, 559C, 559D, 569C, 570C, 596A, 600A, 607B, 607C, 634A, 660G, 660G2, 660L, 660W, 660Y, 661L, 661M, 662E, 662F, 662P, 662S, 676C3, 676D3, 676E, 676N3, 676S5, 676W3, 676Y3, sectie E nrs. 295D, 295E, 325C, 335B, 345M2, 345V, 360L, 361A, 400B en 400C (Waterstofcluster Antwerpen IIOA)

Vergunningsplichten:

stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, vegetatiewijzigingen

Voorwerp van de aanvraag:

Waterstofcluster Antwerpen

 

De aanvraag strekt zich uit over de linker- en rechterscheldeoever. Voorliggend verslag behandelt enkel de werken die zich situeren op het grondgebied van de stad Antwerpen.


Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     Volgens de aanvrager heeft Water-link een vergunningsaanvraag (OMV_2024075216) ingediend voor het aanleggen van twee nieuwe koel- en drinkwaterleidingen via een Scheldekruising. Voor deze vergunningsaanvraag is het college nog niet om advies gevraagd. 

-     09/01/2025: vergunning (OMV_2024023255) voor de aanleg van pijpleidingen, plaatsen afsluiterknooppunt en aanleg werkzone (Scheldelaan Crossing); 

-     06/09/2024: vergunning (OMV_2023169351) voor het koelwaterproject van Water-link;

-     21/11/2023: vergunning (OMV_2023036054) voor een CO2-leiding van Fluxys (zuidelijk deel backbone Antwerp@C);

-     20/03/2023: vergunning (OMV_2021198455) voor een CO2-leiding van Fluxys (noordelijk deel backbone Antwerp@C).

Bestaande toestand

De Scheldelaan bevindt zich op rechterscheldeoever en loopt van noord naar zuid langs de westkant van het havengebied. Aan de westelijke zijde van de Scheldelaan bevinden zich een natuurgebied met leidingenzone en de Schelde. Aan de overzijde van de Schelde bevindt zich linkerscheldeoever. Aan de oostelijke zijde van de Scheldelaan zijn bedrijven gevestigd.


Nieuwe toestand

-     functie: 

  • nutsvoorzieningen en aanhorigheden; 
  • waterstofnetwerk Antwerpen; 

-     inrichting: 

  • in de Antwerpse haven wordt een ondergrondse waterstofleiding aangelegd met een totale lengte van circa 36 kilometer, zowel op de linker- als rechteroever (25 kilometer op rechteroever); 
  • het tracé van de waterstofleiding op rechteroever loopt als volgt: 
    • in het noorden startend vanaf de Nederlandse grens, langs de Scheldelaan in zuidelijke richting, via Lillo en de Boudewijn- en Van Cauwelaertsluis tot aan de Fluxys-installaties gelegen aan de Kastelweg; 
    • ter hoogte van de brandweerpost Lillo wordt in zuidwestelijke richting de Schelde gekruist naar linkeroever; 
    • ter hoogte van de Boudewijnsluis wordt in noordoostelijke richting het Kanaaldok B1 gekruist tot aan het NextGen District;
  • de waterstofleiding wordt hoofdzakelijk aangelegd in open sleuf. Bepaalde delen worden uitgevoerd middels een persing of een horizontaal gestuurde boring; 
  • op het volledige traject worden 14 stations gebouwd en twee stations uitgebreid. De stations bestaan uit: 
    • verharding: voornamelijk een waterdoorlatende grindlaag op steenslag, grijs grind en beton; 
    • een omheining: traliewerk met gegalvaniseerde draad overtrokken met groene plastiek, met een hoogte van 2,5 meter; 
    • een toegangsweg: in EIN-zone wordt deze weg voorzien als een karrespoor uit waterdoorlatende grasdallen, buiten EIN-zone wordt deze aangelegd met een waterdoorlatende grindverharding; 
    • new-expo kasten: speciaal ontworpen behuizing die wordt gebruikt om apparatuur en instrumenten te beschermen; 
  • om droog te kunnen werken in de sleuf wordt grondwater onttrokken door middel van een bemaling. Hiervoor worden over het hele traject tijdelijke waterzuiveringsinstallaties geplaatst. Bij deze installaties worden tijdelijke lozingsleidingen voorzien die het gezuiverd water naar een lozingspunt afvoeren;  
  • voor de uitvoering van een persing worden tijdelijk pers- en ontvangstputten gemaakt; 
  • langs het tracé van de waterstofleiding worden tijdelijke werfzones aangeduid waarbinnen verschillende activiteiten plaatsvinden die in functie staan van de uitvoering van de werken; 
  • waar een bestaand fietspad wordt onderbroken in de werfzone, zal een tijdelijk fietspad worden aangelegd buiten de werfzone; 
  • voor de aanleg van de waterstofleiding dienen hoogstammige bomen te worden gerooid; 
  • bij het intredepunt van de horizontaal gestuurde boring ter hoogte van Lillo wordt een poel gedempt (reliëfwijziging).

 

Inhoud van de aanvraag

-     aanleggen van een H2-leiding (waterstof); 

-     aanleggen van een CO2-leiding (koolstofdioxide); 

-     aanleggen van een mudretourleiding; 

-     bouwen van stations; 

-     plaatsen van tijdelijke waterzuiveringsinstallaties; 

-     aanleggen van tijdelijke lozingsleidingen; 

-     plaatsen van tijdelijke persputten en ontvangstputten; 

-     aanleggen van een tijdelijk fietspad; 

-     vellen van hoogstammige bomen; 

-     reliëfwijziging: demping van een poel; 

-     gebruiken van tijdelijke werfzones;

-     tijdelijk gebruiken van een grond voor de uitvoering van een persing of gestuurde boring; 

-     tijdelijk gebruiken van een grond voor de aanleg van lozingsleidingen. 

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit (IIOA).

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de bemaling noodzakelijk voor de aanleg van de aanvoerleiding voor waterstofgas.

 

Aangevraagde rubriek(en)
 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.3°

het lozen van meer dan 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

933 m³/uur

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur;

933 m³/uur

12.1.1.2°b)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

430,60 kVA

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

8,25 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

46,75 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

25,71 ton

53.11.2°

onttrekken van grondwater met een debiet van 1.000 m³ per dag of meer als de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied, zoals aangeduid ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen, of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken;

22.394 m³/dag

53.2.1°c)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 2.000 m³ per dag;

5.023 m³/dag

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

555.105 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden


1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.3.1.3° Het lozen van bedrijfsafval dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De exploitant vraagt bijzondere lozingsnormen aan voor diverse parameters.

