Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2024154229 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV Van Moer Cleaning & Repair (0449227487) met als contactadres Vitshoekstraat 11 te 2070 Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht |
Ligging van het project: | Schomhoeveweg 9 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 15 sectie A nrs. 504D, sectie D nrs. 271/7P, 272G2, 272F2 en 272Z |
waarvan: |
|
- 20170329-0017 | afdeling 15 sectie D nrs. 272Z, 272F2, 272G2, sectie A nrs. 504D en sectie D nrs. 271/7P (Vervoer Cor Van Loon en Zoon) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Het veranderen van een inrichting voor transport, herstelling en reiniging van vrachtwagens |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend voor de sites waarop voorliggende aanvraag van toepassing is, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (1979803491) verleend op 20 april 1979 voor een industriecomplex. Nadien zijn nog diverse stedenbouwkundige vergunningen verleend voor onder andere een containerherstelplaats/-parking, een bureelgebouw, luifels, technische gebouwen, parkings, een magazijn/garage, verhardingen en dergelijke.
Voorgeschiedenis milieu
Op 23 december 2008 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning gedeeltelijk verleend aan Vervoer Cor Van Loon & Zoon voor de hernieuwing en verandering van een ingedeelde inrichting of activiteit voor transport, herstellingen en reiniging van vrachtwagens, containers en recipiënten, voor een termijn verstrijkend op 23 december 2028. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen. Op 25 april 2024 werd de inrichting overgenomen door Van Moer Cleaning & Repair.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft veranderingen aangaande de opslag van gevaarlijke producten en toestellen.
Aangevraagde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | -2.800 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | -4 verdeelslang |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +82,98 kW |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | -66,81 ton |
17.3.2.1.2.2° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; | +5,75 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | -13,58 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -63,48 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | -5,00 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | -9,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +4,23 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | +2,89 ton |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b). | -877,50 kW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
Vervoer Cor Van Loon en Zoon
1. |
| Bij te stellen voorwaarde: Art. 3.14.2.4.6. van VLAREM III met betrekking tot het voorkomen of verminderen van diffuse emissies.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Een afwijking op de verplichting tot het insluiten van diffuse emissies voor specifieke onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
|
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu | 28 februari 2025 | 21 maart 2025 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften:
- Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;
- Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Noorderlaan;
- Gebied voor spoorinfrastructuur voor de spoorwegen ten westen van de industriezone Luithagen;
- overdrukken Leidingstraten en Hoogspanningsleidingen.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De ingedeelde inrichting of activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Van Moer Cleaning & Repair exploiteert aan de Schomhoeveweg een site voor onder andere het inwendig reinigen van tanks, het uitwendig reinigen van voertuigen en het herstellen en onderhouden van containers. Daarnaast beschikt de site over een eigen waterzuiveringsinstallatie voor de verwerking van interne en externe afvalwaters en slib.
Voorliggende aanvraag betreft een regularisatie van de actuele toestand op de site. Zo werden de opslaghoeveelheden van gevaarlijke en brandbare stoffen aangepast. Enkele opslagtanks zijn buiten dienst gesteld en er werden nieuwe geplaatst. Er is in totaal een vermindering van 2.800 liter aan vloeibare brandbare stoffen en een vermindering van 66,8 ton aan diesel. Hierdoor is ook het aantal verdeelslangen op de site gedaald van 4 verdeelslangen van diesel en 1 voor benzine naar enkel 1 verdeelslang voor diesel. Verder werd er ook een actualisatie doorgevoerd in de opslag van andere gevaarlijke stoffen zoals de corrosieve stoffen en de gezondheidsgevaarlijke stoffen. De opslag van gevaarlijke producten wijzigt dus, maar er werden geen Seveso-drempels overschreden. De opslag van gevaarlijke en brandbare vloeistoffen in verplaatsbare recipiënten vindt plaats boven lekbakken. Voor ontvlambare vloeistoffen wordt er rekening gehouden met een opvangcapaciteit van minstens 25% van de totale opgeslagen capaciteit. De licht ontvlambare vloeistoffen zullen ook in aparte brandveilige en ATEX-conforme kasten opgeslagen worden.
