Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2025002563 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV SCHOMHOEVE LOGISTIC CENTER (0668491534) met als adres Kambalastraat 14 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Schouwkensstraat 1 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 15 sectie A nr. 570E |
waarvan: |
|
- 20170828-0006 | afdeling 15 sectie A nr. 570E (Schomhoeve Logistic Center - deel II) |
Vergunningsplichten: | exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Magazijnen met werkplaatsen: verandering |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- 23/08/2019: omgevingsvergunning (OMV_2019031465) voor het bouwen en exploiteren van een magazijn en buitenopslagruimte, regularisatie van een fietsen/rokersruimte en bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden;
- 11/04/2014: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//2014423) voor het verbouwen van een opslagplaats;
- 9/06/1994: stedenbouwkundige vergunning (HV/1994/5-94/B/0191 – 1994929) voor kantoren in magazijn;
- 21/05/1991: stedenbouwkundige vergunning (HV/1991/B/18/77451-91/029 – 1991736) voor het bouwen van magazijnen en bureelgebouw (regularisatie 89/969);
- 23/04/1990: stedenbouwkundige vergunning (HV/1989/B/18/75438-89/969 – 1990429) voor een opslagmagazijn met bureelgebouw.
Historiek
Op 21 april 2011 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend aan Ecu-Line voor het verder exploiteren en veranderen van een op- en overslagbedrijf. Deze vergunning is geldig tot 21 april 2031. Door middel van een melding werd de vergunning op 14 februari 2018 overgedragen aan Schomhoeve Logistic Center. Nadien werden er nog vergunningen verleend voor veranderingen, waarvan de meest recente door het college.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een uitbreiding met onder meer een propaangastank en een verwarmingsinstallatie en een actualisatie van de bestaande toestand.
Aangevraagde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | -1.109 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | verplaatsing |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +29,35 kW |
17.1.2.2.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; | 2.750 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | verplaatsing |
23.2.1°a) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | +45,67 kW |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 300 kW |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Haven van Antwerpen-Brugge, subadvies milieu | 17 februari 2025 | 11 maart 2025 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De ingedeelde inrichting of activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De site van Schomhoeve Logistic Center aan de Schouwkensstraat bestaat uit 5 aan elkaar grenzende magazijnen. Al deze magazijnen vallen onder éénzelfde vergunning. In magazijnen 1 tot en met 3 kan een grote verscheidenheid aan goederen en voorwerpen opgeslagen worden in afwachting van verdere doorvoer. Het betreft zowel gevaarlijke, als niet-gevaarlijke goederen. De vergunde toestand met betrekking tot de aard en de hoeveelheid van deze opslag blijft ongewijzigd. In magazijnen 4 en 5 zijn twee bedrijfsactiviteiten gevestigd. Conduterra is gespecialiseerd in het plaatsen, onderhouden en herstellen van ondergrondse leidingen en DG Kunststoftechniek is producent van verschillende op maat gemaakte constructies.
Voorliggende aanvraag heeft hoofdzakelijk betrekking op de activiteiten in magazijnen 4 en 5. Zo worden de vergunde machines in de werkplaatsen aangepast naar de reële situatie waardoor het vermogen van rubriek 23.2.1 verhoogt met 45,67 kW tot een totaal van 91,42 kW.
Ten gevolge van het verplaatsen van de tankplaats, wijzigt de locatie van de vergunde dieseltank van 2.700 liter (2,28 ton) met verdeelslang van magazijn 5 naar magazijn 4. De tankplaats is gesitueerd binnen in het magazijn op een vloeistofdichte vloer. De dieseltank is dubbelwandig en is voorzien van overvulbeveiliging.
In magazijn 5 wordt een nieuwe verwarmingsinstallatie geplaatst welke bestaat uit 3 gasgestookte luchtverhitters met elk een vermogen van 100 kW. Deze worden gestookt met propaan. Hiervoor wordt buiten aan de noordgevel van magazijn 4 een propaantank van 2.750 liter geplaatst.
Deze opslag gebeurt naast de opslag van de reeds vergunde gasflessen (312 liter propaan). Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.
De lijst met aanwezige airco’s werd geactualiseerd waardoor het totaal vermogen van rubriek 16.3.1.1 stijgt met 29,35 kW tot een totaal van 63,97 kW. De gebruikte koelmiddelen betreffen R32 en R410A. Dit zijn toegelaten koelmiddelen. R410A is echter een koelmiddel met een relatief hoog aardopwarmingsvermogen (GWP), het is dan ook aangewezen om dit te vervangen door een koelmiddel met een lager GWP.