 

2.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 4.2.5.1.1.§1 Controle-inrichting en bemonsteringsapparatuur in kader van lozen bedrijfsafvalwater.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De exploitant wenst een aftapkraan te voorzien om de kwaliteit van het geloosde grondwater te bepalen.

 

3.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.53.6.1.1.§3 Het terug in de grond brengen van bemalingswater.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De exploitant vraagt om het bemalingswater te mogen behandelen in een waterzuivering voor het geval er in een bepaalde zone een deel van het bemalingswater geïnfiltreerd zou worden.

 

4.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.53.6.1.1.§4 Het bemalingswater dat terug in de grond wordt gebracht moet voldoen aan verschillende lozingsnormen.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De exploitant vraagt om voor de concentraties aan PFAS-componenten boven de rapportagegrens voor grondwater te mogen lozen, met name tot aan de drinkwaternormen voor PFAS.

 

Omschrijving vegetatiewijzigingen

 

Tussen de Schelde en de Scheldelaan zijn verschillende, al dan niet (bijzonder) waardevolle, vegetaties aanwezig. Op rechterscheldeoever zijn de vegetatiewijzigingen geconcentreerd op volgende plaatsen langsheen westelijke zijde van de Scheldelaan:

-     tussen de meest noordelijke hoogspanningspost van Elia en de Nederlandse grens;

-     langs weerszijden van Fort Lillo;

-     tussen het Fluxys-station net ten zuiden van de Liefkenshoektunnel en de brandweerkazerne van Lillo;

-     ter hoogte van de zuidelijkste blokvelden van Covestro en de noordelijkste van Envalior;

-     ter hoogte van de uitstulping van Noordkasteel-Zuid in de Schelde;

-     ter hoogte van ExxonMobil bevindt zich tot slot één geïsoleerd element.

 

Inhoud van de aanvraag

-     het mechanisch of chemisch beschadigen of vernietigen van vegetaties;

-     het verwijderen of beschadigen van kleine landschapselementen.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu

3 maart 2025

26 maart 2025

Voorwaardelijk gunstig

Hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen

27 februari 2025

18 maart 2025

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen

28 februari 2025

 Geen advies

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

27 februari 2025

21 maart 2025

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit/ Oosterweelverbinding

27 februari 2025

24 maart 2025

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

27 februari 2025

28 maart 2025

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

27 februari 2025

14 maart 2025

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het tracé van de waterstofcluster op de rechterscheldeoever is voornamelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan volgende bestemmingen:

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur; 

-     Gebied voor waterweginfrastructuur; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur; 

-     Natuurgebied met overdruk Grote Eenheid Natuur (GEN); 

-     overdruk Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur; 

-     overdrukken Hoogspanningsleiding en Leidingstraat.

 

Het tracé van de waterstofcluster is gedeeltelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Lillo – Zandvliet (Besluit van de Vlaamse regering van 2 oktober 2009). Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de bestemming Gebied voor gemeenschap- en openbare nutsvoorzieningen.

 

Het tracé van de waterstofcluster is ook gedeeltelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Het tracé van de waterstofcluster is eveneens gedeeltelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015). Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een overdruk met als aanduiding Werfzone.

 

Het tracé van de waterstofcluster is tevens gedeeltelijk gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Liefkenshoek spoortunnel (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Het tracé doorkruist volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur.

 

Tot slot is, ten westen van de afbakeningslijn zeehavengebied, het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bijzondere natuurgebieden, Natuurgebieden, Bestaande waterwegen, Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, Bufferzones, Parkgebieden en Woongebieden met cultureel, historische en/of esthetische waarde en overdrukken Bestaande afzonderlijke leidingen en Bestaande hoogspanningsleidingen.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van bovenstaande ruimtelijk uitvoeringsplannen en het gewestplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmingen en de voorschriften van de gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplannen, uitgezonderd voor de permanente ecologische infrastructuur (‘met medegebruik’), de natuurgebieden en de gebieden met overdruk gebruiksbeperking. De aanvraag is ook niet in overeenstemming met de bestemmingen natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarden of natuurreservaten, parkgebieden en bestaande waterwegen volgens het gewestplan Antwerpen.

Voor deze bestemmingen wordt een afwijking aangevraagd op basis van artikel 4.4.7.§2 VCRO en artikel 3 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende handelingen in de zin van artikel 4.1.1 5°, artikel 4.4.7 §2 en artikel 4.7.1 §2, tweede lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 5 mei 2000 zoals meermaals gewijzigd (zie deel ‘Beoordeling afwijkingen van de voorschriften’).

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag zijn de voormelde GRUP’s en het gewestplan tevens van toepassing. Hiervoor wordt verwezen naar de voorschriften bepaald in deze GRUP’s en het gewestplan Antwerpen.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien het hemelwater dat op de nieuwe daken en verhardingen valt, op eigen terrein in een onverharde zone kan infiltreren.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Publiciteit: het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2023 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor publiciteitsinrichtingen.
De gewestelijke verordening publiciteit is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale regelgeving

Archeologienota: Overeenkomstig artikel 5.4.1 wordt bij bepaalde aanvragen van een omgevingsvergunning met ingreep in de bodem een archeologienota gevoegd. 

In voorliggende aanvraag, die door een niet-publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 6 november 2024 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 31226. Volgens het programma van maatregelen dient er geen verplicht archeologisch onderzoek te gebeuren.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag is in strijd met de volgende geldende voorschriften: 

-     Natuurgebieden, Natuurgebieden met wetenschappelijke waarden of natuurreservaten, Parkgebieden en Bestaande waterwegen volgens het gewestplan Antwerpen; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur, Zone voor permanente infrastructuur ‘met medegebruik’ en Natuurgebied volgens het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen; 

-     Gebied met overdruk gebruiksbeperking volgens het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek. 

