Terug
Gepubliceerd op 25/09/2025

2025_CBS_06456 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2025082753. Adolf Greinerstraat 10-14, 139. District Hoboken - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
di 23/09/2025 - 18:15 Extra digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Elisabeth van Doesburg, waarnemend burgemeester; Koen Kennis, schepen; Patrick Janssens, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Lien Van de Kelder, schepen; Johan Klaps, schepen; Ken Casier, schepen; Karim Bachar, schepen; Stijn De Rooster, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Elisabeth van Doesburg, waarnemend burgemeester
2025_CBS_06456 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2025082753. Adolf Greinerstraat 10-14, 139. District Hoboken - Goedkeuring 2025_CBS_06456 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2025082753. Adolf Greinerstraat 10-14, 139. District Hoboken - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van vergunningsvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2025082753

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV UMICORE (0401574852) met als contactadres Adolf Greinerstraat 14 te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Ligging van het project:

Adolf Greinerstraat 10-14, 139 te 2660 Hoboken (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

Hemiksem sectie C nrs. 2Y2, 9D, 16R, 16N, 17V, 23C2, 23T2, 31A3, 31C4, 31E4, 31T3, 31B4, 31F4, 59D3, 60X, 76F, 79R, Antwerpen afdeling 37 sectie C nrs. 10R2, 242C14, 242W25, 243E3, 244/2, 244C5, 516M, 526L, 557G4, 593B en 597F

waarvan:

 

-          20180124-0100

Hemiksem sectie C nrs. 2Y2, 9D, 16R, 16N, 17V, 23C2, 23T2, 31A3, 31C4, 31E4, 31T3, 31B4, 31F4, 59D3, 60X, 76F, 79R, Antwerpen afdeling 37 sectie C nrs. 10R2, 242C14, 242W25, 243E3, 244/2, 244C5, 516M, 526L, 557G4, 593B en 597F

(Umicore Hoboken)

Vergunningsplichten:

exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

bijstellen van bijzondere milieuvoorwaarden L9, L10 en L11 over de toegestane lood-in-bloedconcentraties bij kinderen uit de buurt, de rapportering hierover en het nemen van extra acties bij overschrijding van de lood-in-bloednormen

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

De inrichting beschikt over een vergunning, in 2014 verleend door de deputatie en in beroep bevestigd door de Vlaamse minister van Leefmilieu, met als vervaldatum 17 april 2034 (kenmerk MLAV1/2013-520, AMV/00070/1073/B). De vergunning en de voorwaarden hieraan verbonden werden sindsdien verschillende malen aangepast.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden L9, L10 en L11 over de toegestane lood-in-bloed-concentraties bij kinderen uit de buurt, de rapportering hierover en het nemen van extra acties bij overschrijding van de lood-in-bloed-normen.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: Afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een parkgebied. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen, (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een groengebied. De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu. In de groengebieden geldt een principieel bouwverbod. In principe worden enkel de werken toegelaten die gericht zijn op of verenigbaar zijn met het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

Het verzoek ligt niet in een verkaveling.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Voorliggende aanvraag betreft een loutere aanpassing van de bijzondere voorwaarden die werden opgelegd in het verleden. Er worden geen wijzigingen van de stedenbouwkundige handelingen aangevraagd of vergund. De toetsing aan de omgeving en de goede ruimtelijke ordening gebeurde in voorgaande dossiers met stedenbouwkundige handelingen.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De bijzondere voorwaarden werden in hun huidige vorm opgelegd naar aanleiding van verhoogde concentraties lood-in-bloed vastgesteld bij het halfjaarlijkse lood-in-bloedonderzoek in het voorjaar 2020. De huidige formulering van bijzondere voorwaarden is:

 

L9. De lood-in-bloed-concentraties van de kinderen (1-12 jaar) uit de omgeving moeten dalen naar een zo laag mogelijk haalbaar niveau. Er moet gestreefd worden naar een 95e percentielwaarde van minder dan 2 µg/dl lood-in-bloed.