Daarnaast wordt ook de rubriek voor airco’s en compressoren herbekeken en bijgesteld, de rubriek wordt uitgebreid zodat deze in totaal 486,78 kW zal omvatten. In tussentijd werden ook enkele stookinstallaties uit dienst genomen, waardoor rubriek 43 zal verminderd worden naar een totaal geïnstalleerd thermisch vermogen van 4.476 kW. Als laatste werd de opslag van bitumen stopgezet (5000 ton in rubriek 1.2).
Verder wordt er een afwijkingsaanvraag ingediend op artikel 3.14.2.4.6 van titel III van het VLAREM en BBT 14d van de BBT-conclusies afvalbehandeling. Dit artikel betreft de insluiting en behandeling van diffuse emissies. Op basis van artikel 1.7. en 3.14.2.4.6 van titel III van het VLAREM is het afdekken van onderdelen uit de waterzuiveringsinstallatie enkel noodzakelijk voor de onderdelen met significante geur- en VOC-emissies. Er werd vervolgens een studie uitgevoerd om te bepalen welke bronnen ‘significant’ zijn en welke niet. De VOC-metingen werden gedaan met behulp van een PID-meting. Gezien de onderdelen biologie I, tussenbuffer, DAF-unit II en biologie II van de afvalwaterzuiveringsinstallatie geen significante geur- en VOC-emissies vertonen, wordt hiervoor een afwijking gevraagd op de verplichting tot insluiting van diffuse emissies. Deze afwijking kan gunstig geadviseerd worden.
Er werden in de vergunning daterend van 21 november 2021 enkele voorwaarden opgelegd rond PFAS in het afvalwater. Er werd bijvoorbeeld het volgende opgelegd:
“De parameters PFOS, PFOA, PFBA, PFBS, PFPeA, PFHpA, PFHxA en PFHxS dienen minstens maandelijks gemeten te worden, zowel voor als na de waterzuivering.”
Verder werden enkele voorwaarden opgelegd rond het optimaliseren van de zuivering voor PFAS-verbindingen en de acceptatiecriteria voor PFAS-houdende stoffen. Ook werden destijds lozingsnormen opgelegd voor verschillende individuele PFAS-verbindingen:
- PFOS 0,0001 mg/liter
- PFOA 0,0005 mg/liter
- PFBA 0,001 mg/liter
- PFBS 0,001 mg/liter
- PFPeA 0,001 mg/liter
- PFHpA 0,0005 mg/liter
- PFHxA 0,0004 mg/liter
- PFHxS 0,0003 mg/liter
Deze lozingsnormen waren geldig tot 31 december 2023. Het is onduidelijk waarom de aanvrager in voorliggende aanvraag geen lozingsnormen aanvraagt voor individuele PFAS-verbindingen. De voorwaarden dienen n.a.v. de aanvraag op zijn minst geactualiseerd te worden. Om een grondige actualisatie te doen, lijkt het toevoegen van bewijs dat de gevraagde studies werden uitgevoerd en de analyseresultaten beschikbaar zijn een minimale vereiste. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er geen lozingsnormen nodig zijn. Het college wenst dat de analyseresultaten van de verplichte maandelijkse metingen aan het dossier worden toegevoegd en/of per mail bezorgd worden, alsook de studie betreffende de verwijderingsefficiëntie van PFAS-houdend afvalwater.
Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Dit advies werd opgemaakt op basis van PIV 3.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | -2.800 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | -4 verdeelslang |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +82,98 kW |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | -66,81 ton |
17.3.2.1.2.2° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; | +5,75 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 tot en met 50 ton voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | -13,58 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -63,48 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | -5 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | -9,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | +4,23 ton |
17.3.8.2° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieugevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; | +2,89 ton |
43.1.2°a) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, a) of b). | -877,50 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De aanvrager bezorgt een stand van zaken met betrekking tot de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden 6 t.e.m. 10. |
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 26 februari 2025 |
Start openbaar onderzoek | 7 maart 2025 |
Einde openbaar onderzoek | 5 april 2025 |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste adviesdatum | 17 april 2025 |
De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. Er werden geen standpunten, opmerkingen of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. De aanvrager bezorgt een stand van zaken met betrekking tot de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden 6 t.e.m. 10. |