De aanvrager verzoekt om een afwijking van bovenstaand voorschriften. Met toepassing van artikel 4.4.7 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1 5°, artikel 4.4.7 §2 en artikel 4.7.1 §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, kan in een vergunning voor handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, worden afgeweken van de stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt verwezen naar Hoofdstuk III artikel 3 §2.7° van het BVR tot aanwijzing van handelingen van algemeen belang: 

-     §2.7° de aanleg van de volgende ondergrondse leidingen voor water, brandstoffen, andere grondstoffen en aardgasleidingen die bedoeld zijn voor het openbaarvervoersnet, en hun aanhorigheden, zoals drukreduceerstations en affakkelinstallaties :

a)   leidingen met een nominale diameter van 600 mm of kleiner;

b)   leidingen, gebundeld met bestaande of geplande infrastructuren of voorzieningen;

c)   andere leidingen die over een lengte van maximaal vijf kilometer afwijken van de stedenbouwkundige voorschriften.

 

De aanvrager voegt in de beschrijvende nota een uitvoerige motivering toe waarin de effecten op de natuur worden onderzocht. De leiding met ondersteunende aanhorigheden hebben geen significante impact op de bovenstaande bestemmingsvoorschriften.

 

De afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften wordt gunstig geadviseerd.

 

Functionele inpasbaarheid

Voor de productie en het gebruik van waterstof in België wordt er door Fluxys in eerste instantie een transportinfrastructuur aangelegd in de voornaamste industriële clusters zoals de havens van Gent en Antwerpen en de zones rond Charleroi, Bergen en Luik. Deze clusters worden met elkaar verbonden via het centraal netwerk dat in verbinding zal staan met onze buurlanden. Het netwerk wordt op deze manier grensoverschrijdend opgevat, met onder andere een connectie naar Nederland via de havens van Gent en Antwerpen. Voorliggend project betreft het aanleggen van een waterstofleiding in de haven van Antwerpen (waterstofcluster Antwerpen).

 

Dit project kadert in Fluxys’ ambitie om de installaties om te vormen en uit te bouwen voor het vervoer van koolstofneutrale energiedragers om de maatschappij tegen 2050 klimaatneutraal te helpen maken.

 

De aanvraag is functioneel inpasbaar wegens de mogelijkheid tot verdere duurzame ontwikkeling van de haven en België. De impact op de ruimtelijk kwetsbare gebieden blijft daarbij beperkt.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag betreft voornamelijk het aanleggen van ondergrondse leidingen waardoor het uitzicht van de omgeving niet wijzigt. De werfzones, waterzuiveringsinstallaties, lozingsleidingen en fietspaden zijn tijdelijke constructies. De stations hebben een beperkte verharde oppervlakte. De ruimtelijke impact is beperkt. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen de aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De waterstofleiding wordt ondergronds aangelegd, met bovengrondse merkpalen die geplaatst worden bij elke wegkruising en kruising van een waterloop en telkens zich een belangrijke richtingsverandering van de leiding voordoet.

De stations bestaan uit een verharding (hoofdzakelijk een waterdoorlatende grindlaag op steenslag, grijs grind en een betonfundering), een toegangspoort en een nooduitgang. Rond de stations wordt een omheining geplaatst met een hoogte van 2,5 meter, bestaande uit traliewerk met gegalvaniseerde draad overtrokken met groene plastiek.

De overige bovengrondse constructies zijn tijdelijk.

 

De zichtbare elementen zijn neutraal en dus aanvaardbaar in deze industriële omgeving.

 

Natuur en biodiversiteit

Voor de aanleg van de waterstofleiding worden op rechteroever volgende hoogstammige bomen gerooid, die geen deel uitmaken van een bos: 

-     2 Italiaanse populieren met een geschatte leeftijd van gemiddeld 20 jaar; 

-     2 waterwilgen met een geschatte leeftijd van 25 jaar, die deel uitmaken van open vegetatie; 

-     1 esdoorn met een geschatte leeftijd van 35-40 jaar, die deel uitmaakt van een struweel met kornoelje, vlier en esdoornen; 

-     4 populieren met een geschatte leeftijd van 35-40 jaar, die deel uitmaken van een bomenrij met Italiaanse populieren;

-     2 Italiaanse populieren met een geschatte leeftijd van 30 jaar, die deel uitmaken van een lijnbeplanting van Italiaanse populieren; 

-     1 knotwilg met een geschatte leeftijd van 35-40 jaar, die deel uitmaakt van een klein landschapselement; 

-     5 wilgen in hakhoutbeheer/knotwilgen met een geschatte leeftijd van 25-30 jaar. Naast deze hoogstammige bomen worden ook 25 wilgen met een stamomtrek van 20 tot 49 centimeter en 15 wilgen met een stamomtrek van 50 tot 99 centimeter gekapt; 

-     1 populier met een geschatte leeftijd van 20-24 jaar, die deel uitmaakt van ruigte; 

Het rooien van de bomen is noodzakelijk voor de inrichting van de werkzone en de creatie van een boomvrije zone (2 meter x 3 meter) boven de aan te leggen betrokken leidingen. De heraanplant van 7 populieren, 1 knotwilg en 5 wilgen is voorzien.

De heraanplant dient te gebeuren ten laatste tijdens het eerstvolgende plantseizoen na beëindiging der werken (per zone). Een plantseizoen loopt van november tot maart.

Het college benadrukt daarnaast het belang van de heraanplanting van de bomenrij ter hoogte van Fort Lillo, dewelke bufferend werkt naar de bewoning aldaar (ook in het kader van de lopende omgevingsvergunningsaanvraag voor de windturbine van Evonik) en een deel uitmaakt van het landschapsbeeld. Dit dient eveneens opgelegd te worden als voorwaarde.

 

Het tracé in open sleuf ligt vrijwel volledig in het ecologisch infrastructuurnetwerk (EIN) dat kadert binnen het Soortenbeschermingsprogramma (SBP) Haven van Antwerpen. Hierdoor zijn er mogelijk soorten aanwezig, beschermd door het Vlaamse soortenbesluit, zoals o.a. fraai duizendguldenkruid en bosorchis. Deze soorten moeten beschermd worden tegen vernieling en beschadiging. Voorafgaandelijk aan de werken moet de aanvrager contact opnemen met Natuurpunt of de milieudienst van het Havenbedrijf om de zones met beschermde soorten aan te duiden en af te bakenen. Alle materialen, werfinstallaties en dergelijke moeten gestockeerd worden buiten de zones met beschermde soorten. Daarnaast moeten in het EIN rijplaten gebruikt worden om spoorvorming te vermijden. Na de werken moet het terrein terug hersteld worden naar zijn oorspronkelijke staat en reliëf. Dit wordt opgelegd als voorwaarde.