 

De normen die hierbij minstens gehaald moeten worden zijn de volgende:

  • vanaf datum van dit besluit bedragen de lood-in-bloedconcentraties bij kinderen uit de omgeving gemiddeld 3,5 µg/dl;
  • vanaf 1 januari 2023 bedragen de lood-in-bloedconcentraties bij kinderen uit de omgeving:
  • gemiddeld maximum 3 µg/dl;
  • 95e percentielwaarde maximum 5 µg/dl;
  • vanaf 1 januari 2026 bedragen de lood-in-bloedconcentraties bij kinderen uit de omgeving:
  • gemiddeld maximum 2 µg/dl;
  • 95e percentielwaarde maximum 4 µg/dl.

L10. De exploitant bezorgt jaarlijks een nota aan de deputatie van de provincie Antwerpen, waarin wordt opgelijst welke maatregelen concreet zijn uitgevoerd om de lood-in-bloed-concentraties te beperken. Indien de streefwaarde (95e percentielwaarde van minder dan 2 µg/dl lood-in-bloed) nog niet wordt gehaald, moet ook een plan van maatregelen inclusief timing worden opgenomen in de nota. Deze rapportering mag gebeuren via de rapportering uit bijzondere voorwaarde L20. De deputatie van de provincie Antwerpen legt deze nota ter evaluatie voor aan de afdeling GOP van het Departement Omgeving, de afdeling bevoegd voor lucht van de VMM en het AZG en ter informatie aan de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving en het college van burgemeester en schepenen (CBS) van stad Antwerpen en gemeente Hemiksem.

L11. Indien uit de rapportering van de bloedwaarden (halfjaarlijks) blijkt dat de waarden hoger zijn dan deze uit de vorige rapportering, worden er binnen de 2 maanden extra acties genomen. Deze acties worden gerapporteerd aan de deputatie van de provincie Antwerpen, de afdeling GOP van het Departement Omgeving, de afdeling bevoegd voor lucht van de VMM, het AZG, de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving en het CBS van stad Antwerpen en gemeente Hemiksem.

 

Het gemiddelde loodgehalte voor heel 2023 bedroeg 2,38 µg/dl; de P95 bedroeg 6,14 µg/dl. Er was dus geen overschrijding van de maximaal gemiddelde norm, maar wel een overschrijding van de P95-norm. 

In 2024 bleek uit de voorjaarscampagne dat het gemiddelde loodgehalte van kinderen in het onderzoeksgebied gedaald is ten opzichte van het najaar 2023 en 2,70 µg/dl bedraagt (en gemiddeld 2,96 µg/dl voor de wijk). Uit de najaarscampagne van 2024 bleek dat het gemiddelde loodgehalte opnieuw gedaald was ten opzichte van het voorjaar en 2,34 µg/dl (en gemiddeld 2,46 µg/dl voor de wijk). Het toetsingsrapport van mei 2025 concludeerde dat het (geometrisch) gemiddeld loodgehalte bij kinderen die in 2024 aan de halfjaarlijkse bloedonderzoeken hebben deelgenomen 2,22 µg/dl bedraagt. De P95 bedroeg 5,16 µg/dl. Wanneer de resultaten van 2024 evenwel zouden getoetst worden aan de voorwaarden van toepassing vanaf 2026, is er wel sprake van een overschrijding.


De exploitant argumenteert dat P95 als normeringsparameter ongeschikt is als vergunningsvoorwaarde gezien deze onder andere geen maat is voor de actuele milieuperformantie van de fabriek en mede beïnvloed wordt door factoren extern aan het bedrijf, en waar ze dus geen controle over hebben, ondanks de genomen maatregelen en investeringen die tot meetbare verbeteringen hebben geleid. Zoals echter verwacht werd voor 2023 – het eerste jaar dat de P95-norm van kracht was – kon om verschillende redenen buiten het vermogen van het bedrijf om, niet aan de vergunningsvoorwaarde worden voldaan. Hiervoor werd een proces-verbaal opgemaakt en is thans een bestuurlijke handhavingsprocedure lopende. De maximumnorm van gemiddeld maximum 3 µg/dl werd daarentegen wel gehaald in 2023.