Er dient rekening mee gehouden te worden dat sommige koelmiddelen aan uitfasering onderworpen zijn om in het kader van duurzaamheid en in geval van accidentele vrijstelling, de impact op het milieu te milderen. Meer informatie over in de toekomst toegelaten koelmiddelen en hun eventuele uitfaseringstermijn kan teruggevonden worden op https://www.vlaanderen.be/veka/energie-en-klimaatbeleid/energie-en-klimaatbeleid-voor-ondernemingen/f-gassen/regelgeving-inzake-het-gebruik-van-f-gassen
Het lozingsdebiet afvalwater werd herberekend naar de reële situatie, waardoor een verlaging van het vergunde debiet van 1.710 m³/jaar tot 601 m³/jaar wordt aangevraagd. Er zijn volgens het dossier twee IBA’s (individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater) aanwezig. Na passage via de IBA’s wordt het huishoudelijk afvalwater via twee lozingspunten geloosd op oppervlaktewater.
Tenslotte worden er nog enkele activiteiten geschrapt. De geplande wasplaats werd niet uitgevoerd waardoor deze, en ook de vergunde lozing van bedrijfsafvalwater, komt te vervallen. De vergunde opslag van kunstmest (rubriek 28.1.f) is niet langer van toepassing volgens de exploitant en ten gevolge van de VLAREM-trein 2019 zijn de batterijladers ook niet meer ingedeeld.
De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerk OMV_2019031465 van 23 augustus 2019 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:
1. de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een coalescentiefilter en een automatische afsluiter of equivalent systeem.
2. de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
3. de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen.
Vermits er geen bedrijfsafvalwater wordt gegenereerd in de exploitatie (de wasplaats werd niet uitgevoerd) zijn voorwaarden 1 tot en met 3 zonder onderwerp en kunnen deze geschrapt worden.
4. de doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening.
Overeenkomstig artikel 5.48.0.2. van VLAREM II moeten de doorvoeropslagplaatsen gelegen in een zeehavengebied beantwoorden aan de algemene veiligheidseisen gesteld door de Havenkapiteinsdienst. De algemene voorwaarden zijn te vinden in ‘Hoofdstuk 10 Behandeling en opslag van gevaarlijke en verontreinigende goederen’ van de Havenpolitieverordening en in de bijzondere voorwaarden van de Havenonderrichtingen en zijn onverminderd geldig onafhankelijk of deze al dan niet werden opgenomen als bijzondere voorwaarde. Deze voorwaarde kan geschrapt worden.
5. de exploitant moet operationele en infrastructurele maatregelen nemen teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten.
Deze voorwaarde kan behouden blijven.
6. de doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze spuitbussen verhinderen.
Deze voorwaarde kan behouden blijven.
7. de opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren.
Deze voorwaarde kan behouden blijven.
De aanvraag betreft geen project zoals vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage. Een milieueffectrapport (MER), MER-ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Op basis van de toepassing van het stikstofdecreet kan redelijkerwijs geoordeeld worden dat voorliggende aanvraag een project is voor de exploitatie van een IIOA met één of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden. De berekende impactscore is kleiner dan of gelijk aan 1%. De opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H is niet vereist.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM-wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | -1.109 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | verplaatsing |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +29,35 kW |
17.1.2.2.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; | 2.750 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | verplaatsing |
23.2.1°a) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | +45,67 kW |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 300 kW |
Gecoördineerde rubriek(en)
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 601 m³/jaar |
4.5. | opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48; | 20 ton |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
13.3. | opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 29 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 63,97 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 312 liter |
17.1.2.2.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; | 2.750 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,28 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 kg |
19.6.1°a) | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 50 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
23.2.1°a) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 91,42 kW |
23.3.1°a) | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 32 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 20 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 20 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 20 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 300 kW |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 20 ton |
48.1.1.2° | IMDG-goederen: overige opslagplaatsen; | 20 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | 20.000 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. Geschrapt.
2. Geschrapt.
3. Geschrapt.
4. Geschrapt.
5. de exploitant moet operationele en infrastructurele maatregelen nemen teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten.
6. de doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze spuitbussen verhinderen.
7. de opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 20 januari 2025 |
Volledig en ontvankelijk | 17 februari 2025 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 18 april 2025 |
Verslag GOA | 27 maart 2025 |
Naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. Geschrapt.
2. Geschrapt.
3. Geschrapt.
4. Geschrapt.
5. de exploitant moet operationele en infrastructurele maatregelen nemen teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten.
6. de doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze spuitbussen verhinderen.
7. de opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 601 m³/jaar |
4.5. | opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48; | 20 ton |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
13.3. | opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 29 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 63,97 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 312 liter |
17.1.2.2.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; | 2.750 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,28 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 kg |
19.6.1°a) | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 50 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 20 ton |
23.2.1°a) | inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 91,42 kW |
23.3.1°a) | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 32 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 20 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 20 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 20 ton |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas; | 300 kW |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 20 ton |
48.1.1.2° | IMDG-goederen: overige opslagplaatsen; | 20 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. | 20.000 ton |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 21 april 2031.