 

Japanse duizendknoop kan aanwezig zijn binnen de werkzone. De aanvrager dient alle nodige maatregelen te nemen om de verspreiding hiervan bij maaiwerken, uitgravingen en dergelijke te voorkomen. Dit wordt eveneens opgelegd als voorwaarde.

 

Cultuurhistorische aspecten

Advies werd gevraagd aan de dienst monumentenzorg van de stad Antwerpen. Zij hebben geen bezwaar.

 

In de nabijheid van het tracé van de waterstofleiding bevinden zich verschillende beschermde of vastgestelde onroerende erfgoedelementen, alsook een beschermd cultuurhistorisch landschap (Groot-Buitenschoor-Galgeschoor). Ter hoogte van deze erfgoedelementen is meestal sprake van een persing of boring, waardoor de elementen ongeschonden blijven. Enkel bij station 3, dat komt te liggen binnen de afbakening van het beschermde stadsgezicht Fort Lillo, wordt een wijziging van de erfgoedwaarde verwacht. De impact van station 3 wordt in het project-MER als beperkt negatief beoordeeld, gezien het zich zal bevinden in een zone die reeds visueel aansluit op de aanwezige havencontext en geen onmiddellijke erfgoedwaarde vertoont binnen het stadsgezicht. Er wordt wel sterk aanbevolen om een streekeigen vegetatie rond het station aan te leggen om zo een landschappelijke inpassing te garanderen. Het college sluit zich aan bij deze aanbeveling. Dit dient opgelegd te worden als voorwaarde.

 

Bodemreliëf

Bij het intredepunt van de horizontaal gestuurde boring ter hoogte van Lillo dient er een vlakke en voldoende stabiele werkzone gerealiseerd te worden (voor het plaatsen van machines en installaties en de stockage van materieel). Vlak voor het intredepunt bevindt zich een poel omringd door bomen. De poel zal gedempt en genivelleerd worden en de bomen worden gekapt. Deze handelingen zijn noodzakelijk voor het creëren van een geschikte werkzone. De aanvrager geeft ook aan dat deze poel geen natuurlijk reliëf vormt maar werd gecreëerd door menselijk ingrijpen bij een vervuilingsincident in het verleden. Een herstel bij beëindiging der werken naar de huidige toestand wordt bijgevolg niet nodig geacht.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Gezien de aard van de aanvraag, werd het subadvies ingewonnen van Brandweer Zone Antwerpen. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden en opmerkingen uit dit advies, met het oog op de brandveiligheid, kunnen eveneens integraal aan deze vergunning worden gehecht.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte. Er is enkel een effect op de mobiliteit gedurende de werken. Er werd advies gevraagd aan de dienst mobiliteit van de stad.

 

Wanneer een lozingsleiding een fietspad kruist, is het belangrijk om de veiligheid van fietsers te waarborgen. Dit kan worden bereikt door het aanleggen van veilige fietsdrempels over de leiding. Deze drempels zijn ontworpen om een gelijkmatig en stabiel oppervlak te bieden, zodat fietsers zonder hinder of gevaar over de leiding kunnen rijden.

In gevallen waar de lozingsleiding een weg of spoorweg moet kruisen, worden vaak leidingbruggen gebruikt. Een leidingbrug is een constructie die de leiding boven de weg of spoorweg draagt, waardoor het verkeer eronder ongehinderd kan doorgaan. Deze bruggen zijn tijdelijk gebouwd door middel van een stelling en ontworpen om de leiding de weg of spoorbrug te laten overspannen.

 

Waar het fietspad wordt onderbroken in de werkstrook, zal een tijdelijk fietspad worden aangelegd om de fietsers veilig om te leiden. De tijdelijke verharding wordt nadien verwijderd en terug hersteld naar oorspronkelijke toestand. De omrijfactor voor fietsers tijdens de aanlegfase dient steeds zo beperkt mogelijk gehouden worden.

 

Wat betreft ruimtelijke ordening en de mobiliteitsimpact kan gesteld worden dat door de aanwezigheid van de ondergrondse leiding en de bovengrondse installaties de vervoersbewegingen zich beperken tot onderhouds- of controlewerkzaamheden. Enkel ten tijde van het uitvoeren van de werken zal werfverkeer in de buurt circuleren. Deze vervoersbewegingen zijn tijdelijk en gebeuren tijdens de werkuren. Het werfverkeer (kranen, …) dient zich daarenboven te verplaatsen binnen de afgebakende zone van de werf en zal dus slechts uitzonderlijk via de openbare wegen verlopen, behoudens de aanvoer van materieel en buizen.

 

De beschreven effecten voor de verschillende deelfases worden op gepaste wijze aangepakt door de maatregelen voorgesteld bij de aanbevelingen in het project-MER.

 

Deeltracé 1:

-     Aan de oversteekplaats tussen BASF Poort 6 en de werknemersparking aan de overzijde van de Scheldelaan een voetgangersbrug over de sleuf leggen.

-     Indien lokale stukken fietspad aan de werkzone ingenomen worden, fietsers via de parkeerstrook leiden, afgescheiden van het wegverkeer.

-     Waar werf en fietspad naast elkaar liggen zonder bufferzone een duidelijke en stevige afscheiding voorzien tussen werfzone en fietspad.

-     Bij parkeerterreinen met meer dan één toegang, zoals tegenover poort 6 van BASF, moet er steeds één toegang beschikbaar blijven.

    Bij parkeerterreinen met één toegang, mag telkens slechts de helft van de toegang ingenomen worden opdat het bedrijf bereikbaar blijft, of er wordt voorzien in een rijplaat over de sleuf.

-     Indien er toestemming is van de eigenaar of op specifieke momenten in de week (bijvoorbeeld buiten de kantooruren) kan de toegang volledig afgesloten worden.

 

Deeltracé 2: 

-     Voor de inname van het dubbelrichtingsfietspad ter hoogte van de parking van Lanxess gaat de voorkeur uit naar optie 1: de werfzone 10 meter opschuiven zodat het fietspad buiten de werfzone valt.