De aanvrager geeft aan dat de huidige verstrengde vergunningsvoorwaarden met P95 als norm een situatie creëren waarin het bedrijf verantwoordelijk wordt gehouden voor een resultaat dat het niet volledig kan beïnvloeden.
Vanaf 2026 worden de P95-norm en de grenswaarde die van toepassing is op het gemiddelde van de onderzochte groep kinderen verstrengd. Ook de verstrengde norm van 2 µg/dl wordt als onrealistisch en structureel onhaalbaar beschouwd door de aanvrager. Dit wordt gemotiveerd op grond van de verschillende meetcampagnes, de opgedane ervaring van Umicore en de betrokken besturen op het terrein en de verdere studies die op grond daarvan, alsook ruimer in Antwerpen werden uitgevoerd.

Middels dit verzoek wordt een bijstelling gevraagd van de vergunningsvoorwaarden voor ‘lood in bloed’ naar voorwaarden die volgens het bedrijf realistisch zijn, naar parameters waar Umicore impact en controle over heeft en die vooral gelinkt zijn aan de huidige milieuprestaties van de fabriek.

 

Voorgesteld wordt om de bijzondere voorwaarden in de lopende vergunning bij te stellen als volgt:

Bij te stellen naar en voorstel tot nieuwe formulering Lxx in plaats van L9 en L11:

  • De lood-in-bloedconcentraties van de kinderen (1-12 jaar) uit de omgeving moeten dalen naar een zo laag als mogelijk haalbaar niveau. De normen die hierbij minstens gehaald moeten worden zijn de volgende:
  • Vanaf datum van dit besluit bedragen de lood-in-bloedconcentraties bij de kinderen uit de omgeving gemiddeld maximaal 3 µg/dl.
  • Indien uit de jaarlijkse toetsing in het kader van naleving van de vergunningsvoorwaarden blijkt dat de waarden hoger liggen dan deze norm, en wanneer uit onderzoek blijkt dat de oorzaak van deze verhoging ligt bij verhoogde emissies vanuit de fabriek, worden er binnen de twee maanden extra acties gedefinieerd samen met een plan van aanpak om deze in uitvoering te brengen. Deze acties worden gerapporteerd aan … (nog in te vullen door vergunningsverlenende overheid).

 

Bij te stellen naar en voorstel tot nieuwe formulering L10:

De exploitant bezorgt jaarlijks een nota aan de deputatie van de provincie Antwerpen (dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be), waarin wordt opgelijst welke maatregelen concreet zijn uitgevoerd om de lood-in-bloedconcentraties te beperken. Indien de norm (gemiddelde maximaal 3 µg/dl) niet wordt gehaald, en wanneer uit onderzoek blijkt dat de oorzaak van deze verhoging ligt bij verhoogde emissies vanuit de fabriek moet ook een plan van maatregelen inclusief timing worden opgenomen in de nota. Deze rapportering mag gebeuren via de rapportering uit bijzondere voorwaarde L20. De deputatie van de provincie Antwerpen legt deze nota ter evaluatie voor aan ... 

 

Umicore stelde destijds middels een beroep bij de minister de methode voor het bepalen van de norm al in vraag. Die is niet betrouwbaar genoeg omdat niet alleen de kinderen die aan de onderzoeken deelnemen kunnen verschillen, maar ook hun aantal. Bovendien zal het aantal kinderen dat aan de bloedonderzoeken deelneemt dalen als gevolg van het aankoopprogramma van de huizen naast de fabriek, waar later de groene zone aangelegd wordt. Als gevolg van deze steeds veranderende parameters, kunnen de resultaten sterk schommelen en geven ze geen duidelijke indicatie over de milieuresultaten en de huidige invloed van de fabriek op de omgeving.