-     Een duidelijke en stevige afscheiding voorzien tussen werfzone en beschikbare parkeerplaatsen op de parking van Lanxess.

-     Werfzone optimaliseren om een maximum aan parkeerplaatsen beschikbaar te houden op de parking van Lanxess.

 

Deeltracé 3: 

-     Het fietspad langsheen de Noorderlaan, gelegen aan de overzijde van de Ordamstraat, moet volledig toegankelijk blijven voor doorgaand fietsverkeer.
Er dient een veilige oversteek voorzien te worden naar het dubbelrichtingsfietspad op de Noorderlaan.

-     In de Ordamstraat dient een afgescheiden deel van de rijbaan met een minimale breedte van 2,50 meter voorzien te worden voor fietsers in beide richtingen.
De Ordamstraat is alleen tussen de Bellestraat en de Noorderlaan breed genoeg om een afgescheiden fietspad op de rijbaan te voorzien.
In het deel Ordamstraat tussen de Bellestraat en het Kanaaldok ligt de leiding in de rijbaan en gaat er geen ruimte zijn voor een afzonderlijk fietspad. Hierdoor gaat de werfzone hier smaller moeten zijn en gaat er hoogstens beurtelings verkeer mogelijk zijn. De werfzones mogen dan niet te lang zijn om de wachttijden niet te laten oplopen. 

-     Bushalte Bellestraat verplaatsen en bereikbaar houden voor voetgangers op een veilige en comfortabele manier.

-     Bij bedrijven met meerdere toegangen moet er steeds één toegang beschikbaar blijven.

-     Bij bedrijven met één toegang mag telkens slechts de helft van de toegang ingenomen worden opdat het bedrijf bereikbaar blijft, of er wordt voorzien in een rijplaat over de sleuf die voldoende sterk is om zwaar verkeer te dragen.

-     Indien er toestemming is van de eigenaar of op specifieke momenten in de week (bijvoorbeeld buiten de kantooruren) kan de toegang volledig afgesloten worden.

-     Leveringen aan de werf mogen enkel binnen de werfzone gebeuren, de rijbaan mag hiervoor niet ingenomen worden.

-     Communicatie met bedrijven over periode van hinder ter hoogte van hun toegang(en).

 

Deeltracé 4:

Het fietspad wordt langsheen de Scheldelaan volledig ingenomen door de werfzone. Er zijn geen mogelijkheden om een omleiding te voorzien in de nabije omgeving.

Er zijn drie mogelijke oplossingen:

a)   De werfzone smaller maken of opschuiven zodat het fietspad op een veilige manier beschikbaar blijft.

b)   Een combinatie van volgende maatregelen:

  • In beide rijrichtingen de rechtse rijstrook voorbehouden voor fietsers, afgescheiden van het gemotoriseerd verkeer;
  • Een snelheidsbeperking van 30 km/uur invoeren;
  • Verkeerslichten aanpassen aan de gewijzigde verkeerssituatie.

Onderstaand flankerend beleid versterkt de beperking van de hinder:

  • Via signalisatie wijzen op de gewijzigde verkeerssituatie;
  • Handhaving van de snelheidsbeperking;
  • Tijdig met de wegbeheerder afspraken maken in verband met de wijziging van de verkeerslichten.

c)   Fietsen verbieden. Dit is echter een niet aanvaardbare en niet te milderen optie, zoals reeds aangegeven in het aparte advies op het project-MER.

Optie a heeft de voorkeur indien dit realiseerbaar is, anders dient optie b uitgevoerd te worden. Op het zuidelijk deel van de Scheldelaan zijn er soms 2 fietspaden: één langs de rijbaan en één op de Scheldedijk. Waar mogelijk wordt opgelegd om maar één fietspad af te sluiten en verbindingen te maken met de bedrijven/zijstraten. 

Op de Scheldelaan zijn bijna alle fietspaden dubbelrichtingsfietspaden. Het volstaat om aan één zijde één rijstrook of parkeerstrook in te nemen en die af te schermen van de rijbaan met jerseys. Een snelheidsreductie naar 50 km/uur op de resterende rijstrook is voldoende.

 

Er worden enkele parkeerterreinen ingenomen door de werfzone:

-     Parking 1 van Total wordt gekruist door de werfzone en moet afgesloten worden tijdens de werken;
Onderstaand flankerend beleid versterkt de beperking van de hinder:

  • Waarschuwingsborden aan de uitrit van parking RVP5 van Total in verband met fietsers op de rijbaan;
  • Communicatie met bedrijven over periode van hinder ter hoogte van hun toegang(en).

 

Vrachtwagens met leveringen voor de werf kunnen geen gebruik maken van de Scheldelaan vermits de rechterrijstrook dienst doet als fietsinfrastructuur en de linkerrijstrook het gemotoriseerd verkeer moet verwerken.

-     Leveringen aan de werf moeten gebeuren binnen de werfzone.

 

Deeltracé 5:

Dit tracé betreft de onderboring van de Schelde waardoor er geen verkeersinfrastructuur aanwezig is.

 

Het college sluit zich aan bij de in het project-MER voorgestelde milderende maatregelen voor fietsers en het openbaar vervoer, zodat deze alternatieve vervoersmodi gestimuleerd blijven in het havengebied. Enkel de milderende maatregel bij deeltracé 4, waarbij fietsen verboden zou worden, kan niet aanvaard worden. De alternatieve milderende maatregelen zullen hier getroffen dienen te worden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Voorliggende aanvraag betreft de aanleg van een waterstofnetwerk in de haven van Antwerpen. De leidingen zullen zowel op linker- als op rechterscheldeoever aangelegd worden, met 2 scheldekruisingen, 2 dokkruisingen en 3 kruisingen van sluizencomplexen. De aanleg gebeurt zowel met gestuurde boringen, met persingen als in open sleuf. Voor het uitvoeren van deze werken is er over het gehele traject een bemaling met waterzuivering noodzakelijk.

 

Voor de goede werking van de waterstofleiding worden er bovengrondse stations voorzien, deze worden op strategische plaatsen voorzien, zoals voor of na onderboring of ter hoogte van klantaansluitingen, hier zitten echter geen ingedeelde inrichtingen in. De exploitatie van dit waterstofnetwerk betreft dus louter de aanlegfase.