De exploitant merkte in de procedure ook op dat de gemiddelde norm van 2 µg/dl die op termijn zal gelden voor de omgeving van de site in Hoboken uitermate ambitieus is en bovendien beduidend lager is dan de 3,5 µg/dl die het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention (“CDC”) hanteert. Umicore merkte daarom op dat de voorwaarden manifest onredelijk waren aangezien de grenswaarden niet realistisch te verenigen zijn met de verdere uitbating van de fabriek.

Umicore haalt aan dat de Humane Biomonitoringstudie uitgevoerd in de Antwerpse stationsbuurt de ongeschiktheid van P95 als genormeerde parameter in de vergunning bijkomend aantoont, alsook de onredelijkheid van een norm van 2 µg/dl ‘lood in bloed’ gemiddeld. In deze studie werd ook een uitgebreide controlegroep van kinderen woonachtig binnen de Antwerpse Singel onderzocht. Hieruit bleek dat de P95-waarde bij deze controlegroep van 156 kinderen 5,52 µg/dl bedroeg en het geometrisch gemiddelde op 2,14 µg/dl lag, zonder een actieve loodemissiebron in de omgeving. Als mogelijke verklaring voor de hogere waarden werd in de studie gewezen op de algemene blootstelling aan lood in de “grootstedelijke omgeving”. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn druk autoverkeer, zowel in de binnenstad als in de omgeving van grote verkeersaders rond de stad, met historische vervuiling door loodhoudende benzine, de aanwezigheid van treinstations en spoorlijnen, het gebruik van bodemvreemde materialen (puin, baksteen, koolassen) en de aanwezigheid van contaminatie in oude woningen (loodhoudende verf en loden waterleidingen).

 Umicore merkt tevens op dat het gebruik van P95 niet geschikt is, aangezien slechts een zeer beperkt aantal meetwaarden zal bepalen of de norm al dan niet wordt behaald. Door de kleine groep (na de verhuis uit zone 1 van Moretusburg) zal dit probleem enkel nog uitvergroot worden. Gelet op de vrijwilligheid van de meetcampagnes en het gebrek aan constante van de groep, zijn de resultaten van de P95 bovendien sterk variabel, wat de onzekerheid en de ongeschiktheid van het gebruik van de P95 vergroot. Hierdoor zou het geen zorgvuldig gekozen maatstaf zijn voor normering, in tegenstelling tot het gemiddelde.

 

Beoordeling

Umicore vraagt geen bijstelling of aanpassingen van de bijzondere voorwaarden die over de uitstoot van lood gaan. Het huidige verzoek tot bijstelling van de voorwaarden gaat enkel over de lood-in-bloedwaarden. 

Het college erkent dat het bedrijf inspanningen deed en doet om de lood-in-bloedconcentraties bij kinderen in de omgeving te verminderen en dat de belangrijkste rechtstreekse bronnen van uitstoot van zware metalen vanuit de fabriek op heden voldoende beheerst worden. Een dergelijke beheersing is echter ook naar de toekomst toe essentieel. Het college is dan ook van mening dat de inspanningen om de loodblootstelling te beperken tot een P95 van 2µg/dl als streefdoel moeten verdergezet worden.

Naast andere bronnen van blootstelling zoals drinkwaterleidingen, oude verf, voeding en dergelijke lijkt de belangrijkste oorzaak van de hoge lood-in-bloedwaarden de aanwezigheid van zware metalen in de wijk als gevolg van de historische verontreiniging (bodemstof en oud stof van daken, zolders en moeilijk bereikbare ruimtes). Het bedrijf heeft hierin een blijvende verantwoordelijkheid naar de bewoners in de omgeving rond de fabriek. Umicore verwijst in hun argumentatie naar de andere bronnen van loodblootstelling die de lood-in-bloedwaarden kunnen beïnvloeden. Het klopt dat niet te bepalen is hoeveel van de gemeenten lood-in-bloedwaarden ten gevolge van het naburige bedrijf zijn of hoeveel dus de invloed is van andere bronnen. Toch blijft de verantwoordelijkheid van Umicore omwille van de historische en actuele activiteiten groot. Het is aan Umicore om bij verhogingen de nodige onderzoeken op te starten om te achterhalen welke geleide of diffuse processen, activiteiten of incidenten verantwoordelijk kunnen zijn voor de blootstelling aan (zware) metalen. Op basis van die onderzoeken kan dan worden overgegaan tot acties en inspanningen om de geleide en diffuse emissies te beperken. 