 

De bemaling op rechteroever bestaat uit een 25 kilometer lange sleufbemaling met een diepte van minimaal 2,15 m-mv tot maximaal 3,40 m-mv. Voor de persingen dient er tot 6 m-mv bemaald te worden en voor de stations tot 2,87 à 3,22 m-mv. Voor de bemaling worden verticale filters gebruikt tot op de polderklei en voor de diepere persputten dieptebronnen tot 15 meter diep. De persputten worden uitgevoerd binnen waterremmende wanden tot 15 meter diepte.

 

Men heeft het hele traject dat bemaald moet worden opgedeeld in hydrogeologisch gescheiden zones om de effecten ervan eenvoudiger te kunnen simuleren. Het totaal op te pompen volume bedraagt 684.999 m³, met een geschatte invloedstraal van 1.500 meter. Er wordt rekening gehouden met een maximaal debiet van 22.394 m³ per dag (ongeveer 933 m³ per uur) als worstcasescenario, waarbij alle bemalingszones tegelijk oppompen. De bemaling is verdeeld in vier eenheden: twee buiten en twee binnen natuurgebied, met verschillende dieptes en watervoerende lagen. Buiten natuurgebied is het totale volume 555.105 m³, binnen natuurgebied 129.894 m³. Het totale jaarlijkse volume boven de polderklei is 624.359 m³ en onder de polderklei 60.641 m³. De verschillende zones zullen na elkaar bemaald worden, om zo de werfmachines steeds te kunnen hergebruiken. De bemaling zal per zone ongeveer 20 à 40 dagen duren, waarbij om efficiëntie te verhogen sommige zones zullen overlappen. Hieruit blijkt dat in totaal de bemaling 310 dagen zal duren. Echter, om rekening te houden met enkele vertragingen wordt een totale duurtijd van 2 jaar aangevraagd.

 

De invloedstraal van de bemaling reikt tot in de SBZ-gebieden van ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’, ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ en ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats’ en tot in VEN-gebied ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’. Er werden om deze effecten te onderzoeken een passende beoordeling en een verscherpte natuurtoets opgemaakt.

 

De exploitant heeft een plan op maat gemaakt om schade aan beschermde orchideeënsoorten op linkeroever te beperken (Soortenbesluit beschermde bijlage I). Voor deze werken dient dan ook een afwijking van het Soortenbesluit aangevraagd te worden. In eerste instantie zullen de orchideeën tijdens het groeiseizoen worden geïnventariseerd en vervolgens wordt gekeken of verplaatsing mogelijk is. Na het groeiseizoen zullen de orchideeën, die effectief ook in sleuf liggen, verplaatst worden. Verder zullen binnen de werkstrook rijplaten voorzien worden om bodemcompactie te vermijden en wordt na de werken het reliëf in de originele staat hersteld. Volgens de exploitant is het op sommige plekken vermoedelijk zelfs mogelijk om bepaalde werken uit te voeren zonder bemaling. Krachtens de bemalingscascade heeft het niet bemalen uiteraard voorrang op het mitigeren van de effecten van de bemaling, zeker in gevoelige zones, zoals plekken met orchideeën.

 

Na een grondige studie van de bemalingsomgeving bleek dat er verschillende gekende bodemverontreinigingen aanwezig zijn langsheen het parcours. Er worden voor deze zones met een verontreiniging telkens aparte lozingspunten voorzien, waardoor er ook specifieke lozingsnormen aangevraagd kunnen worden per verontreinigingszone. Er wordt geopteerd om in kader van de herinfiltratie voor de parameter PFAS zoals beschreven in WAC/IV/A/025 afwijkingen van de geldende milieukwaliteitsnormen grondwater aan te vragen, zijnde som 20 PFAS <100 ng/liter en som kwantitatief <500 ng/liter. Om een bijkomende druk te vermijden is het aanbevolen de PFAS-verbindingen zo ver als mogelijk uit het te lozen bemalingswater te zuiveren. De huidige rapportagegrens van 20 ng/liter (of voor een aantal 50 ng/liter) per individuele component geldt hierbij als richtwaarde. Ook het Havenbedrijf van Antwerpen -Brugge wenst in haar subadvies erop te wijzen dat er op wordt ingezet op de kwaliteit van het dokwater en vraagt om waar mogelijk de lozingsnormen nog verder te verlagen.

 

Gezien er gedurende meer dan 6 maanden bemaald wordt en het maximum debiet hoger ligt dan 2.500 m³/dag werd er een Wezer-toets opgemaakt. In deze Wezer-toets werden enkel de parameters getoetst die hoger dan het indelingscriterium liggen en die gedurende meer dan 6 maanden geloosd worden in de Schelde. Meer specifiek gaat het over PFAS, arseen, totaal fosfor en totaal stikstof. Aangezien PFAS niet kan beoordeeld worden via de Wezer-toets wordt een lozingsnorm van 100 ng/liter per individuele parameter aangevraagd. Uiteindelijk werden, na overleg met VMM, volgende lozingsnormen aangevraagd:

-     Arseen: 35 µg/liter;

-     PFAS individueel: 100 ng/liter;

-     Stikstof totaal: 15 mg/liter.

Voor fosfor wordt er geen lozingsnorm aangevraagd omdat gemiddeld gezien over het gehele traject (en dus totaaldebiet) geen overschrijding van het indelingscriterium verwacht wordt. Hier staat tegenover dat op specifieke lozingspunten er wel degelijk een overschrijding op het indelingscriterium verwacht wordt. De stad wenst erop te wijzen dat er beter wel een lozingsnorm toegekend wordt om lokaal verhoogde concentraties in specifieke lozingspunten mogelijk te maken.

 

De aanvrager verklaart in PFAS no-regret-zones het monitoringsschema van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) te hanteren, waarbij (onder andere) een analyse vóór opstart nodig is. De stad benadrukt dat dit best voor het gehele project op deze manier uitgevoerd wordt, niet alleen voor de no-regret-zones, aangezien inderdaad nog niet volledig in kaart werd gebracht tot hoe ver sommige verontreinigingskernen reiken. De bemaling mag dus pas in gebruik genomen worden als de analyseresultaten beschikbaar zijn en getoetst werden aan de geldende normen. Dit geldt eveneens zo voor de zones waar arseen, stikstof en fosfor aan verhoogde concentraties verwacht worden.