Aangezien er geen veilige concentraties bestaan voor lood in het bloed, in het bijzonder bij kinderen, is het niet langer nastreven van een waarde onder de 2 µg/dl niet wenselijk. 

Dit neemt echter niet weg dat zowel Umicore als de omwonenden het meeste baat hebben bij een milieuvoorwaarde die rekening houdt met een correcte inschatting van de problematiek.
De bezorgdheden die Umicore opwerpt met betrekking tot de statistische relevantie van de huidige parameters kunnen gedeeltelijk bijgetreden worden. Een te kleine en sterk variërende steekproef kan zowel in positieve als in negatieve zin een vertekend beeld geven.

 

Advies van het college

Het college kan de vraag tot bijstelling van de voorwaarden voorwaardelijk gunstig adviseren, omwille van de aangehaalde statistische problemen bij de actuele omschrijving. Het college is niet gekant tegen een aanpassing van de bijzondere milieuvoorwaarden, als die zowel voor de exploitant als voor de omwonenden voldoende perspectief biedt. Omwille van de aangehaalde statistische problemen bij de actuele omschrijving, kan het college een vraag tot bijstelling van de voorwaarden in principe gunstig adviseren. Echter voorliggende aanpassing zoals geformuleerd in de aanvraag biedt te weinig garanties op een voldoende hoog beschermingsniveau van de omwonenden. De voorgestelde formulering wordt dan ook ongunstig beoordeeld. Om die reden wordt gunstig geadviseerd onder de voorwaarde dat blijvend moet gestreefd worden naar een 95e percentielwaarde van minder dan 2 μg/dl lood-in-bloed.

 De beoordeling van het geschikt zijn van P95 als genormeerde parameter en de toegelaten gemiddelde maximale concentratie lood-in-bloed bij kinderen wordt overgelaten aan het Departement Zorg. Het college vraagt bij een eventuele aanpassing van de bijzondere voorwaarden voldoende garanties in te bouwen dat het bedrijf zich op alle fronten blijft inzetten op blijvend verlagen van de loodemissies.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

28 juli 2025

Start openbaar onderzoek

7 augustus 2025

Einde openbaar onderzoek

5 september 2025

Gemeenteraad voor aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen

geen

Uiterste adviesdatum

16 september 2025

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek. Er werden standpunten, opmerkingen en/of bezwaren ingediend tijdens de openbaarmaking die als volgt samengevat kunnen worden.

  

Noodzaak behoud P95-norm

-          De P95-waarde is cruciaal om kinderen met de hoogste blootstelling in kaart te brengen en te beschermen.

-          Zonder P95-norm dreigen verhoogde risico’s bij kwetsbare groepen onzichtbaar te worden.

-          Een rekenkundig gemiddelde maskeert zeer makkelijk dat individuele resultaten veel hoger kunnen zijn.

-          Dat de P95 beïnvloed wordt door ‘outliers’ bij kleine steekproeven is geen reden om deze norm af te schaffen, maar wel om de steekproeven voldoende groot en representatief te houden. De uitbreiding van de meetperimeter sinds 2023 is een correcte maatregel die net de betrouwbaarheid vergroot.

-          Het feit dat er in de controlegroep wel voldaan wordt aan de P95-norm toont aan dat de blootstelling in het onderzoeksgebied nog steeds problematisch is en zonder invloed van de (historische) verontreiniging wel aan de norm voldaan kan worden. Het streven naar de huidige P95-norm is zinvol en noodzakelijk.

 

Noodzaak behoud 2 µg/dl-norm

-          Wetenschappelijk/medisch, volgens de WHO en Belgische gezondheidsinstanties bestaat er geen veilige drempel voor lood in bloed. Een verhoging is vanuit dat standpunt niet te onderbouwen.

-          De strengere norm werd niet willekeurig ingevoerd, maar is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en Europese richtlijnen die de risico's van loodemissie ondubbelzinnig aantonen.

-          De controlewaarde bij referentiekinderen (op 2,5 km van de fabriek) bedroeg in het voorjaar 2025 1,69 µg/dl, in het najaar 2024 1,65 µg/dl. Dit toont aan dat een gemiddelde onder 2 µg/dl haalbaar en realistisch is. Mogelijke externe bronnen van loodblootstelling komen evenzeer voor in de algemene populatie, dus ook in de controlegroep.

-          Binnen het onderzoeksgebied daalden de gemiddelden van 3,45 µg/dl in het najaar 2023 naar 2,70 µg/dl in het voorjaar 2024, en verder naar 2,05 µg/dl in het voorjaar 2025. Dit geeft aan dat waarden van 2 µg/dl mogelijk zijn.

-          De reductie van de emissies en de saneringswerken hebben duidelijk impact gehad op de gemeten lood-in-bloedwaarden. Uit de dalende trend kan niet geconcludeerd worden dat er een ondergrens bereikt zou zijn. De norm van 2 µg/dl is geen onhaalbaar minimum.


Berekeningswijze bevoordeelt de exploitant

-          De huidige berekeningswijze gebruikt het geometrisch gemiddelde, waardoor hoge waarden (extreme uitschieters) al minder sterk doorwegen. Dat betekent dat het gemiddelde al een gunstige voorstelling van de situatie is.

-          De resultaten van de kinderen met hoge waarden en waarvoor externe bronnen werden vastgesteld, worden niet mee opgenomen.

-          Het PIH zegt ook de resultaten van kinderen die hoge waarden vertoonden en na het nemen van blootstellingsbeperkende maatregelen een daling in hun lood in bloedwaarde vertoonden, te weren uit de resultaten voor de berekening van het gemiddelde.

-          De berekeningswijze is met andere woorden al gunstig voor Umicore.


Onderschatting cijfers

-          De huidige berekeningswijze houdt geen rekening met de hoge waarschijnlijkheid dat het gemiddelde in de hele groep kinderen die in het onderzoeksgebied wonen hoger is dan wat nu vastgesteld wordt: de niet-deelnemers zijn waarschijnlijk ook die kinderen waarvan de ouders zich niet bewust zijn van de problematiek en/of die geen extra hygiënische maatregelen nemen.


Geen onderzoek naar de milieueffecten

-          Er werd geen gedetailleerd onderzoek naar de milieueffecten gevoerd. Het verzoek biedt geen enkel inzicht waarom het verminderen van het beschermingsniveau aan de hand van een minder strenge bijzondere milieuvoorwaarde van dien aard is de hinder en/of risico’s voor omwonenden in de ruime omgeving van de IIOA tot het aanvaardbare te beperken.


Vage formulering

-          De gesuggereerde bijstelling van de voorwaarden werd bijzonder vaag geformuleerd als een soort van inspanningsverbintenis.

-          Naar handhaving toe biedt die niet de nodige garanties en stelt het Umicore in staat om de voorwaarde naar eigen goeddunken in te vullen.

Slechte bekendmaking van de aanvraag

-          Omdat de milieueffecten minstens het ganse grondgebied van Hoboken beslaan en Hobokenaren als gevolg van de exploitatie van Umicore feitelijke gebruiksbeperkingen worden ‘geadviseerd’, zou het openbaar onderzoek een ruimere bekendmaking moeten inhouden dan het Omgevingsvergunningsdecreet en Omgevingsvergunningsbesluit voorschrijven.

-          Op geen enkele andere manier werden wij ingelicht over die versoepelingsvraag van Umicore.