 

Het is finaal aan VMM om te oordelen over de aangevraagde lozingsnormen.

 

Verder wordt ook de opslag van 46,75 ton diesel aangevraagd bij de waterzuiveringsinstallatie, een generator met een vermogen van 348,6 kW, een compressor met een drijfkracht van 8,25 kW en de opslag van 25,7 ton NaOH ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie. De werfmachines zorgen voor een significante impact inzake luchtkwaliteit (NO2). De aanvrager suggereert verschillende milderende maatregelen gelinkt aan het gebruik van machines om de uitstoot te doen dalen. Bijvoorbeeld machines niet onnodig lang laten draaien, gebruik van alternatieve brandstoffen of indien mogelijk gebruik maken van elektrisch aangedreven machines. De uitvoerbaarheid van deze maatregelen zal van locatie tot locatie afhangen. Er dient vooral ingezet te worden op de maatregelen die de grootste winst zullen boeken. Idealiter worden zulke wensen mee opgenomen in het lastenboek voor de aanbesteding. Indien er lokaal elektriciteit beschikbaar is, verkiest de stad werfaansluitingen boven het gebruik van de generatoren. Echter, aangezien het zeer tijdelijke en lokale installaties zijn, kunnen deze gunstig geadviseerd worden.

 

Er wordt geen rubriek 61 aangevraagd voor de opslag van uitgegraven grond. De aanvrager verklaart dat de gronden zullen opgeslagen worden via de code van goede praktijk en nooit langer dan 1 jaar zullen blijven liggen. Deze rubriek is dan inderdaad niet van toepassing.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Toetsing van het aangevraagde aan de beoordelingsgronden van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

 

Het leidingtracé in open sleuf ligt vrijwel volledig in het ecologisch infrastructuurnetwerk (EIN) dat kadert binnen het Soortenbeschermingsprogramma (SBP) Haven van Antwerpen. Qua vegetaties betreft dit voornamelijk ‘droge graslanden’ en ‘ruigte en pioniersvegetatie’ volgens de biologische waarderingskaart (BWK). Slechts een zeer beperkt deel van de ingenomen oppervlakte door het project betreft (zeer) waardevolle vegetatie. Gezien de meeste karteringen van de BWK dateren uit 2004-2013 werd een terreinbezoek uitgevoerd door een ecoloog om de huidige situatie in kaart te brengen. Hieruit volgden enkele actualisaties voor rietvegetaties en duindoorn (beschermde vegetaties). Voor orchideeën (beschermde soort) werden de waarnemingen opgevraagd bij Natuurpunt. Verder werd ook nog rosa sp. (beschermde vegetatie) vastgesteld binnen de contouren van de werkzone. Deze beschermde vegetaties bevinden zich voornamelijk in de leidingenzone langsheen de Scheldelaan. Tot slot kruist het tracé ook verschillende aandachtszones voor bijenorchis, fraai duizendguldenkruid, sachalinse en Japanse duizendknoop.

 

Voor wijzigingen aan verboden te wijzigen vegetaties, zoals omschreven in het Natuurbesluit (ook wel Vegetatiebesluit genoemd) dient een afwijking op dit verbod aangevraagd en afgeleverd te worden door het Agentschap Natuur en Bos (ANB). Het advies van het college beperkt zich tot de vergunningsplichtige vegetatiewijzigingen.

 

Tussen de meest noordelijke hoogspanningspost van Elia en de Nederlandse grens bevinden zich, in de berm van de Scheldelaan, enkele solitaire vlierstruiken en waterwilgen in de Zone voor permanente ecologische infrastructuur, alsook een kornoeljestruik. Deze worden alle verwijderd en, voor de vlierstruiken en waterwilgen, nadien heraangeplant. Daarnaast zijn er ook enkele rijen populieren, een inlandse eik, een vlier, een Amerikaanse vogelkers en een kornoeljestruik. Deze worden eveneens alle verwijderd. Na de werken wordt zowel in heraanplant, compensatie als in spontane herkolonisatie van het talud voorzien. Verder wordt in deze buurt circa 350 m² struweel met onder andere gewone esdoorn, zilverbes, meidoorn, hondsroos, Europese liguster, kornoelje en Italiaanse populieren gekapt. Hier wordt voorzien in een herplanting na de werken.

 

In de berm tussen de Scheldelaan en de Scheldedijk, langs weerszijden van Fort Lillo, tussen het Fluxys-station net ten zuiden van de Liefkenshoektunnel en de brandweerkazerne van Lillo en bij de uitstulping van Noordkasteel-Zuid in de Schelde, is er een open grasland vegetatie. Deze zal ingenomen worden door de werfzone. Het is aangewezen deze zones zo veel mogelijk te vrijwaren van zware transporten om verdichting van de bodem te vermijden. Daarnaast moeten rijplaten gebruikt worden om spoorvorming te vermijden. Bij Noordkasteel-Zuid worden ook enkele solitaire vlierstruiken en een wilde appelaar verwijderd. Bij de zone tussen het Fluxys-station en de brandweerkazerne van Lillo is er een strook met verspreide hondsrozen. Deze zullen heraangeplant worden na de werken. Daarnaast zijn er meerdere kleine landschapselementen van allerlei loofhout in deze zone met bestemming Natuurgebied. Dit betreft ruim 600 lopende meter gemengde struik- en ruigte, alsook wortelopslag, die verwijderd zal worden, waarna het omgevormd zal worden naar een open vegetatie.

 

Aan de zuidwestzijde van de Scheldelaan, ter hoogte van de zuidelijkste blokvelden van Covestro en de noordelijkste van Envalior, bevinden zich ruigte met afzonderlijke waterwilgen, een knotwilg, (vlier-)struiken, kornoelje en wilgenhakhout. In de nabijheid is eveneens Japanse duizendknoop vastgesteld. De aanvrager dient alle nodige maatregelen te nemen om de verspreiding hiervan bij maaiwerken, uitgravingen en dergelijke te voorkomen. Dit wordt eveneens opgelegd als voorwaarde.

 

Ter hoogte van ExxonMobil bevinden zich tot slot 2 solitaire vlierstruiken, dewelke eveneens verwijderd worden waarna de zone wordt omgezet naar open grasland.

 

Het college begrijpt de noodzaak tot het verwijderen van de vegetaties voor de aanleg van deze leidingen. Gezien de groene ruimte schaars is, wordt wel gevraagd waar mogelijk en rekening houdend met de voorwaarden in de buurt van pijpleidingen, te compenseren door heraanplant voor de hoogstammige bomen en de inheemse vegetatie die zich niet spontaan zal herstellen. Om het verlies aan waardevolle vegetatie te beperken, dient er onderzocht te worden of de bestaande vegetatie tijdelijk in bewaring kan genomen worden om later op dezelfde locatie heraan te planten. Indien dit niet mogelijk blijkt, dient er te worden nagegaan of de te verwijderen vegetatie direct elders kan worden geplant.

 

Gezien de locatie van de werken, is het projectgebied mogelijk aantrekkelijk voor bepaalde (beschermde) soorten. Het is aangewezen om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (1 april tot en met 30 juni), om de rust en ontwikkeling van eventuele aanwezige broedvogels niet te verstoren. Dit wordt geadviseerd als voorwaarde. De bepalingen uit het Soortenbesluit blijven eveneens onverminderd van toepassing. Afwijkingen hierop dienen bij ANB aangevraagd te worden.

 

Het is finaal aan ANB om alle vegetatiewijzigingen ten gronde te beoordelen, tezamen met het voorliggende compensatievoorstel uit de aanvraag.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Dit advies werd opgemaakt op basis van PIV 3.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De heraanplant dient te gebeuren ten laatste tijdens het eerstvolgende plantseizoen na beëindiging der werken (per zone). Een plantseizoen loopt van november tot maart.

2. Ter hoogte van Fort Lillo dient een nieuwe groenbuffer voorzien te worden.

3. Voorafgaandelijk aan de werken moet de aanvrager contact opnemen met Natuurpunt of de milieudienst van het Havenbedrijf om de zones met beschermde soorten aan te duiden en af te bakenen. Alle materialen, werfinstallaties en dergelijke moeten gestockeerd worden buiten de zones met beschermde soorten.

4. In het EIN moeten rijplaten gebruikt worden om spoorvorming te vermijden. Na de werken moet het terrein terug hersteld worden naar zijn oorspronkelijke staat en reliëf.

5. Japanse duizendknoop kan aanwezig zijn binnen de werkzone. De aanvrager dient alle nodige maatregelen te nemen om de verspreiding hiervan bij maaiwerken, uitgravingen en dergelijke te voorkomen.

6. Rond station 3 dient een streekeigen vegetatie aangelegd te worden.

7. De milderende maatregelen in verband met mobiliteit dienen gevolgd te worden, met uitzondering van optie c bij deeltracé 4.

8. De aanvrager dient te onderzoeken of heraanplant van de bestaande te verwijderen vegetatie mogelijk is, al dan niet op de bestaande locatie.

9. De rustverstorende werkzaamheden in mogelijke broedhabitats dienen uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen (1 april tot en met 30 juni).


Geadviseerde brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweer Zone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

 

Geadviseerde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.3°

het lozen van meer dan 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; 

933 m³/uur

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur; 

933 m³/uur

12.1.1.2°b)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; 

430,60 kVA

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; 

8,25 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; 

46,75 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; 

25,71 ton

53.2.1°c)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 2.000 m³ per dag; 

5.023 m³/dag

53.2.2°b)2°

bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar. Dit voor bemalingen niet gelegen in beschermde duingebieden, in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied met een debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; 

555.105 m³/jaar

53.11.2°

onttrekken van grondwater met een debiet van 1.000 m³ per dag of meer als de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied, zoals aangeduid ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen, of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.

22.394 m³/dag

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

24 februari 2025

Start openbaar onderzoek

1 maart 2025

Einde openbaar onderzoek

30 maart 2025

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste adviesdatum

15 april 2025

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. Er werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.

 

Bespreking van de bezwaren

Standpunten werden ontvangen van Pipelink in het kader van het openbaar onderzoek. Men stelt beperkt betrokken te zijn bij de vergunningsaanvraag en vraagt om met enkele voorwaarden rekening te houden, zoals onder meer de Fetrapi-voorschriften en de uitvoeringsmodaliteiten. Daarnaast wordt ook meegegeven dat de toegelaten belastingen op de grond boven of nabij hun leidingen 2 ton/m² bedraagt. Deze voorwaarden kunnen gelezen worden als uitvoeringsmodaliteiten en opgelegd worden in de vergunning.

 

Er werd eveneens een schrijven ontvangen van de provincie Zeeland (Nederland). Men geeft aan geen grensoverschrijdende effecten te verwachten en dus geen opmerkingen noch aanvullingen te hebben voor deze omgevingsvergunningsaanvraag.

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering georganiseerd op 10 maart 2025. Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid. 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. De heraanplant dient te gebeuren ten laatste tijdens het eerstvolgende plantseizoen na beëindiging der werken (per zone). Een plantseizoen loopt van november tot maart.

2. Ter hoogte van Fort Lillo dient een nieuwe groenbuffer voorzien te worden.

3. Voorafgaandelijk aan de werken moet de aanvrager contact opnemen met Natuurpunt of de milieudienst van het Havenbedrijf om de zones met beschermde soorten aan te duiden en af te bakenen. Alle materialen, werfinstallaties en dergelijke moeten gestockeerd worden buiten de zones met beschermde soorten.

4. In het EIN moeten rijplaten gebruikt worden om spoorvorming te vermijden. Na de werken moet het terrein terug hersteld worden naar zijn oorspronkelijke staat en reliëf.

5. Japanse duizendknoop kan aanwezig zijn binnen de werkzone. De aanvrager dient alle nodige maatregelen te nemen om de verspreiding hiervan bij maaiwerken, uitgravingen en dergelijke te voorkomen.

6. Rond station 3 dient een streekeigen vegetatie aangelegd te worden.

7. De milderende maatregelen in verband met mobiliteit dienen gevolgd te worden, met uitzondering van optie c bij deeltracé 4.

8. De aanvrager dient te onderzoeken of heraanplant van de bestaande te verwijderen vegetatie mogelijk is, al dan niet op de bestaande locatie.

9. De rustverstorende werkzaamheden in mogelijke broedhabitats dienen uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen (1 april tot en met 30 juni).


Geadviseerde brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweer Zone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.