 

Versoepelen actie- en rapportageplicht/bereidheid

-          Umicore wil enkel actie ondernemen als bewezen is dat een overschrijding volledig door de fabriek veroorzaakt wordt. Dit is in de praktijk onmogelijk, leidt tot discussie en zal leiden tot vertraagde of niet-uitvoering van maatregelen en acties. Elke overschrijding moet aanleiding geven tot snelle acties, ongeacht de oorzaak.

-          Umicore wil de noodzaak tot directe acties nog koppelen aan een jaarlijkse evaluatie in plaats van een halfjaarlijkse. Een vingerprik geeft resultaat van de blootstelling gedurende 1 tot 3 maanden. Bovendien is deze aanpak er om snel maatregelen te nemen om de negatieve trend op tijd te kunnen keren. Een frequentie van halfjaarlijkse evaluatie is bijgevolg een zeer redelijke verplichting als de monitoring ook halfjaarlijkse resultaten aanlevert.

-          Enkel acties als de oorzaak ondubbelzinnig gelinkt kan worden aan de huidige bedrijfsvoering, is de verantwoordelijkheid afschuiven en getuigt niet van burgerzin en maatschappelijk engagement.

 

Afname van inspanningen voor emissievermindering

-          Door deze voorwaarde zou de effectiviteit van de normen ondermijnd worden. Umicore zou minder geneigd zijn om maatregelen te nemen om emissies en verontreiniging te verminderen, aangezien zij zich kunnen verschuilen achter de bewering dat externe factoren de oorzaak zijn van eventuele overschrijdingen.

-          Het invoeren van deze voorwaarde zou kunnen leiden tot een afname van de inspanningen om emissies te verminderen.

 

Andere externe bronnen van lood

-          Umicore stelt dat mogelijke externe bronnen van lood de resultaten beïnvloeden, maar dit argument is niet overtuigend. De controlegroep in de biomonitoringstudies staat bloot aan dezelfde externe factoren en toont desondanks lagere loodwaarden. Dit bevestigt dat de fabriek de voornaamste bron van blootstelling blijft.

-          Het feit dat er in de controlegroep wel voldaan wordt aan de P95-norm toont aan dat de blootstelling in het onderzoeksgebied nog steeds problematisch is.

-          Het recente humane biomonitoringsonderzoek bevestigt zowel de gezondheidsrisico’s door blootstelling aan zware metalen als het verband tussen wonen in de hoofdinvloedssfeer van de fabriek en de vastgestelde impact op de gezondheid. De (huidige én historische) emissies van de fabriek blijven dus de hoofdbron.


 

Bespreking van de bezwaren

Het grote aantal individuele bezwaren dat werd ingediend toont dat de gevraagde bijstelling de omwonenden sterk aangaat. De bezwaren tonen een grote ongerustheid en onbegrip voor de gevraagde bijstelling, die gezien wordt als een achteruitgang van het beschermingsniveau van hen en hun kinderen. De omwonenden vrezen dat een versoepeling van de norm een einde inluidt van een periode van gestage vooruitgang in de lood-in- bloedconcentraties en ook de hoop/verwachting op een veilige en gezonde leefomgeving doet afnemen. Breed gedragen is ook de bedenking dat de volksgezondheid, en in het bijzonder de gezondheid van de kinderen zwaarder moet doorwegen dan economische en praktische bezwaren van het bedrijf. 

Voor de beoordeling van de bezwaren verwijst het college naar het advies van het Departement Zorg, naar de beoordeling in dit besluit onder de rubriek omgevingstoets en naar de geïntegreerde beoordeling van de deputatie. Hierbij is het college van oordeel dat Umicore blijvend inspanningen moet leveren tot het verlagen van de uitstoot en het investeren in technologieën en maatregelen die de gezondheid van bewoners maximaal beschermen. De bescherming van de gezondheid en de leefomgeving van de Hobokense bevolking moet prioritair blijven. 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden. 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een deels voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.